NL9400801A - Voor gebruik in koel- en opslagruimten bestemd rek. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Voor gebruik in koel- en opslagruimten bestemd rek.

De uitvinding heeft betrekking op een voor gebruik in koel- en opslagruimten bestemd rek, cpgebouwd uit tenminste twee staanders en daartussen aanwezige, op de staanders rustende legborden, waarbij de staanders bestaan uit twee nabij de beven- en benedeneinden verbonden buizen en de legborden twee eveneens door buisprofielen gevormde liggers bevatten, waarvan de einden zijn ingericht voor aangrijping op van de respectieve staandertuizen uitstekende koppelingsdelen.

Een dergelijk rek is békend en onder de naam FEZ9DST0CK in de handel. Een belangrijke toepassing ervan ligt op het gebied van de levensmiddel en. Bij dit bekende rék worden de zijdelings van de geheel uit aluminium bestaande staandertuizen uitstekende koppel ingsdelen gevormd door afzonderlijke, aan de betreffende staandertuizen vastgeschroefde steunoren met naar boven toe open ligplaatsen voor bet klemmend opnemen van dwars door de einden van de liggerprofielen heen gaande draagpennen.

Een soortgelijk rek is békend onder de naam IM92.

Dergelijke rekken vertonen in het algemeen een goede stabiliteit. Het aluminium van de buisprofielen van de staanders en liggers heeft echter het bezwaar, dat het minder goed bestand is tegen sommige vloeistoffen c.g. sappen die bij sommige levensmiddel en, zoals vlees en daarvan afgeleide produkten, een rol spelen. Beschadiging van de aluminiumdelen leidt voorts tot een voor vele toepassingen onaanvaardbare corrosie. In gebieden waar gemakkelijk beschadigingen optreden, worden bepaalde onderdelen, die wat de sterkte en stabiliteit van het geheel betreft een mindere rol spelen, zoals de panelen van de legborden, daarom veelal uit kunststof vervaardigd.

Tenslotte leidt hst grotere aantal onderdelen tot even zo vele verbindingsnaden tussen deze onderdelen, welke verbindingsnaden in gebruik gemakkelijk epen gaan staan en dan, evenals de holle ruimte van de buisprofielen, de mogelijkheid bieden tot het binnendringen van verontreinigingen en bacteriën, zodat deze rekken niet optimaal zijn uit een oogpunt van de in het bijzonder bij gebruik in de levensmiddelenbranche geldende eisen betreffende hygiëne.

De uitvinding nu beoogt het bekende rek in dat opzicht te verbeteren, onder behoud van een goede stabiliteit.

Volgens de uitvinding wordt dit doel daardoor bereikt, dat zowel de staandertuizen als de liggers van de legborden bestaan uit een metalen fcuiskem en een deze over de gehele lengte rondom, alsmede aan de einden aansluitende bekleding van kunststof, waarbij de van de staander^ buizen uitstékende koppel ingsdelen uit één stuk met de kunststofbékleding van die buizen zijn gevormd, terwijl de einden van de liggers zijn voorzien van koppel ingsdelen, die ocnplegaentair zijn aan de zijdelings uitstekende koppel ingsdelen van de staandertauizen an uit één stuk met de bekleding van die liggers zijn gevormd.

Aldus wordt een rek verkregen, dat zijn sterkte en stabiliteit ontleent aan de door de kunststofbékleding beschermde buiskemen in de staanderbuizen en liggerprofielen. Zelfs bij een naar verhouding dunne kunststofbékleding vormen de uit één stuk hiermede gevormde koppel ingsdelen een stijf geheel met de staanderbuizen en liggerprofielen.

Het rék volgens de uitvinding kan voorts eenvoudig worden schoon gespoten zonder dat daarbij reinigingsvloeistof tot de metalen kernen kan doordringen.

Opgemerkt dient te worden, dat het békend is stijlen en dorpels van zogenaamde kunststofkozijnen en -deuren c.q. -ramen te voorzien van een in dwarsdoorsnede rechthoekige metalen buiskem welke wordt cmgeven door een de nodige langsprofileringen bevattende, de eigenlijke stijl of dorpel vormende bekleding van kunststof. De in de regel afgeschuinde eindranden van dergelijke stijlen of dorpels zijn daarbij echter niet met kunststof bekleed.

