NL9402194A - Grondbewerkingsmachine. - Google Patents

Grondbewerkingsmachine. Download PDF

Info

Publication number
NL9402194A
NL9402194A NL9402194A NL9402194A NL9402194A NL 9402194 A NL9402194 A NL 9402194A NL 9402194 A NL9402194 A NL 9402194A NL 9402194 A NL9402194 A NL 9402194A NL 9402194 A NL9402194 A NL 9402194A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
soil
roller
machine according
travel
displacement member
Prior art date
Application number
NL9402194A
Other languages
English (en)
Inventor
Cornelis Johannes Gerardus Bom
Original Assignee
Maasland Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Maasland Nv filed Critical Maasland Nv
Priority to NL9402194A priority Critical patent/NL9402194A/nl
Priority to EP95203576A priority patent/EP0717919A1/en
Publication of NL9402194A publication Critical patent/NL9402194A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B49/00Combined machines
    • A01B49/02Combined machines with two or more soil-working tools of different kind
    • A01B49/022Combined machines with two or more soil-working tools of different kind at least one tool being actively driven
    • A01B49/025Combined machines with two or more soil-working tools of different kind at least one tool being actively driven about a substantially vertical axis

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Soil Working Implements (AREA)

Description

GRONDBEWERKINGSMACHINE
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een grondbewerkingsraachine voor de bereiding van een zaadbed, voorzien van grondbewerkingsorganen en een in de rijrichting A hierop volgend nabewerkingsorgaan, zoals een egalieatiebalk, een rol of een combinatie hiervan/ welk nabewerkingsorgaan is gevormd uit ten minste twee delen die, gemeten dwars op de rijrichting A, op enige afstand van elkaar zijn opgesteld, en welke machine een grondverplaat-singsorgaan omvat dat tijdens het bedrijf werkzaam is in het bodemdeel van de ruimte tussen de denkbeeldige in de rijrichting A en verticaal georiënteerde, en aan de naar elkaar toegekeerde kopse uiteinden van de nabewerkingsorganen grenzende verticale vlakken.
Een dergelijke machine is bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage 7409032. De uit dit document bekende machine omvat een grondbewerkingsmachine met daarachter twee op afstand van elkaar geplaatste grondrollen. Hierdoor blijft de bewerkte aarde tussen de grondrollen ongeëgaliseerd en ontstaat tussen de grondrollen bovendien een aardwal als gevolg van zijwaartse aflegging van voor het nabewerkingsorgaan aanwezige aarde en als gevolg van het aan de kopse uiteinden van de rol onder de druk daarvan in opwaartse richting uitwijkende aarde. Dergelijke aardwallen zijn optisch, in verband met het functioneren van de zaaikouters van een opvolgende zaaimachine, en in verband met de gewasopkomst ongewenst. De onderhavige machine omvat voor het verminderen van het effect van een dergelijke aardwal een grondverplaatsingsorgaan. Dit grondverplaatsingsorgaan strekt zich via projecties van de armen van twee aangrenzende grondrollen en via kettingdelen tot geruime afstand achter de machine uit. Dit kan het nadeel hebben dat de machine bij een eventuele combinatie met een zaaimachine leidt tot het minder goed bestuurbaar worden van de de machine voerende trekker omdat de zaaimachine te ver achter de machine en daarmee te ver achter de hefinrichting is aangekoppeld.
