NL9400053A - Telecommunicatiesysteem - Google Patents

Description

TELECOMMUNICATIESYSTEEM

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een telecommunicatiesysteem, omvattende een centrale ontvang-eenheid, een transmissienetwerk en ten minste één elk via het transmissienetwerk met de centrale ontvang-eenheid gekoppelde van gegevensinvoermiddelen voorziene inrichting voor het naar de centrale ontvangeenheid verzenden van gegevens.

Telecommunicatiesystemen die op de hiervoor aangegeven wijze zijn ingericht, zijn bekend in het gebied van de digitale communicatie, in het bijzonder bij bijvoorbeeld computer- of telemetriesystemen en/of bij al of niet mobiele spraakcommunicatie, ongeacht of de communicatie over betrekkelijk kleine of over grotere afstanden, bijvoorbeeld intercontinentaal, zoals via satellieten plaats heeft.

Daar waar meerdere zenders of zend-ontvangers op een bepaalde wijze met een centrale ontvang- of zendontvangeen-heid via een transmissienetwerk of transmissiekanaal wensen te communiceren, zoals bijvoorbeeld in telefoniesystemen het geval kan zijn, wordt beslag gelegd op het transmissienetwerk op een wijze die het onmogelijk maakt voor andere op hetzelfde transmissienetwerk aangeslotenen om op dat moment van hetzelfde of vaak het enige kanaal in het transmissienetwerk gebruik te maken.

In de huidige telefoniesystemen is men genoodzaakt om bij het in gesprek zijn van de opgeroepene of ontvanger hetzelfde nummer nogmaals te kiezen. Om dat kiezen te vergemakkelijken beschikken de hedendaagse en in twee richtingen spraak overdragende telefonietoestellen over een permanent geheugen, waarin op elke geheugenplaats een groep bij elkaar behorende gegevens ten behoeve van het uitlezen van die ene groep is opgeslagen.

Bij de heden ten dage gebruikelijke toename van de intensiteit van gebruik van transmissienetwerken ontstaan derhalve verstoppings- of congestieproblemen. Bij een momentaan zeer groot beslag op het transmissienetwerk is onder omstandigheden zelfs iedere vorm van communicatie over het transmissienetwerk onmogelijk gebleken. Dit is echter niet toelaatbaar, in het bijzonder niet bij bepaalde vormen van communicatie, omdat een aantal instanties, te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan politie, brandweer, ziekenhuis en dergelijke, in het algemeen belang altijd bereikbaar dienen te zijn.

Toch lijkt het inzicht aan het ontstaan dat een verdere intensivering van telecommunicatie in het bijzonder via bijvoorbeeld telefoon- , kabelnet of via glasvezelnetten mogelijkheden in zich heeft om een scala aan verdere diensten in de breedste zin van het woord aan te bieden in het bijzonder met het oog op een actieve participatie c.q. interactieve communicatie van het grote publiek.

De bekende telecommunicatiesystemen zijn echter minder geschikt gebleken om op zeer grote schaal een actieve participatie van bijvoorbeeld een miljoenen publiek mogelijk te maken, laat staan dat dit gebeurt op een technische wijze, waarbij de acceptatie door dat publiek vlot verloopt.

Het doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een telecommunicatiesysteem voorzien van meestal zeer veel inrichtingen, waarmee het mogelijk is om op een eenvoudige wijze te werken binnen een voor het grote publiek gemakkelijk te accepteren manier, daarbij gebruik makend van reeds gangbare transmissienetwerken, zoals telefoon, centraal antenne- of andere netwerken, op een wijze die bovendien actieve of interactieve participatie van het grote publiek op comfortabele wijze mogelijk maakt.

Daartoe bezit het telecommunicatiesysteem overeenkomstig de uitvinding het kenmerk dat de inrichting een tijdelijk geheugen bevat voor de opslag van voor gezamenlijk uitlezen toegankelijke groepen van ingevoerde gegevens, en dat de inrichting een met het tijdelijke geheugen gekoppelde lokale verwerkingseenheid bevat voor het op commando van de lokale verwerkingseenheid starten van het gezamenlijke uitlezen en het voor verzenden gereed maken van de groepen van ingevoerde gegevens.

Het voordeel van het telecommunicatiesysteem overeenkomstig de uitvinding is, dat de invoer, de opslag en het uiteindelijk voor verzending gereed maken van te verzenden gegevens plaats vindt voorafgaande aan het feitelijke verzenden ervan, namelijk ten tijde dat nog geen beslag wordt gelegd op het transmissienetwerk. De aan verzending voorafgaande interne organisatie van de compacte opbouw van deze gegevens waarborgt bovendien een kort durende verzending met als gevolg dat een kort beslag op het transmissienetwerk wordt gelegd, waardoor de kans op congestieproblemen is verminderd.