In een praktische uitvoeringsvorm worden de uitstékende koppel ingsdelen aan de staanderbuizen gevormd door vertikaal gerichte langwerpige nokken, waarvan de van de betreffende wand van de staander-buis afstaande zijden naar beneden toe divergeren en, in dwarsdoorsnede gezien, naar de staanderbuis toe convergeren, terwijl de aan de ligger-* profielen vastgevormde koppel ingsdelen een de betreffende koppel ingsnok geheel aansluitende cpneenholte hebben.

Met de aldus gevormde nekken en hun complementaire koppel ingsdelen wordt een in twee onderling loodrechte richtingen werkzame wig-werking verkregen. Enerzijds worden de ocnplesonentaire koppel ingsdelen aan de liggereinden van de legborden n.l. in de lengterichting van de liggers tegen de betreffende staanderbuizen aan getrokken, terwijl zij anderzijds in het vlak van de staanders tegen de staanderbuizen warden aangeklemd.

Een voorkeursuitvoering wordt daardoor gekenmerkt, dat de nokken aan de naar elkaar toegekeerde zijden van de tot dezelfde staander behorende staanderbuizen zijn aangebracht en wel in paren naast elkaar gelegen nokken, waarbij de nekken van elk paar met hun van elkaar afgekeerde zijden in één vlak liggen met de betreffende overstaande zijwanden van de betreffende staanderbuis. Op deze wijze lean elke staander dienen voer het dragen van zich aan weerszijden van de staander uitstrekkende, onderling in één vlak liggende leeraarden.

Gpgemerkt wordt, dat uit EP-A-0451012 een uit staanders en legborden bestaand rek békend is, waarbij de staanderprofielen van elke staander aan de naar elkaar toe gekeerde zijden zijn voorzien van enkelvoudige reeksen van uit één stuk ermede gevormde kqppelingsnokken. In de uitvoeringsvorm volgens fig. 1-5 van deze publicatie hebben deze nokken bovendien de vorm van naar beneden toe breder wordende wiggen met, in de dwarsdoorsnede gezien, concaaf geprofileerde wigvlakken. De koppel ingsnokken werken hierbij samen met afzonderlijke, ruiterachtig daarop passende koppelelementen, waarop van uitsparingen voorziene omgezette eindranden van de uit één stuk staalplaat bestaande legbord-panelen kunnen inhaken.

Het gaat hierbij kennelijk om geheel uit kunststof gevormde staanders, waarmede zonder een naar verhouding grote wanddikte niet dezelfde buigstij fheid en vormstabiliteit is te bereiken als met een rek met door een (stalen) buiskem versterkte staanders. Voorts is met de concaaf geprofileerde wigvlakken van de bekende koppel ingsnokken niet een in twee onderling loodrechte richtingen werkzame wigwerking te bereiken.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een hoekverbindings-klem voor het verbinden van twee onder een rechte hoek op elkaar aansluitende legborden, voorzien van een zijdelings cm een leggerprofiel haakbaar steundeel met een loodrecht daarvan uitstekend lijf, dat volgens de uitvinding aan één zijde van een bij het uitstekende koppelingsdeel van een liggerprofiel passende koppelingsnak is voorzien.

Verdere kenmerken van de uitvinding worden hieronder aan de hand van de tekening met een uitvoeringsvoorbeeld nader toegelicht.

Fig. 1 is een aanzicht in perspectief van de losgekoppelde verbinding tussen een staanderbuis en een liggerprofiel bij een rek volgens de uitvinding; fig. 2 toont het bovenste eindgedeelte van een staanderbuis, gedeeltelijk in doorsnede; fig. 3 toont een zij-aanzicht van het onderste eindgedeelte van een staanderbuis; fig. 4 toont een vertikale doorsnede door een eindgedeelte van een dwarsverbindingseleraent tussen twee staandertauizen; fig. 5 toont een zij-aanzicht van een gedeelte van een staanderbuis met een paar koppel ingsnokken; fig. 6 is een dwarsdoorsnede volgens de lijn VI-VI in fig. 5; fig. 7 is een zij-aanzicht van een eindgodoolte van een leggerprofiel, gedeeltelijk in langsdoorsnede; fig. 8 tocnt een dwarsdoorsnede door een 1 iggerprofiel met een zijdelings daaroverheen grijpende hoekverbind ingsklem volgens de uitvinding; en fig. 9 toont een horizontale doorsnede door verbinding tussen een staander buis en twee haaks cp elkaar staande liggezprofielen.

