NL9320027A - Kunststof veerconstructie voor een met een trekker bediende medium-afgifte-inrichting. - Google Patents
Kunststof veerconstructie voor een met een trekker bediende medium-afgifte-inrichting. Download PDFInfo
- Publication number
- NL9320027A NL9320027A NL9320027A NL9320027A NL9320027A NL 9320027 A NL9320027 A NL 9320027A NL 9320027 A NL9320027 A NL 9320027A NL 9320027 A NL9320027 A NL 9320027A NL 9320027 A NL9320027 A NL 9320027A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- spring
- trigger
- piston
- mechanism according
- tractor
- Prior art date
Links
Classifications
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B05—SPRAYING OR ATOMISING IN GENERAL; APPLYING FLUENT MATERIALS TO SURFACES, IN GENERAL
- B05B—SPRAYING APPARATUS; ATOMISING APPARATUS; NOZZLES
- B05B11/00—Single-unit hand-held apparatus in which flow of contents is produced by the muscular force of the operator at the moment of use
- B05B11/0005—Components or details
- B05B11/0027—Means for neutralising the actuation of the sprayer ; Means for preventing access to the sprayer actuation means
- B05B11/0029—Valves not actuated by pressure
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B05—SPRAYING OR ATOMISING IN GENERAL; APPLYING FLUENT MATERIALS TO SURFACES, IN GENERAL
- B05B—SPRAYING APPARATUS; ATOMISING APPARATUS; NOZZLES
- B05B11/00—Single-unit hand-held apparatus in which flow of contents is produced by the muscular force of the operator at the moment of use
- B05B11/01—Single-unit hand-held apparatus in which flow of contents is produced by the muscular force of the operator at the moment of use characterised by the means producing the flow
- B05B11/10—Pump arrangements for transferring the contents from the container to a pump chamber by a sucking effect and forcing the contents out through the dispensing nozzle
- B05B11/1001—Piston pumps
- B05B11/1009—Piston pumps actuated by a lever
- B05B11/1011—Piston pumps actuated by a lever without substantial movement of the nozzle in the direction of the pressure stroke
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B05—SPRAYING OR ATOMISING IN GENERAL; APPLYING FLUENT MATERIALS TO SURFACES, IN GENERAL
- B05B—SPRAYING APPARATUS; ATOMISING APPARATUS; NOZZLES
- B05B11/00—Single-unit hand-held apparatus in which flow of contents is produced by the muscular force of the operator at the moment of use
- B05B11/01—Single-unit hand-held apparatus in which flow of contents is produced by the muscular force of the operator at the moment of use characterised by the means producing the flow
- B05B11/10—Pump arrangements for transferring the contents from the container to a pump chamber by a sucking effect and forcing the contents out through the dispensing nozzle
- B05B11/1042—Components or details
- B05B11/1043—Sealing or attachment arrangements between pump and container
- B05B11/1045—Sealing or attachment arrangements between pump and container the pump being preassembled as an independent unit before being mounted on the container
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B05—SPRAYING OR ATOMISING IN GENERAL; APPLYING FLUENT MATERIALS TO SURFACES, IN GENERAL
- B05B—SPRAYING APPARATUS; ATOMISING APPARATUS; NOZZLES
- B05B11/00—Single-unit hand-held apparatus in which flow of contents is produced by the muscular force of the operator at the moment of use
- B05B11/01—Single-unit hand-held apparatus in which flow of contents is produced by the muscular force of the operator at the moment of use characterised by the means producing the flow
- B05B11/10—Pump arrangements for transferring the contents from the container to a pump chamber by a sucking effect and forcing the contents out through the dispensing nozzle
- B05B11/1042—Components or details
- B05B11/1061—Pump priming means
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B05—SPRAYING OR ATOMISING IN GENERAL; APPLYING FLUENT MATERIALS TO SURFACES, IN GENERAL
- B05B—SPRAYING APPARATUS; ATOMISING APPARATUS; NOZZLES
- B05B11/00—Single-unit hand-held apparatus in which flow of contents is produced by the muscular force of the operator at the moment of use
- B05B11/01—Single-unit hand-held apparatus in which flow of contents is produced by the muscular force of the operator at the moment of use characterised by the means producing the flow
- B05B11/10—Pump arrangements for transferring the contents from the container to a pump chamber by a sucking effect and forcing the contents out through the dispensing nozzle
- B05B11/1042—Components or details
- B05B11/1073—Springs
- B05B11/1074—Springs located outside pump chambers
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B05—SPRAYING OR ATOMISING IN GENERAL; APPLYING FLUENT MATERIALS TO SURFACES, IN GENERAL
- B05B—SPRAYING APPARATUS; ATOMISING APPARATUS; NOZZLES
- B05B11/00—Single-unit hand-held apparatus in which flow of contents is produced by the muscular force of the operator at the moment of use
- B05B11/01—Single-unit hand-held apparatus in which flow of contents is produced by the muscular force of the operator at the moment of use characterised by the means producing the flow
- B05B11/10—Pump arrangements for transferring the contents from the container to a pump chamber by a sucking effect and forcing the contents out through the dispensing nozzle
- B05B11/1042—Components or details
- B05B11/1073—Springs
- B05B11/1077—Springs characterised by a particular shape or material
Landscapes
- Containers And Packaging Bodies Having A Special Means To Remove Contents (AREA)
- Closures For Containers (AREA)
- Springs (AREA)
- Coating Apparatus (AREA)
- Infusion, Injection, And Reservoir Apparatuses (AREA)
Description
Korte aanduiding: Kunststof veerconstructie voor een met een trekker bediende mediim^afgifte-inricht ing.
De uitvinding heeft betrekking op een met een trekker bediende afgifte-inricihting, bestemd voor plaatsing cp de hals van een voorraad-hcuder. Hoewel dergelijke inrichtingen, bekend als ''trekker-spuit·', opnieuw kunnen worden gebruikt, worden zij veelal na gebruik weggeworpen.