Overeenkomstig de uitvinding wordt een gunstige oplossing voor dit probleem verkregen wanneer het grondverplaatsingsorgaan een steun omvat, welke althans gedeeltelijk tot in de genoemde ruimte tussen de nabewerkingsorganen reikt en het grondverplaatsingsorgaan een wezenlijk vaste werkzame positie verschaft en welk grondverplaatsingsorgaan, gezien in de rijrichting A, in de genoemde ruimte achter de grondbewerkingsorganen en vóór de achterste omtrekslijn van de machine is aangebracht.
De constructie volgens de uitvinding heeft het voordeel dat het grondverplaatsingsorgaan bij onregelmatigheden in de te bewerken aardwal niet ongecontroleerd opspringt en zodoende voortdurend zijn goede werking behoudt. Bovendien wordt met de oplossing volgens de uitvinding voorkomen dat het grondverplaatsingsorgaan door opspringen tegen de aangekoppelde zaaimachine terechtkomt en daarin blijft haken, daaraan schade toebrengt of afbreekt.
De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekeningen.
Figuur 1 toont in een bovenaanzicht een machine volgens de uitvinding, in gekoppelde toestand met de hefinrichting van een trekker;
Figuur 2 is een doorsnede volgens de lijn II-II in figuur 1;
Figuur 3 is een bovenaanzicht van een centraal deel van de machine uit figuur 1;
Figuur 4 toont in een specifieke uitvoering een detail van de machine;
Figuur 5 toont vanuit een vooraanzicht een detail van de machine volgens een tweede uitvoeringsvoorbeeld;
Figuur 6 is een zijaanzicht volgens de pijl VI in figuur 5;
Figuur 7 toont in een bovenaanzicht overeenkomstig figuur 3 een derde uitvoeringsvorm volgens de uitvinding.
Overeenkomstige delen in de figuren zijn met gelijke verwijzingscijfers aangegeven. Verder is de uitvinding geenszins beperkt tot de hier afgebeelde en beschreven uitvoeringsvormen; deze dienen slechts ter illustratie van de uitvindingsgedachte.
Figuur 1 toont in bovenaanzicht een grondbewerkingsmachine, uitgevoerd als rotorkopeg. De machine omvat een gestel 1 dat een met een trekker koppelbaar hoofdgestel 2 omvat en twee, elk via een paar parallellogram-constructies 13 daarmee verbonden deelgestellen 3, waarin grondbewerkingsorganen 4 met tanden 5 zijn opgenomen. In de onderhavige uitvoering zijn deze draaibaar om een zich opwaarts uitstrekkende en in het deelgestel 3 gelegerde as. Aan de achterzijde van de bewerkingsorganen is aan elk deelgestel 3 een tweetal nabewerkingsorganen in de vorm van een grondrol 8 en een daar vóór opgesteld egalisatieorgaan 9.
Het hoofdgestel 2 omvat een centraal deel 11 dat is voorzien van aankoppelmiddelen ten behoeve van de aankop-peling van de machine aan de hefinrichting van een trekker. Aan beide laterale zijden omvat het centrale gesteldeel 11 een lateraal hoofdgesteldeel 12 dat onder activering van hydraulische bedieningselementen 14 om in de rijrichting georiënteerde, niet in de figuur weergegeven, scharnierassen in een in hoofdzaak verticale transportstand verzwenkbaar is. Beide deelgestellen 3 zijn zodanig met het hoofdgestel 2 verbonden dat zich centraal in de machine, tussen de twee kopse uiteinden van de deelgestellen 3 een vrije ruimte bevindt, in de onderhavige uitvoering ongeveer 15 cm. Centraal is aan het hoofdgestel 2 een, in de tekening overigens niet weergegeven, cultivatortand aangebracht.
