NL9500134A - Eindloze transportinrichting. - Google Patents

Description

Korte aanduiding : Eindloze transportinrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een eindloze transportinrichting voorzien van een aantal scharnierend met elkaar gekoppelde opneemorganen, die ieder zijn voorzien van een tweetal een hoek met elkaar insluitende plaatvormige delen, waarbij de plaatvormige delen van naburige opneemorganen elkaar gedeeltelijk overlappen en over elkaar verschuifbaar zijn.

Dergelijke transportinrichtingen worden gebruikt voor het transporteren van voorwerpen, in het bijzonder voor het transporteren van bagage op vliegvelden en dergelijke.

Bij bekende, reeds vele jaren in gebruik zijnde transportinrichtingen sluiten de plaatvormige delen van een opneemorgaan een hoek van 90° met elkaar in. Om uit dergelijke opneemorganen voorwerpen, zoals bagage, uit te kunnen nemen is het noodzakelijk, dat de transportinrichting laag is opgesteld. Dit houdt echter in, dat de persoon, die een voorwerp van een dergelijk opneemorgaan moet opnemen, moet bukken om het voorwerp te pakken, terwijl daarbij het voorwerp over een plaatvormig deel, dat aan de zijkant van de transportinrichting is gelegen, waar de desbetreffende persoon staat, moet worden getild. In het bijzonder bij zwaardere voorwerpen, zoals zware koffers, vereist dit van de het voorwerp optillende persoon vrij veel kracht, juist terwijl deze een ongunstige gebogen stand inneemt. Dit zal tot rugklachten leiden. Een verder nadeel van deze bekende constructie is, dat de opneemorganen slechts in beperkte mate, en dit in het bijzonder slechts in één richting ten opzichte van elkaar verzwenkbaar zijn.

Verder zijn transportinrichtingen voor het transporteren van voorwerpen, in het bijzonder bagage bekend, waarbij gebruik wordt gemaakt van opneemorganen, die slechts een enkel vlak plaatvormig deel omvatten. Bij gebruikmaken van een dergelijke transportinrichting bestaat bij het opbrengen en transport van voorwerpen op resp. met de opneemorganen het gevaar, dat de opgebrachte voorwerpen, zoals koffers of dergelijke, doorschuiven en van het opneemorgaan afvallen.

Een verder nadeel van de bekende transportinrichtingen is, dat in het bijzonder leren koffers de neiging hebben om aan de opneemorganen te blijven "kleven", hetgeen het afnemen van de koffers extra moeilijk en belastend maakt.

Volgens de uitvinding omvatten nu de opneemorganen ieder een drietal op elkaar aansluitende plaatvormige delen, die onderling een stompe hoek met elkaar insluiten.

Verrassenderwijs is gebleken, dat door toepassing van deze maatregel de aan de bekende transportinrichtingen van bovengenoemde soort klevende nadelen op eenvoudige wijze kunnen worden vermeden. Op de opneemorganen liggende voorwerpen kunnen gemakkelijk van de opneemorganen worden afgetild, in het bijzonder daar grotere koffers in het algemeen slechts met twee tegenover elkaar gelegen uiteinden op de opneemorganen zullen rusten en zodoende een "kleven" van de koffers zal worden vermeden, terwijl verder de constructie volgens de uitvinding de mogelijkheid.biedt om de opneemorganen op die plaats waar de voorwerpen van de transportinrichting moeten worden afgenomen op een hoogte te laten bewegen, die een afnemen van de voorwerpen mogelijk maakt, zonder dat een desbetreffende persoon zich diep moet bukken.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van in bijgaande figuren schematisch weergegeven dwarsdoorsneden over een transportinrichting volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont schematisch een eerste uitvoeringsvorm.

Figuur 2 toont schematisch een tweede uitvoeringsvorm.

