NL9401759A - Balloncatheter met verscheidene ballonnen. - Google Patents

Description

BALLONGATHETER MET VERSCHEIDENE BALLONNEN

De uitvinding heeft betrekking op een catheter met verscheidene ballonnen. Elk van deze ballonnen kan afzonderlijk worden geëxpandeerd door via een betreffend lumen in het slangvormige basislichaam van de catheter een medium onder druk aan de betreffende ballon toe te voeren.

Een catheter van deze soort is bijvoorbeeld bekend uit het Europees octrooischrift 0 260 107. De daar beschreven catheter omvat verscheidene dilatatieballonnen met opklimmende diameter.

Een andere bekende catheter van deze soort met twee ballonnen is beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 5 226 889. De relatief distale ballon is hierbij een dilatatieballon, terwijl de relatief proximale ballon dient voor het expanderen van een stent. Deze stent wordt in samengeknepen vorm om de relatief proximale ballon aangebracht en daarmee in de patiënt gebracht. Door expansie van de ballon wordt eveneens de stent geëxpandeerd, die naderhand in de patiënt achterblijft.

Andere soorten catheters met verscheidene ballonnen omvatten bijvoorbeeld een occlusieballon als relatief distale ballon en een dilatatieballon als relatief proximale ballon.

De uitvinding beoogt een catheter van de in de aanhef omschreven soort te verschaffen waarbij elke ballon optimale eigenschappen heeft voor de beoogde functie. Hierdoor is het mogelijk om bijvoorbeeld een dilatatieballon van een catheter met een grotere soepelheid uit te voeren dan een ballon voor het plaatsen van een stent. De grotere soepelheid van de dilatatieballon maakt een gelijkmatiger belasting van de te dilateren vaatwand mogelijk, terwijl voor het expanderen van een stent juist niet zozeer een gelijkmatige belasting als wel een gelijkmatige uitzetting van de stent gewenst is. Dit wordt bereikt door een geringere soepelheid van de betreffende ballon.

Een geschikte uitvoering is gekenmerkt in conclusie 2. Het materiaal van de verschillende ballonorganen kan gelijk zijn, waarbij dus de gewenste verschillende soepelheid wordt verkregen door verschillende wanddiktes.

Een andere geschikte mogelijkheid is gekenmerkt in conclusie 3.

De uitvinding is in het bijzonder geschikt voor toepassing bij een catheter van het type dat bestemd is voor implantatie van een stent, zoals hierboven opgemerkt.

Een verdere ontwikkeling wordt gekenmerkt in conclusie 5. Een ballonorgaan met een grotere soepelheid zal over het algemeen met een lagere druk worden gebruikt dan een minder soepel ballonorgaan. Door toepassing van de maatregel van conclusie 5 wordt dientengevolge een grote bedrijfszekerheid van de catheter volgens de uitvinding verkregen.

In het voorbeeld van de catheter voor stent-im-plantatie wordt, zoals opgemerkt, de relatief distale ballon gebruikt voor dilatatie en deze vereist een geringere werkdruk dan de relatief proximale ballon. De werkdruk van de dilatatieballon ligt in de grootte-orde van 8-10 bar. De werkdruk van de ballon voor het expanderen van de stent ligt bijvoorbeeld in het gebied van 14-16 bar.

Behalve de genoemde mogelijkheden voor het realiseren van de verschillende soepelheid van de verschillende ballonorganen, kunnen ook door geschikte fabricageprocessen de gewenste soepelheden in de verschillende ballonorganen worden ingebouwd.

De uitvinding zal verder worden toegelicht in de volgende beschrijving aan de hand van de bijgevoegde figuren.

Figuur 1 toont een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van een catheter volgens de uitvinding. Figuur 2 toont een gedeeltelijk doorgesneden aanzicht van het distale einde van de catheter van figuur l.

Figuur 3 toont een met figuur 2 overeenkomend aanzicht van een tweede stap van de behandeling.

De in figuur 1 getoonde catheter 1 omvat een slangvormig basislichaam 4 dat in dit geval samengesteld is uit een buitenste slangvormig element 5 en een in een lumen daarvan opgenomen binnenste slangvormig element 6. Het binnenste slangvormig element 6 heeft twee linnens 16, 17.

Aan het distale einde 3 van de catheter 1 zijn bij de getoonde uitvoeringsvorm twee ballonorganen 9, 10 aangebracht. Aan het proximale einde 2 zijn twee aansluitorganen 7, 8 aangebracht die respectievelijk in verbinding staan met het ballonorgaan 9 en het ballonorgaan 10. Door het toevoeren van medium onder druk via de aansluitingen 7 of 8 kunnen de ballonorganen 9 of 10 worden geëxpandeerd. De verbinding tussen het aansluitorgaan 7 en het ballonorgaan 9 verloopt via het lumen 17 van het binnenste slangvormige element 6 en de verbinding tussen het aansluitorgaan 8 en het ballonorgaan 10 verloopt via de tussenruimte 20 tussen het binnenste slangvormige element 6 en het buitenste slangvormige element 5. Het lumen 16 dient voor het opnemen van een leiddraad.

Een samengeknepen stent 13 is om de ballon 10 aangebracht. De stent 13 wordt door verdikkingen 11 en 12 in axiale richting opgesloten op de catheter 1, zodat deze niet van de ballon 10 af kan schuiven.

Zoals nog nader toegelicht zal worden is het ballonorgaan 9 bestemd voor het verwijden van een vernauwd bloedvat en is de ballon 10 bestemd voor het expanderen van de stent 13. Volgens de uitvinding hebben de ballonnen 9 en 10 een verschillende soepelheid. In het bijzonder heeft de dilatatieballon 9 een grotere soepelheid dan de ballon 10 voor de expansie van de stent 13.

Bij de behandeling wordt de catheter 1 eerst zover in het bloedvat 18 gebracht dat de voorste ballon 9 zich ter plaatse van de te verwijden vernauwing bevindt. Vervolgens wordt via het aansluitorgaan 7, door het lumen 17 van het binnenste slangvormige element 6 een medium onder druk toegevoerd. Dit medium onder druk komt via de opening 21 in de wand van het binnenste slangvormige orgaan in het inwendige van de ballon 9, waardoor deze expandeert. Hierdoor wordt het bloedvat 18 verwijd (fig. 2) .

Door de relatief grote soepelheid van de ballon 9 past deze zich goed aan het bloedvat 18 aan, zodat een gelijkmatige belasting daarvan bij het dilateren optreedt.

Vervolgens laat men de druk in de ballon 9 weer teruglopen, waardoor deze zijn oorspronkelijke vorm herneemt. De catheter wordt verder ingebracht, waardoor de ballon 10 ter plaatse van het verwijde vaatgedeelte komt te liggen. Door nu medium onder druk toe te voeren aan de ballon 10, via aansluiting 8 en de tussenruimte tussen de slangvormige elementen 5, 6, welke tussenruimte aan het einde van het buitenste slangvormige element 5 als een ringvormige opening 20 in verbinding staat met het inwendige van de ballon 10, wordt deze ballon 10 geëxpandeerd en daarmee de stent 13 geëxpandeerd. Deze toestand is weergegeven in figuur 3.

Zoals opgemerkt heeft de ballon 10 een geringere soepelheid. De expansie wordt hierdoor minder bepaald door de eventueel ondervonden weerstand, zodat een gelijkmatige expansie van de stent wordt bereikt.

Vervolgens laat men de druk in de ballon 10 weer teruglopen, waardoor de ballon 10 zijn oorspronkelijke vorm met kleine diameter inneemt. De catheter kan nu worden teruggetrokken, waarbij de stent 13 in het bloedvat 18 achterblijft, teneinde de wand daarvan te steunen.

De uitvinding is niet beperkt tot toepassing bij een catheter voor stent-implantatie. Andere catheters met meer ballonorganen, zoals bijvoorbeeld dilatatiecatheters met verscheidene dilatatieballonnen met verschillende diameters, of dilatatiecatheters met occlusieballon en dergelijke, kunnen op geschikte wijze overeenkomstig de uitvinding worden uitgevoerd.

Claims (5)

1. Catheter omvattende een slangvormig basislichaam met een proximaal en een distaai einde, ten minste twee nabij het distale einde aangebrachte ballonorganen die via lumens in het basislichaam in verbinding staan met aansluitorganen aan het proximale einde, waarbij de ballonorganen een verschillende soepelheid hebben.

2. Catheter volgens conclusie 1, waarbij de verschillende soepelheid is verkregen door een verschillende wanddikte van de ballonorganen.

3. Catheter volgens conclusie 1, waarbij de verschillende soepelheid is verkregen doordat de ballonorganen van verschillend materiaal zijn vervaardigd.

4. Catheter volgens één van de voorgaande conclusies, van het type dat bestemd is voor implantatie van een stent, waarbij een relatief distaai ballonorgaan een grotere soepelheid heeft dan een relatief proximaal ballonorgaan voor het expanderen van de stent.

5. Catheter volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het ballonorgaan met geringere soepelheid een grotere drukbestendigheid heeft dan het ballonorgaan met grotere soepelheid.