Een grondrol 8 is via zich in de rijrichting A uitstrekkende armen 15 zwenkbaar met een deelgestel 3 verbonden. Hiertoe is de machine nabij de voorzijde van een deelgestel 3 voorzien van astappen 21, waaromheen de armen 15 verzwenkbaar zijn. Nabij de achterzijde van een deelgestel 3 is, zoals in figuur 2 is te zien, een met het deelgestel 3 verbonden, zich verticaal en in de rijrichting A uitstrekkend plaatdeel 28 voorzien van boringen, waardoorheen horizontaal langs de bovenkant van de armen 15 ten behoeve van de werkdiepte-instelling van de machine een pen 22 kan worden gevoerd. Een deelgestel 3 rust nabij zijn achterzijde via de verstelpen 22 en het plaatdeel 28 vrij op de armen 15 voor de grondrol 8. De grondrol 8 is uitgevoerd als zogenaamde pakkerrol. Deze omvat een cilindrisch lichaam 18, aan de omtrek waarvan kransvormig tanden 19 zijn aangebracht. De rol is via een centrale astap 20, die voorbij het kopse uiteinde van de rol 8 reikt, in een zich langs het kopse uiteinde van de rol 8 uitstrekkend deel van de arm 15 gelegerd. Tussen een zich in achterwaartse richting voorbij de rol 8 uitstrekkende projectie van de armen 15 voor een rol, is evenwijdig aan de grondrol 8 een geprofileerde balk 16 aangebracht. Deze dient ter versteviging van de rolconstructie en vormt tevens een drager voor op zichzelf bekende, tussen de genoemde tandkran-sen op het cilindrisch roldeel werkzame schrapers 17.
Het egalisatieorgaan 9 omvat een zich horizontaal uitstrekkende egalisatiebalk 23 in de vorm van een langs een denkbeeldige, zich in de langsrichting van de balk 23 uitstrekkende lijn geknikt plaatdeel van ongeveer 20 cm hoogte. Het plaatdeel boven de genoemde knik strekt zich in hoofdzaak verticaal uit en het deel daaronder ongeveer onder een hoek van 125® met de rijrichting A. Aan het plaatdeel zijn op afstand van elkaar twee opwaarts gerichte, van boringen voorziene steunen 24 aangebracht. Deze zijn elk via een parallellogramconstructie met boven elkaar gelegen armen 25 met het deelgestel 3 verbonden. Hiertoe omvat het deelge-stel 3 nabij zijn voorzijde boven elkaar gelegen zwenkassen 26 en zijn de armen 25 via achterste zwenkassen 27 met een steun 24 verbonden. Een steun 24 is via de daarin aangebrachte boringen in hoogte ten opzichte van de parallellogramconstructie instelbaar.
In de zich in de rijrichting A uitstrekkende strook ruimte tussen de nabewerkingsorganen, dat wil zeggen het egalisatieorgaan 9 en de grondrol 8, is in de onderhavige uitvoering tussen het egalisatieorgaan 9 en de daarop volgende grondrol 8 een grondverplaatsingsorgaan 7 aangebracht. Dit grondverplaatsingsorgaan 7 omvat een grondschuifelement 29 en een steundeel 30 dat met de nabijgelegen armen 15 van één der beide grondrollen 8 is verbonden. In de onderhavige uitvoering omvat de verbinding van het grondverplaatsingsorgaan 7 een veerelement. Dit is in de uitvoering van de figuren 1-3 gevormd door een drukveer 32 die om elk van de twee bouten 31 waarmee de steun 30 van het grondverplaat- singsorgaan 7 is bevestigd, is aangebracht tussen de kop van de bout 31 en de steun 30, die zodoende tegen de arm 15 wordt aangedrukt.
Figuur 4 toont een uitvoering, waarbij de steun 30 van het grondverplaatsingsorgaan 7 nabij zijn bevestiging is gevoerd door een busvormige houder 34 en waarin de steun 30 vastzetbaar is via een stelschroef 35. In een voorkeursuitvoering is de bus 34 via een lipvormige projectie op overeenkomstige wijze als weergegeven in figuur 3, aan een deel van de arm 15 bevestigd. In de weergegeven uitvoering zijn de bouten 31 door de bus gevoerd en is de steun 30 plaatselijk voorzien van, overigens niet in de figuur weergegeven sleufgaten. De hoogteverstelling van het grondverplaatsingselement 7 in de bus 34 kan uiteraard ook op andere wijze gerealiseerd worden, zoals bijvoorbeeld door het gebruik van een pen in combinatie met een aantal boringen in de bus 34 en/of de steun 30.
