NL9401085A - Slangkoppeling. - Google Patents

Description

Slangkoppeling

De uitvinding heeft betrekking op een slangkoppeling.

Slangkoppelingen, waarmee een slang, buis of dergelijke ergens op kan worden aangesloten, zijn in vele typen bekend. De meeste slangkoppelingen echter zijn bedoeld voor gebruik bij slangen met een specifieke diameter. Derhalve zijn in het algemeen de toepassingsgebieden van de bekende s1angkoppe1ingen beperkt.

De uitvinding beoogt een slangkoppeling te verschaffen, waarvan het toepassingsgebied aanzienlijk is verbreed.

Hiertoe wordt de slangkoppeling volgens de uitvinding gekenmerkt door een hulsvormig lichaam uit een elastisch materiaal, met een centrale boring en een over althans een gedeelte van de lengte van het hulsvormige lichaam variërende uitwendige diameter, en met een rondom het hulsvormige lichaam geplaatste, axiaal verschuifbare klemring.

De slangkoppeling volgens de uitvinding is geschikt voor toepassing bij slangen met verschillende diameters. Nadat een te koppelen slang in de centrale boring van het hulsvormige lichaam is gestoken wordt de klemring zo ver axiaal verschoven, totdat het elastische materiaal tussen de klemring en de centrale boring klemmend aangrijpt op de in de centrale boring gestoken slang. Betreft het hierbij een slang met kleine diameter, dan moet de klemring axiaal worden verschoven naar een positie van het hulsvormige lichaam alwaar de uitwendige diameter groot is, terwijl wanneer het een slang met grotere diameter betreft de vereiste axiale verschuiving van de klemring kleiner is en een klemming reeds optreedt op een locatie, alwaar de uitwendige diameter van het hulsvormige lichaam kleiner is. Tijdens het aanbrengen (of verwijderen) van de slang in (respectievelijk uit) de centrale boring bevindt de klemring zich in een positie, waarbij het elastische materiaal niet of nauwelijks wordt samengedrukt, zodat het aanbrengen (of verwijderen) van de slang onbelemmerd kan plaatsvinden.

Het hulsvormige lichaam kan integraal onderdeel zijn van een inrichting, waarop de slang moet worden aangesloten. Het is ook mogelijk, dat het hulsvormige lichaam het uitein de vormt van een andere slang of buis, waarmee de genoemde slang moet worden gekoppeld.

Alhoewel het in principe denkbaar is, dat de klemring zelf eveneens uit een elastisch materiaal is vervaardigd, geniet het overeenkomstig een speciale uitvoeringsvorm van de slangkoppeling volgens de uitvinding de voorkeur, dat de klemring onvervormbaar is. Door het onvervormbaar uitvoeren van de klemring wordt telkens een optimale klemkracht gewaarborgd, terwijl de hanteerbaarheid van de klemring wordt verhoogd. Bovendien kan worden voorkomen, dat de klemring na veelvuldig gebruik een afnemende klemwerking vertoont.

Verder wordt een speciale uitvoeringsvorm van de slangkoppeling volgens de uitvinding genoemd, waarbij de axiale dikte van de klemring aan zijn binnenomtrek kleiner is dan aan zijn buitenomtrek. De kleinere axiale dikte van de klemring aan zijn binnenomtrek leidt tot een hoge vlakte-druk, waardoor een stevig contact tussen het elastische materiaal en een in de centrale boring opgenomen slang plaatsvindt, hetgeen een hoge klemkracht alsmede een goede afdichting met zich meebrengt. De grotere axiale dikte van de klemring aan zijn buitenomtrek daarentegen verschaft een voldoende groot oppervlak om de klemring met de vingers op effectieve wijze te kunnen aangrijpen.

Een bijzondere handige uitvoeringsvorm van de slangkoppeling volgens de uitvinding wordt gekenmerkt door het feit, dat het hulsvormige lichaam is voorzien van in axiale richting op een afstand van elkaar gelegen omtreksuitspa-ringen. De omtreksuitsparingen zijn bedoeld voor het opnemen van de binnenomtrek van de klemring in de verschillende ge-bruiksposities daarvan. Wanneer bijvoorbeeld in het hulsvormige lichaam een omtreksuitsparing is aangebracht alwaar het hulsvormige lichaam een kleine uitwendige diameter bezit, bepaalt deze omtreksuitsparing een niet-werkzame positie van de klemring, waarin een slang eenvoudig in de centrale boring kan worden aangebracht (of daaruit kan worden verwijderd) . Omtreksuitsparingen ter plaatse van locaties van het hulsvormige lichaam, alwaar dit grotere uitwendige diameters bezit, bepalen vervolgens werkzame posities van de klemring, waarbij deze, via het tussengelegen elastische materiaal, klemmend aangrijpt op slangen met verschillende diameters. Door de samenwerking tussen de binnenomtrek van de klemring en de omtreksuitsparingen wordt op effectieve wijze een onbedoeld verschuiven van de klemring in axiale richting ten opzichte van het hulsvormige lichaam voorkomen. Tevens is het denkbaar, dat de omtreksuitsparingen locaties aanduiden, alwaar een aangebrachte klemring een voorafbepaalde klem-kracht op slangen met speciale diameters uitoefent. Op deze wijze kan een te grote klemkracht op slangen worden voorkomen, hetgeen op onbedoelde wijze zou kunnen leiden tot het dichtknijpen van de te koppelen slangen.

