NL9500315A - Loopwerkstelsel met minimale speling voor een railvoertuig met radiale instelling van wielparen of wielstellen. - Google Patents

Loopwerkstelsel met minimale speling voor een railvoertuig met radiale instelling van wielparen of wielstellen. Download PDF

Info

Publication number
NL9500315A
NL9500315A NL9500315A NL9500315A NL9500315A NL 9500315 A NL9500315 A NL 9500315A NL 9500315 A NL9500315 A NL 9500315A NL 9500315 A NL9500315 A NL 9500315A NL 9500315 A NL9500315 A NL 9500315A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
running gear
gear system
running
rings
slewing
Prior art date
Application number
NL9500315A
Other languages
English (en)
Inventor
Nikolaas Huibert Zeevenhooven
Original Assignee
Stork Rmo Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Stork Rmo Bv filed Critical Stork Rmo Bv
Priority to NL9500315A priority Critical patent/NL9500315A/nl
Priority to EP96200425A priority patent/EP0727339A2/en
Publication of NL9500315A publication Critical patent/NL9500315A/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B61RAILWAYS
    • B61FRAIL VEHICLE SUSPENSIONS, e.g. UNDERFRAMES, BOGIES OR ARRANGEMENTS OF WHEEL AXLES; RAIL VEHICLES FOR USE ON TRACKS OF DIFFERENT WIDTH; PREVENTING DERAILING OF RAIL VEHICLES; WHEEL GUARDS, OBSTRUCTION REMOVERS OR THE LIKE FOR RAIL VEHICLES
    • B61F5/00Constructional details of bogies; Connections between bogies and vehicle underframes; Arrangements or devices for adjusting or allowing self-adjustment of wheel axles or bogies when rounding curves
    • B61F5/38Arrangements or devices for adjusting or allowing self- adjustment of wheel axles or bogies when rounding curves, e.g. sliding axles, swinging axles
    • B61F5/46Adjustment controlled by a sliding axle under the same vehicle underframe

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Non-Deflectable Wheels, Steering Of Trailers, Or Other Steering (AREA)