Van voordeel is voorts, dat het geheugen tijdelijk kan zijn, omdat na verzending van gegevens deze uit het geheugen mogen worden gewist, waardoor het geheugen slechts gedurende relatief korte tijd een weinig energie nodig heeft voor de opslag van de gegevens. In eenvoudigste vorm behoeft de inrichting slechts voorzien te zijn van middelen voor het zenden van de gegevens en hoeft de inrichting niet noodzakelijkerwijze voorzien te zijn van middelen voor het ontvangen van eventueel door de centrale ontvangeenheid via het transmissienetwerk naar de inrichtingen te zenden informatie. De inrichtingen worden hierdoor veelal eenvoudiger van opbouw.

In een uitvoeringsvorm is het telecommunicatiesysteem overeenkomstig de uitvinding gekenmerkt doordat de in- richting is voorzien van op de lokale verwerkingseenheid aangesloten transmissiemiddelen die op commando van de lokale verwerkingseenheid worden geactiveerd.

Als er een kans bestaat, dat bij een eerste verzenden van de gegevens naar de centrale ontvangeenheid de te verzenden gegevens niet zijn ontvangen, kan dit verzenden desgewenst met behulp van de transmissiemiddelen net zo lang worden herhaald, totdat dit wel succes heeft gehad. In de praktijk is het feitelijke overdragen van gegevens van alle inrichtingen naar de centrale ontvangeenheid overigens niet altijd noodzakelijk. Te denken valt aan die gevallen, waarin slechts een representatieve steekproef, binnen bijvoorbeeld één uur, of al of niet tijdens een radio- of t.v.-uitzending wordt genomen.

In een volgende uitvoeringsvorm bezit het telecommunicatiesysteem overeenkomstig de uitvinding het kenmerk dat het transmissienetwerk van het type is, waarop een signaal staat als het verzenden van gegevens naar de centrale ontvangeenheid wordt toegestaan.

Het voordeel van deze uitvoeringsvorm is, dat het verzenden van gegevens niet op goed geluk hoeft plaats te vinden, doch dat bij het dan door de inrichting waarnemen van het signaal op het transmissienetwerk het aansluitend verzenden van gegevens met succes zal plaats vinden. Re-transmissie is daarmede dus overbodig geworden.

In nog een volgende uitvoeringsvorm van het telecommunicatiesysteem overeenkomstig de uitvinding, bezit dit het kenmerk dat elke inrichting een op de lokale verwerkingseenheid aangesloten tijdorgaan bezit met een het tijdstip van verzenden beperkende periodetijd, welk tijdstip voor elk tijdorgaan statistisch verschillend is.

Het voordeel van deze uitvoeringsvorm is, dat bij een op basis van het tijdorgaan sturen van het commando tot uitlezen en voor verzending gereed maken, aangevuld met het feitelijke verzenden, dit verzenden statistisch gezien ook op in principe willekeurige momenten (at random) zal plaats vinden, waardoor de kans dat verschillende inrichtingen in het telecommunicatiesysteem tegelijkertijd of gedurende elkaar overlappende tijdspannen zouden (willen) zenden, en dus congestieproblemen optreden, is verkleind. Doch zelfs als de periodetijden van de tijdorganen in de verschillende inrichtingen juist deterministisch van karakter zijn, en dus nauwkeurig bekend is op welke momenten na het geven van het commando tot starten, feitelijke overdracht van gegevens plaats vindt, zullen mede door het ontbreken van synchronisatie tussen de lokale tijdorganen in de inrichting de kansen op congestie zijn verkleind, daar de verschillende periodetijden in de praktijk niet tot een op hetzelfde moment starten van de transmissie van gegevens hoeft te leiden. Het zal duidelijk zijn dat de transmissie zelve bij voorkeur zo kort mogelijk zal dienen te duren om de congestieproblemen nog verder te verminderen.

Bij voorkeur bezit in een verdere uitvoeringsvorm van het telecommunicatiesysteem overeenkomstig de uitvinding dit het kenmerk dat ter verdere beperking van de congestieproblemen de periodetijden een onderlinge relatie bezitten die resulteert in tijdstippen van verzenden van de gegevens die samenhangen overeenkomstig de grootten van de elementen van een rekenkundige reeks. In dit geval is eenvoudige implementatie met behulp van digitale middelen van het tijdorgaan mogelijk. Een concrete uitvoeringsvorm is er bijvoorbeeld een waarbij de tijdstippen van verzenden op deterministische wijze een geheel aantal malen bijvoorbeeld vijf seconden uit elkaar liggen.

