NL9400324A - Inrichting voor het opnemen van gewas. - Google Patents

Description

Inrichting voor het opnemen van gewas.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het opnemen van gewas in verband met het telen van gewassen in of bovenop een langwerpig net of dergelijk buigzaam vlies, bijvoorbeeld zoals beschreven in "Mechanisatie-aspecten van ruggen- en nettenteelt bij bolgewassen”, Cap-pon, en anderen, Instituut voor Mechanisatie, Arbeid en Gebouwen, rapport 56, februari 1984, welke publikatie hierbij via verwijzing is opgenomen. In dit verband wordt tevens verwezen naar het Nederlands octrooischrift nr. 96399. waarbij gewassen geteeld worden boven een geperforeerd vlies, doek of folie, waarbovenop een aarden rug is gevormd.

Het bekende telen van gewassen in of boven een net of folie of iets dergelijks heeft tot voordeel dat het gewas binnen respectievelijk boven het net blijft. Daarmee kan het oogsten van het gewas worden vergemakkelijkt, aangezien reeds van tevoren bekend is waar het gewas zich bevindt. Wordt het gewas geteeld in een slang- of kousvormig omhulsel zoals een net of geperforeerde folie, vlies of iets dergelijks, waarbij het omhulsel in dwarsdoorsnede gezien een in hoofdzaak gesloten omhullende vormt waarbinnen het gewas is opgesloten, is het zich in het omhulsel bevindende gewas relatief eenvoudig te oogsten door middel van het voortschrijdend opnemen van het omhulsel. In dit verband wordt verwezen naar de Nederlandse octrooiaanvrage 9100478, welke betrekking heeft op een voordelige wijze van opnemen van een net of dergelijk omhulsel, dan wel onderlaag met een zich daarin of daarboven bevindend gewas.

In de praktijk zal voor het telen van een zich in of boven een net bevindend gewas een grond- of andersoortige materiaallaag bovenop dat gewas worden gedeponeerd. Gebleken is dat, tijdens het oogsten van het gewas door middel van het opnemen van het net aanzienlijke hinder wordt ondervonden van die bovenop dat gewas en/of dat net bevindende grond- of andersoortige materiaallaag. Dit is in het bijzonder, doch niet uitsluitend, het geval bij netten van relatief grote breedte. Bij het opnemen van het net zal de zich boven het net en het gewas bevindende materiaallaag zich verzamelen in het middengebied van het net, en daarmee het verder opnemen van het net bemoeilijkt en zelf geheel onmogelijk kan maken.

De uitvinding beoogt het voortschrijdend opnemen van een net met zich daarin of daarop bevindend gewas alsmede een zich boven het gewas bevindende grondlaag of andersoortige materiaallaag te vergemakkelijken.

Hiertoe wordt voorgesteld, het net bij voorkeur voortschrijdend op te nemen om tegelijkertijd of daarna het net, betrokken op de richting in hoofdzaak dwars op de langsrichting van het net, te laten hellen ten opzichte van de horizontaal, opdat de zich bovenop het net en/of het gewas bevindende materiaal naar opzij daar vanaf glijdt, schuift, enz., onder invloed van de werking van de zwaartekracht. Ook kan volgens de uitvinding slechts een gedeelte of verschillende gedeelten van het net onder die hellingshoek worden gehouden. In dit verband wordt met de term "voortschrijdend" bedoeld, dat het net, gezien de aanmerkelijke lengte daarvan, van bijvoorbeeld 25 meter tot zelfs 100 meter of nog langer, niet ineens in zijn geheel wordt opgenomen, maar dat sprake is van een in lengterichting van het net bewegend "opneemgebied". Stroomopwaarts van dat opneemgebied bevindt het net zich nog in/op de ondergrond. Stroomafwaarts van dat gebied kan het net opgenomen blijven, maar kan ook weer op de oorspronkelijke ondergrond, dan wel een verdere ondergrond, worden teruggelegd.

Volgens een voorkeursuitvoering van de uitvinding wordt ervoor gezorgd dat het opgenomen net geleid wordt over een steun waarvan de breedte aanmerkelijk geringer is dan de breedte van het net, zodat het net over de breedte slechts gedeeltelijk ondersteund is, en de niet ondersteunde gedeelten van het net vanaf het ondersteunde netdeel vrij neerhangen. Bij voorkeur wordt het net ondersteund in een middengebied, zodat ter weerszijden zijgedeelten van het net vrij neerhangen. Bij voorkeur is de hellingshoek van de neerhangende netgedeelten meer dan 10*, in het bijzonder meer dan 20*, meer in het bijzonder meer dan 45* ten opzichte van de horizontaal.

Volgens een voorkeursuitvoering van de uitvinding wordt gebruik gemaakt van een verrijdbare of anderszins verplaatsbare inrichting voorzien van een opneemelement welke het net over de volledige breedte daarvan ondersteunt, gevolgd door een stroomafwaarts opgesteld verder steunelement waarvan de breedte aanzienlijk geringer is, en welk verder steun-i element bij voorkeur centraal ten opzichte van het voomoemde steunelement is opgesteld, zodat het net bewegend vanaf het relatief brede, het net volledig of in hoofdzaak volledig ondersteunende opneemelement met slechts het centrale gedeelte daarvan ondersteund op het daaropvolgende steunelement met de zijgedeelten vrij neerwaarts hangend voortbeweegt, ί In het hiernavolgende wordt de uitvinding nader toegelicht aan de hand van een niet beperkend uitvoeringsvoorbeeld onder verwijzing naar de bijgevoegde tekeningen. Hierbij toont:

Fig. 1 een bovenaanzicht van de inrichting volgens de uitvinding tijdens het opnemen van een met gewas gevuld net;

Fig. 2 een zijaanzicht van fig. 1; en

Fig. 3a t/m c aanzichten in doorsnede overeenkomstig de lijn III-III in fig. 1 van uitvoeringsvarianten van componenten de in fig. 1 en 2 getoonde inrichting.

In de bijgevoegde figuren zijn van de inrichting 1 volgens de onderhavige uitvinding de minder relevante onderdelen weggelaten ten behoeve van de duidelijkheid, terwijl met de weergegeven onderlinge samenhang van de schematisch aangegeven componenten louter een illustratie wordt gegeven van hetgeen met de uitvinding wordt beoogd. Bijvoorbeeld kunnen de weergegeven componenten zijn ondergebracht in een verrijdbaar frame, bijvoorbeeld een daartoe aangepast frame van een gebruikelijke rooimachi-ne.

Fig. 1 en 2 tonen een net 2, welke is te beschouwen als een langwerpige, doorlopende, afgeplatte slang of kous, welke in dwarsdoorsnede gezien een in hoofdzaak gesloten omhullende is, en welke bijvoorbeeld een breedte heeft van ongeveer 1,20 m en een dikte van ongeveer 15 cm. Dit net 2 rust aanvankelijk op de bodem 3» terwijl zich boven op het net 2 een grondlaag 4 bevindt, waarmee het net 2 als het ware in de grond begraven ligt. Het net 2 omhult op niet weergegeven wijze een gewas, bijvoorbeeld aardappelen, knollen, bollen, enz. De mazen in het net 2 staan toe, dat wortels en loof en dergelijke vanuit het net 2 tot daarbuiten kunnen doordringen.

Met de inrichting 1 volgens de onderhavige uitvinding, welke verderop meer in detail zal worden besproken, is het mogelijk het net 2 op te nemen om vervolgens de zich daarop bevindende grondlaag 4 op doelmatige wijze te verwijderen.

Daartoe bezit de inrichting 1 een vanaf het grondniveau schuin opwaarts hellende transporteur 5. waarvan de breedte in hoofdzaak overeenstemt met de breedte van het net 2 zoals dit zich in de grond bevindt. Stroomopwaarts van die transporteur 5 is voorts een verdere transporteur 6 opgesteld, waarvan de breedte aanzienlijk geringer is dan de breedte van het zich in de grond bevindende net 2, terwijl die verdere transporteur 6 in hoofdzaak centraal ten opzichte van de transporteur 5 daarmee is uitgelijnd. Verder stroomafwaarts sluit op de verdere transporteur 6 een spreidplaat 7 aan. Stroomopwaarts van de transporteur 5 is voorts een rond de langs as roteerbare, in dwarsdoorsnede in hoofdzaak vierkante rol of as 8 opgesteld, waarvan de breedte in hoofdzaak overeenstemt met de breedte van de transporteur 5. en welke symmetrisch en evenwijdig is uitgelijnd met de transporteur 5· Met die as 8 wordt beoogd bijvoorbeeld de beworteling van het zich in het net 2 bevindende gewas met de ondergrond 3 te verbreken, zodat het net 2 loskomt van de ondergrond 3· Zodra het net 2 losgemaakt is van de ondergrond 3· kan het net 2 zonder gevaar voor scheuring daarvan gebracht worden op de transporteur 5. welke bijvoorbeeld een gebruikelijke rooiketting is. Na het passeren van de transporteur 5 komt het relatief brede net 2 met de zich daarop bevindende grondlaag 4 terecht op de aanzienlijk smallere verdere transporteur 6. Dientengevolge zullen de niet ondersteunde zijdelen van het net 2 onder invloed van de werking van de zwaartekracht in een vrijwel verticale stand neerwaarts klappen ter weerszijden van de verdere transporteur 6, waardoor tegelijkertijd de zich aanvankelijk op het net 2 bevindende grondlaag 4 van dat net 2 en op de ondergrond 3 valt. Het net 2 is daarmee geheel of ten minste in voldoende mate ontdaan van de aanvankelijk daarop liggende grondlaag 4. Vervolgens kan het net 2 met de spreidplaat 7 weer geleidelijk worden teruggebracht in de aanvankelijk afgeplatte vorm, om zonder zich daarbovenop bevindende grondlaag of iets dergelijks op de ondergrond 3 teruggelegd te worden.

Het zal voor de vakman duidelijk zijn, dat het samenstel van as 8, transporteur 5. verdere transporteur 6 en spreidplaat 7 is opgehangen in een verplaatsbaar gestel (niet weergegeven), welke wordt voortbewogen in de richting van de pijl A in de figuren. Voor een goede werking verdient het daarbij aanbeveling ervoor te zorgen, dat de transporteur 3 beweging van het net 2 daaroverheen mogelijk maakt in de richting van de pijl B waarbij de snelheid van de bovenpart van de transporteur 3 binnen nauwe grenzen overeenstemt met de snelheid waarmee de inrichting 1 voortbeweegt in de richting 'van de pijl A. Het verdient daarbij de voorkeur, dat zo min mogelijk trekkracht uitgeoefend wordt op het net 2, terwijl er tevens slechts een minimale slip toegestaan wordt. Tevens verdient het de voorkeur, de verdere transporteur 6 zodanig te laten werken dat ook deze zo min mogelijk trekkracht uitoefent op het net 2 en zo min mogelijk slip met datzelfde net 2 toestaat. Immers is het net 2 bijzonder vervormbaar, in het bijzonder wanneer ontdaan van de aanvankelijk daarop rustende grondlaag 4. Een te hoge op het net 2 uitgeoefende trekkracht in langs-richting van dat net 2 kan leiden tot een aanzienlijke dwarscontractie van het net 2, welke gepaard gaat met een aanzienlijk "rekken" van het net 2 in langsrichting daarvan.

Vanzelfsprekend zijn ook andere uitvoeringsvormen te bedenken waarmee de uitvinding toepasbaar is. Van belang is, dat het net 2 wordt opgenomen en wordt toegestaan dat een of meer zijdelen van het net afhangen t.o.v. de horizontaal, zodat zich daarop bevindende grond en/of andere materie onder werking van de zwaartekracht van het net afglijdt. Naast een gebruikelijke rooiketting voor de transporteur 5 is bijvoorbeeld ook een rollen transporteur toepasbaar. Als verdere transporteur 6 zou bijvoorbeeld ook kunnen worden toegepast een vaste doom, waaroverheen het net 2 glijdt.

Fig. 3a t/m 3c tonen bijvoorbeeld schematisch in dwarsdoorsnede-aanzicht hoe het net is te leiden over ui tvoeringsvarianten voor de verdere transporteur 6, opdat gedeelten van het net 2, of zelfs het gehele net 2, een bellingsstand ten opzichte van de horizontaal innemen. In fig. 3a is getoond hoe het net 2 geleid is over een transporteur 6' met neerwaarts hellende zijdelingse segmenten. In fig. 3b is getoond hoe het net 2 geleid is over een in zijn geheel schuin ten opzichte van de horizontaal opgestelde transporteur 6', welke het net 2 over de volle breedte daarvan ondersteunt. Fig. 3c toont voorts hoe het net 2 geleid is over een in dwarsdoorsnede gezien concaaf uitgevoerde verdere transporteur 6'.

Van belang is dat in alle gevallen waarbij het net 2 of gedeelten daarvan gebracht wordt in een ten opzichte van de horizontaal hellende stand, die hellingsstand voldoende is om ervoor te zorgen dat het zich bovenop het net 2 bevindende materiaal onder invloed van de zwaartekracht daarvanaf rolt, glijdt, enz. In de praktijk betekent dit, dat het net 2 of gedeelten daarvan ten opzichte van de horizontaal een neerwaarts hellende stand onder een hoek van ten minste 10*, in het bijzonder meer dan 20° dient te kunnen innemen, waarbij er de voorkeur naar uitgaat, dat die hellingsstand ten minste 45* ten opzichte van de horizontaal bedraagt. Eventueel zou de zwaartekrachtwerking ondersteund kunnen worden door elementen, welke een schuivende en/of duwende werking op de materiaallaag 4 uitoefenen, zoals bijvoorbeeld borstels, e.d. Dan is de hellingshoek bijvoorbeeld overeenkomstig kleiner te kiezen.

Nadat het net is opgenomen en ontdaan van de daaropliggende grondlaag, kan dit weer op de grond worden teruggelegd, om met behulp van de in de Nederlandse Terinzagelegging 9100478 bijvoorbeeld opnieuw te worden opgenomen voor verdere verwerking. Evenzogoed echter, kan na opnemen en verwijderen van de grondlaag het net opgenomen blijven voor de verdere verwerking. Bijvoorbeeld kunnen net en gewas worden gestort in een container, om elders het net en het gewas te scheiden.

Claims (5)

1. Inrichting voor het cpnemen van een langwerpig net met zich daarin of daarbovenop bevindende gewassen, omvattende een zich op afstand boven de ondergrond voor het net (2) bevindend ondersteuningsplateau voor het net welke toestaat dat ten minste een gedeelte van het net in een richting in hoofdzaak dwars op de langsrichting van het net gezien een hellende stand ten opzichte van de horizontaal kan innemen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij die hellingsstand ten minste 10*, bij voorkeur meer dan 20*, in het bijzonder meer dan 45* bedraagt.

3. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, omvattende een plateau of transporteur (5) met een breedte in hoofdzaak gelijk aan het op te nemen net (2), met een stroomafwaarts geplaatste verdere transporteur of plateau (6), welke gecentreerd is opgesteld ten opzichte van die transporteur of plateau (5) en een breedte bezit welke aanzienlijk geringer is dan die van de voorgaande plateau of transporteur (5).

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de verhouding van de breedte van de transporteur (5) en die van de stroomafwaarts daaropvolgende verdere transporteur (6) ten minste 1:2 in het bijzonder ten minste 1:3 bedraagt.

5. Verrijdbare of anderszins verplaatsbare inrichting voorzien van een opneemelement welke het net over de volledige breedte daarvan ondersteunt, gevolgd door een stroomafwaarts opgesteld verder steunelement waarvan de breedte aanzienlijk geringer is, en welk verder steunelement bij voorkeur centraal ten opzichte van het voornoemde steunelement is opgesteld, zodat het net bewegend vanaf het relatief brede, het net volledig of in hoofdzaak volledig ondersteunende opneemelement met slechts het centrale gedeelte daarvan ondersteund op het daaropvolgende steunelement met de zijgedeelten vrij neerwaarts hangend voortbeweegt.