Description

LOOPWERKSTELSEL MET MINIMALE 8PBLIMQ VOOR IBM RAILVOERTUIG MET RADIALE IE8TELLIMG VAM WIBLFARBM OP WIEL8TBLLEM
De uitvinding heeft betrekking op een loopwerk-stelsel voor een railvoertuig, onvattende een aantal tweewielige loopwerken, waarvan er ten ninste één radiaal bestuurbaar is net behulp van de loopwerken onderling verbindende stuurbonen.
Een dergelijk loopwerkstelsel is bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage nunner 8401549.
Bij dit bekende loopwerkstelsel wordt gebruik genaakt van een stangenstelsel voor het radiaal instellen van de loopwerken. Als gevolg daarvan is een groot aantal scharnieren aanwezig, zodat een dergelijk stelsel gevoelig is voor speling en elastische vervorming en bij gebruik een eenmaal ontstane speling kan worden vergroot, hetgeen leidt tot verslechtering van de rij-eigenschappen en daarmee van het comfort van de passagiers in het railvoertuig.
Met doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een railvoertuig, waarbij de spelingen geminimaliseerd worden en waarbij zij zich tijdens gebruik niet vergroten.
Dit doel wordt bereikt, doordat ten minste het bestuurbare loopwerk een draaikransstelsel omvat dat gevormd wordt door ten minste een eerste en een tweede draaikrans, waarvan de eerste verbonden is met een tot het betreffende loopwerk behorend subframe en de tweede verbonden is met beide het loopwerk met andere loopwerken verbindende stuurbomen en koppelmiddelen voor het zodanig onderling koppelen van de draaikransen en stuurbomen omvat, dat de tot het loopwerk behorende wielen hoofdzakelijk radiaal zijn ingesteld.
Van de vier elementen: eerste, tweede stuurboom, subframe en wielenpaar/wielstel is de keuze van de paring met de drie concentrische bewegende ringen of groepen van ringen volstrekt vrij met alleen het voorbehoud dat de gedwongen radiale instelling van het wielenpaar/wielstel wordt bereikt.
Als gevolg van deze maatregelen wordt de toepassing van scharnieren zoveel mogelijk geëlimineerd, zodat de kans dat speling ontstaat zo klein mogelijk is.
Draaikransstelsels lijken in het algemeen een minimale speling te hebben en deze gunstige eigenschap wordt vergroot, wanneer draaikransstelsels worden gebruikt in de vorm van kogeldraaikransstelsels.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm zijn de twee van de draaikransen boven elkaar geplaatst, waarbij een van de ringen van de bovenste draaikrans verbonden is met een van de ringen van de binnenste draaikrans.
Volgens een andere voorkeursuitvoeringsvorm omvat het draaikransstelsel een eerste, een tweede en een derde ring. De eerste ring is verbonden met het subframe, en de tweede en derde ring zijn verbonden met beide het loopwerk met de andere loopwerken verbindende stuurbomen, en de koppelmiddelen omvatten een op een van de ringen aangebracht rondsel, dat in aangrijping is met op beide andere ringen bevestigde verbindingen.
Deze maatregelen brengen eveneens speling zoveel mogelijk terug.
Door het rondsel van twee sectoren te voorzien die elk een verschillende straal hebben, waarbij de verhouding tussen de stralen overeenkomt met de verhouding tussen de lengte van de betreffende met de andere draaikransen gekoppelde stuurbomen, wordt veroorzaakt dat het desbetreffende loopwerk de juiste hoekinstelling bereikt, ook bij ongelijke afstanden tussen de loopwerken.
Bij een andere uitvoering is sprake van een koppeling van twee rondsels met segmenten met verschillende stralen die boven elkaar zijn geplaats. Bij zeer kleine hoekverdraaiingen kan ook worden gewerkt met een koppeling door middel van stangvormige elementen; hierbij komt geen vertanding voor, maar deze uitvoering geeft wel een kleine kinematische fout.
Een dergelijk loopwerkstelsel is niet alleen geschikt als loopwerkstelsel voor treinen, doch eveneens voor metro's, sneltrams en trams. In het bijzonder bij deze laatste categorieën voertuigen gaat de trend de laatste jaren naar zogenaamde lage-vloer-voertuigen, waarbij de vloer van deze voertuigen zo laag mogelijk ligt om het in- en uitstappen te vergemakkelijken.
Hierbij streefde men er aanvankelijk naar alleen de vloerdelen tussen de loopwerken zo laag mogelijk aan te brengen, doch de laatste tijd is er een trend zichtbaar ook ter plaatse van de loopwerken een lage vloer toe te passen, en slechts ter plaatse van de wielen en de daarbij behorende constructie de vloer te verhogen, zodat daar wielkasten ontstaan, waarop zitplaatsen kunnen worden aangebracht.