De transportinrichting volgens de uitvinding is van een type zoals bijvoorbeeld beschreven in de oudere Nederlandse octrooi aanvrage 9401808 en is voorzien van een aantal naast elkaar opgestelde, een eindloze transportband vormende opneemorganen 1, die bevestigd zijn aan om zich omhoog uitstrekkende pennen van een ten opzichte van elkaar verdraaibare schalmen 3 omvattende eindloze ketting, die wordt geleid in een gestel 5 van de transportinrichting en in zijn lengterichting verplaatsbaar is met behulp van niet nader weergegeven aandrijfmiddelen.

Ieder opneemorgaan is voorzien van een drietal een hoek met elkaar insluitende plaatvormige delen 6, 7' en 7'1. Daarbij zijn de opneemorganen 1, zoals ook afgebeeld in genoemde aanvraag 9401808 zodanig opgesteld en met de ketting gekoppeld, dat de plaatvormige delen 6, 7’ en 71' van naburige opneemorganen elkaar gedeeltelijk overlappen.

Zoals nader in de figuur is weergegeven zijn de met hun naar elkaar toegekeerde randen op elkaar aansluitende en een stompe hoek met elkaar insluitende plaatvormige delen 6 en 7' resp. 7' en 7'1 bevestigd aan een steun 8, die gekoppeld is aan een schakel 3 van de ketting. Daarbij wordt in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld het opneemorgaan geleid door een tweetal om horizontale draaiingsassen draaibare rollen 9 en 10. De rol 9 rolt af in een deel van het gestel uitmakende U-vormige gestelbalk 11. De rol 10 rolt af op een eveneens deel van het gestel uitmakende balk 12.

Aan de onderzijde van de schakels 3 zijn verder geleidingsrollen 13 bevestigd, die draaibaar zijn om de hartlijnen van de de schakels 3 verbindende pennen en die geleid worden tussen deel van het gestel uitmakende balken 14.

De uitvoering is zodanig getroffen, dat het kortere plaatvormige deel 6, dat zich van zijn aansluitrand aan het middelste, langere plaatvormige deel 7' uitstrekt in de richting van de zijkant van de transportinrichting waar personen 14 op de transportinrichting liggende voorwerpen kunnen afnemen, zich althans daar ter plaatse ten opzichte van de horizontaal uitstrekt onder een hoek tussen ± 0-20°. Het middelste plaatvormige deel 7' strekt zich daar vanaf zijn aansluitrand op het plaatvormige deel 6 in een van het plaatvormige deel 6 afgekeerde richting uit onder een hoek van ± 10-30° ten opzichte van de horizontaal, terwijl het buitenste plaatvormige deel 7'1 zich vanaf zijn aansluiting op het middelste plaatvormige deel 7' uitstrekt onder een hoek van ± 30-55° ten opzichte van de horizontaal .

Aan weerszijden van de door de tijdens bedrijf bewegende opneem-organen afgelegde baan zijn aan het gestel 5 afdekplaten 15 resp. 16 bevestigd.

Een U-vormig omgebogen boveneinde 17' van de plaat 15 strekt zich over enige afstand boven de vrije randen van de plaatvormige delen 6 uit, waarbij het naar de opneemorganen 1 toegekeerde been van de U-vormige afgebogen rand 17' zich vanaf zijn ondereinde schuin omhoog in een van de opneemorganen 1 afgekeerde richting uitstrekt.

De transportinrichting kan zodanig uitgevoerd worden, dat daar, waar op de transportinrichting rustende voorwerpen, zoals koffers, van de transportinrichting moeten worden afgenomen, de plaatvormige delen 6 met hun nabij de rand 17' gelegen uiteinde op een hoogte van ± 20 a 90 cm boven de vloer zijn opgesteld, zodat een naast de transportinrichting staand persoon 14 van gemiddelde normale grootte zonder moeite een op een opneem- orgaan 1 liggend voorwerp kan beetpakken en van het opneemorgaan afnemen. Indien men bukken wilt vermijden zal de genoemde hoogte ± 80 a 90 cm kunnen bedragen.

In het bijzonder wat grotere koffers zullen daarbij in het algemeen slechts met twee tegenover elkaar gelegen langsranden of dwars-randen op een plaatvormig deel 6 en een plaatvormig deel 7' of op een plaatvormig deel 6 en op een plaatvormig deel 7" rusten. Hierdoor wordt dus vermeden, dat een koffer of dergelijke met een begrenzingswand vlak op een opneemorgaan rust, waardoor een "kleven" van de koffer aan het desbetreffende opneemorgaan wordt voorkomen.

De uitvoeringsvorm volgens figuur 2 komt in hoofdzaak overeen met de uitvoeringsvorm van figuur 1. Bij de uitvoeringsvorm van figuur 2 is echter langs de van de plaatvormige delen 7’ en 7" afgekeerde begrenzings-rand van het plaatvormige deel 6 een een geheel met dit plaatvormige deel 6 vormende of aan dit plaatvormige deel bevestigde opstaande lijst 6' aangebracht.

De met de opneemorganen meebewegende lijsten 6' strekken zich voor de afgebogen rand 17' uit en voorkomen zo dat te verplaatsen voorwerpen langs deze rand 17' schuiven en daardoor worden vertraagd en/of verdraaid.

Claims (7)

1. Eindloze transportinrichting voorzien van een aantal scharnierend met elkaar gekoppelde opneemorganen, die ieder zijn voorzien van een hoek met elkaar insluitende plaatvormige delen, waarbij de plaatvormige delen van naburige opneemorganen elkaar gedeeltelijk overlappen en over elkaar verschuifbaar zijn, met het kenmerk, dat de opneemorganen ieder een drietal op elkaar aansluitende plaatvormige delen omvatten, die onderling een stompe hoek met elkaar insluiten.

2. Eindloze transportinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een plaatvormig deel, dat zich van zijn aansluiting aan het middelste plaatvormige deel uitstrekt in de richting van de zijkant van de transportinrichting waar op de opneemorganen liggende voorwerpen van de transportinrichting worden afgenomen, een hoek van ± 0-20° met de horizontaal insluit.

3. Eindloze transportinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het middelste plaatvormige deel, dat zich van zijn aansluiting op het andere plaatvormige deel uitstrekt in een richting afgekeerd van de zijkant van de transportinrichting waar op de opneemorganen liggende voorwerpen van de transportinrichting worden afgenomen, een hoek met de horizontaal insluit van ± 10-30°.

4. Eindloze transportinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het plaatvormige deel, dat zich van zijn aansluiting op het middelste plaatvormige deel uitstrekt in een richting afgekeerd van de zijkant van de transportinrichting waar op de opneemorganen liggende voorwerpen van de transportinrichting worden afgenomen, een hoek met de horizontaal insluit van ± 30-55°.

5. Eindloze transportinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het vrije uiteinde van het plaatvormige deel, dat zich van zijn aansluiteinde op het middelste plaatvormige deel uitstrekt in de richting van de zijkant van de transportinrichting waar op de opneemorganen liggende voorwerpen van de transportinrichting worden afgenomen, op een hoogte van ± 20 a 90 cm is gelegen.

6. Eindloze transportinrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat nabij de zijkant van de transportinrichting waar op de opneemorganen liggende voorwerpen van de transport inrichting worden afgenomen een opstaande rand is aangebracht waarvan het naar de opneemorganen toegekeerde begrenzingsvlak zich schuin omhoog in een van de opneemorganen afgekeerde richting uitstrekt.

7. Eindloze transportinrichting in het bijzonder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de plaatvormige delen aan hun begrenzingsranden, die zijn gebogen nabij de zijkant van de transportinrichting worden afgenomen, zijn voorzien van zich omhoog uitstrekkende 1ijsten.