De met een trekker bediende spuit bevat een lichaam en een pcnp-mechanisme met een beweegbaar cp dit lichaam gemonteerde trekker, een beweegbaar met de trekker gekoppelde zuiger en een in het lichaam aanwezige cilinder, die samen met de daarin cpgencmen zuiger een pcnpkamer begrenst. De cilinder eindigt in een vaste achterwand in het lichaam, zodat de ruimte tussen deze achterwand en het binnen liggende einde van de beweegbare zuiger een pcmpkamer van variabel volume vormt. De cilinder heeft een inlaatklep en een uitlaatklep, die in de achterwand zijn cpgencsnen.
Om het wegwerpen en/of het terugwinnen van het materiaal van de spuit te vergemakkelijken, is de trekker-spuit volgens de onderhavige uitvinding vervaardigd van kunststof.
Daartoe is een terugstelveer van kunststof gemonteerd, die deel uitmaakt van het panpmechanisme tussen de trekker en het spuitlichaam. Voorts is daartoe gebruik gemaakt van inlaat- en uitlaatkleppen van kunststof, die samenwerken met de achterwand van de cilinder.
Bij bekende afgiftespuiten is het bekend in een pcnpkamer van een pcnpmechanisme van de spuit een metalen veer te monteren. Deze veer werkt tegen een zuiger, die met de trekker is gekoppeld en deze, bij loslaten, in zijn uitgangsstand of ruststand terugdrukt.
Ook is reeds voorgesteld veren of veerconstructies van kunststof in met een trekker bediende spuiten toe te passen. Voorbeelden van dergelijke spuiten worden geopenbaard in de volgende Amerikaanse octrooi-schriften: 4.915.263 4.273.290 4.898.307 4.241.853 4.624.413 4.191.313 4.593.607
De uitvinding verschaft een met een trekker bediend pcnpmechanisme voor eenmedhmirafgifte-inrichting, omvattende een lichaam, geschikt voor plaatsing cp een houder, welk pcmpmechanisme omvat: een in het lichaam van de afgifte-inrichting aanwezige cilinder; een in deze cilinder cpgencuten zuiger; een met de zuiger gekoppelde en beweegbaar cp het lichaam gemonteerde trekker met een voorzijde en een achterzijde en een niet-metalen voorspanningsmechanisme voor het voorspannen van de trekker in een van het lichaam afgekeerde richting cm daarmede de met de trekker gekoppelde zuiger uit de cilinder te doen bewegen, welk voorspanmechanisme een afzonderlijk, niet gewikkeld, langgerekt, vlak veermechanisme bevat, met langgerekte overstaande platte oppervlakken en overstaande einden, welk veermechanisme tussen het spuitlichaam en de trekker is geplaatst, waarbij de achterzijde van de trekker een achter-wandvlak heeft en het veermechanisme op het eindgedeelte, waarvan het einde nabij de achterwand van de trekker is gelegen, een vlak oppervlak heeft en met zijn andere einde achter de trekker, tegen het spuitlichaam aanligt.
De uitvinding wordt hieronder aan de hand van de tekening met een uitvoeringsvoorbeeld nader toegelicht.
Fig. 1 is een aanzicht in perspectief van een mek een trekker bediende afgiftespuit volgens de uitvinding; fig. 2 is een geëxplodeerd aanzicht in perspectief van de afgiftespuit volgens fig. 1 en toont een grendelring cp bet moment, voordat deze van een cilindrisch voetstuk van het spuitlichaam wordt losgemaakt; fig. 3 is een vertikale doorsnede door de afgiftespuit in zijn ruststand, waarbij een veer tussen een trekker en het spuitlichaam de trekker en een eraan gekoppelde zuiger in de meest buitenste positie drukt; fig. 4 is een vertikale doorsnede als die volgens fig. 3, doch met de trekker geheel ingedrukt; fig. 5 is een aanzicht in perspectief van een niet-metalen veer voor de afgiftespuit volgens fig. 1; fig. 6 is een zijaanzicht van de veer in fig. 5; fig. 7 is een bovenaanzicht van de veer in fig. 5; fig. 8 is een bovenaanzicht van een andere uitvoering van de veer volgens de uitvinding; fig. 9 is een zijaanzicht van de in fig. 8 getoonde veer en fig. 10 is een onderaanzicht van de in fig. 8 getoonde veer.
De in fig. 1 in perspectief weergegeven, met een trekker bediende afgiftespuit 10 is geheel uit kunststof gevormd en is aangebracht cp een fles 12. Een meer gedetailleerd, geëxplodeerd aanzicht in perspectief van deze afgiftespuit toont fig. 2.
De spuit 10 heeft een lichaam 14 met aan het afgifte-eind 18 daarvan een neusdeel met een bus 16, een tegen fraude beschermend mondstuk** wegtrekstuk 20 en een zich vanaf het bovendeel 22 van het lichaam 14 uitstrekkend en vervolgens naar beneden, naar een cilindrisch voetstuk 26 van het lichaam 14 gerichte handgreepformatie 24. Het voetstuk 26 wordt door een vergrendelring 28 vastgehouden op de hals 30 van een fles 12.
32 is een trekker, waarvan de voorzijde met 31 is aangeduid. Deze trekker is scharnierend op het lichaam 14 gemonteerd door middel van twee aan het boveneinde van twee overstaande zijwanden 36 van de trekker 32 vastgevormde cilindrische pennen 34, die steken in twee corresponderende openingen 38 in het lichaam 14 van de afgiftespuit 10. Tussen het lichaam 14 en de trekker 32 is een uit kunststof bestaande veer 40 aangebracht (zie fig. 2), die de trekker 32 steeds in zijn uitgangsstand terug tracht te drukken. Met de trekker 32 is een zuiger 42 gekoppeld. Deze zuiger heeft een naar buiten gerichte zuigerstang 44, die met de trekker 32 is verbonden, en een binnen liggend cilindrisch einde 46, dat is cpgenomen in een cilindrische opening 48 in het lichaam 14 met het doel het volume van de door de opening 48 gevormde pcmpkamer te variëren.