In nog een verdere uitvoeringsvorm bezit het telecommunicatiesysteem overeenkomstig de uitvinding het kenmerk dat met de groepen ingevoerde gegevens verdere gegevens ten behoeve van verwerking in de centrale ontvangeenheid worden gecombineerd tot een compact pakket aan te verzenden gegevens.

Het voordeel van verzending van het compacte pakket is, dat de feitelijke transmissie dan kort duurt, waardoor slechts een kort beslag op het transmissienetwerk wordt gelegd. De verdere gegevens omvatten veelal kies- of oproepgegevens die zonodig in het transmissienetwerk kunnen worden benut om bij toepassing in bijvoorbeeld het openbare telefoonnet de centrale ontvangeenheid als opgeroepene te kunnen selecteren.

De verdere gegevens die onder meer unieke gegevens, zoals het abonneenummer of bijvoorbeeld de identiteit van de aangeslotenen of van de persoon die de groepen gegevens door middel van de gegevensinvoermiddelen heeft ingevoerd in het tijdelijke geheugen, bevatten worden overeenkomstig een voorkeursuitvoeringsvorm van het telecommunicatiesysteem overeenkomstig de uitvinding uitgelezen van een kaart door middel van een op de lokale verwerkingseenheid aangesloten lees-/schrijfeenheid.

Het voordeel van deze voorkeursuitvoeringsvorm is, dat de kaartleeseenheid een geheugenkaart of bijvoorbeeld een chip-kaart kan bevatten, waarop de voornoemde gegevens op magnetische of andere wijze kunnen worden opgeslagen. Deze kaart die bij een uitgifte instantie kan worden afgehaald c.q. kan worden gekocht of toegestuurd en mede gebruikt kan worden voor het hierop aanbrengen van reclame-uitingen, kan door middel van een daarin opgenomen code toegang geven tot het communicatiesysteem, teneinde mee te spelen met een of meerdere spellen, mee te doen met enquêtes, inzamelacties, competities, de toto, de lotto e.d., een en ander op interactieve wijze.

Het verdient overeenkomstig een verdere uitvoeringsvorm de voorkeur om op de kaart een of meerdere codes uitleesbaar aan te brengen. Dit heeft het voordeel, dat als zich onder de op de kaart opgeslagen codes een pincode bevindt, door het uitvoeren van controle-handelingen bij het op de ge-gevensinvoermiddelen door de gebruiker ingeven van zijn pincode, een controle kan plaats vinden of de gebruiker wel geautoriseerd is om mee te spelen of interactief te communiceren .

In een volgende uitvoering overeenkomstig de uitvinding is tenminste een van de op de kaart ingelezen codes een uit-leesbare programmeercode ten behoeve van de programmering van de gegevensinvoermiddelen.

Het voordeel hiervan is dat met behulp van deze codegege-vens het toetsenbord en in het bijzonder een of meerder toetsen ervan ten behoeve van de desbetreffende interactieve bezigheid, desgewenst tijdelijk, kan worden geprogrammeerd of voor gebruik geschikt kan worden gemaakt, teneinde bij uitzending op radio of televisie met behulp van de inrichting interactief bezig te kunnen zijn.

In een verdere uitvoeringsvorm bezit het telecommunicatiesysteem overeenkomstig de uitvinding het kenmerk dat dit is voorzien van een weergeefeenheid.

Het voordeel van toepassing van een weergeefeenheid op de inrichting is, dat dan kan worden weergegeven welke de ingevoerde gegevens zijn, hetgeen van belang is bij het interactief beantwoorden van vragen die in een programma worden gesteld. Correctie van een eenmaal ingevoerd antwoord is daarmede op eenvoudige wijze ook mogelijk geworden. Voorts kan op de weergeefeenheid de status van de in de inrichting opgenomen gegevens worden weergegeven. Bijvoorbeeld kan hierop zijn aangegeven of de betreffende gegevens, nadat het commando voor het starten van het geza- menlijk uitlezen en het voor verzending gereed maken van de gegevens is gegeven, reeds een feitelijk verzonden zijn naar de centrale ontvangeenheid.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm bezit het telecommunicatiesysteem overeenkomstig de uitvinding het kenmerk dat het toetsenbord is ingericht om daarop een sjabloon of masker te plaatsen, waardoor die toetsen op het toetsenbord worden afgedekt die op dat moment niet zijn geprogrammeerd voor interactief gebruik bij een specifiek uitgezonden programma.

Het voordeel is dat het sjabloon of masker, ook wel template genoemd, mogelijkheden biedt om met verschillende inrichtingen en bedieners simultaan met verschillende radio- c.q. televisienetten interactief te kunnen participeren, voor zover natuurlijk niet gelijktijdig dezelfde toetsen op het toetsenbord zijn geprogrammeerd voor verschillende programma's. Ook kan op verschillende tijdstippen met bijvoorbeeld een zelfde inrichting aan verschillende programma's, desgewenst interactief, worden deelgenomen door eenvoudig weg tussen de programma's door van sjabloon te wisselen. Desgewenst kunnen de sjablonen van bijvoorbeeld reclame-uitingen of een gebruiksaanwijzing zijn voorzien of kunnen deze gegevens of afbeeldingen van programma-uitzendingen, danwel verklarende informatie bevatten. De sjablonen kunnen worden gekocht bij bijvoorbeeld een kiosk of deze kunnen worden bijgevoegd bij een tijdschrift of weekblad, of deze kunnen bijvoorbeeld worden toegezonden bij gewenste deelname aan een actie op radio of televisie.

De onderhavige uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van bijgaande tekening. De tekening omvat figuren, waarin met elkaar corresponderende delen door middel van dezelfde verwijzingscijfers zijn aangeduid, en waarin:

Fig. 1 een voorkeurs-uitvoeringsvorm van het telecommunicatiesysteem en de inrichting voor toepassing in het telecommunicatiesysteem schematisch toont;

Fig. 2 het mogelijke uiterlijk van de inrichting voor toepassing in het telecommunicatiesysteem van fig. 1 toont; en

Fig. 3 een mogelijke uitvoeringsvorm van het sjabloon toont voor toepassing op de inrichting van fig. 2.

De figuur 1 toont een telecommunicatiesysteem 1, omvattende een centrale ontvangeenheid 2, welke via een transmissie-netwerk 3 is gekoppeld met een inrichting 4, waarvan het uiterlijk in fig. 2 is getoond. Meerdere van dergelijke inrichtingen 4 zijn op het transmissienetwerk 3 aangesloten. Slechts een daarvan is in de figuur weergegeven. In het transmissienetwerk 3 bevinden zich veelal versterkers, schakelstations of verwerkingseenheden, welke in het kader van de onderhavige figuurbeschrijving niet verder worden toegelicht. Het transmissienetwerk 3 kan bijvoorbeeld een reeds aanwezig telefoonnetwerk zijn, of een centraal antenne-kabelnetwerk of een ISDN-achtig netwerk zijn, danwel worden gevormd door een glasvezelnetwerk. Indien het transmissienetwerk bijvoorbeeld een telefoonnetwerk is, zal de inrichting 4 tezamen met de veelal aanwezige telefoon-inrichtingen op het telefoonnetwerk kunnen zijn aangesloten. Veelal afhankelijk van de duur van de communicatie over het transmissienetwerk 3 kunnen in geval van een telefoonnetwerk op eenvoudige wijze door de netwerkbeheerder kosten aan de bezitter van de inrichting 4, te weten de abonnee, in rekening worden gebracht. In zijn eenvoudigste vorm hoeft het transmissienetwerk 3 slechts geschikt te zijn om gegevens in de richting van de inrichting 4 naar de centrale ontvangeenheid 2 te kunnen zenden. Indien de inrichting 4 geavanceerder van opbouw is zal deze, alsmede het trans-missienetwerk 4 geschikt zijn om in twee tegengestelde richtingen informatie uit te wisselen.

De door de onderscheiden inrichtingen 4 naar de centrale ontvangeenheid 2 gezonden gegevens worden in de ontvangeen-heid 2 verwerkt en zijn aldaar bijvoorbeeld direct te gebruiken in een studio 5, waarin een schematisch aangeduid programma 6 wordt opgenomen dat bij uitzending ervan beschikbaar is voor kijkers naar een televisie 7, welke kijkers afhankelijk van de inhoud van het programma op interactieve wijze kunnen participeren met het programma 6, door met behulp van de inrichting 4 gegevens naar de centrale ontvangeenheid 2 te verzenden.

Voor het invoeren van gegevens bezit de inrichting 4 ge-gevensinvoermiddelen 8, veelal in de vorm van een toetsenbord. De inrichting 4 bezit voorts een op het toetsenbord 8 en het transmissienetwerk 3 gekoppelde lokale verwerkings-eenheid 9. Naast voor het functioneren van de lokale ver-werkingseenheid 9 noodzakelijk lokaal geheugen, veelal in de vorm van ROM of RAM is met de verwerkingseenheid 9 een tijdelijk geheugen 10 gekoppeld. Op basis van in het programma 6 gestelde vragen worden de respectieve antwoorden door de bediener van de inrichting 4 door het indrukken van daartoe geëigende en nog toe te lichten toetsen op het toetsenbord 8 in de inrichting 4 ingevoerd en door de verwerkingseenheid 9 in het tijdelijke geheugen 10 opgeslagen. Elk antwoord, of elke reeks van antwoorden vormt een groep en de groepen worden achtereenvolgens in het tijdelijke geheugen 10 opgeslagen op een wijze die het mogelijk maakt om met behulp van de verwerkingseenheid 9 het tijdelijk geheugen 10 in zijn geheel uit te lezen. Ook in het geval dat slechts een antwoord wordt verzonden zal toch veelal meer dan een groep worden verzonden, omdat naast de groep waarin het ene antwoord is opgenomen tevens een groep met gegevens zal worden verzonden waarin bijvoorbeeld de identificatie van de ontvangeenheid en/of de zendende inrichting zijn opgenomen. De inrichting 4 is voorzien van een commandotoets 11, waarmee het mogelijk is om met de lokale verwerkingseenheid 9, veelal door gebruik te maken van daartoe geëigende transmissiemiddelen 12 en conform een voorgeschreven communicatieprotocol, de betreffende gegevens over het transmissienetwerk 3 naar de centrale ont-vangeenheid 2 te zenden. Voor een belangrijk deel is de compactheid van de dan verzonden gegevens bepalend voor de duur van de overdracht van de gegevens naar de ontvang-eenheid 2. Wanneer het betreffende kanaal in het transmissienetwerk 3 naar de ontvangeenheid 2 het toelaat, dan wordt er gekozen voor een zo hoog mogelijke transmissiesnelheid opdat opnieuw de transmissie van informatie naar de ontvangeenheid 2 zo kort mogelijk duurt en congestieproblemen daarmee vermeden kunnen worden. Eerst nadat door de lokale verwerkingseenheid 9 op commando van de commandotoets 11 de gegevens voor verzending gereed zijn gemaakt zal een feitelijk kortstondig verzenden ervan plaats vinden.

De inrichting 4 is voorzien van een lokale klok of tijd-orgaan 13, welke veelal nodig is voor de interne synchronisatie van de meestal van een micro-processor voorziene lokale verwerkingseenheid 9. Wanneer die lokale tijdorganen 13 van de verschillende inrichtingen 4 in een onderling verschillend ritme en met verschillende periode-tijden de lokale synchronisatie in een inrichting 4 verzorgen, zodat dit leidt tot een verzenden van informatie naar de ontvangeenheid 2 op tijdstippen die tussen onderlinge inrichtingen 4 verschillend, willekeurig (random) c.q. pseudowillekeurig zijn, zal hierdoor de congestiekans afnemen. Dit zal verderop in deze beschrijving nader worden toegelicht.

Het is echter ook mogelijk dat een centrale klok in de centrale ontvangeenheid 2 voorschrijft welke en in welke volgorde de betreffende inrichtingen 4 de in hun geheugens 10 opgeslagen informatie over het transmissienetwerk 3 mogen zenden. Het bestaande telefonie-transmissienetwerk voorziet daarin echter niet.

Wanneer de periode-duren en in het bijzonder daarvan afgeleide start-tijdstippen van transmissie van informatie naar de ontvangeenheid 2 verschillend zijn, hetgeen bijvoorbeeld het geval is als deze begintijdstippen in de verschillende inrichtingen 4 gerelateerd zijn aan elkaar overeenkomstig de grootten van de elementen van een reken-kundige reeks, dan wordt de congestiekans nog verder verminderd.

De inrichting 4 is voorzien van een lees-/schrijfeenheid 14 ten behoeve van een geheugen-, magneet-, smart- of chipkaart 15. De kaart 15 kan al of niet van electrische contacten zijn voorzien, en geschikt zijn om magnetisch en/of optische gegevens bijvoorbeeld barcodegegevens te bevatten. Meestal zullen bepaalde delen van de kaart 15 niet door de bediener van de inrichting 4 zelf kunnen worden beschreven, doch veelal wel kunnen worden uitgelezen teneinde desgewenst de identiteit van de abonnee van de inrichting 4 toe te voegen aan de gegevens die naar de centrale ontvangeenheid 2 worden verzonden. Vanzelfsprekend kunnen hier ook programma-codes mee worden verzonden of andere codes die het voor de centrale ontvangeenheid 2 mogelijk maken om te selecteren op welke programma de ontvangen gegevens betrekking hebben c.q. op welke vraag de betreffende gegevens betrekking hebben. Soms worden ook gegevens omtrent de identiteit van de abonnee meegezonden. Bij het met behulp van de inrichting 4 doen van bestellingen is de identiteit van de abonnee vanzelfsprekend wel van belang, doch bijvoorbeeld bij enquêtes of andere anonieme bezigheden is dit juist niet van belang. Beveiliging van de inrichting 4 kan plaatsvinden met behulp van een bepaalde pincode, waarvan de invoer noodzakelijk is om hiermede te kunnen werken. De pincode is dan op de kaart 15 opgeslagen. Desgewenst bevat de kaart 15 verdere gegevens ten behoeve van het instellen van het tijdorgaan 13, dan wel van belang zijnde route-ruigsgegevens, bijvoorbeeld relevante telefoonnummers.

Dn inrichting 4 bezit een op passende wijze bestuurde weer- geefeenheid 16, bijvoorbeeld, doch niet noodzakelijkerwijze, een LCD, waarop met behulp van het toetsenbord 8 ingevoerde informatie kan worden weergegeven, desgewenst met nog andere bijvoorbeeld van de kaart 15 gelezen informatie. De inrichting 4 is voorzien van een correctie- of hersteltoets 17 om de eerder ingevoerde gegevens desgewenst te corrigeren. De inrichting 4 kan voorts voorzien zijn van geluidsmiddelen in het bijzonder voor de weergave van geluid, welke geluidsmiddelen desgewenst samenwerken met de weergeefeenheid 16.

Op het toetsenbord 8 kan een sjabloon, masker of template 18 volgens fig. 3 worden gelegd, waarmede het mogelijk is om bepaalde voor dat betreffende programma niet te gebruiken toetsen af te dekken en andere juist niet af te dekken en bereikbaar te laten zijn via daarin aangebrachte ope-ningen 19. Het sjabloon 18 zal bedrukt zijn, teneinde aan te geven welke functies met de opengelaten toetsen beoogd worden. In het weergegeven geval zijn slechts vier toetsen opengelaten waarbij vermeld is: A, B, C, D, ten teken dat de bediener een of meerder malen een keuze moet maken uit een van de vier mogelijkheden. Vanzelfsprekend kunnen ook nog ander toetsen op het toetsenbord 8 permanent bereikbaar zijn om bepaalde vaste functies te kunnen uitvoeren. Alhoewel in principe, indien de inrichting 4 ook geschikt zou zijn om informatie vanuit het transmissienetwerk 3 te ontvangen, het programmeren en het toewijzen van functies aan toetsen door de centrale ontvangeenheid 2 zou kunnen plaats vinden, is een direct praktisch realiseerbare oplossing er een waarin het toewijzen van de betreffende functies aan toetsen van het toetsenbord 8 plaats vindt op basis van met behulp van de eenheid 14 op de kaart 15 gelezen informatie. De kaart 15 kan informatie bevatten voor toewijzing van functies aan een groep toetsen, doch desgewenst aan meerdere groepen toetsen voor verschillende interactieve programma's. Een maximale flexibiliteit met betrekking tot het programmeren van toetsen wordt bereikt.

Bijvoorbeeld kan een eerste groep toetsen gedurende een eerste periode zijn toegewezen c.q. verhuurd, aan een eerste programma, dat wordt uitgezonden op een eerste zend-frekwentie, terwijl een andere tweede groep toetsen gedurende een tweede periode, die de eerste periode best zou mogen overlappen, is toegewezen aan een ander tweede programma, dat al of niet tezelfdertijd wordt uitgezonden op een tweede zendfrekwentie etc. Op de inrichting 4 zijn middelen 20 aangebracht voor het vasthouden op het toetsenbord van het sjabloon 18. Het toetsenbord 8, de weergeef-eenheid 16 en/of de lees-/schrijfeenheid 14 zijn bij voorkeur in één handzame behuizing ondergebracht.

In fig. 1 is getoond dat de lees-/schrijfeenheid 14 van schakelmiddelen 21 is voorzien, die zodanig zijn ingericht dat met de inrichting 4 gewerkt kan worden zodra en zolang de kaart 15 in de lees-/schrijfeenheid 14 is gestoken. De inrichting 4 is bij voorkeur van een voedingseenheid 22 voorzien, opdat zo min mogelijk elektrische energie ten behoeve van het voeden aan het telefoonnet wordt onttrokken. De voedingseenheid 22 is op de schakelmiddelen 21 aangesloten, zodat de inrichting 4 alleen werkt c.q. voedingsspanning ontvangt als de kaart 15 in de lees-/schrijfeenheid 14 is gestoken. De voedingseenheid 22 kan energie aan het electriciteitsnet onttrekken, doch deze kan ook autonoom zijn door van een batterij-eenheid te zijn voorzien.

De inrichting 4 biedt verdere toepassingsmogelijkheden voor het direct besturen van een gegevens verwerkend systeem bijvoorbeeld een voice response systeem, in het bijzonder als de inrichting 4 parallel aan het telefoontoestel is geschakeld. Zo kan met de inrichting 4 desgewenst direct tot het transmissienetwerk 3 toegang worden genomen door toepassing van DTMF of een andere geschikte codering van de toetsen op het toetsenbord 8. De mogelijkheden van het telefoontoestel worden uitgebreid, door toepassing van de inrichting 4. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk om desgewenst alpha-numerieke symbolen of bijvoorbeeld tekstgegevens over te dragen. Desgewenst kunnen bepaalde toepassingen door middel van de kaart 15 worden gerealiseerd. Een bijzondere toepassing vormt de tekst-telefoon.

Zoals eerder reeds toegelicht is het van belang om maatregelen te nemen opdat de (congestie) kans, dat een of meer inrichtingen 4 tegelijk gegevens overdragen zo klein mogelijk is. Hierbij kan bijvoorbeeld gebruik gemaakt worden van een getal, dat door de gebruiker zelf wordt ingevoerd, of van de kaart 15 wordt gelezen of uit een geheugen in de inrichting 4 wordt gelezen. Het getal kan een voor elke inrichting 4 uniek getal zijn bijvoorbeeld een uit een uit de inrichting beschikbare reeks van getallen. Dit getal dat op zichzelf overigens ook weer versleuteld kan zijn wordt op enigerlei wijze versleuteld bijvoorbeeld met een geschikt algorithme of met een cyclische klok. Daaruit volgt dan weer een ander getal dat de basis vormt voor berekening van het tijdstip van verzenden van gegevens. Voor de fraudegevoeligheid van het telecommunicatiesysteem is het van belang dat aan de ontvangkant in het systeem kan worden geverifieerd dat als er gegevens worden ontvangen, dit ook feitelijk die gegevens zijn die afkomstig zijn van een abonnee die bevoegd is om mee te doen. Een dergelijk systeem kan bijvoorbeeld worden gerealiseerd met behulp van een aan elke inrichting 4 toe te kennen en aan de ontvangkant bekend getal dat op een aan de ontvangkant bekende wijze wordt versleuteld. Op die wijze is een voor elke inrichting uniek tijdstip van verzenden te bepalen, dat alleen aan de zijde van de centrale ontvangeenheid bekend is. Dit maakt het systeem fraudebestendig. Indien tijdens een zendpoging congestie optreedt met een of meer andere inrichtingen kan bijvoorbeeld een volgend aan de ontvangeenheid bekend tijdstip van verzenden worden bepaald bijvoorbeeld op basis van een volgend getal in een reeks van gepermuteerde getallen, waarvan de feitelijke permutatie alleen aan de ontvangeenheid bekend is.

Claims (26)

1. Telecommunicatiesysteem, omvattende een centrale ontvangeenheid, een transmissienetwerk en ten minste één elk via het transmissienetwerk met de centrale ontvangeenheid gekoppelde van gegevensinvoermiddelen voorziene inrichting voor het naar de centrale ontvangeenheid verzenden van gegevens, met het kenmerk dat de inrichting een tijdelijk geheugen bevat voor de opslag van voor gezamenlijk uitlezen toegankelijke groepen van ingevoerde gegevens en dat de inrichting een met het tijdelijke geheugen gekoppelde lokale verwerkingseenheid bevat voor het op commando van de lokale verwerkingseenheid starten van het gezamenlijke uitlezen en het voor verzenden gereed maken van de groepen van ingevoerde gegevens.

2. Telecommunicatiesysteem volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de inrichting is voorzien van op de lokale verwerkingseenheid aangesloten transmissie-middelen die op commando van de lokale verwerkingseenheid worden geactiveerd.

3. Telecommunicatiesysteem volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat het transmissienetwerk van het type is, waarop een signaal staat als het verzenden van gegevens naar de centrale ontvangeenheid wordt toegestaan.

4. Telecommunicatiesysteem volgens een van de conclusies 1-3, met het kenmerk dat elke inrichting een op de lokale verwerkingseenheid aangesloten tijdorgaan bezit met een het tijdstip van verzenden bepalende periodetijd, welk tijdstip voor elk tijdorgaan (statistisch) enigszins verschillend is.

5. Telecommunicatiesysteem volgens conclusie 4, met het kenmerk dat de periodetijden een onderlinge relatie bezitten die resulteert in tijdstippen van verzenden van gegevens die samenhangen overeenkomstig de grootten van de elementen van een rekenkundige reeks.

6. Telecommunicatiesysteem volgens een van de conclusies 1-5, met het kenmerk dat met de groepen ingevoerde gegevens verdere gegevens ten behoeve van verwerking in de centrale ontvangeenheid worden gecombineerd tot een compact pakket aan te verzenden gegevens.

7. Telecommunicatiesysteem volgens conclusie 6, met het kenmerk dat de verdere gegevens voor de betreffende inrichting unieke gegevens bevatten.

8. Telecommunicatiesysteem volgens een van de conclusies 1-7, met het kenmerk dat de inrichting een op de lokale verwerkingseenheid aangesloten leeseenheid en/of schrijfeenheid bezit voor het uitlezen en/of beschrijven van een in de betreffende eenheid in te voeren kaart.

9. Telecommunicatiesysteem volgens conclusie 8, met het kenmerk dat op de kaart een of meerdere codes uit-leesbaar zijn aangebracht.

10. Telecommunicatiesysteem volgens conclusie 9, met het kenmerk dat tenminste een van de codes programmeer-gegevens voor het programmeren van de gegevensin-voermiddelen bevat.

11. Telecommunicatiesysteem volgens een van de conclusies 8-10, met het kenmerk dat de inrichting op de leeseenheid en/of schrijfeenheid aangesloten scha- kelmiddelen bezit voor het alleen dan ingeschakeld houden van de inrichting, zolang de kaart in de leeseenheid en/of schrijfeenheid is gestoken.

12. Kaart voor toepassing in het telecommunicatiesysteem volgens een van de conclusies 8-11, met het kenmerk dat op de kaart een of meer telefoonnummergegevens zijn aangebracht.

13. Telecommunicatiesysteem volgens een van de conclusies 1-12, met het kenmerk dat de gegevensinvoermid-delen een toetsenbord omvatten.

14. Telecommunicatiesysteem volgens conclusie 13, met het kenmerk dat het toetsenbord is voorzien van een weergeefeenheid.

15. Telecommunicatiesysteem volgens conclusie 14, met het kenmerk dat op de weergeefeenheid een al of niet bewegende aanduiding verschijnt die stilstaat of verdwijnt na het tijdstip van het feitelijk verzonden worden van de gegevens naar de centrale ontvang-eenheid.

16. Telecommunicatiesysteem volgens conclusie 13 of 14, met het kenmerk dat het toetsenbord is voorzien van een correctietoets voor het wijzigen van de gegevens van de in het tijdelijke geheugen opgeslagen groep van ingevoerde gegevens.

17. Telecommunicatiesysteem volgens een van de conclusies 13-16, met het kenmerk dat het toetsenbord is voorzien van commandotoets, waarmede het commando kan worden gegeven om op een bepaald moment de lokale verwerkingseenheid te starten voor het gezamenlijk uitlezen en het voor verzenden gereed maken van de groepen van ingevoerde gegevens.

18. Telecommunicatiesysteem volgens een van de conclusies 13-17, met het kenmerk dat het toetsenbord is ingericht om daarop een sjabloon of masker te plaatsen, waardoor die toetsen op het toetsenbord worden afgedekt die op dat moment niet zijn geprogrammeerd .

19. Telecommunicatiesysteem volgens conclusie 18, met het kenmerk dat het sjabloon is voorzien van ope-ningen waar doorheen de onder de openingen gelegen toetsen van het toetsenbord bereikbaar zijn.

20. Telecommunicatiesysteem volgens conclusie 18 of 19, met het kenmerk dat de inrichting is voorzien van middelen voor het vasthouden van het sjabloon op het toetsenbord.

21. Telecommunicatiesysteem volgens een van de conclusies 1-20, met het kenmerk dat het toetsenbord de weergeefeenheid en de lees-/schrijfeenheid in een behuizing zijn ondergebracht.

22. Sjabloon of masker voor toepassing in het telecommunicatiesysteem volgens een van de conclusies 18-21, met het kenmerk dat het sjabloon of masker van een of meer openingen is voorzien en het aan ten minste een vlakke zijde van al of niet in kleur opgebrachte tekst en/of afbeeldingen is voorzien.

23. Inrichting voor toepassing in het telecommunicatiesysteem volgens een van de conclusies 1-21.

24. Inrichting volgens conclusie 23, met het kenmerk dat de inrichting een autonome voedingseenheid bezit om in de elektrische energiebehoefte van de inrichting te voorzien.

25. Inrichting volgens conclusie 24, met het kenmerk dat de autonome voedingseenheid op de schakelmiddelen is aangesloten.

26. Kaart voorzien van een geheugen voor de opslag van gegevens, met het kenmerk dat de gegevens route-ringsgegevens, zoals telefoonnummers bevatten.