De figuren 5 en 6 tonen een uitvoering, waarbij de bevestiging van het grondverplaatsingsorgaan 7 een stripvormig veerelement 36, ofwel bladveerelement 36 omvat. Het veerelement 36 vormt in deze uitvoering een deel van de steun 30. Het veerelement 36 omvat een in hoofdzaak U-vormige kromming en is met één been van de U-vorm aan een deel van een arm 15 bevestigd en met een ander been van de U-vorm aan de steun 30. De basis van de U-vormige kromming is spiegel-baar ten opzichte van een denkbeeldig verticaal en in de rijrichting A georiënteerd vlak.
Figuur 7 toont een uitvoering volgens de uitvinding, waarbij de ruimte tussen twee egalisatieorganen 9 wordt bewerkt door een projectie van bij voorkeur slechts één der beide egalisatiebalken 23. Ofschoon niet weergegeven in de figuur, is een dergelijke verlenging bij voorkeur gerealiseerd door een op een standaard-egalisatiebalk gemonteerd verlengstuk. In de onderhavige uitvoering is in de bevestiging van de egalisatiebalk een veerconstructie overeenkomstig de uitvoering van figuur 3, opgenomen. In de weergegeven uitvoering worden de achterste zwenkassen 27 van de parallellogramarmen 25 gevormd door een bout 31. In een niet weergegeven uitvoering is een dergelijke veerconstructie opgenomen in de bevestiging van het gemonteerde verlengstuk.
De werking van de constructie wordt in het navolgende toegelicht.
De in figuur 1 weergegeven machine creëert op relatief eenvoudige wijze een grote werkbreedte door twee deelgestellen 3 van een standaard machine te koppelen via een de deelgestellen 3 verbindend hoofdgestel 2, de parallel-logramconstructies 13 en een centraal aan het hoofdgestel bevestigde supplementaire tandwielkast, vanwaaruit de aandrijving door de trekker via een dwars op de rijrichting georiënteerde koppelingsas naar de deelgestellen 3 wordt geleid. Tijdens het bedrijf zijn de gesteldelen 3 en de daarin opgenomen bewerkingsorganen 4 onderhevig aan zeer grote krachten die, vooral bij het ontmoeten van obstakels zoals stenen, maar ook bij het passeren van bodemoppervlakken met zich plaatselijke sterk onderscheidene gronddichtheid, kan dit resulteren in zijwaartse uitwijkingen van de deelgestellen 3. Om schade aan de naar elkaar toegekeerde kopse uiteinden van de deelgestellen 3 te vermijden, zijn deze op enige afstand van elkaar in de machine opgenomen. De tussenliggende grond wordt effectief bewerkt als gevolg van het werkingsbereik van een tand 5, dat ongeveer 15 cm rondom de tand 5 bedraagt en door een centraal in de tussenruimte aan het hoofdgestel bevestigde vaste cultivatortand. Het kan echter ook voorkomen dat het deelgestel 3 zich over de gehele breedte van de machine uitstrekt, mogelijkerwijs 6 meter, en dat de nabewerkingsorganen 8, 9 zijn opgedeeld, bijvoorbeeld in twee delen van elk ongeveer of bijna 3 meter: een goede egalisatie over dergelijk grote breedten is dan beter te realiseren met twee onafhankelijk van elkaar in hoogte beweegbare egalisatieorganen 9 en ook is het vaak te duur om aan een grondrol van dergelijke afmetingen de noodzakelijke stevigheid te geven.
