<Desc/Clms Page number 1>
Ventilatie-inrichting met uitneembaar wentelbaar
EMI1.1
afsluitelement. afsluitelement. De uitvinding heeft betrekking op een ventilatie-inrichting met uitneembaar wentelbaar afsluitelement, welke inrichting een rooster bevat met twee langwerpige delen waartussen een opening gevormd is en met twee eindstukken waarmee de delen verbonden zijn, en een afsluitelement dat wentelbaar in het rooster gemonteerd is tussen een sluitstand waarbij het de opening afsluit en een verluchtingsstand en dat eveneens twee langwerpige delen waartussen een opening gevormd is en twee eindstukken waarmee de twee delen verbonden zijn, bevat, welke eindstukken elk een asgedeelte bevatten dat zich volgens de rotatie-as van het afsluitelement uitstrekt en dat in een eindstuk van het rooster gelegerd is, welk laatstgenoemd eindstuk voorzien is van een geleiding voor het asgedeelte,
waarbij het op een buitenzijde van het rooster uitgevende einde van de opening doorheen dit rooster een
<Desc/Clms Page number 2>
doorgang vormt voor het afsluitelement, de eindstukken niet meegerekend, in de verluchtingsstand.
Een ventilatie-inrichting van deze soort is beschreven in EP-A-0257669. In deze inrichting zijn de asgedeelten van de eindstukken van het afsluitelement in dezelfde richting als het afsluitelement afgeplat en zijn de geleidingsbanen van de eindstukken van het rooster aan dezelfde zijde als de uitmonding van de opening van het rooster weggelaten. Het afsluitelement kan in twee standen samen met zijn eindstukken uit het rooster genomen worden zonder dat de einstukken van het rooster moeten gedemonteerd worden, maar middelen zijn voorzien om het afsluitelement in verluchtingsstand in het rooster te houden. Indien men het afsluitelement wil uitnemen, moet men het in een speciale stand, verschillend van de open stand brengen, hetgeen niet mogelijk is met de bediening van het afsluitelement die normaal enkel dit element van verluchtingsstand naar sluitstand en omgekeerd kan verplaatsen.
Het uitnemen van het afsluitelement is daardoor niet altijd gemakkelijk.
In EP-A-0257669 is wel een uitvoeringsvorm beschreven waarbij de voornoemde middelen door elastische tongen in de einstukken van het rooster gevormd zijn. In deze
<Desc/Clms Page number 3>
uitvoeringsvorm kan het afsluitelement ook in verluchtingsstand uit het rooster genomen worden maar dergelijke elastische tongen houden het afsluitelement tijdens zijn normale werking niet stevig vast in het rooster en de asgedeelten van het element zijn slechts in beperkte mate ondersteund door het leger gevormd door de eindstukken van het rooster.
De uitvinding heeft tot doel deze nadelen te verhelpen en een ventilatie-inrichting met uitneembaar wentelbaar afsluitelement te verschaffen waarbij het afsluitelement met zijn asgedeelten op een uitstekende manier ondersteund is in de eindstukken van het rooster maar het uitnemen van dit afsluitelement toch op een zeer gemakkelijke manier kan plaatsvinden.
Tot dit doel bevatten de eindstukken van het rooster elk ten minste twee gedeelten, namelijk een vast gedeelte dat verbonden is met de langwerpige delen van het rooster en dat een gedeelte van voornoemde geleiding over maximum 180 graden aan de van de voornoemde buitenzijde van het rooster afgekeerde kant van het bijhorende asgedeelte vormt en aan de naar voornoemde buitenzijde van het rooster gerichte kant van dit asgedeelte van een doorgang voor dit asgedeelte voorzien is, en een losneembaar gedeelte dat aan de
<Desc/Clms Page number 4>
laatstgenoemde kant van het asgedeelte een bijkomend gedeelte van de geleiding vormt en zo het asgedeelte op zijn plaats houdt, terwijl middelen voorzien zijn om dit losneembare gedeelte ten opzichte van het vaste gedeelte vast te houden.
In een bijzondere uitvoeringvorm van de uitvinding bevatten de middelen om het losneembare gedeelte ten opzichte van het vaste gedeelte van het eindstuk van het rooster vast te houden delen die op ten minste één van de gedeelten zelf gemonteerd zijn.
Doelmatig bestaan deze middelen uit klikorganen op het ene gedeelte en ribben op het andere gedeelte.
In een merkwaardige uitvoeringsvorm van de uitvinding steekt het vaste gedeelte van een eindstuk aan de van het asgedeelte afgekeerde zijde buiten een gedeelte van het losneembare gedeelte uit en bevatten de middelen om de gedeelten van dit eindstuk ten opzichte van elkaar vast te houden een vergrendelingsstuk dat aan de voornoemde zijde van het losneembare gedeelte aan het uitstekende deel van het vaste gedeelte losneembaar bevestigd is.
<Desc/Clms Page number 5>
In een voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding is het losneembare gedeelte van ten minste één van de eindstukken van het rooster van een opening voorzien waardoor een met het bijhorende asgedeelte verbonden bedieningshefboom steekt.
Deze bedienigshefboom is bij voorkeur losneembaar in het asgedeelte gemonteerd.
In een andere bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding is over de uitmonding op voornoemde buitenzijde van het rooster van de opening gevormd tussen de twee delen van dit rooster een strook insektengaas aangebracht, welke strook met beide langsranden aangebracht is in groeven waarvan de twee delen van het rooster langs de uitmonding van de opening voorzien zijn.
Bij voorkeur is het losneembare gedeelte van ten minste één van de eindstukken van het rooster met een gedeelte naast de einden van de groeven gelegen zodat dit gedeelte het uitschuiven van de strook insektengaas langs deze einden belet.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend
<Desc/Clms Page number 6>
karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een ventilatie-inrichting met uitneembaar wentelbaar afsluitelement volgens de uitvinding beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin :
Figuur 1 een vooraanzicht weergeeft van een ventilatie-inrichting volgens de uitvinding ;
figuur 2 een doorsnede weergeeft volgens de lijn
II-II uit figuur 1 ; figuur 3 een doorsnede weergeeft volgens de lijn
III-III uit figuur 1 ; figuur 4 een doorsnede weergeeft volgens de lijn
IV-IV uit figuur 1 ; figuur 5 een doorsnede weergeeft volgens de lijn
V-V uit figuur 1 ; figuur 6 een doorsnede weergeeft analoog uit deze uit figuur 2 maar met verschillende onderdelen van de inrichting uit elkaar getekend.
De ventilatie-inrichting volgens de figuren bestaat uit een in een raamkonstruktie in te bouwen rooster 1
<Desc/Clms Page number 7>
voorzien van een verluchtingsopening 2 en een in het rooster 1 wentelbaar gemonteerd afsluitelement 3 voor het afdichten van de opening 2.
Het afsluitelement 3 bestaat uit twee langwerpige delen gevormd door platte metalen profiellijsten 4, waartussen een opening 5 gevormd is en twee eindstukken 6 van kunststof die door middel van in de profiellijsten 4 geklemde uitsteeksels vast met de twee profiellijsten 4 verbonden zijn.
Elk van de eindstukken 6 bevat een naar buiten gericht asgedeelte dat gevormd is door een cirkelvormige kraag 7 die koncentrisch is met de symmetrie-as van het afsluitelement 3 die tevens de rotatie-as van het element 3 is. De kraag 7 is voorzien van een uitsparing 8 voor een bedieningshefboom 9, welke uitsparing 8 aan de binnenzijde van de kraag omringd is door een versterking 10.
Tussen de twee eindstukken 6 zijn de twee profiellijsten 4 nog met elkaar verbonden door een afstandhouder 11.
Het rooster 1 bestaat op analoge manier uit twee langse delen, namelijk een bovenste deel 12 en een onderste deel 13, waartussen de verluchtingsopening 2 gevormd is,
<Desc/Clms Page number 8>
en uit twee eindstukken 14. Elk eindstuk 14 is door middel van schroeven 15 met de twee delen 12 en 13 verbonden. Elk van de delen 12 en 13 is van een thermische onderbreking voorzien en bestaat in feite uit twee van elkaar gescheiden profiellijsten 16 en 17, respektievelijk 18 en 19 die door een isolerende kunststoflat 20 met elkaar verbonden zijn.
De eindstukken 14 houden niet alleen de twee delen 12 en 13 ten opzichte van elkaar vast maar vormen ook legers voor de door de kragen 7 gevormde asgedeelten van het afsluitelement 3. Ze bezitten hiertoe een ringvormige geleiding 21 die koncentrisch is met de rotatie-as van het afsluitelement 3.
Halverwege de lengte van het rooster 1 is een extra geleiding 22 tussen de twee delen 12 en 13 gemonteerd, welke geleiding samenwerkt met de voornoemde afstandhouder 11 van het afsluitelement 3. De geleidende zijde van deze geleiding 22 vormt slechts een gedeelte van een cirkel en laat het tussen het afsluitelement 3 en de uitmonding gelegen einde 23 van de verluchtingsopening 2 volledig vrij.
De delen 12 en 13 en de eindstukken 14 bezitten op de buitenomtrek van het rooster zodanige vorm dat dit
<Desc/Clms Page number 9>
rooster gemakkelijk in een raamkonstruktie kan gemonteerd worden uiteraard met het bovenste deel 12 bovenaan en met de voornoemde buitenzijde van het rooster nagenoeg vertikaal aan de binnenkant van de raamkonstruktie. De uitmonding van de opening 2 aan de andere zijde van het rooster 1 is onderaan gelegen aangezien aan deze andere zijde het bovenste deel 12 van het rooster als een kap tot aan de onderkant van het rooster 1 reikt.
Het einde 23 van de opening 2 dat tussen haar uitmonding op de eerstgenoemde buitenzijde van het rooster 1 en het afsluitelement 3 gelegen is, bezit zulkdanige afmetingen dat het een doorgang vormt voor het afsluitelement 3, zonder de eindstukken 6 en voor de verluchtingsstand, dit is de in de figuren voorgestelde stand waarbij de profiellijsten 4 horizontaal gelegen zijn, maar voor andere standen de doorgang van het afsluitelement belet.
In sluitstand, dit is in de stand waarbij de profiellijsten 4 met hun vlak vertikaal gericht zijn, sluiten beide profiellijsten 4 de verluchtingsopening 2 volledig af. Op beide langse randen zijn de profiellijsten 4 overigens van een groef voorzien waarin een afdichtingsborstel 24 gemonteerd is. In deze sluitstand komen de twee profiellijsten 4 door
<Desc/Clms Page number 10>
tussenkomst van deze borstels 24 in kontakt met randen 25 en 26 respektievelijk 27 en 28 waarbij de afstand tussen de randen 25 en 26 aan de kant van de voornoemde buitenzijde van het rooster de grootte van voornoemde doorgang bepaalt.
In open of verluchtingsstand, waarbij de profiellijsten 4 zich horizontaal uitstrekken, ligt de opening 5 in het verlengde van de verluchtingsopening 2 zodat lucht doorheen de inrichting kan stromen zoals vooral af te leiden valt uit de figuren 2 en 3. In deze stand beletten enkel de eindstukken 14 van het rooster 1 het uitnemen van het afsluitelement 3. Om dit uitnemen toe te laten, bestaan deze eindstukken uit twee gedeelten, namelijk een vast gedeelte 29 dat door voornoemde schroeven 15 aan de delen 12 en 13 bevestigd is en een losneembaar gedeelte 30 dat losneembaar op het vaste gedeelte 29 bevestigd is.
Het vaste gedeelte 29 bestaat, zoals vooral zichtbaar is in figuur 6, uit een vlakke eindplaat, aan de buitenzijde daarop staande ribben voor de montage in de raamkonstruktie, een aan de binnenzijde op de eindplaat staande omtreksrand die aansluit op de delen 12 en 13 van het rooster 1 maar die aan de voornoemde buitenzijde, dit is dus naast de uitmonding van de
<Desc/Clms Page number 11>
opening 2, onderbroken is en aan de binnenzijde op de eindplaat staande ribben o. m. ter versteviging en voor het bevestigen van de delen 12 en 13. Een van deze ribben vormt een gedeelte 31 en met name de helft van de voornoemde geleiding 21 voor een kraag 7 van het afsluitelement 3.
Dit gedeelte 31 beschrijft een halve cirkel en is volledig aan de van de uitmonding van de opening 2 of van de voornoemde buitenzijde van het rooster 1 afgekeerde kant van de kraag 7 gelegen.
Daarenboven is aan de kant van de voornoemde buitenzijde het gedeelte 29 vrij van ribben en dergelijke zodat dit gedeelte 29 een doorgang naar deze buitenzijde voor de kraag 7 vormt. Zolang het losneembare gedeelte 30 niet gemonteerd is kan het door de kraag 7 gevormde asgedeelte van het afsluitelement 3 uit het gedeelte 31 van de geleiding 21 en dus uit het eindstuk 14 verwijderd worden.
Het losneembare gedeelte 30 van elk eindstuk 14 vormt een afsluiting van de voornoemde doorgang en de rest van de geleiding 21. Zoals vooral zichtbaar is in figuur 6 bevat het losneembare gedeelte 30 een half cirkelvormig gedeelte 32 dat dus de andere helft van de geleiding 21 vormt. Dit gedeelte 32 is in het midden van zijn booglengte van een langwerpige opening 33 voorzien voor de bedieningshefboom 9. Op beide einden van de opening
<Desc/Clms Page number 12>
33 staat op de bolle zijde van dit gedeelte 32 een aanslaggedeelte 34 voor de hefboom 9. Onder meer ter versteviging sluit aan de ene kant en aan de holle zijde van het gedeelte 32 van de geleiding 21 een rond gedeelte 35 aan met dezelfde diameter als een kraag 7.
Bij het aanbrengen van het losneembare gedeelte 30 wordt dit ronde gedeelte 35 tussen de kraag 7 en het vlakke eindgedeelte van het vaste gedeelte 29 gestoken tot tegen het gedeelte 32 van de geleiding 21. Aan de andere kant sluit op de bolle zijde van het gedeelte 32 een rand 36 aan die, wanneer het losneembaar gedeelte 30 op zijn plaats is aangebracht, tot aan de voornoemde buitenzijde van het rooster 1 reikt. Verder is het gedeelte 30 aan weerszijden naast het ronde gedeelte 35 en de erop aansluitende aanslaggedeelten 34 van een verend en op zijn einde verdikt been 37 voorzien. De twee benen 37 vormen klikorganen die, wanneer het gedeelte 30 aangebracht is, met een verdikt einde achter ribben 38 haken die op de binnenzijde van het vlakke eindgedeelte van het vaste gedeelte 30 staan.
Alhoewel door de benen 37 het losneembare gedeelte 30 van elk eindstuk 14 reeds op zijn plaats gehouden is, is toch nog een vergrendelingsstuk voorzien dat bestaat uit een langwerpig plaatje 39 dat voorzien is van de twee pennen 40. Een zijde van het plaatje 39 is boogvormig
<Desc/Clms Page number 13>
uitgesneden en past over een naast de opening 33 gelegen randje van het gebogen gedeelte 32 van de geleiding 21. De twee pennen 40 passen in openingen 41 die aangebracht zijn in een, buiten dit gebogen gedeelte 32 uitstekend gedeelte van de vlakke eindplaat van het vaste gedeelte 29.
Wanneer dit plaatje 39 aan de binnenzijde van voornoemde eindplaat met zijn pennen 40 in de openingen 41 steekt, sluit zijn gebogen rand tegen het voornoemde randje van het gebogen gedeelte 32 aan en kan het losneembare gedeelte 30 niet meer weg van het vaste gedeelte 29 van het eindstuk 14.
De uitmonding van de opening 2 op de voornoemde buitenzijde van het rooster 1 is nog afgesloten door een strook 42 van insektengaas. Deze strook is met haar beide langse randen in groeven 43 geschoven die aan weerszijden van de uitmonding, in de delen 12 en 13 van het rooster 1 gevormd zijn. De randen 36 van de losneembare gedeelten 30 reiken tot naast de einden van deze groeven 43. De rand 36 van het ene eindstuk 14 is gesloten en sluit één einde van de groeven 43 af zodat de strook 42 niet uit de groeven kan. De rand 36 van het andere eindstuk 14 is daarentegen van een sleuf 44 voorzien die tegenover de andere einden van de groeven 43 gelegen is en waardoor de strook 42 kan geschoven worden.
Het doorheen deze sleuf 44 uitschuiven van de
<Desc/Clms Page number 14>
strook 42 wordt, bij volledig gemonteerde ventilatie-inrichting, evenwel belet door de hefboom 9 die doorheen de opening 33 in het losneembare gedeelte 30 van dit eindstuk 14 steekt.
Deze bedieningshefboom 9, zoals trouwens ook de andere bedieningshefboom bezit op een einde twee verende en van verdikkingen voorziene benen zodat deze hefbomen 9, zoals duidelijk zichtbaar is in figuur 5, doorheen de opening 33 in het overeenstemmende eindstuk 14, in de uitsparing 8 en tussen de versterkingen 10 van de kraag 7 in dit eindstuk 14 kunnen geklikt worden. Op beide uiteinden van de inrichting belet de bedieningshefboom 9, die tussen een rand 36 van het losneembare gedeelte 30 en het plaatje 39 van het vergrendelingsstuk 39, 40 gevat is, het verschuiven in axiale richting en dus het losmaken van het vergrendelingsstuk 39, 40.
Tegenover de afstandhouder 11 is tussen de randen van de delen 12 en 13 van het rooster 1 een zieh dwars over de uitmonding van de opening 2 uitstrekkend latje 45 gemonteerd. Dit latje 45 zit met zijn einden geschoven in de groeven 46 die zieh langs de groeven 43 in de delen 12 en 13 uitstrekken. De groeven 43 en 46 geven op elkaar uit.
<Desc/Clms Page number 15>
Bij de normale werking zijn de door de kragen 7 gevormde asgedeelten van het afsluitelement 3 stevig vastgehouden en doelmatig ondersteund in het rooster 1. Toch is het zeer gemakkelijk om de strook 42 te verwijderen. Het volstaat de ingeklikte bedieningshefboom 9 aan de zijde met het eindstuk 14 voorzien van de sleuf 44 uit te trekken waarna de strook 42 door deze sleuf kan uitgeschoven worden, ook de verwijdering van het afsluitelement 3 is gemakkelijk.
Na het verwijderen van de strook 42 en de twee bedieningshefbomen 9 verwijdert men de vergrendelingsstukken 39,40 en klikt men ook door trekken de twee losneembare gedeelten 30 van de vaste gedeelten 29 los. Tenslotte schuift men het latje 45 uit de groeven 46 en neemt men het afsluitelement 3, dat men bij het begin door middel van de hefboom 9 in verluchtingsstand geplaatst heeft, uit het rooster 1.
Het terug samenstellen van de ventilatie-inrichting gebeurt door deze handelingen in omgekeerde volgorde te verrichten.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven en in de figuren voorgestelde uitvoeringsvorm, doch dergelijke ventilatie-inrichting kan in verschillende vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.