De onderhavige uitvinding houdt eveneens rekening met deze laatstgenoemde mogelijkheid, doordat volgens een voorkeursuitvoeringsvorm de wielen van het loopwerk op afzonderlijke assen zijn bevestigd, en dat de draaikransen tussen de wielen in zijn bevestigd.
Deze voorkeursuitvoeringvorm maakt het mogelijk de lage vloer zich tussen de wielen doorgaand uit te laten strekken.
De voordelen van de maatregelen uit andere onder-conclusies zullen blijken uit de volgende beschrijving.
Vervolgens zal de onderhavige uitvinding worden toegelicht aan de hand van bijgaande figuren, waarin voorstellen: fig. l: een schematisch bovenaanzicht van een van driedelige draaikransen voorziene uitvoeringsvorm van een loopwerkstelsel volgens de uitvinding; fig. 2: een schematisch bovenaanzicht van een detail van een van een tweedelige draaikrans voorziene uitvoeringsvorm van een loopwerk volgens de uitvinding, waarbij de wielen van het loopwerk afzonderlijk roteerbaar zijn om een vertikale as; fig. 3: een schematisch bovenaanzicht van een andere uitvoeringsvorm van een loopwerkstelsel volgens de onderhavige uitvinding; fig. 4: een perspectivisch schematisch aanzicht van een deel van het in fig. 1 getoonde loopwerkstelsel; fig. 5: een perspectivisch schematisch aanzicht van een overgang tussen een eerste aangedreven loopwerk naar de daarop aansluitende stuurboom; en fig. 6: een perspectivisch aanzicht van een variant van de in fig. 4 weergegeven uitvoeringsvorm.
In fig. 1 is een loopwerkstelsel 1 gevormd dat twee loopwerken 2,3 omvat, evenals twee loopwielstellen 4,5. Het loopwerk 2 is met het loopwerk 3 verbonden door middel van een stuurboom 6, terwijl het loopwerk 2 door middel van het loopwielstel 4 verbonden is door middel van een stuurboom 7 en het loopwerk 3 met het loopwielstel 5 verbonden is door middel van een stuurboom 8.
Het loopwerk 2 wordt gevormd door een subframe 9, waarbinnen een wielstel 10 gelagerd is. Het loopwerk 2 kan zowel worden uitgevoerd met individuele wielen; met wielen op een vaste as gemonteerd (een zogenaamd wielstel); met afzonderlijke wielen op een stilstaande, doorgaande as gemonteerd; met afzonderlijke wielen, verbonden via een samenstel van cardanassen, al of niet met koppel-beinvloe-dende of amortiserende elementen.
Het subframe 9 is vast verbonden met de middelste krans 11 van een op het subframe aanwezig kransenstelsel 14 dat verder een inwendige krans 12 en een uitwendige krans 13 omvat. De uitwendige krans 13 is verbonden met de stuurboom 6, terwijl de inwendige krans 12 verbonden is met de stuurboom 7.
Op de middenkrans 11 is roteerbaar een rondsel 15 aangebracht. Het rondsel 15 omvat een eerste sector 16 met een kleine straal en een tweede sector 17 met een grote straal. Op de inwendige krans 12 is een eerste tandheugel 18 aangebracht die in aangrijping is met de tanden van de eerste sector 16 van het rondsel 15, terwijl op de uitwendige krans 13 een tweede tandheugel 19 is aangebracht, waarvan de tanden in aangrijping zijn met de tanden van de tweede sector 17 van het rondeel 15.
Door het aanbrengen van het rondsel 15, waarvan de tanden in aangrijping zijn met de eerste tandheugel en met de tweede tandheugel zijn de middenkrans 11, de inwendige krans 12 en de uitwendige krans 13 voor rotatie in het horizontale vlak met elkaar gekoppeld. Deze koppeling is zodanig dat, wanneer het voertuig dat op het desbetreffende loopwerkstelsel 1 rust, een boog in rijdt, aanvankelijk het loopwielstel 4 lateraal verplaatst zal worden, hetgeen de inwendige krans 12 doet roteren, waardoor de middenkrans 11 eveneens zal roteren, zij het over een kleinere hoek, evenals het subframe 9 en het daarin gelagerde wiel-stel 10, zodat dit de juiste radiale hoekpositie inneemt.
Dezelfde onderdelen zijn eveneens terug te vinden in het tweede loopwerk 3.
Het zal duidelijk zijn dat fig. 1 slechts getoond is voor de verklaring van de werking van de constructie in het horizontale vlak.
Het is ook denkbaar een of meer loopwerken van het basistype 2 of 3 uit fig. 1 te koppelen over de stuurbomen 7 en 8 met draaistellen in plaats van met enkele assen; in dit geval is sprake van een extra draaipunt met een verti-kale as tussen draaistel en een van de stuurbomen 7 of 8.
In fig. 2 is een andere uitvoeringsvorm van een loopwerk volgens de uitvinding afgeheeld, waarbij gebruik gemaakt wordt van een tweedelige draaikrans met twee hulpstuurbomen, en waarbij de wielen om een vertikale as roteerbaar zijn.
Het in fig. 2 afgeheelde loopwerk 20 omvat een subframe 21, waarin twee om een vertikale as draaibare lagers 24 zijn bevestigd. Twee wielen 22 zijn op assen 23 bevestigd die aan een van hun einden in om een vertikale as draaibare lagers 24 zijn gelagerd. Aan hun andere einde zijn de assen gelagerd in zwevende lagers 25 die door middel van stuurbomen 25' verbonden zijn met een draaikrans 26.