Het rek volgens de uitvinding is op de gebruikelijke wijze opgebouwd uit ten minste twee staanders en zich daartussen op verschillende hoogten uitstrekkende legborden.

Elke staander is daarbij samengesteld uit twee staandertauizen 1, welke op een nog nader te beschrijven wijze nabij de boven- en benedeneinden met elkaar zijn verbonden door dwarsverbindings-eleaaenten.

Elk legbord omvat twee 1 iggerprofielen 2, waarover bij voorkeur uit kunststof bestaande panelen worden gelegd. Deze panelen vormen geen deel van de uitvinding ai worden daaran slechts terloops bij de beschrijving van de hoekverbindingsklem volgens fig. 8 genoemd ai getoond.

De staandertauizen 1 bestaan uit een metalen, bij voorkeur uit staal bestaande kernhuis 3, bij voorkeur van een rechthoekige dwarsdoor-snedevorm.

De metalen kembuis 3 strekt zich over de gehele (standaard) lengte (van bijvoorbeeld 1,8 m) van de staanderbuis uit ai is aan zijn boveneinde (zie fig. 2) en zijn benedeneinde (zie fig. 3) voorzien van een het betreffende einde afsluitend inzetstuk 4 resp. 5. Het bovenste inzetstuk 4 wordt daarbij gevormd door een afsluitdop, terwijl het onderste inzetstuk 5 bestaat uit een inzetbus met een op de kopse eindrand van de kerhkuis 3 aanliggende flensring 6 en met inwendige schroefdraad voor het cpnemen van een stel voet 7. De kembuis 3 is over zijn gehele lengte voorzien van een kunststofbekleding (bijvoorbeeld van polypropeen), welke met bekende spuitgiettechniéken kan worden aangebracht die zich tevens rond de afgesloten einden van de kembuis uitstrekt.

Nabij de boven- en benedeneinden van de staanderbuis 1 heeft de bekleding 8 een wanddikte, die over een zékere hoogte hl (fig. 2) respectievelijk h2 (fig. 3) ten opzichte van die van de rest van de bekleding is verminderd en naar de betreffende uiteinden toe afneemt.

De staanderbuis heeft daardoor nabij elk der einden een gedeelte la resp. lb, waarvan de buitennantel licht conisch is (bijvoorbeeld met een ooniciteit van 2°).

Deze licht-conische eindgedeelten la resp. lb vormen de aan-grij pingsplaatsen voor de busvormlge einden 10 van een dwarsverbindings-element 9, dat in fig. 4 wordt getoond en waarvan de opening 10 een vorm en ooniciteit heeft, welke aan die van de bovengenoemde einddelen la reep. lb zijn aangepast. De buisvormige einddelen van de dwarsverbin-dingselementen die de boveneinden van twee staanderbuizen moeten verbinden, kunnen daarbij aan hun nauwere einden met een dunne eindwand 11 zijn afgesloten. Voor liet verbinden van de benedeneinden van twee staanderbuizen wordt die eindwand weggelaten c.q. verwijderd.

Het zed duidelijk zijn, dat twee staanderbuizen 1 en twee dwarsvezbindingselemerrten 9 onder wigwerking tussen de in elkaar grijpende delen (la, 10) reep. (lb, 10) van de staanderbuizen 1 en dwarselemen-ten 9 tot een buigvaste en vormstabiele staander zijn samen bestellen.

De buizen 1 van elke staander zijn voorzien van zijdelings uitstekende koppelingsdelen 13. Deze koppelingsdelen hebben de vorm van langwerpige, zich in de lengterichting van de staandertauis 1 uitstrekkende nokken, waarvan de van de staanderbuis af gekeerde langszijde 13a evenwijdig aan de as van de staanderbuis verloopt en de beide aanliggende, overstaande langszijden 13b en 13c in de richting van het benedeneinde van de betreffende staanderbuis divergeren.

De aldus verkregen wigvormige nokken 13 zijn gerangschikt in paren, welke gelijkmatig over de lengte van liet staanderprofiel verdeeld liggen. De afstanden tussen opeenvolgende nckkenparen komen daarbij overeen met de gewenste onderlinge afstanden tussen de legborden in het te vormen rek.

De nokken 13 steken alle van één zelfde langszijde van het staanderprofiel uit, waarbij de van elkaar afgekeerde langszijden 13b van de tot een zelfde paar behorende nokken 13 in één vlak liggen met de aangrenzende langszijden van de staanderbuis.

Voorts staan de langszijden 13c van de nokken 13 onder een kleinere hoek dan 90* ten opzichte van de aanliggende langszijde van de staanderbuis, waardoor de nokken 13 een dwarsdoorsnede hebben, waarvan het profiel naar de staanderbuis toe cndersneden is. Zoals uit de tekening blijkt, zijn de nokken aan de boven- en benedeneinden afgerond.

De nokken 13 zijn uit één stuk met de door de kernhuis 3 ondersteunde bekleding 8 gevormd.

Verwezen wordt thans naar fig. 7, waarin het van een legbord deel uitmakende liggerprofiel 2 in langsdoorsnede is getoond.

Evenals de bovenbeschreven staanderbuis heeft ook het liggerprofiel 2 een metalen (bij voorkeur uit staal bestaande) bulskem 15 van een bij voorkeur rechthoekige dwarsdoorsnedevonn.

De aan de einden met doppen 16 afgesloten metalen kernhuis 15 wordt over de gehele lengte rondom en rond de einden cngeven door een kunststofbekleding 17 van bijvoorbeeld polypropeen. Aan de einden van het liggerprofiel 2 bevinden zich uit één stuk met de bekleding 17 gevormde koppelingsdelen 18. Deze koppelings-delen 18 hebben in hoofdzaak de vorm van een hoékprofiel, waarvan het boveneinde in één vlak ligt met de bovenwand van het liggerprofiel en dat aan de onderzijde over enige afstand onder het liggerprofiel uitsteekt. De ene flens 18a van het hoékprofiel ligt daarbij over enige afstand zijdelings ten opzichte van het vertikale middenlangsvlak van het liggerprofiel 2 verschoven, terwijl de andere flens 18b in één vlak ligt met het betreffende kopse einde van het liggerprofiel.

In de flens 18a is een cpneenholte 19 uitgespaard, waarvan de zijwanden 19a en 19b een onderling verloop vertonen, dat correspondeert met dat van de overstaande langszij den 13b en 13c van de bovenbeschreven koppelingsnok 13. De zijwand 19b ligt daarbij in één vlak met het kopse vlak van de flens 18b, terwijl de zijwand 19b naar beneden toe ten opzichte van de zijwand 19a divergeert en anderzijds een weinig schuin op het bodesnvlak van de holte 19 staat.

De lengte 12 van de opneenholte 19 is ten minste zo veel groter dan de lengte 11 van de nok 13, dat het koppelingsdeel 18 met zijn cpneenholte 19 van opzij (zie de pijlrichting A in fig. 1) over een van een staanderbuis 1 uitstékende koppel ingsnok 13 heen kan worden geplaatst. Door vervolgens het koppel ingsdeel 18 t.o.v. de staanderbuis 1 naar beneden te verplaatsen (zie pijl B in fig. 1) komt de nok 13 in de opneenholte 19 vastgewigd te zitten. Deze wigwerking gaat gepaard met het vastklemnen van het liggerprofiel 2 tegen de betreffende staanderbuis in twee onderling loodrechte richtingen nl. enerzijds in de richting van pijl A en anderzijds in de richting van pijl C (fig. 1).

De uiteindelijke koppeling tussen staanderbuis 1 en liggerprofiel 2 is te zien in fig. 9, waarin bovendien wordt getoond, hoe een tweede, haaks op het liggerprofiel 2 staande liggerprofiel 2 kan worden aangebracht door middel van een hoékverfoindingsklem 25.

Cm een door een eerste en een tweede staander met zich daartussen bevindende legborden gevormd rek uit te breiden met een deel, dat haaks staat op het eerstgenoemde en legborden bevat, die in één vlak liggen met die van het eerstgenoemde rek, wordt gebruik gemaakt van hoekverbindingsklenmen.

Aan die zijde van het rek, waarop het haakse deel moet aansluiten, wordt dan een tweetal hoekverbindingsklenmen ent de langsliggers van de legborden aangebracht, en wel één nabij een staanderbuis en een tweede cp een cp legbardbreedte daarvan verwijderd liggende plaats.

Fig. 9 nu toont de nabij de staanderbuis aan te brengen, bij voorkeur uit dezelfde kunststof als die van de bekleding van de staanderfauizen en 1 iggerprofielen bestaande hoekverbindingsklem 25. Voor het aahbrengen van de hoekveihindingsklenomen zijn de 1 iggerprof ielen aan hun buitenste langszij den voorzien van een bovenste, haaks naar beneden buigend randdeel 21 en een onderste randdeel 22, welke randdelen tezamen een ligplaats vormen voor het opstaande been 23 van een haakse klem 25a, waarvan het liggende been 24 verend om de onderste zijde van het leggerprofiel 2 heen kan grijpen (zie fig. 8). De haakse klem 25a draagt een loodrecht daarvan uitstékend lijf 26, waarop een koppelingsnok 27 is aangebracht, welke overeenkomt met de op de staandertauizen zittende kcppelingsnokken 13.

Aldus wordt cp twee plaatsen langs de zijrand van elk legbord van het haaks uit te breiden rék een tweetal kcppelingsnokken geformeerd waarop evenzovele langsliggers kunnen aangrijpen, welke langsliggers dan aan hun andere einde worden gekoppeld met de koppel ingsnokken op de staanderfauizen van een derde staander.

Aan de van de nok 27 afgekeerde zijde van het lijf 26 bevindt zich een uitsteeksel 28 (zie fig. 9), dat de ruimte tussen het kopse einde van de ligger 2' en de tegenoverliggende zijde van de staander 1 opvult. Een soortgelijk uitsteeksel kan warden toegepast bij de hoekverbindingsklem, die op een tussenliggend punt om de ligger 2 moet worden gehaakt.

In fig. 8 is tenslotte een gedeelte te zien van de kunststofpanelen 29, die afdekkend over de liggers 2 c.g. 2' worden gelegd.

Claims (5)

1. Voor gebruik in koel- en opslagruimten bestemd rék, cpgebouwd uit tenminste twee staanders en daartussen aanwezige, op de staanders rustende legborden, waarbij de staanders bestaan uit twee nabij de bovenen benedeneinden verbonden buizen en de legborden twee eveneens door buisprofielen gevormde liggers bevatten, waarvan de einden zijn ingeridit voor aangrijping op van de respectieve staandexbuizen uitstékende kcppe-lingsdelen, met het kennerk, dat zowel de staandexbuizen als die van de liggers van de legborden bestaan uit een metalen buiskem en een deze over de gehele lengte rondom, alnmndp aan de einden omsluitende bekleding van kunststof, waarbij de van de staandexbuizen uitstékende koppelings-delen uit één stuk met de kunststofbekleding van die buizen zijn gevormd, terwijl de einden van de liggers zijn voorzien van koppelingsdelen, die ccnplementair zijn aan de zijdelings uitstékende koppelingsdelen van de staanderbuizen en uit één stuk met de bekleding van die liggers zijn gevormd.

2. Rek volgens conclusie l, met het kennerk, dat de uitstékende koppel ingsdelen aan de staanderbuizen warden gevormd daar vertikaal gerichte langwerpige nokken, waarvan de van de betreffende wand van de staanderfauis afstaande zijden naar beneden toe divergeren en in dwarsdoorsnede gezien, naar de staanderbuis toe convergeren, terwijl de aan de 1 iggerprof ielen vastgevormde koppel ingsdelen een de betreffende kcppelingsnok geheel cmsluitende opneeoholte hebben.

3. Rék volgens conclusie 2, met het kennerk, dat de nokken aan de naar elkaar toegekeerde zijden van de tot dezelfde staander behorende staanderbuizen zijn aangebracht en «iel in peuren naast elkaar gelegen nokken, waarbij de nokken van elk paar met hun van elkaar af gekeerde zijden in één vlak liggen met de betreffende overstaande zijwanden van de betreffende staanderbuis.

4. Hoékverbindingsklem voor het verbinden van twee onder een rechte hoek op elkaar aansluitende legborden bij een rék volgens conclusies 1-3, voorzien van een zijdelings om een 1 iggerprof iel haakbaar steundeel, gekennerkt door een loodrecht van het steundeel uitstekend lijf, dat aan één zijde van een bij het uitstekende koppelingsdeel van een leggerprofiel passende koppelingsnok is voorzien.

5. Rék volgens conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de buizen van elke staander aan hun boven- en benedeneinden met elkaar zijn verbonden door uit kunststof gevormde dwarselementen net aan de einden daarvan aan-gevormde, de bui seinden omsluitende busdelen, waarbij de wanddikte van de buisbekleding in het omsluitingsgebied geleidelijk naar het betreffende buis-uiteinde toe afnoemt en de binnencxntxekswanden van de busdelen een dienovereenkomstig conisch verloop hebben.