Verder bestaat de mogelijkheid, dat het hulsvormige lichaam is voorzien van in de centrale boring uitstekende inwendige omtreksrillen. Deze omtreksrillen kunnen enerzijds zijn uitgevoerd als aanslagen, waarmee de insteekdiepte van slangen in de centrale boring wordt vastgelegd, doch tevens kunnen deze omtreksrillen, wanneer de klemring het elastische materiaal samendrukt, fungeren als de afdichtwerking verhogende organen.

Zoals reeds eerder werd opgemerkt, kan het hulsvormi-ge lichaam onderdeel zijn van een met een slang te koppelen inrichting, of zelf het uiteinde vormen van een andere slang. In het laatste geval kan het gunstig zijn, wanneer de centrale boring zich aan één uiteinde van het hulsvormige lichaam verwijdt. Ter plaatse van dit verwijde uiteinde kan een dergelijke andere slang in het hulsvormige lichaam worden gestoken en aldus hiermee verbonden zijn. Eventueel kunnen hierbij extra bevestigingsmiddelen, zoals lijm of dergelijke, worden toegepast.

Ook aan het uiteinde, alwaar de te koppelen slang in de centrale boring moet worden gestoken, kan een dergelijk verwijd uiteinde zijn toegepast, teneinde de invoer van de slang te vereenvoudigen.

Een zeer speciale uitvoeringsvorm van de slangkoppe-ling volgens de uitvinding bezit als kenmerk, dat het hulsvormige lichaam aan één uiteinde is voorzien van een zich verbredende flens met een in hoofdzaak vlak frontaal oppervlak. Deze uitvoeringsvorm van de slangkoppeling volgens de uitvinding is in het bijzonder bedoeld voor medische toepas singen, waarbij het hulsvormige lichaam bijvoorbeeld het uiteinde vormt van een met een infuusfles of dergelijke verbonden leiding, en waarbij de te koppelen slang een in een patiënt aangebrachte drain of catheter is. De slangkoppeling kan dan bijvoorbeeld een onderdeel vormen van een wonddrai-nagesysteem of van een container-opvangsysteem voor li-chaams- of spoelvloeistoffen. Het vlakke frontale oppervlak van de flens van het hulsvormige lichaam wordt hierbij, nadat de drain of catheter in de centrale opening is gestoken, op de huid van de patiënt geplaatst. In dit kader is het gunstig, wanneer op het frontale oppervlak van de flens bevestigingsmiddelen zijn aangebracht, zoals een plakstrook of dergelijke. Ten gevolge van de toepassing van deze bevestigingsmiddelen is het hulsvormige lichaam stevig aan de patiënt bevestigd, waardoor het risico, dat de drain of catheter onbedoeld uit de patiënt wordt verwijderd, sterk wordt gereduceerd. De toepassing van een dergelijke speciale uitvoeringsvorm van de slangkoppeling volgens de uitvinding maakt het vasthechten van het uiteinde van de drain of catheter aan de huid van de patiënt overbodig. Desondanks staat deze slangkoppeling toe om de verbinding tussen de drain of catheter en de naar de infuusfles of dergelijke voerende leiding snel te ontkoppelen.

Wanneer overeenkomstig een variant van de laatstgenoemde uitvoeringsvorm aan de van het frontale oppervlak afgekeerde zijde ter plaatse van de verbinding tussen de flens en het hulsvormige lichaam een rondlopende, zich axiaal uitstrekkende, uitsparing is gevormd, wordt aan het hulsvormige lichaam ten opzichte van de flens een goede beweeglijkheid verschaft, zodat, wanneer de flens aan de huid van een patiënt is bevestigd, een beweging van het hulsvormige lichaam niet leidt tot excessieve krachten op de flens, waardoor deze onbedoeld zou worden losgetrokken van de huid van de patiënt.

Ten slotte wordt een speciale variant van de slangkoppeling volgens de uitvinding genoemd, waarbij rondom het hulsvormige lichaam twee klemringen zijn geplaatst. Deze klemringen kunnen elk op de in het voorgaande beschreven wijze samenwerken met het hulsvormige lichaam, waardoor de slangkoppeling op effectieve wijze kan worden gebruikt voor het met elkaar koppelen van twee slangen, zonder integraal onderdeel te zijn van één van deze twee slangen. Hierbij kunnen de slangen verschillende diameters bezitten, hetgeen met name op medisch terrein veelvuldig het geval is.

Uiteraard zijn ook varianten denkbaar, waarbij als het ware drie of meer hulsvormige lichamen stervormig integraal zijn samengevoegd, en op elk van deze hulsvormige lichamen een klemring is geplaatst. Op deze wijze kunnen slangkoppelingen worden gevormd voor het met elkaar verbinden van meer dan twee slangen.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een aantal uitvoeringsvormen van de slangkoppeling volgens de uitvinding is weergegeven.

Fig. 1 toont in doorsnede een eerste uitvoeringsvorm van de slangkoppeling volgens de uitvinding in een ruststand;

Fig. 2 toont dezelfde slangkoppeling, gekoppeld aan een slang met grote diameter;

Fig. 3 toont deze slangkoppeling, gekoppeld aan een slang met kleine diameter;

Fig. 4 toont in doorsnede deze slangkoppeling, aangebracht op de huid van een patiënt, en

Fig. 5 toont een alternatieve uitvoeringsvorm van de slangkoppeling volgens de uitvinding.

De in fig. 1 in doorsnede weergegeven slangkoppeling bestaat in hoofdzaak uit een (eventueel aan de bovenzijde afgeschuind) hulsvormig lichaam 1 en een rondom het hulsvormige lichaam geplaatste klemring 2. Het hulsvormige lichaam bestaat uit een elastisch materiaal, en is voorzien van een centrale boring 3.

Zoals duidelijk zichtbaar varieert de uitwendige diameter van het hulsvormige lichaam over de lengte daarvan. De reden hiervoor zal later blijken.

De klemring 2 bezit aan zijn buitenomtrek een axiale dikte, die kleiner is dan aan zijn binnenomtrek. Hierdoor verkrijgt de klemring zijn karakteristieke, zich in doorsnede naar binnen toe versmallende vorm. De reden hiervoor zal eveneens later duidelijk worden.

Zoals met name duidelijk blijkt uit fig. 2 bezit de centrale boring 3 een verwijd uiteinde 4, zodat een invoer-geleiding voor een slang of buis 5 (zie fig. 1) is verschaft. Deze slang of buis 5 kan losneembaar in de centrale boring 3 zijn geplaatst, doch ook onlosneembaar hierin zijn aangebracht. Het is tevens mogelijk, dat de slang 5 een integraal deel vormt van het hulsvormige lichaam 1.

In de in fig. 1 getoonde stand grijpt de klemring 2 met zijn binnenomtrek aan in een omtreksuitsparing 6 van het hulsvormige lichaam (deze omtreksuitsparing 6 is het duidelijkst zichtbaar in fig. 3). De afmetingen van het hulsvormige lichaam ter plaatse van deze omtreksuitsparing 6, de afmeting van de omtreksuitsparing 6 zelf en de afmetingen van de klemring 2 zijn thans zodanig, dat, wanneer de klemring 2 in de omtreksuitsparing 6 is geplaatst, geen of nagenoeg geen radiale samendrukking van het hulsvormige lichaam 1 plaatsvindt. In deze rustpositie van de klemring is het thans eenvoudig mogelijk, om een te koppelen slang in de centrale boring 3 aan te brengen, bijvoorbeeld vanaf de van het verwijde uiteinde 4 afgekeerde zijde. Uiteraard is het omgekeerd ook mogelijk, om in deze stand van de klemring 2 een zich in de centrale boring 3 bevindende slang te verwijderen .

In fig. 2 is weergegeven, dat in de centrale boring een slang 7 is aangebracht. Teneinde deze slang 7 te koppelen is de klemring 2, in axiale richting van het hulsvormige lichaam 1, omlaaggeschoven in de richting van een toename van de uitwendige diameter van het hulsvormige lichaam 1. Hierdoor wordt het elastische materiaal van het hulsvormige lichaam, dat zich tussen de binnenomtrek van de klemring 2 en de slang 7 bevindt, radiaal naar binnen gedrukt totdat de slang 7 stevig is vastgeklemd.

Alhoewel niet duidelijk zichtbaar, is het mogelijk dat ter plaatse van de positie, waar de klemring 2 zich in fig. 2 bevindt eveneens een omtreksuitsparing op de buitenzijde van het hulsvormige lichaam 1 is aangebracht, zodat de klemring 2 in de getoonde positie enigszins wordt vastgehouden, en het risico op een onbedoeld verschuiven van de klemring 2 wordt verminderd.

Wanneer een slang 8 met kleinere diameter in de slangkoppeling moet worden gekoppeld, wordt de klemring 2 nog verder omlaaggeschoven, naar een positie waar de buitenomtrek van het hulsvormige lichaam 1 nog groter is, zodat het elastische materiaal verder binnenwaarts wordt samengedrukt voor het aangrijpen op de slang 8 met kleinere diameter. Deze situatie is getoond in fig. 3.

Uit het voorgaande blijkt thans duidelijk, waarom het hulsvormige lichaam een over zijn lengte variërende uitwendige diameter bezit. Hoe verder de klemring 2 in de richting van de toenemende uitwendige diameter wordt geschoven, des te kleiner kan de diameter zijn van een te koppelen slang.

In dit verband blijkt ook het belang van de kleinere axiale dikte van de klemring 2 ter plaatse van zijn binnenomtrek. Door deze kleine axiale dikte wordt een hoge vlaktedruk op het elastische materiaal uitgeoefend, waardoor een te koppelen slang stevig wordt vastgeklemd. Tevens kan hierdoor een goede afdichting tussen de binnenwand van de centrale boring 3 en de betreffende slang worden gecreëerd. In sommige toe-passingsgevallen kan het vereist zijn, dat deze afdichting vacuümbestendig is.

Ter verbetering van de aangrijping van de binnenwand van de centrale boring 3 op een te koppelen slang kan het mogelijk zijn, dat binnenwaarts uitstekende inwendige om-treksrillen 9 zijn toegepast (zie fig. 1). Behalve voor een betere afdichting kunnen deze rillen ook zorgen voor een verstevigd aangrijpen op de te koppelen slang. Daarnaast kunnen deze omtreksrillen 9 tevens fungeren als aanslagen, die de insteekdiepte van een te koppelen slang kunnen bepalen. In dit kader zij opgemerkt, dat de centrale boring 3 tevens een geschikte getrapte inwendige vorm kan bezitten, waarbij elke trap de insteekdiepte van slangen met een bepaald diameterbereik bepaalt.

De ten opzichte van de binnenomtrek een grotere axiale afmeting bezittende buitenomtrek van de klemring 2 maakt het handmatig vastgrijpen en verschuiven daarvan eenvoudig. Wanneer de klemring 2 zich in de in fig. 1 getoonde stand bevindt (in de omtreksuitsparing 6) kan deze op het hulsvormige lichaam 1 een (in de figuur gezien omhooggerich te) tegendruk uitoefenen wanneer de slang of buis 5 in het verwijde uiteinde 4 van de centrale boring 3 wordt gestoken. De vorm van de omtreksuitsparing 6 kan hierbij aan de bovenzijde zodanig zijn gekozen, dat de klemring 2 nagenoeg niet naar boven kan verschuiven.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt, dat ook in de situaties volgens fig. 2 en 3 in het verwijde uiteinde van de centrale boring een slang of buis 5 kan zijn aangebracht. Om wille van de overzichtelijkheid is deze echter weggelaten.

De in de fig. l tot 3 getoonde klemring 2 is onver-vormbaar uitgevoerd. Het is echter ook denkbaar, dat deze klemring zelf enigszins elastisch is, waardoor het bereik van de slangkoppeling wellicht kan worden vergroot.

Aan het uiteinde van het hulsvormige lichaam 1, dat is afgekeerd van het verwijde uiteinde 4 van de centrale boring 3 is, in de getoonde uitvoeringsvorm, het lichaam 1 voorzien van een zich verbredende flens 10 met een in hoofdzaak vlak frontaal oppervlak 11. De functie van deze flens 10 wordt thans toegelicht aan de hand van fig. 4, waarin een speciale variant van de slangkoppeling voor medische toepassingen is getoond. In fig. 4 is een gedeelte van de huid 12 van een patiënt zichtbaar, waarin een catheter of drain 13 is aangebracht. Deze catheter of drain 13 moet worden aangesloten op een naar een vacuiimfles of infuusfles voerende slang of buis 14. In de getoonde uitvoeringsvorm is deze slang of buis 14 aangebracht in het verwijde uiteinde van de centrale boring 3. Het is echter opnieuw denkbaar, dat deze slang of buis een integraal deel vormt van het hulsvormige lichaam 1.

De catheter of drain 13 is in de centrale boring 3 aangebracht, waarna de klemring 2 zo ver omlaag is geschoven, totdat de catheter of drain 13 is vastgeklemd door de binnenwaarts gecomprimeerde wand van de centrale boring. Op het frontale oppervlak van de flens 10 is een kleefstrook 15 aangebracht, waarmee het hulsvormige lichaam 1 op de huid 12 van de patiënt is geplakt. In deze situatie worden eventuele trekkrachten, die door de slang of buis 14 op het hulsvormige lichaam 1 worden uitgeoefend niet door de catheter of

CONCLUSIES

1. Slangkoppeling, gekenmerkt door een hulsvormig lichaam uit een elastisch materiaal, met een centrale boring en een over althans een gedeelte van de lengte van het hulsvormige lichaam variërende uitwendige diameter, en met een rondom het hulsvormige lichaam geplaatste, axiaal verschuifbare klemring.

2. Slangkoppeling volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de klemring onvervormbaar is.

3. Slangkoppeling volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de axiale dikte van de klemring aan zijn binnenomtrek kleiner is dan aan zijn buitenomtrek.

4. Slangkoppeling volgens een der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat het hulsvormige lichaam is voorzien van in axiale richting op een afstand van elkaar gelegen omtreks-uitsparingen.

5. Slangkoppeling volgens een der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat het hulsvormige lichaam is voorzien van in de centrale boring uitstekende inwendige omtreksrillen.

6. Slangkoppeling volgens een der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de centrale boring zich aan één uiteinde van het hulsvormige lichaam verwijd.

7. Slangkoppeling volgens een der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat het hulsvormige lichaam aan één uiteinde is voorzien van een zich verbredende flens met een in hoofdzaak vlak frontaal oppervlak.

8. Slangkoppeling volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat op het frontale oppervlak van de flens bevestigingsmiddelen zijn aangebracht, zoals een plakstrook of dergelijke.

9. Slangkoppeling volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat aan de van het frontale oppervlak afgekeerde zijde ter plaatse van de verbinding tussen de flens en het hulsvormige lichaam een rondlopende, zich axiaal uitstrekkende, uitsparing is gevormd.

10. Slangkoppeling volgens een der conclusies 1-9,

Claims (1)

1. drain 13, doch via de kleefstrook 15 door de huid 12 van de patiënt opgenomen. Het lostrekken van de catheter of drain 13 of het verbreken van de verbinding tussen deze en het hulsvormige lichaam 1 wordt hierdoor op effectieve wijze voorkomen. De verbinding tussen het hulsvormige lichaam 1 en de catheter of drain 13 is van zodanige aard, dat een eventueel aanwezige onderdruk in de via de buis of slang 14 aangesloten vacuümfles op effectieve wijze op de catheter of drain 13 kan worden uitgeoefend, zodat eventueel wondvocht of dergelijke kan worden afgezogen. Zoals verder duidelijk zichtbaar is in de fig. 1 en 2 is aan de van het frontale oppervlak n afgekeerde zijde ter plaatse van de verbinding tussen de flens 10 en het hulsvormige lichaam 1 een rondlopende, zich axiaal uitstrekkende, uitsparing 16 gevormd. Deze uitsparing 16 maakt een beweeglijkheid van de flens ten opzichte van het hulsvormige lichaam 1 mogelijk, waardoor het risico op het van de huid 12 lostrekken van de slangkoppeling verder wordt gereduceerd. Ten slotte is in fig. 5 een geheel andere uitvoeringsvorm van de slangkoppeling volgens de uitvinding weergegeven. In dit geval is de slangkoppeling symmetrisch om een centraal gelegen dwarslijn, en zijn op het hulsvormige lichaam 17 twee klemringen 18 en 19 geplaatst. Deze slangkoppeling is in het bijzonder geschikt voor het koppelen van twee slangen, bijvoorbeeld een slang 20 met grote diameter en een slang 21 met kleine diameter. Uiteraard zouden ook slangen met gelijke diameter met behulp van deze slangkoppeling kunnen worden gekoppeld. Uiteraard zijn ook uitvoeringsvormen denkbaar, waarbij het hulsvormige lichaam bijvoorbeeld stervormig uit meer dan twee onderdelen is opgebouwd, en aldus meer dan twee slangen met elkaar kunnen worden gekoppeld. De uitvinding is niet beperkt tot de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvormen, die binnen het door de conclusies bepaalde kader op velerlei wijze kunnen worden gevarieerd. met het kenmerk, dat rondom het hulsvormige lichaam twee klemringen zijn geplaatst.