De draaikrans 26 vormt samen met draaikrans 27 een draaikransenstelsel, waarbij de buitenste draaikrans 27 aan het subframe 21 is bevestigd. De buitenste draaikrans 27 is in het horizonale vlak draaibaar verbonden met twee zich naar naburige loopwerken uitstrekkende stuurbomen 28,29 waarbij de stuurboom 28 verlengd is tot in het gebied van de inwendige krans 26. Verder is de stuurboom 28 aan zijn einde door middel van een hulpstuurboom 30 draaibaar verbonden met de inwendige krans 26, terwijl de stuurboom 29 door middel van een hulpstuurboom 30' verbonden is met de inwendige krans 26.
De hulpstuurbomen 30,30' dragen er zorg voor dat bij het draaien van de stuurboom 28 in het horizontale vlak de uitwendige krans 27 meebeweegt, waardoor de assen 23 en daarmee de wielen 22 de juiste hoekpositie in zullen nemen, evenals bij de eerste uitvoeringsvorm.
Alhoewel de combinatie getoond is van een van twee draaikransen voorzien draaikransenstelsel en een subframe, waarbij de wielen elk afzonderlijk ten opzichte van het subframe roteerbaar zijn, is het niet noodzakelijk beide constructievarianten in combinatie toe te passen. Zo is het mogelijk een subframe met niet om een vertikale as gelagerde wielen te combineren met een van twee draaikransen voorzien draaikransenstelsel, evenals een combinatie van een subframe met om een vertikale as gelagerde wielen met een van drie draaikransen voorzien draaikransenstelsel .
Het zal eveneens duidelijk zijn dat andere mechanismen kunnen worden gebruikt voor het radiaal instellen van de afzonderlijk instelbare assen.
In fig. 3 is een van drie loopwerken voorzien loopwerkstelsel getoond. De constructie en de configuratie van dit loopwerkstelsel komt in grote lijnen overeen met de constructie van het in fig. 1 afgebeelde loopwerkstelsel met dien verstande dat de loopwielstellen ontbreken. Bij dit loopwerkstelsel wordt in een tweede koppeling tussen de individuele loopwerken voorzien boven de reeds in fig. 1 weergegeven koppeling door stuurbomen. In een uitvoeringsvorm is sprake van vanuit de subframes uitgaande stijve driekoekige constructies 31,32 die elkaar in het midden tussen twee aangrenzende loopwerken in een aard kogelschamier 33 ontmoeten. Bij verdraaiing wordt de lengte van de gekoppelde "driehoeken" groter; dit wordt opgenomen, omdat het kogelscharnier 33 eenzijdig kan verschuiven in langsrichting als gevolg van een stelsel voorgespannen veren tussen de kogelscharnieren en de stuurbomen.
In fig. 4 is het loopwerk 2 meer in detail afge-beeld. Zoals reeds uiteen gezet is aan de hand van fig. l, omvat het loopwerk een subframe 9 dat gevormd wordt door een bodemplaat 34, waarop het kransenstelsel 14 bevestigd is. In het inwendige van het kransenstelsel is een schematisch weergegeven luchtveer 35 aangebracht die gebruikt kan worden voor het dragen van de op het loopwerkstelsel aan te brengen wagenbak. Aan de bodemplaat is een verlenging 36 aangebracht, waaraan een tractiemotor 37 is bevestigd. Ook aan de andere zijde van de bodemplaat 34 is een tractiemotor 37 bevestigd. Het is echter tevens mogelijk elders op het subframe een of meer de secundaire veerfunctie vervullende luchtveren of andere veren aan te brengen.
Aan de buitenzijde van de tractiemotor 37 is een tandwielkast 38 bevestigd die met de tractiemotor 37 kan roteren om een as parallel aan de draaias van de motoras. De tandwielkast 38 heeft een dubbele functie: hij functioneert niet alleen als tandwielkast, doch eveneens als drager en lager voor de wielas 40, waarop het wiel 41 bevestigd is. Hierbij is van belang dat de tandwielkast 38 draaibaar is ten opzichte van de as 39.
Tegenover beide verlengingen 36 is een beugel 42 aan de bodemplaat 34 bevestigd die zich tot boven het einde van de tandwielkast 38 uitstrekt. Tussen het desbetreffende einde en de beugel 42 is een veerelement 43 opgenomen dat de vorm kan hebben van een schroefveer of van een rubberen veer en dat de primaire veerfunctie vervult.
Bij het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld is elke as afzonderlijk door een tractiemotor aangedreven. Bij deze configuratie zijn de beide wielen van het loopwerk niet net elkaar gekoppeld. Dit is in de desbetreffende configuratie ook mogelijk; het is echter mogelijk beide tractiemotoren door een as met elkaar te koppelen, zodat beide wielen 41 voor rotatie met elkaar zijn gekoppeld. Wanneer afgezien wordt van loopassen, is een dergelijke koppeling van beide wielen noodzakelijk voor het verkrijgen van goede loop- en rij-eigenschappen.