Het nadeel van over de machinebreedte opgedeelde nabewerkingsorganen 8, 9 is bij het egalisatieorgaan 9, dat tijdens het bedrijf de vóór de egalisatiebalk 23 opgebouwde, voor de egalisatie gunstige aardwal, nabij de uiteinden daarvan aarde achterlaat, en in het veld zodoende in de rijrichting A gelegen ruggen ofwel aardwallen vormt. Dit effect wordt versterkt door de voor het aandrukken van een zaadbed bedoelde grondrol 8, waarbij aan de kopse uiteinden van de rol, de onder druk staande grond in opwaartse richting uitwijkt. Ook hierdoor ontstaat in het geprepareerde zaadbed een aardrug. Met name in combinatie met de reeds door het egalisatieorgaan veroorzaakte aardwal of -rug ontstaat een optisch, en ook in verband met de werking van op het zaadbed in te zetten zaaimachines, ongewenst effect. De volgens de uitvinding voorziene grondverplaatsingorganen 7 vereffenen dergelijke ruggen op zeer effectieve en gunstige wijze: doordat het orgaan star is uitgevoerd en een werkbreedte heeft die ten minste overeenkomt met de afstand tussen de naar elkaar toegekeerde kopse uiteinden van de in de machine opgenomen grondrollen ontstaat een optisch en voor de werking van een zaaimachine zeer acceptabele verdeling van de in een aardwal verzamelde aarde. De constructie is gunstig, omdat deze zich bevindt binnen het omtreksbereik van de onderhavige machine. Volgens een mogelijke uitvoering is het grondverplaatsingsorgaan 7 bijvoorbeeld aan de achterzijde van de grondrollen 8 nabij de drager 16 tegen de armen 15 bevestigd. Ook in dit geval treedt geen hinder door het grondverplaatsingsorgaan 7 op wanneer de onderhavige machine wordt gecombineerd met een zaaimachine die onmiddellijk achter de grondrollen 8 werkzaam is.
Het grondverplaatsingsorgaan is bij voorkeur in hoogte instelbaar, zodat het bij plaatsing vóór de rol 8 enigszins onder het niveau van het cilindrisch deel 18 van de grondrol 8 werkzaam kan zijn en bij plaatsing achter de rol ten opzichte van de rijrichting A, enigszins boven het niveau van de onderzijde van het cilindrisch deel 18 van de grondrol. In het geval dat het grondverplaatsingsorgaan 7, gezien in de rijrichting tussen een egalisatieorgaan 9 en een grondrol 8 is aangebracht, wordt de door het verplaatsingsor-gaan 7 verplaatste aarde voor de rol 8 geleid.
De verende bevestiging van het verplaatsingsorgaan heeft het voordeel dat het grondverplaatsingsorgaan 7 tijdens het bedrijf in laterale richting trillende bewegingen kan ondergaan, hetgeen de verdeling van de aarde bevordert en dat het orgaan 7, in geval van obstakels zoals stenen, kan uitwijken. Ook heeft deze bevestiging bij de onderhavige machine het voordeel dat bij het verzwenken van de deelges-tellen 3 in een verticale transportstand, het grondverplaat-singsorgaan 7 door mogelijk contact met de ondergrond niet onmiddellijk verbogen raakt. Dit is ook niet het geval wanneer de machine vanuit de transportstand op de ondergrond wordt neergelaten of neergelaten raakt. Ofschoon een buitenste krans met tanden 19 op enige afstand van het kopse uiteinde van een grondrol 8 kan zijn aangebracht, heeft het volgens de uitvinding de voorkeur dat het grondverplaat-singselement 29, gezien in zijaanzicht, geen overlap heeft met de denkbeeldige omtrekscirkel van de grondrol 8.
De uitvinding is niet beperkt tot hetgeen hiervoor is beschreven, maar heeft ook betrekking op alle details in de tekening. De uitvinding heeft verder betrekking op allerlei alternatieven in de constructie, uiteraard vallende binnen de bewoordingen van de hierna volgende conclusies.