De trekker 32, de veer 40, de zuiger 42 en de cilindrische opening 48 vormen de belangrijkste componenten van een pcmpnechanisme 49.
In de bodem van het cilindrische voetstuk 26 is een inlaatstuk 50 cpgenomen, voorzien van een daarvan neerhangende en losneembaar eraan bevestigde, in de fles 12 te steken dcmpelbuis 52.
De spuit/flesverbinding is veilig voor kinderen en bevat in de cilindrische zijwand van het cilindrische voetstuk 26 gevormde grenöel-tongen 53 met grendelnok-cpnemende openingen 54 en op de fleshals 30 aangebrachte grendelnokken, welke grendeltongen en grendalnokken onderling vergrendeld worden gehouden door een vergrendelring 28.
Bij het uit de (spuitgiet) vorm nemen van het spuitlichaam wordt de vergrendelring 28, die door middel van een zestal verbindingsruggetjes of -dammetjes 57 aan het cilindrische voetstuk 26 van het lichaam 14 vastzit cm de ring 28 tezamen met het lichaam 14 te kunnen vormen, van het cilindrische voetstuk 26 losgemaakt door de verbindingsruggetjes 57 te breken en de ring vervolgens over het voetstuk 26 naar boven te bewegen.
Bij het samenstellen van de spuit 10 uit zijn onderdelen wordt de vergrendelring 28 over het cilindrische voetstuk 26 heen naar beneden bewogen.
Mat 58 is een mordstuk-samenstel aangegeven, omvattende een draaibare mondstukkap 60 met een naar voren uitstekend cilindrisch deel 62. De mondstukkap 60 is cp de van een cilindrisch deel 64 van het lichaam 14 uitstekende neusbus 16 gemonteerd en wordt daarbij vastgehouden door een ringvormige kraag 66.
De mondstukkap 60 heeft drie verschillende posities, en wel een positie "STOP", een positie "SEUHEN" en een positie "STRCMEN".
Bij het monteren van het mondstuk-samenstel 58 cp het lichaam 14 wordt een mcmtagedeel 67 van het trekstuk 20 snappend cpgencmen in een opening 68 in het bovendeel 22. Daabrij steken vorkbenen 69 van het trekstuk 20 door randgroeven 70 in het bovendeel 22 en/of randgroeven 71 in de bovenwand van de kap 60 en tussen één of twee buigzame grendel-tongen of -uitsteeksels 72 en het cilindrische deel 64, waardoor de mondstukkap 60 in zijn "stop"-positie wordt vastgezet en een tegen fraude bestand zijnde en voor kinderen veilige vergrendeling van het trekker-bediende mondstuksamenstel 58 aan het lichaam 14 wordt verkregen.
Het mondstuksamenstel 58 is, zoals bovenbeschreven, op het uitlaat-einde 18 van de spuit 10 gemonteerd. Het bovendeel 22 van het lichaam 14 loopt naar achteren toe uit in het achterste einddeel 73 van de hand-greepformatie 24, welke zich vanaf het einddeel 73 schuin naar voren en naar beneden uitstrekt naar het cilindrische voetstuk 26.
De zes verbindingsruggetjes of -dammetjes 57 liggen gelijkmatig rond het benedeneinde van het cilindrische voetstuk 26 verspreid en vormen eerst één stuk met de vergrendelring 28. Bij het spuitgietproces worden de verbindingsruggetjes of -dammetjes 27 verbroken en wordt de vergrendelring 28 ten opzichte van het cilindrische voetstuk 26 naar boven verplaatst. In een later stadium, wanneer de vergrendelring 28 over het voetstuk 26 naar beneden wordt bewogen, kont een binnen de vergrendelring 28 aanwezige ringvormige groef 74 in snappende ingrijping met een ringvormige rib 75 qp het voetstuk 26. Voor het aaribrengen cp de fles neemt de vergrendelring 28 dus een bovenste positie in. De ring 28 wordt in deze bovenste positie gehouden door het wrijvingscantact tussen de binnenwand van de vergrendelring 28 en de ribsegmenten 76 cp de cilindrische buitenwand van het cilindrische voetstuk 26. De opwaartse beweging van de grendelring 28 wordt bepaald door en cp zékere hoogte begrensd door de bovenste, gedeeltelijk ringvormige ribsegmenten 76 cp de ; cilindrische buitenwand van het cilindrische voetstuk 26.
Zoals in fig. 3 is te zien, is binnen het cilindrische voetstuk 26, en wel aan een bovenwand 314 daarvan, een afdichtingsring 316 van kleine diameter gevormd. De afdichtingsring 316 is bestemd cm tegen de binnen-ontrekswand van de fleshals 30 af te dichten. De afdichtingsring 316 heeft aan zijn benedeneinde een afgeschuinde eindrand 318 cm het insteken van de fleshals 30 in het voetstuk 26 en rond de afdichtingsring 316 te vergemakkelijken.
In het binnen liggende gedeelte van de afdichtingsring 316 bevindt zich een opening 320, waarvan de vorm overeenkomt met de vorm van het inlaatstuk 50, dat een in hoofdzaak ovaalvormige dwarsdoorsnede heeft. Het inlaatstuk 50 zit in de opening 320 vastgedrukt, en wel met de ribben 322 cp het stuk 50 in snappende ingrijping met montagegroeven in het binnenoppervlak van de wand van de opening 320. Op deze wijze wordt een lucht-dichte verbinding bereikt. De dcmpelbuls 52 is losneembaar bevestigd in het midden van het inlaatstuk 50. De lengte van de donopel-buis 52 hangt af van de grootte van de fles 12. Het verdient echter aanbeveling de dcmpelbuis 52 tot aan de bodem van de fles 12 te laten lopen, doch zonder deze aan te raken.
De cilindrische opening 48 bevindt zich binnen het lichaam 14 van de afgiftespuit 10. Het cilindrische einddeel 46 van de zuiger past nauwkeurig in de cilindrische opening 48 en vormt daarmede een pcnpkamer 324 met een variabel volume tussen een vaste achterwand 326 van de cilindrische opening 48 en een naar achteren gerichte wand 328 van het cilindrische einddeel 46 van de zuiger. De vaste wand 326 van de pcnpkamer 324 heeft een in het onderste gedeelte daarvan gelegen, als tong uitgevoerde inlaatklep 330 en een opening 332 in het bovenste gedeelte ervan. Tegenover de tongvormige inlaatklep 330 bevindt zich een opening 334 in de wand van het inlaatstuk 50, welke opening een deel van het inlaatkanaal vormt. Dit inlaatkanaal wordt gevormd door de holle dcmpelbuis 52, het inlaatstuk 50 en de opening 334.
De opening 332 ligt tegenover een als tong uitgevoerde uitlaatklep 336 aan het boveneinde van het inlaatstuk 50. De inlaatklep 330 en de uitlaatklep 336 besturen de irediumstrocm naar en uit de pcnpkamer 324.
De trekker 32 is scharnierend cp het lichaam 14 van de spuit 10 gemonteerd door de beide zijdelings van het bovenste gedeelte van de trekker 32 uitstekende pennen 34 te steken in de beide corresponderende openingen 38 in het lichaam 14.
Zoals in fig. 4 is weergegeven, heeft de kunststofveer 40 een vlak taps toelopend einde 410, dat zit vastgedrukt in een uitsparing 412 in het lichaam 14, en wel onder het binnen liggende einde van het cilindrische gedeelte 64 van het lichaam 14. Het andere einde 414 van de kunststofveer 40 steekt in een trog-vormige ruimte 416 aan de achter^ zijde van de trekker 32, waar het veereirde 414 aanligt tegen een achterwand 415. De kunststofveer 40 is gebogen en staat onder voor-spanning, teneinde de trekker 32 steeds in zijn beginstand te kunnen terug drukken.
Fig. 4 laat de split 10 bij door de gebruiker ingedrukte trekker 32 zien. de druk in de porpkamer 324 doet de uitlaatklep 336 openen, zodat het medium uit de pcupkamer 324 kan treden. Tegelijkertijd is de kunststofveer 40 nog verder gebogen en daarmede verder gespannen, doch niet voorbij de elasticiteitsgrens. De gebruiker dient daarbij dus een maximum kracht uit te oefenen cm de trekker 32 ingedrukt te houden.
Bij loslaten van de trekker 32 doet de kunststofveer 40 detrekker 32 tezamen met de zuiger 42 naar hun beginposities terugkeren. Terwijl de zuiger 42 naar zijn uitgangspositie terugkeert, wordt binnen de pcupkamer 324 een vacuüm opgewekt. Dit vacuüm doet de inlaatklep 330 openen, waardoor medium vanuit de fles 12 wordt aangezogen.
Daar de verbinding tussen de fles 12 en de spuit 10 luchtdicht is, zal bij het aanzuigen van medium uit de fles 12 een vacuüm binnen de fles 12 ontstaan, om een vacuüm binnen de fles 12 te vermijden is een ventilatiesysteem toegepast, in de vorm van een ventilatieopening 344 in de bovenwand 314 van het cilindrische voetstuk 26. Dit gedeelte van de bovenwand 314 begrenst een wandzane tussen de onderzijde van de cilindrische opening 48 binnen het lichaam 14 van de spuit 10 en een cilindrische holte 346 binnen het cilindrische voetstuk 26. Wanneer de trekker 32 geheel wordt ingedrukt, wordt de ventilatieopening 344 geopend en is er een verbinding tussen het inwendige van de fles 12 en de cmgevende atmosfeer, zodat lucht in de fles 12 kan treden. Bij niet ingedrukte, zich in de uitgangsstand bevindende trekker 32 is de ventilatieopening 344 af gedekt en dus afgesloten door het cilindrische einddeel 46 van de zuiger 42, zodat dan geen medium uit de fles 12 kan treden.
De pcupkamer 324 is zo uitgevoerd, dat het "dode volume", dua het minimum volume ervan, zeer klein is en wel 1/20 - 1/4 van het totale volume van de pcupkamer 324 is. Bij een klein dood volume zal slechts een zeer kleine hoeveelheid van het medium of lucht in de pcupkamer 324 achterblijven nadat de trekker 32 geheel is ingedrukt. Door deze constructie wordt de grootte van de samendrukbare luchtruimte binnen de pcupkamer 324 tot een minimum beperkt en kan bij het uitpcupen van de afgiftespuit 10 een hogere druk tegen de klep 330 worden opgebouwd. Door het beperkte "dode volume" keurt de afgifte van de spuit 10 sneller op gang en worden tijdens het aanzuigen en het uitpoupen een hoger vacuüm respectievelijk een hogere druk bereikt.
Een ander effect van het kleine "dode volume" is, dat de patrpkamer 324 zeer snel met medium wordt gevuld en het voor het cp gang brengen van de spuit 10 benodigde aantal slagen dus beperkt is.
Het buitenste einde 510 van de zugerstang 44 heeft een zich in dwarsrichting, dwars op de lengteas van de zuigerstang 44, uitstrekkend en tussen benen 513 gelegen cilindrisch deel 512. Het cilindrische deel 512 heeft in het midden een in dwarsdoorsnede V-vormige sleuf 514 voor het qpnemen van een scharnierende meskant aan de punt van het in dwarsdoorsnede V-vormige buiteneinde van een zich tussen de zijwanden 36 van de trekker 32 uitstrekkend haakelement 517. Het haakelement 517 maakt deel uit van een steunlegerformatie 518 aan de achterzijde van de trekker 32 tussen de zijwanden 36 en heeft een opening 519, waardoor heen het buitenste einde 510 steekt. Eet cilindrische deel 512 is in ingrijping met de steunlegerformatie 518 van de trekker 32 en de flanken van de ν'-vormige sleuf 514 vormen daarbij begrenz ingsaanslagen voor de onderlinge draaibeweging van de met elkaar verbonden onderdelen.
De steunlegerformatie 518 vormt in ccmfoinatie met de V-vormige sleuf 514 een beweegbare trekker-zuigerveiftinding met een beperkte, doch voldoende vrijheid van draaibeweging. Hierdoor kan de op een eenvoudige en effectieve wijze scharnierend met de trekker 32 verbonden zuiger 42 in de pcmpkamer 324 worden verplaatst.
De steunlegerformatie 518 heeft twee afgeronde opleg-steunvlakken 520 nabij de binnenzijde van elke zijwand 36 van de trekker 32 en tussen één zijwand 36 van de trekker 32 en het hoekelement 517 aan de bovenkant van de opening 519 en tussen één zijwand 36 en een sleuf 521 aan de onderkant van de cpening 519. De einden van het cilindrische deel 512 liggen aan en draaien cp deze opleg-steunvlakken 520.
De in fig. 5, 6 en 7 getoonde veerconstructie 40 bevat twee blad-veren 610 en 612, die aan elk einde door een verbindingsdeel 614 respectievelijk 616 met elkaar zijn velbanden. Zoals weergegeven is in fig. 6, zijn beide veren 610, 612 enigszins gebogen onder vorming van een bovenste gebogen veer 610 en een onderste gebogen veer 612. De lang- -gerekte veren 610, 612 zijn uit één stuk met elkaar gevormd, waarna door middel van een splijt- of snijproces een scheiding of deling 618 tussen de veren tot stand is gébracht. De veerconstructie 40 kan ook uit één enkel vormstuk bestaan, welke twee aan de einden met elkaar verbonden bladveren bevat. Zoals weergegeven kunnen de veren 610 en 612 aan de einden zijn afgeschuind, zoals dit voor de veer 610 nabij de verbindingsstukken 614 en 616 door de verwijzingscijfers 620 en 621 is aangegeven.
Op soortgelijke wijze is de onderste langgerekte bladveer 612 afgeschuind bij 622 en 623, nabij het scharnier- of verbindingsstuk 614 en 616.
Zoals het best in fig. 7 is te zien lopen de einddelen van de veren 610 en 612 taps toe in de richting van de verbindingsstukken 614 en 616, en zijn de veren 610 en 612 in bet midden breder, zoals aangegeven met het verwijzingscijfer 625.
De onderste langgerekte bladveer 612 heeft nabij elk einde een inkeping 626 respectievelijk 627 onder vanning van een schouder 628 respectievelijk 629. Van de aldus gevormde, uit de veren 610 en 612 samengestelde veerconstructie 40 passen de eikaars spiegelbeeld vormende einden 410 en 414 in de uitsparing 412, waarbij de schouder 628 of 629 grijpt of haakt achter een schouder nabij het onderste, naar buiten gerichte einde van de uitsparing 412, zoals weergegeven in fig. 3 en 4.
De bladveren 610, 612 zijn gemaakt van met glasvezel gewapende kunststof, zoals een mengsel van polypropeen en polyamide (nylon) en 30 gew.% glasvezel.
Fig. 8, 9 en 10 tonen een andere uitvoering van de veerconstructie volgens de uitvinding. Deze veerconstructie 640 heeft overstaande einden 642 en 644, waarvan slechts één, en wel het einde 642 geschikt is cm in de uitsparing 412 te worden opgenomen. De veerconstructie 640 bevat een bovenste bladveer 646 en een onderste bladveer 648.
De einden 642 en 644 van de bladveren 646 en 648 van de veerconstructie 640 zijn afgeschuind en lopen taps toe, zoals voor de veerconstructie 40 in fig. 5-7 is weergegeven. Aan het einde 642, dat in de uitsparing 412 wordt cpgencmen, is een scharnier- of verbindingsdeel 650 tussen de bladveren 646 en 648 aangëbracht, terwijl aan het andere einde 644 de bladveren 646 en 648 met elkaar zijn verbonden door een cilindrische lus 652. De lus 652 wordt samengedrukt, wanneer de trekker 32 nabij het einde 644 van de veerconstructie 640 tegen het buitenoppervlak van de bladveer 646 wordt gedrukt.
Zoals het best in fig. 9 en 10 is te zien, heeft de onderste bladveer 648 slechts één enkele inkeping 654, welke nabij het einde 642 is gelegen. Op een afstand van de inkeping 654 en wel aan de van het einde 642 afgekeerde zijde daarvan bevindt zich een van de onderste bladveer 648 naar beneden uitstrekkend penvormig uitsteeksel 656, dat de afstand, waarover de veerconstructie in de uitsparing 412 steekt, beperkt en in gebruik ook de neerwaartse beweging van de springconstructie 640 begrenst.
Zoals weergegeven in fig. 3 en 4, is de veerconstructie 40 of 640 qpgencmen tussen de steunlegerformatie 518 en de achterzijde 415 van de voorste wand 31 van de trekker 230, en wel met het einde 410 of 642 cpgenomen in de uitsparing 412 en met het buitenoppervlak van de bovenste bladveer 610 of 646 aanliggend tegen het binnenwandcppervlak 415 van de voorste wand 31 van de trekker 32 in het trogvormige gebied 416.
In gebruik wordt de veerwerking verkregen door het einde 410 of 642 in de uitsparing 412 te steken, door de veeroonstzuctie 40 of 640 in het trogvormige gebied 416 en tussen de steunlegerformatie 518 en de achterzijde 415 van de voorste wand 31 van de trekker 32 te positioneren, en door het nabij het einde 414 of 644 gelegen gedeelte van het buitenoppervlak van de bladveer 610 of 646 glijdend tegen de achterzijde 415 van de voorste wand 31 van de trekker 32 te doen aanliggen.
Claims (11)
1. Met een trekker bediend pcmpmechanisme voor een medium-afgifte-inrithfcing, welk pcnpmechanisrae cmvat: een zich vanaf een afgifte-einde naar achteren, in de richting van een handgreepformatie van de xcediun^afgift^iiffichting uitstrekkend lichaam met daarin een zich tot aan een achterwand uitstrekkende holle cilinder; een in de cilinder cpgencmen zuiger; een beweegbaar cp het lichaam gemonteerde, met de zuiger gekoppelde trekker met een voorzijde en een achterzijde, alsmede voorspanmiddelen, die de trekker van het lichaam weg doen bewegen en de met de trekker gekoppelde zuiger uit de cilinder doen treden, welke voospanmiddelen uit met hun overstaande einden tussen het lichaam en de trekker geplaatste niet-metalen, niet-gewikkalde, langgerekte veer-middelen bestaan, welke veermiddelen zich vanaf de trekker naar achteren, in de richting van de handgreepformatie uitstrekken, waarbij het ene einde ervan nabij de trekker is gelegen en daarop inwerkt, terwijl het andere einde van de veermiddelen op een plaats nabij de achterwand van de cilinder tegen het lichaam aanligt.
2. Bcnpiedianisme volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de voorspanmiddelen. tenminste één langgerekte platte veer uit met glasvezel gewapende kunststof bevat.
2. Bcnpnechanisme volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de voorspanmiddelen tenminste één langgerekte platte veer uit met glasvezel gewapende kunststof bevat.
3. Ponpmechanisme volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de voorspanmiddelen worden gevormd door een bladveerconstructie met twee langgerekte bladveren.
3. Bocpnechanisme volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de voorspanmiddelen worden gevormd door een bladveerconstructie met twee langgerekte bladveren.
4. Bmpmechanisme volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de bladveren aan de einden met elkaar zijn verbonden.
4. Pcnpmechanisme volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de bladveren aan de einden met elkaar zijn verbonden.
5. Fcnpmechanisme volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het lichaam boven de cilinder een uitsparing heeft voor het cpnemen van het andere einde van de veermiddelen, dat de achterzijde van de trekker een achterwand heeft en dat de veermiddelen nabij het ene einde een vlak oppervlak hebben dat glijdend aanligt tegen de achterwand van de trekker, terwijl het andere einde van de veermiddelen is gevormd cm te worden cpgencmen in de genoemde uitsparing.
5. Fcnpnechanisme volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het i lichaam beven de cilinder een uitsparing heeft voor het opnemen van het andere einde van de veermiddelen, dat de achterzijde van de trekker een achterwand heeft en dat de veermiddelen nabij het ene einde een vlak oppervlak hebben dat glijdend aanligt tegen de achterwand van de trekker, terwijl het andere einde van de veermiddelen is gevormd om te worden i epgenemen in de genoemde uitsparing.
6. Bcnpmechanisme volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het lichaam boven de cilinder een uitsparing heeft voor het cpnemen van het andere einde van de veerconstruct ie, waarbij tenminste de andere van de beide bladveren van de veerconstructie nabij elk einde een scherphoekige inkeping heeft, waarvan er één in ingrijping is met een schouder van de genoemde uitsparing cm daarmede het andere einde van de veerinrichting in de uitsparing vast te houden.
6. Fonpmechanisme volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het lichaam boven de cilinder een uitsparing heeft voor het opnemen van het andere einde van de veerconstructie, waarbij tenminste de andere van de beide bladveren van de veerconstructie nabij elk einde een scherphoekige inkeping heeft, waarvan er één in ingrijping is met een schouder van de genoemde uitsparing on daarmede het andere einde van de veer inrichting in de uitsparing vast te houden.
7. Raopiechanisme volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat elk einde van elke veer aan één zijde schuin uitloopt in een stomp einde en elke bladveer in het midden breder is dan aan de einden.
7. Pcnpmechanisme volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat elk einde van elke veer aan één zijde schuin uitlocpt in een stomp einde en elke bladveer in het midden breder is dan aan de einden.
8. Pcrpnechanisme volgens conclusie 1, verder gekenmerkt door: een vanaf de zuiger naar buiten uitstekende zuigerstangf ormatie met een buiten liggend einde; een eerste koppelmiddel qp het buiten liggende einde van de zuiger*· stangformatie cm deze te koppelen met de trekker, welke daartoe een zich in dwarsrichting uitstrekkend kort cilindrisch deel heeft? een tweede koppelmiddel op de achterzijde van de trekker voor het losneembaar en snappend koppelen met het eerste koppelmiddel op de zuigerstangf ormatie, welk tweede koppelmiddel een steunlegerformatie aan de achterzijde van de trekker heeft voor het cpnemen en aangrijpen op het korte cilindrische deel en voorts een verbindingsmiddel heeft voor het onder snapwerking aangrijpen op het korte cilindrische deel.
8. Fcmpmechanisme volgens conclusie 1, verder gekenmerkt door: een vanaf de zuiger naar buiten uitstekende zuigerstangformatie met een buiten liggend einde; een eerste koppelmiddel cp het buiten liggende einde van de zuigerstangformatie cm deze te koppelen met de trekker, welke daartoe een zich in dwarsrichting uitstrekkend kart cilindrisch deel heeft; een tweede koppelmiddel cp de achterzijde van de trekker voor het losneembaar en snappend koppelen met het eerste koppelmiddel cp de zuigerstangformatie, welk tweede koppelmiddel een steunlegerformatie aan de achterzijde van de trekker heeft voor het cpnemen en aangrijpen op het korte cilindrische deel en voorts een verbindingsmiddel heeft voor het onder snapwerking aangrijpen cp het korte cilindrische deel.
9. Rmpnechardsme volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het korte cilindrische deel een V-vormige axiale groef heeft, en dat het verbindingsmiddel van het tweede koppelmiddel een taakelement bevat, dat in de V-vormige groef grijpt en een V-vormige dwarsdoorsnede heeft.
9. Banpmechanisme volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het korte cilindrische deel een V-vormige axiale groef heeft, en dat het verbindingsmiddel van het tweede koppelmiddel een haakelement bevat, dat in de V-vormige groef grijpt en een V-vormige dwarsdoorsnede heeft.
10. Fompmedhanisme volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de V-vormige groef een tophoek heeft, die voldoende groter is dan de tophoek van de V van het in dwarsdoorsnede V-vormige haakelement om dit haak-element te doen draaien in de V-vormige groef bij het bewegen van de trekker vanuit zijn teruggetrokken stand naar de geheel ingedrukte stand.
10. Pcmpmechanisme volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de V-vormige groef een tophoek heeft, die voldoende groter is dan de tophoek van de V van het in dwarsdoorsnede V-vormige haakelement om dit haakelement te doen draaien in de V-vormige groef bij het bewegen van de trekker vanuit zijn teruggetrokken stand naar de geheel ingedrukte stand.
11. Foinpnechanisme volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de afgifte-inrichting is voorzien van uitlaatmiddelen en middelen voor het koppelen van de afgifte-inrichting aan een container, waarbij het lichaam, de zuiger, de trekker, de uitlaatmiddelen en de koppelmiddelen alle uit niet-metallisch terugwiribaar materiaal bestaan. 1? Mst een trekker bediend pcaorptechanisiae voor een van een lichaam voorziene medixm-afgifte-inrichting, welk pcnpnechanisme omvat: een in het lichaam van de afgifte-inrichting cpgenomen cilinder; een in de cilinder cpgenomen zuiger; een beweegbaar cp het lichaam gemonteerde, met de zuiger gekoppelde trekker met een voorzijde en een achterzijde, alsmede niet-metalen voorspamiddelen, die de trekker van het lichaam weg doen bewegen en de met de trekker gekoppelde zuiger uit de cilinder doen treden, welke voorspanmiddelen een tussen het lichaam en de trekker geplaatst niet-metalen, niet gewikkeld, langgerekt veermiddel omvat met tegenoverliggende vlakke oppervlakken en overstaande einden; waarbij de trekker aan de achterzijde een achterwand heeft; en welk veermiddel aan ten minste één einde in de over een nabij de achterwand van de trekker gelegen eingedeelte een vlak oppervlak heeft, terwijl het andere einde van het veermiddel ten opzichte van de trekker naar achteren ligt en tegen het lichaam aanligt.
11. Pompmechanisme volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de afgifte-inrichting is voorzien van uitlaatmiddelen en middelen voor het koppelen van de afgifte-inrichting aan een container, waarbij het lichaam, de zuiger, de trekker, de uitlaatmiddelen en de koppelmiddel en alle uit niet-metallisch terugwiribaar materiaal bestaan.
Applications Claiming Priority (6)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
US84076692 | 1992-02-24 | ||
US84075992 | 1992-02-24 | ||
US07/840,760 US5318206A (en) | 1992-02-24 | 1992-02-24 | Trigger-piston connection |
US84076092 | 1992-02-24 | ||
US07/840,766 US5228602A (en) | 1992-02-24 | 1992-02-24 | Plastic spring assembly for trigger sprayer |
US07/840,759 US5297701A (en) | 1992-02-24 | 1992-02-24 | All plastic trigger sprayer |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL9320027A true NL9320027A (nl) | 1995-01-02 |
Family
ID=27420294
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL9320027A NL9320027A (nl) | 1992-02-24 | 1993-02-23 | Kunststof veerconstructie voor een met een trekker bediende medium-afgifte-inrichting. |
Country Status (12)
Country | Link |
---|---|
JP (1) | JPH07504146A (nl) |
AU (1) | AU666361B2 (nl) |
CA (1) | CA2130581A1 (nl) |
DE (1) | DE4390813T1 (nl) |
GB (1) | GB2278406B (nl) |
IL (1) | IL104784A (nl) |
LU (1) | LU88523A1 (nl) |
MX (1) | MX9301010A (nl) |
NL (1) | NL9320027A (nl) |
NZ (1) | NZ251123A (nl) |
TW (1) | TW253844B (nl) |
WO (1) | WO1993016954A1 (nl) |
Families Citing this family (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
EP4341003A1 (de) | 2021-05-20 | 2024-03-27 | Aptar Dortmund GmbH | Feder aus kunststoff und abgabevorrichtung |
DE102021122705A1 (de) | 2021-05-20 | 2022-11-24 | Aptar Dortmund Gmbh | Feder aus Kunststoff und Abgabevorrichtung |
Family Cites Families (21)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
BE790262A (fr) * | 1971-10-18 | 1973-02-15 | Hicks Thomas W | Support d'appat tel que crevette vivante ou analogue pour la peche |
US3768734A (en) * | 1972-04-26 | 1973-10-30 | Arrowhead Prod Corp | Manually operated sprayer |
US4153203A (en) * | 1977-03-02 | 1979-05-08 | Tetsuya Tada | Trigger type sprayer |
US4273290A (en) * | 1977-11-14 | 1981-06-16 | The Afa Corporation | Unitary valve and spring assembly |
US4241853A (en) * | 1978-05-17 | 1980-12-30 | James D. Pauls And J. Claybrook Lewis And Associates, Limited | Dispenser for either continuous or intermittent discharge |
US4191313A (en) * | 1978-07-24 | 1980-03-04 | James D. Pauls And J. Claybrook Lewis And Associates, Limited | Trigger operated dispenser with means for obtaining continuous or intermittent discharge |
US4365751A (en) * | 1980-09-26 | 1982-12-28 | Yoshino Kogyosho Co., Ltd. | Trigger type liquid injector |
DE3134265A1 (de) * | 1981-08-29 | 1983-03-10 | Robert Finke KG, 5950 Finnentrop | Auf behaelter aufsetzbare pumpe |
FR2528328B1 (fr) * | 1982-06-11 | 1985-11-22 | Valve Precision Sarl | Dispositif de pulverisation pour liquides |
US4503998A (en) * | 1982-09-27 | 1985-03-12 | Universal Dispensing Systems, Inc. | Trigger sprayer |
DE3314020A1 (de) * | 1983-04-18 | 1984-10-18 | Hörauf & Kohler KG, 8900 Augsburg | Handbetaetigter fluessigkeitszerstaeuber |
US4527741A (en) * | 1983-06-13 | 1985-07-09 | The Afa Corporation | Trigger pump sprayer |
ES273524Y (es) * | 1983-07-14 | 1985-04-16 | Monturas Y Fornituras S.A. | Pistola proyectora de liquidos |
US4624413A (en) * | 1985-01-23 | 1986-11-25 | Corsette Douglas Frank | Trigger type sprayer |
US4593607A (en) * | 1985-02-28 | 1986-06-10 | Specialty Packaging Products, Inc. | Spring-piston combination for manually operated pump |
ATE46894T1 (de) * | 1985-03-14 | 1989-10-15 | Mega Prod Verpack Marketing | Dosierpumpe mit pumpenbalg an flaschen oder dergleichen. |
IT8530681V0 (it) * | 1985-04-18 | 1985-04-18 | Alta S R L | Spruzzatore di liquidi con tenuta antirovesciamento sul condotto di aria di reintegro. |
US4915263A (en) * | 1988-03-08 | 1990-04-10 | S. C. Johnson Son, Inc. | Trigger sprayer device |
US4898307A (en) * | 1988-08-25 | 1990-02-06 | Goody Products, Inc. | Spray caps |
US5114049A (en) * | 1990-10-31 | 1992-05-19 | Calmar Inc. | Child-resistant trigger sprayer |
IT1251196B (it) * | 1991-08-30 | 1995-05-04 | Coster Tecnologie Speciali Spa | Disposotivo spruzzatore perfezionato con leva a grilletto. |
-
1992
- 1992-06-30 TW TW081105133A patent/TW253844B/zh active
-
1993
- 1993-02-18 IL IL10478493A patent/IL104784A/en not_active IP Right Cessation
- 1993-02-23 JP JP5515140A patent/JPH07504146A/ja active Pending
- 1993-02-23 NZ NZ251123A patent/NZ251123A/en unknown
- 1993-02-23 GB GB9416757A patent/GB2278406B/en not_active Expired - Fee Related
- 1993-02-23 NL NL9320027A patent/NL9320027A/nl not_active Application Discontinuation
- 1993-02-23 AU AU37957/93A patent/AU666361B2/en not_active Ceased
- 1993-02-23 CA CA002130581A patent/CA2130581A1/en not_active Abandoned
- 1993-02-23 DE DE4390813T patent/DE4390813T1/de not_active Withdrawn
- 1993-02-23 WO PCT/US1993/002072 patent/WO1993016954A1/en active Application Filing
- 1993-02-24 MX MX9301010A patent/MX9301010A/es unknown
-
1994
- 1994-08-24 LU LU88523A patent/LU88523A1/de unknown
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
GB9416757D0 (en) | 1994-10-12 |
GB2278406B (en) | 1995-10-25 |
DE4390813T1 (de) | 1995-01-26 |
LU88523A1 (de) | 1994-12-01 |
NZ251123A (en) | 1996-02-27 |
TW253844B (nl) | 1995-08-11 |
IL104784A (en) | 1996-06-18 |
GB2278406A (en) | 1994-11-30 |
AU3795793A (en) | 1993-09-13 |
AU666361B2 (en) | 1996-02-08 |
CA2130581A1 (en) | 1993-09-02 |
MX9301010A (es) | 1994-06-30 |
IL104784A0 (en) | 1993-06-10 |
JPH07504146A (ja) | 1995-05-11 |
WO1993016954A1 (en) | 1993-09-02 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
JP4066408B2 (ja) | アクチュエータ機構 | |
US5297701A (en) | All plastic trigger sprayer | |
US4434917A (en) | Trigger-actuated atomizer | |
EP2731486B1 (en) | Shut-off system for a dispenser | |
JP3559043B2 (ja) | 薬剤を目に適用するカートリッジ | |
US7258119B2 (en) | Dispenser | |
US5228602A (en) | Plastic spring assembly for trigger sprayer | |
EP2905571B1 (en) | Casing with liquid dispenser | |
EP1892045A2 (en) | Dispensing apparatus | |
NL9320025A (nl) | Met een trekker bediend pompmechanisme voor een afgiftespuit. | |
MXPA97004790A (en) | Children's proof insurance for asper trigger | |
EP1252983A2 (en) | Cartridge loading system for a razor assembly | |
US7527171B2 (en) | Bottle piercing dispenser | |
NL9320027A (nl) | Kunststof veerconstructie voor een met een trekker bediende medium-afgifte-inrichting. | |
US10577197B1 (en) | Magazine for light sticks | |
WO1997013706A1 (en) | Device for operating spray containers | |
JP4553189B2 (ja) | トリガー式噴出器 | |
NL9320026A (nl) | Voor kinderen veilig spuitmondstuk. | |
EP1311454A1 (en) | Fast fit bottle mount | |
KR200225970Y1 (ko) | 살충약제 분사기 | |
JP4646111B2 (ja) | ディスペンサーのトリガー | |
JP2004122123A (ja) | ポンプディスペンサー用補助カバー及びポンプディスペンサー付き容器 | |
GB2333128A (en) | Dispensing gun trigger arrangement | |
WO1993016919A1 (en) | Quick-locking child resistant cap assembly | |
JP2019189285A (ja) | トリガー式噴出器 |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A1A | A request for search or an international-type search has been filed | ||
BA | A request for search or an international-type search has been filed | ||
BA | A request for search or an international-type search has been filed | ||
BB | A search report has been drawn up | ||
BC | A request for examination has been filed | ||
CNR | Transfer of rights (patent application after its laying open for public inspection) |
Free format text: AFA ACQUISITION CORP., A DELAWARE CORP. |
|
DNT | Communications of changes of names of applicants whose applications have been laid open to public inspection |
Free format text: AFA PRODUCTS INC. |
|
BV | The patent application has lapsed |