De in fig. 1 afgebeelde stuurboom 7 heeft bij het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld de vorm van een doos 44 die vast bevestigd is met de inwendige krans 12. De doos 44 is verbonden met een buis 49 in de vorm van een torsie-staaf die met een stalen ligger 50 is verbonden.
De stalen ligger 50 is aan zijn voorzijde verbonden met een lager 51, waarbinnen een as 52 van het loop-wielstel 4 is gelagerd. Het lager laat een zodanige draaiing toe, dat bij het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld het mogelijk is de as 52 radiaal in te stellen. Hiervoor is een instelmechanisme aanwezig dat gevormd wordt door op de as 52 aangebrachte hulplagers 54 die via een triangel 55 verbonden zijn met een blok 56 dat over de ligger 50 in dwarsrichting kan bewegen. Het blok 56 wordt bestuurd vanuit het loopwerk 2 door middel van het triangel 57 dat verbonden is met de bodemplaat 34 van het loopwerk 2. Hierdoor ontstaat een kinematische koppeling. Een dergelijk 56 behoort tot de stand van de techniek en het bestaat uit een onder voorspanning gemonteerd kogelschar-nier. In een mogelijke uitvoeringsvorm kan de constructie zodanig worden uitgevoerd, dat een drempelkracht nodig is om een verdraaiing in het xy-vlak te bereiken tussen loopwielstel en eerste wielpaar.
Ter plaatse van het lager 51 kan een veer worden aangebracht, bijvoorbeeld een luchtveer, om aldaar de wagenbak te ondersteunen.
De stuurbomen zijn in een uitvoeringsvorm aan de rijtuigbak door middel van pendels 58 opgehangen die een horizontale beweging toelaten. Een alternatieve uitvoering voorziet in een uitvoering, waarbij de rijtuigbak is opgehangen aan een, in dat geval, in het vertikale vlak stijf uitgevoerde stuurboom. Het het loopwerkgedeelte getekend in fig. 4 is de stuurboom 60 nu verbonden door een platte, scharnierende ligger die aan de ene zijde met de stuurboom en aan de andere zijde met een van de ringen is verbonden. De gebruikte scharnieren zijn ingeklemde bladveerelementen die uitsluitend een beweging in het zx-vlak toelaten. Deze platte ligger als verbindingsdeel is nodig om een vertikale vering van het loopwerksubframe mogelijk te maken. Tevens is een buis 49 als verbindingsdeel aangebracht die een rotabilisatiefunctie vervult ten aanzien van de rolbeweging om een x-as van de rijtuigbak. Indien sprake is van een middenloopwerk is er noodzaak tot stabilisatie van dit loopwerk tussen twee aangrenzende stuurbomen in het xz-vlak. Daartoe zijn twee platte scharnierende liggers aanwezig als verbindingsstukken met de stuurbomen. Door een hoogteverzet vormen beide stukken tezamen met het subframe een lemniscaat die als het ware is tussengeklemd tussen de beide aangrenzende stuurbomen.
Het is duidelijk dat de torsiebuis 49 gebruikt kan worden voor het afveren van het rollen van het voertuig.
De staaf kan dan ook gemakkelijk worden verlengd door deze zich tot in het inwendige van de liggers 50,60 te laten uitstrekken.
Bij de in fig. 4 getoonde uitvoeringsvorm wordt de loopas radiaal ingesteld; bij kleine afstanden tussen de loopas en het eerste loopwerk is dit niet noodzakelijk.
In fig. 5 is een volgende constructie van een loopwerk 2 getoond. Deze constructie komt in grote lijnen overeen met de constructie van het in fig. 4 getoonde loopwerk, doch wijkt hiervan af op enkele punten.
Beide tractiemotoren 37 in fig. 4 zijn vervangen door een enkele tractiemotor 61 die in het onderhavige geval opgehangen is aan de stuurboom. Door middel van een cardan-as 62 wordt rotatie van deze motor overgedragen naar een overbrengingskast 63. Deze is door middel van een as 64 verbonden is met tandwielkast 38 aan de ene zijde en door middel van een in de tekening niet weergegeven korte as verbonden is met de tandwielkast 38 aan de andere zijde. Het is mogelijk, doch niet noodzakelijk, voor deze overbrengingskast 63 gebruik te maken van een hydraulische overbrengingskast die er zorg voor draagt dat beide uitgaande assen wel in hoofdzaak de beweging overnemen van de aandrijvende as 62, doch waarbij trillingen tussen beide uitgaande assen niet onderling en niet naar de aandrijvende as worden doorgegeven.
Op de ligger 50 is een yerbindingsstuurboom 66 aangebracht voor het overdragen van langskrachten tussen de ondersteunde wagenbak en het desbetreffende stuurboom.
Het zal overigens duidelijk zijn dat de tractiemo-tor 61 niet aan de stuurboom behoeft te worden bevestigd; het is mogelijk deze in langsrichting aan de wagenbak te bevestigen.
Het in fig. 5 afgebeelde loopwerk toont een in het midden van een loopwerkstelsel aan te brengen loopwerk; er is immers sprake van zich naar beide zijden uitstrekkende stuurbomen die niet met een loopwielstel verbonden zijn.
In de bovenbeschreven constructie is sprake van een door mechanische elementen kinematisch verbonden geheel. In bepaalde uitvoeringen kan het blijken dat of door ontbrekende constructieruimte, dan wel door grote te overbruggen lengtes de stijfheid van de te koppelen elementen met het oog op een correcte sturing onvoldoende gewaarborgd is. Het is dan met behulp van hydraulische of elektrische "gevers" en "ontvangers" mogelijk het kinematisch signaal te versterken zonder de essentie van de werking te wijzigen.
Bij de in de octrooiaanvrage beschreven constructies zijn de loopwerken kinematisch correct verbonden. In bepaalde gevallen kan het nochtans aan te bevelen zijn het samenstel van motor en overbrenging aan één zijde te verbinden met het samenstel van motor en overbrenging aan de andere zijde en dit geheel in strikt laterale zin over een bepaald elastisch element te verbinden met het subframe van het loopwerk» In een dergelijke uitvoering zijn de draaiingen om z-assen van de loopwerken strikt kinematisch en met minimale spelingen onderling gekoppeld. Elk wiel-stel of wielpaar kan strikt lateraal (y-richting) een bepaalde door krachten beheerste beweging maken ten opzichte van het kinematisch samenstel.
Ten slotte is in fig. 6 een uitvoeringsvorm getoond die in hoofdzaak overeenkomt met de in fig. 4 getoonde uitvoeringsvorm, doch waarbij de constructie van de draaikrans anders is.
Bij de in fig. 4 afgeheelde uitvoeringsvorm wordt de draaikrans gevormd door drie, in één vlak gelegen draaikransen 13,11,12. Deze zijn, zoals in de desbetreffende techniek algemeen bekend is, onderling verbonden door een kogelomloop.
Bij de in fig. 6 afgebeelde uitvoeringsvorm is de configuratie van de draaikransen en de onderdelen daarvan echter afwijkend. De bodemplaat 34 is van een verhoging 70 voorzien, waarop een draagplaat 71 is aangebracht. Boven de draagplaat 71 is, evenals bij de in fig. 4 afgebeelde uitvoeringsvorm, een luchtveer 35 aangebracht. Op de draagplaat is concentrisch met de luchtveer 35 een bovenste helft 72 van een binnenring aangebracht, terwijl onder de draagplaat 72 de onderste helft 73 van de binnenring bevestigd is. Beide helften 72,73 vormen tezamen een inwendige ring. Beide ringhelften zijn overigens vast, bijvoorbeeld door lassen, verbonden met de plaat 71.
Aan de buitenzijde van de bovenste helft 72 van de binnenste ring is een bovenste buitenste ring 74 aangebracht die door middel van een kogelkrans 75 met de bovenste helft van de binnenring verbonden is. Aldus kan de bovenste buitenste ring 74 draaien rondom de bovenste helft van de binnenring 72. De bovenste buitenste ring 74 is verbonden met de doos 44.
Onder de plaat 71 is rondom de onderste helft van de binnenring 73 een onderste buitenring 76 aangebracht die door middel van een kogelbaan 77 verbonden is met de onderste helft van de binnenring 73. Deze onderste buitenring is verbonden met de desbetreffende stuurboom die in het onderhavige geval de vorm aanneemt van wederom een doos 44.
De aldus beschreven constructie heeft een veel grotere stijfheid dan de in fig. 4 afgeheelde constructie. Deze stijfheid wordt vooral veroorzaakt door de plaat 71, die zich overigens over het gehele oppervlak van het ringenstelsel uitstrekt.
Voor het vormen van een kinematische koppeling is in de plaat 71 een as 78 gelagerd, waarop enerzijds een rondsel 79 is aangebracht dat in aangrijping is met een op de bovenste buitenring 74 aangebrachte vertanding 80. Verder is onder de plaat 71 op de as 78 een rondsel 81 aangebracht dat in aangrijping is met een op de onderste buitenring aangebrachte vertanding 82. Aldus komt bij deze uitvoeringsvorm de kinematische koppeling tot stand.
Uiteraard is het bij deze uitvoeringsvorm evenzeer mogelijk andere vormen van kinematische koppeling te implementeren, bijvoorbeeld door middel van hefbomen.
Tevens is het evenzeer mogelijk de configuratie van de ringen anders te kiezen, bijvoorbeeld met een vaste buitenring en ten opzichte hiervan beweegbare binnenringen, waarbij het uiteraard tevens mogelijk is elk van de drie door de draaikrans onderling te verbinden onderdelen, namelijk het paar wielen en beide stuurbomen, met elk van de ringen te verbinden. Dit geldt overigens eveneens voor de bijvoorbeeld aan de hand van fig. 4 beschreven "platte" uitvoeringsvorm, waarbij alle ringen aan de boven- en onderzijde door eenzelfde vlak worden begrensd.

Claims (23)

1. Loopwerkstelsel voor een railvoertuig, omvattende een aantal tweewielige loopwerken, waarvan er ten minste één radiaal bestuurbaar is met behulp van de loopwerken onderling verbindende stuurbomen, met het kenmerk, dat ten minste het ene bestuurbare loopwerk een draai-kransstelsel omvat dat gevormd wordt door ten minste een eerste en een tweede ring, waarvan de eerste verbonden is met een tot het betreffende loopwerk behorend subframe en tenminste de tweede ring verbonden is met een van de het loopwerk met andere loopwerken verbindende stuurbomen en dat het loopwerk koppelmiddelen omvat voor het onderling zodanig onderling koppelen van de ringen en stuurbomen, dat de tot het loopwerk behorende wielen hoofdzakelijk radiaal gericht zijn.
2. Loopwerkstelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de draaikransen gevormd worden door elk twee concentrische ringen omvattende kogeldraaikransen.
3. Loopwerkstelsel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de twee draaikransen in één vlak zijn gelegen, dat de buitenste ring van de binnenste draaikrans één geheel vormt met de binnenste ring van de buitenste draaikrans.
4. Loopwerkstelsel volgens conclusie l of 2, met het kenmerk, dat de twee van de draaikransen boven elkaar zijn geplaatst, waarbij een van de ringen van de bovenste draaikrans verbonden is met een van de ringen van de binnenste draaikrans.
5. Loopwerkstelsel volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de draaikransen zijn gescheiden door een plaat die zich tevens tussen de andere ringen van de draaikransen uitstrekt.
6. Loopwerkstelsel volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de binnenste ringen van elk van de draaikransen met elkaar zijn verbonden.
7. Loopwerkstelsel volgens conclusie 5 of 6, eet het kenmerk, dat beide binnenste ringen tenminste gedeeltelijk van een vertanding zijn voorzien die in aangrijping is met een op een hulpas gelagerd rondsel.
8. Loopwerkstelsel volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat het draaikransstelsel een eerste, een tweede en een derde draaikrans omvat, waarvan de tweede en de derde verbonden zijn met beide het loopwerk met de andere loopwerken verbindende stuurbomen, en dat de kop-pelmiddelen een op een van de draaikransen bevestigd rondsel omvatten dat in aangrijping is met op beide andere kransen bevestigde tandheugels.
9. Loopwerkstelsel volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het rondsel twee sectoren met elk een verschillende straal omvat, waarbij de verhouding tussen de stralen overeenkomt met de verhouding tussen lengte van de betreffende, met de tweede en de derde draaikrans gekoppelde stuurbomen.
10. Loopwerkstelsel volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat het draaikransstelsel twee draaikransen omvat, waarvan de eerste met beide het loopwerk met de andere loopwerken verbindende stuurbomen is gekoppeld, dat de koppelmiddelen een beide stuurbomen en de tweede draaikrans verbindend hulpstuurboomstel omvatten, en dat een van beide draaikransen met het tot het betreffende loopwerk behorende subframe is verbonden.
11. Loopwerkstelsel volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat van tenminste een van de loopwerken de wielen vrij roteerbaar op een enkele as bevestigd zijn.
12. Loopwerkstelsel volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de op een as aangebrachte wielen voor rotatie onderling gekoppeld zijn via een afzonderlijke as.
13. Loopwerkstelsel volgens conclusie 11 of 12, met het kenmerk, dat de op een as aangebrachte wielen via een elastische of amortiserende verbinding zijn gekoppeld.
14. Loopwerkstelsel volgens conclusie 11, 12 of 13, met het kensArk, dat elk van de op een as aangebrachte wielen afzonderlijk door een motor aandrijfbaar is.
15. Loopwerkstelsel volgens een van de conclusies 1-10, met het kenaerk, dat de wielen van het loopwerk op afzonderlijke assen zijn bevestigd, en dat de draaikransen tussen de wielen in zijn bevestigd.
16. Loopwerkstelsel volgens conclusie 11, Bet het kenaerk, dat de draaikransen een veerinrichting voor door het loopwerkstelsel te dragen wagenbakken insluiten.
17. Loopwerkstelsel volgens een van de conclusies l-ll, 15 of 16, Bet hAt kenmerk, dat de tot het loopwerk behorende wielen afzonderlijk draaibaar zijn om een verti-kale as ten opzichte van het subframe, en dat stuurmidde-len zijn voorzien voor het radiaal instellen van de wielen.
18. Loopwerkstelsel volgens een van de voorafgaande conclusies, ast het kenaerk, dat de aan de einden van het loopwerkstelsel aanwezige loopwerken elk door een op een as bevestigd loopwielstel worden gevormd, en dat elke stuurboom verbonden is met beide aangrenzende loopwerken, en dat de overige loopwerken van een aandrijforgaan voorzien zijn.
19. Loopwerkstelsel volgens een van de conclusies 1-17, met het kenmerk, dat de wielen van de aan de einden van het loopwerkstelsel aanwezige loopwerken voor rotatie met elkaar gekoppeld zijn, en dat twee van de draaikransen van het loopwerk verbonden zijn met het naastliggende, respectievelijk het daaropvolgende tot het loopwerkstelsel behorende loopwerk.
20. Loopwerkstelsel volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de tot een loopwerk behorende wielen door eenzelfde aandrijfinrichting worden aangedreven.
21. Loopwerkstelsel volgens een van de voorafgaande conclusies, ast het kenaerk, dat elk van de loopwerken door middel van een bewegingen in het vertikale vlak toelatende lemniscaatverbinding met de naburige stuurboom zijn verbonden.
22. Loopwerkstelsel volgens conclusie 21, net het kenmerk, dat de lemniscaatverbinding door bladveren gevormd scharnieren omvat.
23. Loopwerkstelsel volgens conclusie 21 of 22, met het kenmerk, dat tussen de stuurboom en de lemniscaatverbinding een zich in de rijrichting uitstrekkende tor-siestaaf is aangebracht.
NL9500315A 1995-02-17 1995-02-17 Loopwerkstelsel met minimale speling voor een railvoertuig met radiale instelling van wielparen of wielstellen. NL9500315A (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9500315A NL9500315A (nl) 1995-02-17 1995-02-17 Loopwerkstelsel met minimale speling voor een railvoertuig met radiale instelling van wielparen of wielstellen.
EP96200425A EP0727339A2 (en) 1995-02-17 1996-02-19 Running gear assembly with minimum play for a rail vehicle with radial adjustment of wheel pairs or wheel sets

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9500315A NL9500315A (nl) 1995-02-17 1995-02-17 Loopwerkstelsel met minimale speling voor een railvoertuig met radiale instelling van wielparen of wielstellen.
NL9500315 1995-02-17

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9500315A true NL9500315A (nl) 1996-10-01

Family

ID=19865605

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9500315A NL9500315A (nl) 1995-02-17 1995-02-17 Loopwerkstelsel met minimale speling voor een railvoertuig met radiale instelling van wielparen of wielstellen.

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP0727339A2 (nl)
NL (1) NL9500315A (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
IT202200004646A1 (it) * 2022-03-10 2023-09-10 Aar Ingegneria Di Ferrario Roberto & C S A S Carrello ferrotranviario migliorato e veicolo ferrotranviario provvisto di tale carrello

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH399522A (de) * 1962-11-13 1965-09-30 Schweiz Wagons Aufzuegefab Mehrteiliges Schienen-Gelenkfahrzeug
US3230899A (en) * 1963-06-06 1966-01-25 Pneuways Dev Company Private L Wheeled vehicles and bogies therefor
FR2562859A1 (fr) * 1984-04-11 1985-10-18 Anf Ind Dispositif de montage d'un essieu orientable destine a supporter les extremites adjacentes de deux voitures de materiel ferroviaire urbain et rames composees de telles voitures
WO1985005602A1 (en) * 1984-05-30 1985-12-19 Officina Meccanica Della Stanga - O.M.S. S.P.A. Articulation system for articulated depressed-floor tramway carriages

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH399522A (de) * 1962-11-13 1965-09-30 Schweiz Wagons Aufzuegefab Mehrteiliges Schienen-Gelenkfahrzeug
US3230899A (en) * 1963-06-06 1966-01-25 Pneuways Dev Company Private L Wheeled vehicles and bogies therefor
FR2562859A1 (fr) * 1984-04-11 1985-10-18 Anf Ind Dispositif de montage d'un essieu orientable destine a supporter les extremites adjacentes de deux voitures de materiel ferroviaire urbain et rames composees de telles voitures
WO1985005602A1 (en) * 1984-05-30 1985-12-19 Officina Meccanica Della Stanga - O.M.S. S.P.A. Articulation system for articulated depressed-floor tramway carriages

Also Published As

Publication number Publication date
EP0727339A2 (en) 1996-08-21
EP0727339A3 (nl) 1996-09-04

Similar Documents

Publication Publication Date Title
RU2189921C2 (ru) Составное шарнирное сочленение между двумя салонами пассажирского транспортного средства, отделенными друг от друга промежуточным модулем, опирающимся на одну колесную ось
CN100366485C (zh) 径向转向架装置
KR101127002B1 (ko) 궤도계 차량의 대차 구조
AU611923B2 (en) Locomotive and motorized self-steering radial truck therefor
US4986190A (en) Vehicle, particularly track vehicle
US4388872A (en) Railway car bogie construction
CZ281043B6 (cs) Podvozek pro nízkopodlažní dráhy
RU2192979C2 (ru) Приводной ходовой механизм для железнодорожного подвижного состава с устройством для перехода с одной колеи на другую
KR20060116168A (ko) 관절형 열차 레이크 및 이러한 레이크를 구성하기 위한차량
US5372073A (en) Truck for low-platform cars
EP0598353B1 (de) Fahrwerk für Niederflurbahnen
DE19722309C2 (de) Schienenfahrezug mit Triebkopf und Wagen
EP1652746A1 (en) Self-steering flatcar and railroad vehicle using having this self-steering flatcar applied thereto
RO114108B1 (ro) Vehicul motor cu mecanisme de rulare independente
EP2995523A1 (de) Gefedertes Fahr- und Laufwerk für schienengebundene Hängebahnen
HU211420B (en) Portal running gear and carriage with portal running gear
NL9500315A (nl) Loopwerkstelsel met minimale speling voor een railvoertuig met radiale instelling van wielparen of wielstellen.
HU216597B (hu) Legalább két kocsiból álló, nyomvonalon vezetett járműszerelvény, vezérelt egyedi kerékpár-felfüggesztéssel
EP0439573B1 (de) Fahrgestell für niederflurwagen
HU221762B1 (hu) Alacsonyfolyosós sínjármű
EP1685015B1 (en) Articulated passenger rail vehicle with an intermediate car module
RU2294296C1 (ru) Ходовая часть рельсового транспортного средства
NL8401549A (nl) Loopwerksysteem voor een railvoertuig.
SU1740222A1 (ru) Двухосна тележка рельсового транспортного средства
CZ87396A3 (en) Combined arrangement of an undercarriage for supporting and transverse incline of a vehicle body

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed