NL9320027A

NL9320027A - Plastic spring construction for a tractor-actuated medium delivery device.

Info

Publication number: NL9320027A
Application number: NL9320027A
Authority: NL
Original assignee: Afa Products
Priority date: 1992-02-24
Filing date: 1993-02-23
Publication date: 1995-01-02
Also published as: JPH07504146A; IL104784A0; GB2278406A; LU88523A1; AU666361B2; TW253844B; GB2278406B; GB9416757D0; WO1993016954A1; AU3795793A; IL104784A; DE4390813T1; MX9301010A; NZ251123A; CA2130581A1

Description

Korte aanduiding: Kunststof veerconstructie voor een met een trekker bediende mediim^afgifte-inricht ing.Short designation: Plastic spring construction for a tractor-actuated media delivery device.

De uitvinding heeft betrekking op een met een trekker bediende afgifte-inricihting, bestemd voor plaatsing cp de hals van een voorraad-hcuder. Hoewel dergelijke inrichtingen, bekend als ''trekker-spuit·', opnieuw kunnen worden gebruikt, worden zij veelal na gebruik weggeworpen.The invention relates to a trigger actuated delivery device intended for placement on the neck of a storage container. Although such devices, known as "trigger syringe", can be reused, they are often discarded after use.

De met een trekker bediende spuit bevat een lichaam en een pcnp-mechanisme met een beweegbaar cp dit lichaam gemonteerde trekker, een beweegbaar met de trekker gekoppelde zuiger en een in het lichaam aanwezige cilinder, die samen met de daarin cpgencmen zuiger een pcnpkamer begrenst. De cilinder eindigt in een vaste achterwand in het lichaam, zodat de ruimte tussen deze achterwand en het binnen liggende einde van de beweegbare zuiger een pcmpkamer van variabel volume vormt. De cilinder heeft een inlaatklep en een uitlaatklep, die in de achterwand zijn cpgencsnen.The trigger actuated syringe includes a body and a PCNP mechanism with a movable trigger mounted on this body, a piston coupled movably to the trigger, and a cylinder contained within the body which, together with the piston contained therein, defines a PC chamber. The cylinder terminates in a fixed rear wall in the body so that the space between this rear wall and the inner end of the movable piston forms a variable volume chamber. The cylinder has an inlet valve and an outlet valve, which are located in the rear wall.

Om het wegwerpen en/of het terugwinnen van het materiaal van de spuit te vergemakkelijken, is de trekker-spuit volgens de onderhavige uitvinding vervaardigd van kunststof.To facilitate disposal and / or recovery of the syringe material, the trigger syringe of the present invention is made of plastic.

Daartoe is een terugstelveer van kunststof gemonteerd, die deel uitmaakt van het panpmechanisme tussen de trekker en het spuitlichaam. Voorts is daartoe gebruik gemaakt van inlaat- en uitlaatkleppen van kunststof, die samenwerken met de achterwand van de cilinder.For this purpose, a plastic return spring is mounted, which is part of the pan mechanism between the trigger and the sprayer body. In addition, use has been made of plastic inlet and outlet valves, which cooperate with the rear wall of the cylinder.

Bij bekende afgiftespuiten is het bekend in een pcnpkamer van een pcnpmechanisme van de spuit een metalen veer te monteren. Deze veer werkt tegen een zuiger, die met de trekker is gekoppeld en deze, bij loslaten, in zijn uitgangsstand of ruststand terugdrukt.In known dispensing syringes it is known to mount a metal spring in a pc chamber of a pc mechanism of the syringe. This spring acts against a piston, which is coupled to the trigger and, when released, pushes it back into its initial position or rest position.

Ook is reeds voorgesteld veren of veerconstructies van kunststof in met een trekker bediende spuiten toe te passen. Voorbeelden van dergelijke spuiten worden geopenbaard in de volgende Amerikaanse octrooi-schriften: 4.915.263 4.273.290 4.898.307 4.241.853 4.624.413 4.191.313 4.593.607It has also already been proposed to use plastic springs or spring constructions in syringe-operated syringes. Examples of such syringes are disclosed in the following U.S. Patents: 4,915,263 4,273,290 4,898,307 4,241,853 4,624,413 4,191,313 4,593,607

De uitvinding verschaft een met een trekker bediend pcnpmechanisme voor eenmedhmirafgifte-inrichting, omvattende een lichaam, geschikt voor plaatsing cp een houder, welk pcmpmechanisme omvat: een in het lichaam van de afgifte-inrichting aanwezige cilinder; een in deze cilinder cpgencuten zuiger; een met de zuiger gekoppelde en beweegbaar cp het lichaam gemonteerde trekker met een voorzijde en een achterzijde en een niet-metalen voorspanningsmechanisme voor het voorspannen van de trekker in een van het lichaam afgekeerde richting cm daarmede de met de trekker gekoppelde zuiger uit de cilinder te doen bewegen, welk voorspanmechanisme een afzonderlijk, niet gewikkeld, langgerekt, vlak veermechanisme bevat, met langgerekte overstaande platte oppervlakken en overstaande einden, welk veermechanisme tussen het spuitlichaam en de trekker is geplaatst, waarbij de achterzijde van de trekker een achter-wandvlak heeft en het veermechanisme op het eindgedeelte, waarvan het einde nabij de achterwand van de trekker is gelegen, een vlak oppervlak heeft en met zijn andere einde achter de trekker, tegen het spuitlichaam aanligt.The invention provides a trigger actuated pump mechanism for a medicament delivery device comprising a body suitable for placement on a container, said mechanism comprising: a cylinder contained in the body of the delivery device; one piston in this cylinder; a piston-coupled and movable body-mounted trigger with a front and a rear and a non-metal biasing mechanism for biasing the trigger in a direction away from the body thereby removing the piston coupled to the trigger from the cylinder moving, which biasing mechanism includes a separate unwrapped, elongated, flat spring mechanism, with elongated opposite flat surfaces and opposite ends, which spring mechanism is interposed between the syringe body and the trigger, the rear of the trigger having a rear wall face and the spring mechanism on the end portion, the end of which is located near the rear wall of the trigger, which has a flat surface and which rests against the spraying body with its other end behind the trigger.

De uitvinding wordt hieronder aan de hand van de tekening met een uitvoeringsvoorbeeld nader toegelicht.The invention is explained in more detail below with reference to the drawing with an exemplary embodiment.

Fig. 1 is een aanzicht in perspectief van een mek een trekker bediende afgiftespuit volgens de uitvinding; fig. 2 is een geëxplodeerd aanzicht in perspectief van de afgiftespuit volgens fig. 1 en toont een grendelring cp bet moment, voordat deze van een cilindrisch voetstuk van het spuitlichaam wordt losgemaakt; fig. 3 is een vertikale doorsnede door de afgiftespuit in zijn ruststand, waarbij een veer tussen een trekker en het spuitlichaam de trekker en een eraan gekoppelde zuiger in de meest buitenste positie drukt; fig. 4 is een vertikale doorsnede als die volgens fig. 3, doch met de trekker geheel ingedrukt; fig. 5 is een aanzicht in perspectief van een niet-metalen veer voor de afgiftespuit volgens fig. 1; fig. 6 is een zijaanzicht van de veer in fig. 5; fig. 7 is een bovenaanzicht van de veer in fig. 5; fig. 8 is een bovenaanzicht van een andere uitvoering van de veer volgens de uitvinding; fig. 9 is een zijaanzicht van de in fig. 8 getoonde veer en fig. 10 is een onderaanzicht van de in fig. 8 getoonde veer.Fig. 1 is a perspective view of a tractor-actuated delivery syringe according to the invention; FIG. 2 is an exploded perspective view of the delivery syringe of FIG. 1 showing a locking ring at the time before it is released from a cylindrical base of the syringe body; FIG. 3 is a vertical section through the delivery syringe in its rest position, with a spring between a trigger and the syringe body pushing the trigger and a coupled piston into its outermost position; FIG. 4 is a vertical section like that of FIG. 3, but with the trigger fully depressed; FIG. 5 is a perspective view of a non-metallic spring for the delivery syringe of FIG. 1; FIG. 6 is a side view of the spring in FIG. 5; Fig. 7 is a top plan view of the spring in Fig. 5; Fig. 8 is a top plan view of another embodiment of the spring according to the invention; Fig. 9 is a side view of the spring shown in Fig. 8 and Fig. 10 is a bottom view of the spring shown in Fig. 8.

De in fig. 1 in perspectief weergegeven, met een trekker bediende afgiftespuit 10 is geheel uit kunststof gevormd en is aangebracht cp een fles 12. Een meer gedetailleerd, geëxplodeerd aanzicht in perspectief van deze afgiftespuit toont fig. 2.The trigger syringe 10 shown in perspective view in Fig. 1 is formed entirely of plastic and is mounted on a bottle 12. A more detailed exploded perspective view of this delivery syringe is shown in Figure 2.

De spuit 10 heeft een lichaam 14 met aan het afgifte-eind 18 daarvan een neusdeel met een bus 16, een tegen fraude beschermend mondstuk** wegtrekstuk 20 en een zich vanaf het bovendeel 22 van het lichaam 14 uitstrekkend en vervolgens naar beneden, naar een cilindrisch voetstuk 26 van het lichaam 14 gerichte handgreepformatie 24. Het voetstuk 26 wordt door een vergrendelring 28 vastgehouden op de hals 30 van een fles 12.The syringe 10 has a body 14 with a nose portion with a canister 16 at its delivery end 18, a tamper-resistant mouthpiece ** pull-off 20 and a projection extending from the top 22 of the body 14 and then downwardly to a cylindrical base 26 of the body 14 facing handle formation 24. The base 26 is held by a locking ring 28 on the neck 30 of a bottle 12.

32 is een trekker, waarvan de voorzijde met 31 is aangeduid. Deze trekker is scharnierend op het lichaam 14 gemonteerd door middel van twee aan het boveneinde van twee overstaande zijwanden 36 van de trekker 32 vastgevormde cilindrische pennen 34, die steken in twee corresponderende openingen 38 in het lichaam 14 van de afgiftespuit 10. Tussen het lichaam 14 en de trekker 32 is een uit kunststof bestaande veer 40 aangebracht (zie fig. 2), die de trekker 32 steeds in zijn uitgangsstand terug tracht te drukken. Met de trekker 32 is een zuiger 42 gekoppeld. Deze zuiger heeft een naar buiten gerichte zuigerstang 44, die met de trekker 32 is verbonden, en een binnen liggend cilindrisch einde 46, dat is cpgenomen in een cilindrische opening 48 in het lichaam 14 met het doel het volume van de door de opening 48 gevormde pcmpkamer te variëren.32 is a tractor, the front of which is indicated by 31. This trigger is pivotally mounted on the body 14 by means of two cylindrical pins 34 formed at the top of two opposite side walls 36 of the trigger 32, which project into two corresponding openings 38 in the body 14 of the delivery syringe 10. Between the body 14 and the trigger 32 is provided with a plastic spring 40 (see Fig. 2), which always tries to push the trigger 32 back into its starting position. A piston 42 is coupled to the trigger 32. This piston has an outwardly directed piston rod 44, which is connected to the trigger 32, and an inner cylindrical end 46, which is received in a cylindrical opening 48 in the body 14 for the purpose of increasing the volume of the opening formed by the opening 48. pcmp room to vary.

De trekker 32, de veer 40, de zuiger 42 en de cilindrische opening 48 vormen de belangrijkste componenten van een pcmpnechanisme 49.Trigger 32, spring 40, piston 42 and cylindrical opening 48 are the main components of a piston mechanism 49.

In de bodem van het cilindrische voetstuk 26 is een inlaatstuk 50 cpgenomen, voorzien van een daarvan neerhangende en losneembaar eraan bevestigde, in de fles 12 te steken dcmpelbuis 52.In the bottom of the cylindrical base 26, an inlet piece 50 is received, provided with a dipping tube 52 to be inserted into the bottle 12, which device hangs down and is detachably attached thereto.

De spuit/flesverbinding is veilig voor kinderen en bevat in de cilindrische zijwand van het cilindrische voetstuk 26 gevormde grenöel-tongen 53 met grendelnok-cpnemende openingen 54 en op de fleshals 30 aangebrachte grendelnokken, welke grendeltongen en grendalnokken onderling vergrendeld worden gehouden door een vergrendelring 28.The syringe / bottle connection is child-safe and includes locking cylindrical tongues 53 formed in the cylindrical side wall of the cylindrical base 26 with locking cam-receiving openings 54 and locking cams mounted on the bottle neck 30, which locking tongues and locking cams are interlocked by a locking ring 28 .

Bij het uit de (spuitgiet) vorm nemen van het spuitlichaam wordt de vergrendelring 28, die door middel van een zestal verbindingsruggetjes of -dammetjes 57 aan het cilindrische voetstuk 26 van het lichaam 14 vastzit cm de ring 28 tezamen met het lichaam 14 te kunnen vormen, van het cilindrische voetstuk 26 losgemaakt door de verbindingsruggetjes 57 te breken en de ring vervolgens over het voetstuk 26 naar boven te bewegen.When the injection body is taken out of the (injection molded) shape, the locking ring 28, which is attached to the cylindrical base 26 of the body 14 by means of six connecting ridges or dams 57, is able to form the ring 28 together with the body 14 , released from the cylindrical base 26 by breaking the connecting ridges 57 and then moving the ring up over the base 26.

Bij het samenstellen van de spuit 10 uit zijn onderdelen wordt de vergrendelring 28 over het cilindrische voetstuk 26 heen naar beneden bewogen.When assembling the syringe 10 from its parts, the locking ring 28 is moved down over the cylindrical base 26.

Mat 58 is een mordstuk-samenstel aangegeven, omvattende een draaibare mondstukkap 60 met een naar voren uitstekend cilindrisch deel 62. De mondstukkap 60 is cp de van een cilindrisch deel 64 van het lichaam 14 uitstekende neusbus 16 gemonteerd en wordt daarbij vastgehouden door een ringvormige kraag 66.Mat 58 shows a gag assembly comprising a rotatable nozzle cap 60 having a forwardly projecting cylindrical portion 62. The nozzle hood 60 is mounted on the nose sleeve 16 projecting from a cylindrical portion 64 of the body 14 and is thereby held by an annular collar 66.

De mondstukkap 60 heeft drie verschillende posities, en wel een positie "STOP", een positie "SEUHEN" en een positie "STRCMEN".The nozzle cap 60 has three different positions, namely a "STOP" position, a "SEUHEN" position and a "STRCMEN" position.

Bij het monteren van het mondstuk-samenstel 58 cp het lichaam 14 wordt een mcmtagedeel 67 van het trekstuk 20 snappend cpgencmen in een opening 68 in het bovendeel 22. Daabrij steken vorkbenen 69 van het trekstuk 20 door randgroeven 70 in het bovendeel 22 en/of randgroeven 71 in de bovenwand van de kap 60 en tussen één of twee buigzame grendel-tongen of -uitsteeksels 72 en het cilindrische deel 64, waardoor de mondstukkap 60 in zijn "stop"-positie wordt vastgezet en een tegen fraude bestand zijnde en voor kinderen veilige vergrendeling van het trekker-bediende mondstuksamenstel 58 aan het lichaam 14 wordt verkregen.When mounting the nozzle assembly 58 on the body 14, a portion 67 of the pull 20 is snapped into an opening 68 in the top 22. The fork legs 69 of the pull 20 are pierced by edge grooves 70 in the top 22 and / or edge grooves 71 in the top wall of the cap 60 and between one or two flexible locking tongues or protrusions 72 and the cylindrical portion 64, securing the nozzle cap 60 in its "stop" position and a tamper-proof and child resistant Safe locking of the trigger-operated nozzle assembly 58 to the body 14 is achieved.

Het mondstuksamenstel 58 is, zoals bovenbeschreven, op het uitlaat-einde 18 van de spuit 10 gemonteerd. Het bovendeel 22 van het lichaam 14 loopt naar achteren toe uit in het achterste einddeel 73 van de hand-greepformatie 24, welke zich vanaf het einddeel 73 schuin naar voren en naar beneden uitstrekt naar het cilindrische voetstuk 26.The nozzle assembly 58 is mounted on the outlet end 18 of the syringe 10, as described above. The top portion 22 of the body 14 tapers rearwardly into the rear end portion 73 of the hand grip formation 24, which extends obliquely forward and downwardly from the end portion 73 to the cylindrical base 26.

De zes verbindingsruggetjes of -dammetjes 57 liggen gelijkmatig rond het benedeneinde van het cilindrische voetstuk 26 verspreid en vormen eerst één stuk met de vergrendelring 28. Bij het spuitgietproces worden de verbindingsruggetjes of -dammetjes 27 verbroken en wordt de vergrendelring 28 ten opzichte van het cilindrische voetstuk 26 naar boven verplaatst. In een later stadium, wanneer de vergrendelring 28 over het voetstuk 26 naar beneden wordt bewogen, kont een binnen de vergrendelring 28 aanwezige ringvormige groef 74 in snappende ingrijping met een ringvormige rib 75 qp het voetstuk 26. Voor het aaribrengen cp de fles neemt de vergrendelring 28 dus een bovenste positie in. De ring 28 wordt in deze bovenste positie gehouden door het wrijvingscantact tussen de binnenwand van de vergrendelring 28 en de ribsegmenten 76 cp de cilindrische buitenwand van het cilindrische voetstuk 26. De opwaartse beweging van de grendelring 28 wordt bepaald door en cp zékere hoogte begrensd door de bovenste, gedeeltelijk ringvormige ribsegmenten 76 cp de ; cilindrische buitenwand van het cilindrische voetstuk 26.The six connecting ridges or dams 57 are evenly distributed around the lower end of the cylindrical base 26 and first form one piece with the locking ring 28. In the injection molding process, the connecting bridges or dams 27 are broken and the locking ring 28 relative to the cylindrical base 26 moved up. At a later stage, when the locking ring 28 is moved down over the base 26, an annular groove 74 contained within the locking ring 28 snaps into engagement with an annular rib 75 on the base 26. For positioning on the bottle, take the locking ring 28 so in a top position. The ring 28 is held in this upper position by the frictional contact between the inner wall of the locking ring 28 and the rib segments 76 at the cylindrical outer wall of the cylindrical base 26. The upward movement of the locking ring 28 is determined by a certain height limited by the upper, partially annular rib segments 76 cp de; cylindrical outer wall of the cylindrical base 26.

Zoals in fig. 3 is te zien, is binnen het cilindrische voetstuk 26, en wel aan een bovenwand 314 daarvan, een afdichtingsring 316 van kleine diameter gevormd. De afdichtingsring 316 is bestemd cm tegen de binnen-ontrekswand van de fleshals 30 af te dichten. De afdichtingsring 316 heeft aan zijn benedeneinde een afgeschuinde eindrand 318 cm het insteken van de fleshals 30 in het voetstuk 26 en rond de afdichtingsring 316 te vergemakkelijken.As can be seen in Figure 3, a small diameter sealing ring 316 is formed within the cylindrical base 26, on an upper wall 314 thereof. The sealing ring 316 is intended to seal against the inner extraction wall of the bottle neck 30. The sealing ring 316 has a beveled end edge 318 cm at its lower end to facilitate insertion of the bottle neck 30 into the base 26 and around the sealing ring 316.

In het binnen liggende gedeelte van de afdichtingsring 316 bevindt zich een opening 320, waarvan de vorm overeenkomt met de vorm van het inlaatstuk 50, dat een in hoofdzaak ovaalvormige dwarsdoorsnede heeft. Het inlaatstuk 50 zit in de opening 320 vastgedrukt, en wel met de ribben 322 cp het stuk 50 in snappende ingrijping met montagegroeven in het binnenoppervlak van de wand van de opening 320. Op deze wijze wordt een lucht-dichte verbinding bereikt. De dcmpelbuls 52 is losneembaar bevestigd in het midden van het inlaatstuk 50. De lengte van de donopel-buis 52 hangt af van de grootte van de fles 12. Het verdient echter aanbeveling de dcmpelbuis 52 tot aan de bodem van de fles 12 te laten lopen, doch zonder deze aan te raken.In the inner portion of the sealing ring 316 there is an opening 320, the shape of which corresponds to the shape of the inlet piece 50, which has a substantially oval cross-section. The inlet piece 50 is pressed into the opening 320, with the ribs 322 and the piece 50 snapping into engagement with mounting grooves in the inner surface of the wall of the opening 320. In this manner, an air-tight connection is achieved. The reciprocating tube 52 is releasably mounted in the center of the inlet piece 50. The length of the donople tube 52 depends on the size of the bottle 12. However, it is recommended to run the reciprocating tube 52 to the bottom of the bottle 12 but without touching it.

De cilindrische opening 48 bevindt zich binnen het lichaam 14 van de afgiftespuit 10. Het cilindrische einddeel 46 van de zuiger past nauwkeurig in de cilindrische opening 48 en vormt daarmede een pcnpkamer 324 met een variabel volume tussen een vaste achterwand 326 van de cilindrische opening 48 en een naar achteren gerichte wand 328 van het cilindrische einddeel 46 van de zuiger. De vaste wand 326 van de pcnpkamer 324 heeft een in het onderste gedeelte daarvan gelegen, als tong uitgevoerde inlaatklep 330 en een opening 332 in het bovenste gedeelte ervan. Tegenover de tongvormige inlaatklep 330 bevindt zich een opening 334 in de wand van het inlaatstuk 50, welke opening een deel van het inlaatkanaal vormt. Dit inlaatkanaal wordt gevormd door de holle dcmpelbuis 52, het inlaatstuk 50 en de opening 334.The cylindrical opening 48 is located within the body 14 of the delivery syringe 10. The cylindrical end portion 46 of the plunger fits snugly into the cylindrical opening 48 thereby forming a variable volume chamber 324 between a fixed rear wall 326 of the cylindrical opening 48 and a rearward facing wall 328 of the cylindrical end portion 46 of the piston. The fixed wall 326 of the chamber chamber 324 has a tongue valve inlet 330 located in its lower portion and an opening 332 in its upper portion. Opposite the tongue-shaped inlet valve 330 is an opening 334 in the wall of the inlet piece 50, which opening forms part of the inlet channel. This inlet channel is formed by the hollow diverter tube 52, the inlet piece 50 and the opening 334.

De opening 332 ligt tegenover een als tong uitgevoerde uitlaatklep 336 aan het boveneinde van het inlaatstuk 50. De inlaatklep 330 en de uitlaatklep 336 besturen de irediumstrocm naar en uit de pcnpkamer 324.The opening 332 is opposite a tongue-shaped exhaust valve 336 at the top end of the inlet piece 50. The inlet valve 330 and the outlet valve 336 control the fluid flow to and from the chamber 324.

De trekker 32 is scharnierend cp het lichaam 14 van de spuit 10 gemonteerd door de beide zijdelings van het bovenste gedeelte van de trekker 32 uitstekende pennen 34 te steken in de beide corresponderende openingen 38 in het lichaam 14.The trigger 32 is pivotally mounted on the body 14 of the syringe 10 by inserting the two pins 34 protruding laterally from the top portion of the trigger 32 into the two corresponding openings 38 in the body 14.

Zoals in fig. 4 is weergegeven, heeft de kunststofveer 40 een vlak taps toelopend einde 410, dat zit vastgedrukt in een uitsparing 412 in het lichaam 14, en wel onder het binnen liggende einde van het cilindrische gedeelte 64 van het lichaam 14. Het andere einde 414 van de kunststofveer 40 steekt in een trog-vormige ruimte 416 aan de achter^ zijde van de trekker 32, waar het veereirde 414 aanligt tegen een achterwand 415. De kunststofveer 40 is gebogen en staat onder voor-spanning, teneinde de trekker 32 steeds in zijn beginstand te kunnen terug drukken.As shown in Figure 4, the plastic spring 40 has a flat tapered end 410 that is pressed into a recess 412 in the body 14, below the inner end of the cylindrical portion 64 of the body 14. The other end 414 of the plastic spring 40 protrudes into a trough-shaped space 416 at the rear of the tractor 32, where the spring 414 rests against a rear wall 415. The plastic spring 40 is bent and biased to provide the tractor 32 always be able to push back in its initial position.

Fig. 4 laat de split 10 bij door de gebruiker ingedrukte trekker 32 zien. de druk in de porpkamer 324 doet de uitlaatklep 336 openen, zodat het medium uit de pcupkamer 324 kan treden. Tegelijkertijd is de kunststofveer 40 nog verder gebogen en daarmede verder gespannen, doch niet voorbij de elasticiteitsgrens. De gebruiker dient daarbij dus een maximum kracht uit te oefenen cm de trekker 32 ingedrukt te houden.Fig. 4 shows the split 10 on the trigger 32 pressed by the user. the pressure in the porp chamber 324 opens the outlet valve 336 so that the medium can exit the pc chamber 324. At the same time, the plastic spring 40 is bent even further and thus further tensioned, but not beyond the elastic limit. The user must thereby exert a maximum force in order to keep the trigger 32 pressed.

Bij loslaten van de trekker 32 doet de kunststofveer 40 detrekker 32 tezamen met de zuiger 42 naar hun beginposities terugkeren. Terwijl de zuiger 42 naar zijn uitgangspositie terugkeert, wordt binnen de pcupkamer 324 een vacuüm opgewekt. Dit vacuüm doet de inlaatklep 330 openen, waardoor medium vanuit de fles 12 wordt aangezogen.When the trigger 32 is released, the plastic spring 40 returns the trigger 32 together with the piston 42 to their initial positions. As the piston 42 returns to its starting position, a vacuum is generated within the PC chamber 324. This vacuum opens the inlet valve 330, drawing fluid from bottle 12.

Daar de verbinding tussen de fles 12 en de spuit 10 luchtdicht is, zal bij het aanzuigen van medium uit de fles 12 een vacuüm binnen de fles 12 ontstaan, om een vacuüm binnen de fles 12 te vermijden is een ventilatiesysteem toegepast, in de vorm van een ventilatieopening 344 in de bovenwand 314 van het cilindrische voetstuk 26. Dit gedeelte van de bovenwand 314 begrenst een wandzane tussen de onderzijde van de cilindrische opening 48 binnen het lichaam 14 van de spuit 10 en een cilindrische holte 346 binnen het cilindrische voetstuk 26. Wanneer de trekker 32 geheel wordt ingedrukt, wordt de ventilatieopening 344 geopend en is er een verbinding tussen het inwendige van de fles 12 en de cmgevende atmosfeer, zodat lucht in de fles 12 kan treden. Bij niet ingedrukte, zich in de uitgangsstand bevindende trekker 32 is de ventilatieopening 344 af gedekt en dus afgesloten door het cilindrische einddeel 46 van de zuiger 42, zodat dan geen medium uit de fles 12 kan treden.Since the connection between the bottle 12 and the syringe 10 is airtight, a vacuum will be created inside the bottle 12 when the medium is drawn from the bottle 12, in order to avoid a vacuum inside the bottle 12, a ventilation system is used, in the form of a vent hole 344 in the top wall 314 of the cylindrical base 26. This portion of the top wall 314 defines a wall zone between the bottom of the cylindrical opening 48 within the body 14 of the syringe 10 and a cylindrical cavity 346 within the cylindrical base 26. When the trigger 32 is fully depressed, the ventilation opening 344 is opened and there is a connection between the interior of the bottle 12 and the giving atmosphere so that air can enter the bottle 12. When the trigger 32 is not pressed in the starting position, the ventilation opening 344 is covered and thus closed by the cylindrical end part 46 of the piston 42, so that no medium can then escape from the bottle 12.

De pcupkamer 324 is zo uitgevoerd, dat het "dode volume", dua het minimum volume ervan, zeer klein is en wel 1/20 - 1/4 van het totale volume van de pcupkamer 324 is. Bij een klein dood volume zal slechts een zeer kleine hoeveelheid van het medium of lucht in de pcupkamer 324 achterblijven nadat de trekker 32 geheel is ingedrukt. Door deze constructie wordt de grootte van de samendrukbare luchtruimte binnen de pcupkamer 324 tot een minimum beperkt en kan bij het uitpcupen van de afgiftespuit 10 een hogere druk tegen de klep 330 worden opgebouwd. Door het beperkte "dode volume" keurt de afgifte van de spuit 10 sneller op gang en worden tijdens het aanzuigen en het uitpoupen een hoger vacuüm respectievelijk een hogere druk bereikt.The pcup chamber 324 is configured so that the "dead volume", ie its minimum volume, is very small, being 1/20 - 1/4 of the total volume of the pcup chamber 324. At a small dead volume, only a very small amount of the medium or air will remain in the PC chamber 324 after the trigger 32 is fully depressed. This construction minimizes the size of the compressible air space within the PC chamber 324 and allows higher pressure to build up against the valve 330 when the delivery syringe 10 is pumped out. Due to the limited "dead volume", the delivery of the syringe 10 starts more quickly and a higher vacuum and a higher pressure are achieved during the suction and the discharge.

Een ander effect van het kleine "dode volume" is, dat de patrpkamer 324 zeer snel met medium wordt gevuld en het voor het cp gang brengen van de spuit 10 benodigde aantal slagen dus beperkt is.Another effect of the small "dead volume" is that the cartridge chamber 324 is filled with medium very quickly and thus the number of strokes required to start the syringe 10 is limited.

Het buitenste einde 510 van de zugerstang 44 heeft een zich in dwarsrichting, dwars op de lengteas van de zuigerstang 44, uitstrekkend en tussen benen 513 gelegen cilindrisch deel 512. Het cilindrische deel 512 heeft in het midden een in dwarsdoorsnede V-vormige sleuf 514 voor het qpnemen van een scharnierende meskant aan de punt van het in dwarsdoorsnede V-vormige buiteneinde van een zich tussen de zijwanden 36 van de trekker 32 uitstrekkend haakelement 517. Het haakelement 517 maakt deel uit van een steunlegerformatie 518 aan de achterzijde van de trekker 32 tussen de zijwanden 36 en heeft een opening 519, waardoor heen het buitenste einde 510 steekt. Eet cilindrische deel 512 is in ingrijping met de steunlegerformatie 518 van de trekker 32 en de flanken van de ν'-vormige sleuf 514 vormen daarbij begrenz ingsaanslagen voor de onderlinge draaibeweging van de met elkaar verbonden onderdelen.The outer end 510 of the zug rod 44 has a cylindrical portion 512 extending transversely to the longitudinal axis of the piston rod 44 and located between legs 513. The cylindrical portion 512 has a cross-sectional V-shaped slot 514 in the center. including a hinged blade edge at the tip of the cross-sectional V-shaped outer end of a hook member 517 extending between the side walls 36 of the trigger 32. The hook member 517 forms part of a support alloy formation 518 at the rear of the trigger 32 between the side walls 36 and has an opening 519 through which the outer end 510 protrudes. The cylindrical portion 512 meshes with the support alloy formation 518 of the trigger 32 and the flanks of the "5" slot 514 thereby form limit stops for the relative rotational movement of the interconnected parts.

De steunlegerformatie 518 vormt in ccmfoinatie met de V-vormige sleuf 514 een beweegbare trekker-zuigerveiftinding met een beperkte, doch voldoende vrijheid van draaibeweging. Hierdoor kan de op een eenvoudige en effectieve wijze scharnierend met de trekker 32 verbonden zuiger 42 in de pcmpkamer 324 worden verplaatst.Support bearing formation 518, in co-formation with the V-shaped slot 514, forms a movable trigger-piston lifter with a limited, but sufficient freedom of rotational movement. As a result, the piston 42 hingedly connected to the trigger 32 can be moved in the chamber chamber 324 in a simple and effective manner.

De steunlegerformatie 518 heeft twee afgeronde opleg-steunvlakken 520 nabij de binnenzijde van elke zijwand 36 van de trekker 32 en tussen één zijwand 36 van de trekker 32 en het hoekelement 517 aan de bovenkant van de opening 519 en tussen één zijwand 36 en een sleuf 521 aan de onderkant van de cpening 519. De einden van het cilindrische deel 512 liggen aan en draaien cp deze opleg-steunvlakken 520.Support bearing formation 518 has two rounded bearing support surfaces 520 near the inside of each side wall 36 of tractor 32 and between one side wall 36 of tractor 32 and corner member 517 at the top of opening 519 and between one side wall 36 and a slot 521 at the bottom of the pin 519. The ends of the cylindrical part 512 abut and rotate 520 on these bearing supporting surfaces.

De in fig. 5, 6 en 7 getoonde veerconstructie 40 bevat twee blad-veren 610 en 612, die aan elk einde door een verbindingsdeel 614 respectievelijk 616 met elkaar zijn velbanden. Zoals weergegeven is in fig. 6, zijn beide veren 610, 612 enigszins gebogen onder vorming van een bovenste gebogen veer 610 en een onderste gebogen veer 612. De lang- -gerekte veren 610, 612 zijn uit één stuk met elkaar gevormd, waarna door middel van een splijt- of snijproces een scheiding of deling 618 tussen de veren tot stand is gébracht. De veerconstructie 40 kan ook uit één enkel vormstuk bestaan, welke twee aan de einden met elkaar verbonden bladveren bevat. Zoals weergegeven kunnen de veren 610 en 612 aan de einden zijn afgeschuind, zoals dit voor de veer 610 nabij de verbindingsstukken 614 en 616 door de verwijzingscijfers 620 en 621 is aangegeven.The spring structure 40 shown in Figs. 5, 6 and 7 comprises two leaf springs 610 and 612, which are sheet tapes at each end by a connecting part 614 and 616, respectively. As shown in Fig. 6, both springs 610, 612 are slightly bent to form an upper bent spring 610 and a lower bent spring 612. The elongated springs 610, 612 are formed in one piece, after which by a separation or division 618 between the springs is established by means of a splitting or cutting process. The spring structure 40 may also consist of a single molding containing two leaf springs joined together at the ends. As shown, springs 610 and 612 may be chamfered at the ends as indicated for spring 610 near connectors 614 and 616 by reference numerals 620 and 621.

Op soortgelijke wijze is de onderste langgerekte bladveer 612 afgeschuind bij 622 en 623, nabij het scharnier- of verbindingsstuk 614 en 616.Similarly, the lower elongated leaf spring 612 is chamfered at 622 and 623, near the hinge or connector 614 and 616.

Zoals het best in fig. 7 is te zien lopen de einddelen van de veren 610 en 612 taps toe in de richting van de verbindingsstukken 614 en 616, en zijn de veren 610 en 612 in bet midden breder, zoals aangegeven met het verwijzingscijfer 625.As best seen in FIG. 7, the end portions of the springs 610 and 612 are tapered toward the connectors 614 and 616, and the springs 610 and 612 are wider in the center, as indicated by the reference numeral 625.

De onderste langgerekte bladveer 612 heeft nabij elk einde een inkeping 626 respectievelijk 627 onder vanning van een schouder 628 respectievelijk 629. Van de aldus gevormde, uit de veren 610 en 612 samengestelde veerconstructie 40 passen de eikaars spiegelbeeld vormende einden 410 en 414 in de uitsparing 412, waarbij de schouder 628 of 629 grijpt of haakt achter een schouder nabij het onderste, naar buiten gerichte einde van de uitsparing 412, zoals weergegeven in fig. 3 en 4.The lower elongated leaf spring 612 has notches 626 and 627, respectively, near each end, with the shoulders 628 and 629 respectively. Of the spring construction 40 thus formed from the springs 610 and 612, the mirror-forming ends 410 and 414 each other fit into the recess 412. the shoulder 628 or 629 gripping or hooking behind a shoulder near the lower, outwardly facing end of the recess 412, as shown in Figures 3 and 4.

De bladveren 610, 612 zijn gemaakt van met glasvezel gewapende kunststof, zoals een mengsel van polypropeen en polyamide (nylon) en 30 gew.% glasvezel.The leaf springs 610, 612 are made of glass fiber reinforced plastic, such as a mixture of polypropylene and polyamide (nylon) and 30% by weight glass fiber.

Fig. 8, 9 en 10 tonen een andere uitvoering van de veerconstructie volgens de uitvinding. Deze veerconstructie 640 heeft overstaande einden 642 en 644, waarvan slechts één, en wel het einde 642 geschikt is cm in de uitsparing 412 te worden opgenomen. De veerconstructie 640 bevat een bovenste bladveer 646 en een onderste bladveer 648.Fig. 8, 9 and 10 show another embodiment of the spring construction according to the invention. This spring structure 640 has opposite ends 642 and 644, only one of which, the end 642, is suitable for being received in the recess 412. The spring structure 640 includes an upper leaf spring 646 and a lower leaf spring 648.

De einden 642 en 644 van de bladveren 646 en 648 van de veerconstructie 640 zijn afgeschuind en lopen taps toe, zoals voor de veerconstructie 40 in fig. 5-7 is weergegeven. Aan het einde 642, dat in de uitsparing 412 wordt cpgencmen, is een scharnier- of verbindingsdeel 650 tussen de bladveren 646 en 648 aangëbracht, terwijl aan het andere einde 644 de bladveren 646 en 648 met elkaar zijn verbonden door een cilindrische lus 652. De lus 652 wordt samengedrukt, wanneer de trekker 32 nabij het einde 644 van de veerconstructie 640 tegen het buitenoppervlak van de bladveer 646 wordt gedrukt.The ends 642 and 644 of the leaf springs 646 and 648 of the spring structure 640 are chamfered and taper as shown for the spring structure 40 in FIGS. 5-7. At the end 642, which is clamped in the recess 412, a hinge or connecting part 650 is arranged between the leaf springs 646 and 648, while at the other end 644, the leaf springs 646 and 648 are connected by a cylindrical loop 652. The loop 652 is compressed when the trigger 32 is pressed against the outer surface of the leaf spring 646 near the end 644 of the spring structure 640.

Zoals het best in fig. 9 en 10 is te zien, heeft de onderste bladveer 648 slechts één enkele inkeping 654, welke nabij het einde 642 is gelegen. Op een afstand van de inkeping 654 en wel aan de van het einde 642 afgekeerde zijde daarvan bevindt zich een van de onderste bladveer 648 naar beneden uitstrekkend penvormig uitsteeksel 656, dat de afstand, waarover de veerconstructie in de uitsparing 412 steekt, beperkt en in gebruik ook de neerwaartse beweging van de springconstructie 640 begrenst.As best seen in Figures 9 and 10, the lower leaf spring 648 has only a single notch 654 located near the end 642. At a distance from the notch 654 on its side remote from the end 642 is a pin-shaped projection 656 extending downward from the lower leaf spring 648, which limits the distance over which the spring structure projects into the recess 412 and is in use also limits the downward movement of the spring construction 640.

Zoals weergegeven in fig. 3 en 4, is de veerconstructie 40 of 640 qpgencmen tussen de steunlegerformatie 518 en de achterzijde 415 van de voorste wand 31 van de trekker 230, en wel met het einde 410 of 642 cpgenomen in de uitsparing 412 en met het buitenoppervlak van de bovenste bladveer 610 of 646 aanliggend tegen het binnenwandcppervlak 415 van de voorste wand 31 van de trekker 32 in het trogvormige gebied 416.As shown in FIGS. 3 and 4, the spring structure 40 or 640 is between the support alloy formation 518 and the rear 415 of the front wall 31 of the tractor 230, having the end 410 or 642 included in the recess 412 and having the outer surface of the upper leaf spring 610 or 646 abutting the inner wall surface 415 of the front wall 31 of the tractor 32 in the trough-shaped region 416.

In gebruik wordt de veerwerking verkregen door het einde 410 of 642 in de uitsparing 412 te steken, door de veeroonstzuctie 40 of 640 in het trogvormige gebied 416 en tussen de steunlegerformatie 518 en de achterzijde 415 van de voorste wand 31 van de trekker 32 te positioneren, en door het nabij het einde 414 of 644 gelegen gedeelte van het buitenoppervlak van de bladveer 610 of 646 glijdend tegen de achterzijde 415 van de voorste wand 31 van de trekker 32 te doen aanliggen.In use, the spring action is achieved by inserting the end 410 or 642 into the recess 412, by positioning the spring actuation 40 or 640 in the trough region 416 and between the support alloy formation 518 and the rear 415 of the front wall 31 of the tractor 32 and by sliding the portion of the outer surface of the leaf spring 610 or 646 located near the end 414 or 644 against the rear 415 of the front wall 31 of the tractor 32.

Claims

1. A trigger actuated medium release entrance friction mechanism, which includes a mechanism extending backward from a delivery end toward a handle formation of the x-ray device with an extension extending up to it. a rear wall extending hollow cylinder; a piston in the cylinder; a movable body-mounted piston-coupled trigger with a front and a rear, and biasing means which move the trigger away from the body and cause the piston coupled to the trigger to exit the cylinder, which biasing means extend with their opposite non-metallic, non-wound, elongated spring means disposed between the body and the trigger, said spring means extending backward from the trigger toward the handle formation, one end thereof being proximate the trigger and acts on it while the other end of the spring means abuts the body in a location near the rear wall of the cylinder.

2. Bnpiedianism according to claim 1, characterized in that the biasing means. contains at least one elongated flat spring of glass-fiber reinforced plastic.

2. Mechanism according to claim 1, characterized in that the biasing means comprise at least one elongated flat spring of glass-fiber-reinforced plastic.

Punching mechanism according to claim 1, characterized in that the biasing means are formed by a leaf spring construction with two elongated leaf springs.

Buck mechanism according to claim 1, characterized in that the biasing means are formed by a leaf spring construction with two elongated leaf springs.

Bmp mechanism according to claim 3, characterized in that the leaf springs are connected to each other at the ends.

Circuit mechanism according to claim 3, characterized in that the leaf springs are connected to each other at the ends.

5. Mechanism according to claim 1, characterized in that the body above the cylinder has a recess for receiving the other end of the spring means, that the rear of the tractor has a rear wall and that the spring means have a plane near one end. have a surface which slides against the rear wall of the tractor, while the other end of the spring means is formed to be accommodated in said recess.

5. Mechanism according to claim 1, characterized in that the body above the cylinder has a recess for receiving the other end of the spring means, that the rear of the tractor has a rear wall and that the spring means near the one end. have a flat surface that slides against the rear wall of the tractor, while the other end of the spring means is formed to be received in said recess.

6. Bending mechanism according to claim 3, characterized in that the body above the cylinder has a recess for receiving the other end of the spring construction, at least the other of the two leaf springs of the spring construction having a sharp-angle notch near each end. one of which engages one shoulder of said recess to thereby hold the other end of the spring device in the recess.

The punch mechanism according to claim 3, characterized in that the body above the cylinder has a recess for receiving the other end of the spring structure, at least the other of the two leaf springs of the spring structure having a sharp-angle notch near each end, one of which is engaged with one shoulder of said recess to thereby retain the other end of the spring device in the recess.

Raiding mechanism according to claim 6, characterized in that each end of each spring tapers obliquely on one side into a blunt end and each leaf spring is wider in the middle than at the ends.

Pcn mechanism according to claim 6, characterized in that each end of each spring protrudes obliquely on one side into a blunt end and each leaf spring is wider in the center than at the ends.

The mechanism of claim 1, further characterized by: a piston rod assembly projecting outward from the piston with an outer end; a first coupling means qp the outer end of the piston * rod formation in order to couple it to the tractor, which for this purpose has a transversely extending short cylindrical part? a second coupling means on the rear of the tractor for releasably and snap coupling to the first coupling means on the piston rod assembly, the second coupling means having a support alloy formation on the rear of the tractor for engaging and engaging the short cylindrical part and further a connecting means has to engage the short cylindrical part for snap action.

The fm mechanism according to claim 1, further characterized by: a piston rod formation projecting outward from the piston with an outer end; a first coupling means at the outer end of the piston rod formation in order to couple it to the trigger, which for this purpose has a transversely extending kart cylindrical part; a second coupling means on the rear of the tractor for detachable and snap coupling to the first coupling means on the piston rod formation, the second coupling means having a support alloy formation on the rear of the tractor for engaging and engaging the short cylindrical part and furthermore having a connecting means for engaging under snap action on the short cylindrical part.

9. Rmnechardsme according to claim 8, characterized in that the short cylindrical part has a V-shaped axial groove, and the connecting means of the second coupling means comprises a task element, which engages in the V-shaped groove and a V-shaped cross section. has.

Banpping mechanism according to claim 8, characterized in that the short cylindrical part has a V-shaped axial groove, and that the connecting means of the second coupling means comprises a hook element, which engages in the V-shaped groove and a V-shaped cross section has.

Fompmedhanism according to claim 9, characterized in that the V-shaped groove has an apex angle sufficiently larger than the apex angle of the V of the cross-section V-shaped hook element to rotate this hook element into the V -shaped groove when moving the trigger from its retracted position to its fully depressed position.

Pcp mechanism according to claim 9, characterized in that the V-shaped groove has a top angle sufficiently larger than the top angle of the V of the cross-section V-shaped hook element to make this hook element rotate in the V-shape groove when moving the trigger from its retracted position to its fully depressed position.

Foil mechanism according to claim 1, characterized in that the dispensing device is provided with outlet means and means for coupling the dispensing device to a container, the body, the piston, the trigger, the outlet means and the coupling means all consist of non-metallic recoverable material. 1? A trigger actuated mechanism for a body-equipped medixm delivery device, said mechanism comprising: a cylinder housed in the body of the delivery device; a piston received in the cylinder; a movable body-mounted piston-coupled trigger having a front and a rear, as well as non-metal prestressing means which move the trigger away from the body and the piston coupled to the trigger exit the cylinder, which biasing means non-metallic, uncoiled, elongated spring means disposed between the body and the trigger having opposed planar surfaces and opposite ends; the tractor having a rear wall at the rear; and which spring means has a flat surface at at least one end in the end portion disposed over a rear wall of the tractor, while the other end of the spring means lies backwards and rests against the body.

Pump mechanism according to claim 1, characterized in that the delivery device is provided with outlet means and means for coupling the delivery device to a container, wherein the body, the piston, the trigger, the outlet means and the coupling means and all consist of non-metallic recoverable material.