Claims (12)

1. Grondbewerkingsmachine voor de bereiding van een zaadbed, voorzien van grondbewerkingsorganen (4) en een in de rijrichting A hierop volgend nabewerkingsorgaan (8, 9), zoals een egalisatiebalk (8), een rol (9) of een combinatie hiervan, welk nabewerkingsorgaan (8, 9) is gevormd uit ten minste twee delen die, gemeten dwars op de rijrichting A, op enige afstand van elkaar zijn opgesteld, en welke machine een grondverplaatsingsorgaan (7) omvat dat tijdens het bedrijf werkzaam is in het bodemdeel van de ruimte tussen de denkbeeldige in de rijrichting A en verticaal georiënteerde, en aan de naar elkaar toegekeerde kopse uiteinden van de nabewerkingsorganen (8, 9) grenzende verticale vlakken, met het kenmerk, dat het grondverplaatsingsorgaan (7) een steun (30) omvat, welke althans gedeeltelijk tot in de genoemde ruimte tussen de nabewerkingsorganen (8, 9) reikt en het grondverplaatsingsorgaan een wezenlijk vaste werkzame positie verschaft en welk grondverplaatsingsorgaan (7), gezien in de rijrichting A, in de genoemde ruimte achter de grondbewerkingsorganen (4) en vóór de achterste omtrekslijn van de machine is aangebracht.
2. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het nabewerkingsorgaan (8, 9) wordt gevormd door een grondrol (8) en het grondverplaatsingsorgaan (9) is verbonden met een zich langs het betreffende kopse uiteinde van de rol (8) uitstrekkend armdeel (15) voor de rol (8).
3. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het grondverplaatsingsorgaan (7) in de rijrichting vóór het nabewerkingsorgaan is aangebracht.
4. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat het nabewerkingsorgaan (8, 9) een tussen de rol (8) en de grondbewerkingsorganen (4) aangebrachte egalisatiebalk (9) omvat, en het grondverplaatsingsorgaan (7), ten opzichte van de rijrichting A, is opgesteld tussen de egalisatiebalk (9) en een grondrol (8).
5. Grondbewerkingsmachine volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het grondverplaatsingsorgaan (7) een voor het verplaatsen van grond en het plaatselijk egaliseren van het bodemoppervlak bestemd plaatvormig element (20) omvat, dat in bovenaanzicht in hoo£dzaak een U-vorm heeft.
6. Grondbewerkingsmachine volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het grondverplaatsingsorgaan (7) via een zich deels buiten de denkbeeldige omtrekslijn van een nabewerkingsorgaan (8, 9) strekkende steun (30) met het nabewerkingsorgaan (8, 9) is verbonden.
7. Grondbewerkingsmachine volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het grondverplaatsingsorgaan (7), gerekend in de langsrichting van de nabewerkingsorganen (8, 9), zich ten minste tot aan de kopse uiteinden daarvan uitstrekt.
8. Grondbewerkingsmachine volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bevestiging (34) van het grondverplaatsingsorgaan (7) in de machine verstelmiddelen (35) omvat ten behoeve van een hoogte-instel-baarheid van het grondverplaatsingsorgaan (7).
9. Grondbewerkingsmachine volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het grondverplaatsingsorgaan (7) vóór de achterste omtrekslijn van de grondrol (8) waarmee deze is bevestigd, in de machine is opgenomen.
10. Grondbewerkingsmachine volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bevestiging van het grondverplaatsingsorgaan (7) een veerelement (32, 36) omvat, via welk het grondverplaatsingsorgaan (7) in laterale richting beweegbaar is.
11. Grondbewerkingsmachine volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het gestel van de machine twee, via een met een trekker koppelbaar hoofdgestel (2), verbonden delen (3) omvat die ten opzichte van het hoofdgestel (2) om een in de rijrichting A georiënteerde zwenkas in een in hoofdzaak verticale transportstand verzwenkbaar zijn.
12. Grondbewerkingsmachine volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het grondverplaatsingsorgaan (7) een grondverplaatsingselement (27) omvat dat een deel uitmaakt van de steun (30).
NL9402194A 1994-12-23 1994-12-23 Grondbewerkingsmachine. NL9402194A (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9402194A NL9402194A (nl) 1994-12-23 1994-12-23 Grondbewerkingsmachine.
EP95203576A EP0717919A1 (en) 1994-12-23 1995-12-20 A soil cultivating machine

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9402194 1994-12-23
NL9402194A NL9402194A (nl) 1994-12-23 1994-12-23 Grondbewerkingsmachine.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9402194A true NL9402194A (nl) 1996-08-01

Family

ID=19865061

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9402194A NL9402194A (nl) 1994-12-23 1994-12-23 Grondbewerkingsmachine.

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP0717919A1 (nl)
NL (1) NL9402194A (nl)

Citations (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1702196A (en) * 1926-12-20 1929-02-12 John W Cole Combined weed cutter and mulch roller
NL7409032A (nl) * 1974-07-04 1976-01-06 Lely Nv C Van Der Grondbewerkingsmachine.
FR2321825A1 (fr) * 1975-08-25 1977-03-25 Lely Nv C Van Der Machine pour travailler le sol
NL7514820A (nl) * 1975-12-19 1977-06-21 Lely Nv C Van Der Grondbewerkingsmachine.
DE3314761A1 (de) * 1983-04-23 1984-10-25 Johann 8891 Sielenbach Oswald Landwirtschaftliches geraet, insbesondere zur saatbeetbearbeitung
EP0199313A2 (de) * 1985-04-18 1986-10-29 Mentzingen, Rudolf, Freiherr von Bodenbearbeitungsgerät
NL8602211A (nl) * 1986-09-02 1988-04-05 Lely Nv C Van Der Grondbewerkingsmachine.
EP0289094A1 (en) * 1987-04-29 1988-11-02 C. van der Lely N.V. A soil cultivating machine

Patent Citations (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1702196A (en) * 1926-12-20 1929-02-12 John W Cole Combined weed cutter and mulch roller
NL7409032A (nl) * 1974-07-04 1976-01-06 Lely Nv C Van Der Grondbewerkingsmachine.
FR2321825A1 (fr) * 1975-08-25 1977-03-25 Lely Nv C Van Der Machine pour travailler le sol
NL7514820A (nl) * 1975-12-19 1977-06-21 Lely Nv C Van Der Grondbewerkingsmachine.
DE3314761A1 (de) * 1983-04-23 1984-10-25 Johann 8891 Sielenbach Oswald Landwirtschaftliches geraet, insbesondere zur saatbeetbearbeitung
EP0199313A2 (de) * 1985-04-18 1986-10-29 Mentzingen, Rudolf, Freiherr von Bodenbearbeitungsgerät
NL8602211A (nl) * 1986-09-02 1988-04-05 Lely Nv C Van Der Grondbewerkingsmachine.
EP0289094A1 (en) * 1987-04-29 1988-11-02 C. van der Lely N.V. A soil cultivating machine

Also Published As

Publication number Publication date
EP0717919A1 (en) 1996-06-26

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8500396A (nl) Grondbewerkingsinrichting.
FR2546707A1 (fr) Dispositif pour travailler le sol
WO2000074464A1 (en) Agricultural machine and device
NL8501109A (nl) Landbouwwerktuig.
NL8401507A (nl) Grondbewerkingsmachine, in het bijzonder voor de bereiding van een zaaibed.
RU2495553C2 (ru) Комбинированный почвообрабатывающий агрегат
NL9402194A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8601048A (nl) Grondbewerkingsmachine.
RU81869U1 (ru) Комбинированный почвообрабатывающий агрегат
NL8800800A (nl) Combinatie van een trekker met ten minste een grondbewerking-zaaieenheid.
NL8903162A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL9200243A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL1001579C2 (nl) Rotorkopeg.
NL9300659A (nl) Grondbewerkingsmachine.
EP1032253B1 (en) Agricultural apparatus
NL8301236A (nl) Grondbewerkingsmachine.
EP0305601B1 (en) A soil cultivating machine
NL8403460A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8403369A (nl) Grondbewerkingsmachine.
US4381823A (en) Combination fertilizer applicator and tillage implement with adjustable sweep assemblies
NL1003921C2 (nl) Machinecombinatie.
SU1001877A1 (ru) Комбинированна почвообрабатывающа машина и каток
NL8006603A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL9400676A (nl) Machinecombinatie voor het bewerken en inzaaien van grond.
NL8402020A (nl) Grondbewerkingsmachine, in het bijzonder geschikt voor de bereiding van een zaaibed.

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed