NL9301958A - Verpakkingsmateriaal en verpakkingen waarin het toegepast wordt. - Google Patents

Description

Verpakkingsmateriaal en verpakkingen waarin het toeqepast wordt

Het gebied van de onderhavige uitvinding is dat van de vervaardiging van verpakkingsmateriaal dat recycleerbaar is en dat de vorm heeft van vellen waaruit verschillende verpakkingsartikelen kunnen worden gemaakt. Het kan bijvoorbeeld gaan om bakjes, borden, schalen en dergelijke, geschikt om met name door warm-vormen te worden verkregen.

De onderhavige uitvinding betreft aldus een in hoofdzaak uit papier gemaakt verpakkingsmateriaal met een uit meerdere lagen bestaande structuur. Meer in het bijzonder is toepassing voorzien in de verpakking van voedingsprodukten die gemakkelijk vloeibare exsudaten (bloed) kunnen vrijmaken of afscheiden, zoals bijvoorbeeld vlees of vis.

Dit bijzondere karakter geeft een probleem, wanneer het erom gaat ze te verpakken met het oogmerk ze gedurende een bepaalde tijd in goede staat te bewaren en ze in een voor de consument aantrekkelijke vorm te koop aan te bieden.

De meest verbreide verpakkingssoort om dat te doen is het bakje, dat wil zeggen een licht en stevig bakje, over het algemeen met platte bodem waarop, bijvoorbeeld, een stuk vlees ligt, terwijl het geheel in een transparante film gewikkeld is van een kunststof materiaal zoals polyetheen, zodat de consument met eigen ogen het uiterlijk van het verpakte produkt kan vaststellen.

De materialen die voor de vervaardiging van dit soort verpakking gebruikt worden moeten voldoen aan een aantal technische specificaties die voortvloeien uit de eisen die eigen zijn aan de uiteindelijke bestemming, bij voorkeur maar niet uitsluitend, gericht op het onderhavige geval.

Deze eisen zijn in de eerste plaats van mechanische aard.

Immers, gegeven het feit dat de meest geschikte middelen voor de vervaardiging van dit soort verpakking warm-persen of warm-vormen zijn, dat wil zeggen vormgeving onder verwarming en druk, zodat de verpakking volgens een aangepaste vorm en diepte kan worden bewerkt, is het belangrijk dat het gebruikte materiaal in staat is de door deze vervorming opgelegde eisen te verdragen en, in het bijzonder, dat het een hoge vervormingcapaciteit heeft.

Bovendien is het nodig, dat dit materiaal een goede mechanische stevigheid heeft, zodanig dat het zijn oorspronkelijke vorm behoudt na het aanbrengen van de transparante beschermende film en dat het weerstand biedt aan de verscheidene vervormingen waaraan het naar verwachting onderworpen zal worden tijdens de verschillende handelingen ermee. Een goede scheursterkte is eveneens gewenst.

Een andere eis is, dat het materiaal aantasting door de vloeistoffen waaraan het is blootgesteld moet kunnen verdragen. Deze vloeistoffen kunnen enerzijds alle exsudaten en sappen zijn die het levensmiddel tijdens de opslag afscheidt en, anderzijds, condensatiewater dat een gevolg is van de wijze van opslag onder koeling van dit soort produkt. Het materiaal moet dus voldoende weerstand hebben tegen delamineren dat door deze vloeistoffen wordt veroorzaakt.

Een goede verkooppresentatie van deze produkten, die de neiging hebben vloeistoffen af te scheiden, wordt bereikt door absorptie van exsudaten teneinde te voorkomen, dat het produkt baadt in een plas vloeistof, in het bijzonder bloed, want dat is niet uitnodigend voor de consument.

Deze absorptie moet echter niet gebeuren ten koste van het uiterlijk van de verpakking zelf, dat wil zeggen deze laatste moet geen vloeistofvlekken, van vet of bloed, op het oppervlak hebben die, ook daar weer, het uiterlijk van het produkt benadelen.

Ook is het geschikt wanneer het natte voedingsprodukt niet hecht aan de verpakking opdat de verwijdering geen moeilijkheden geeft.

Het materiaal moet natuurlijk van levensmiddelenkwaliteit zijn.

Tenslotte en bovenal moet het materiaal voldoen aan een van de grote hedendaagse vraagstukken, de eerbied voor het milieu. Daartoe moet het dus recycleerbaar zijn, teneinde zo weinig mogelijk verontreinigend afval te produceren.

De huidige stand van de techniek biedt verschillende technieken die, zonder echt succes, proberen op de verschillende hierboven aangegeven eisen een antwoord te geven.

Zo kent men de bakjes die gemaakt zijn uit kunststof-materialen zoals georiënteerd polystyreenschuim, of uit materialen die, in structuren met meerdere lagen, papier en kunststofmaterialen of metalen, zoals aluminium, combineren.

Zo beschrijft de Franse octrooiaanvrage nr. 2 473 418 bakjes van polystyreenschuim, waarvan het inwendig oppervlak bekleed is met een gealuminiseerde film die door warm-lassen is aangehecht.

Net als materialen die uitsluitend kunststof bevatten hebben deze kunststof/metaal-composieten absoluut geen vermogen exsudaten te absorberen en zijn ze, bovendien, moeilijk recycleerbaar. Dit is te wijten aan het feit dat de ketens waarlangs deze verpakkingen ingezameld en opgewerkt worden niet aanwezig of onvoldoende ontwikkeld zijn, zoals dat voor kunststoffen het geval is, en/of aan het feit dat hun structuur een ingewikkelde en kostbare opwerking nodig maakt.

Voor wat de uit meerdere lagen bestaande kunststof/papier composietmaterialen betreft zoals die, beschreven in de Europese octrooien nrs. 313 356 en 443 402, deze streven in het algemeen een ander doel na dan het materiaal volgens de uitvinding, met name omdat ze niet absorberen (EP 313 356) en/of vanwege het feit dat hun structuur grote problemen bij de recycleerbaarheid geeft.

In pogingen dit te verhelpen hebben ondernemers in het beschouwde gebied zich natuurlijk gewend tot materialen met een uit meerdere lagen bestaande structuur en in hoofdzaak gemaakt uit papier/karton. Deze materialen hebben inderdaad het voordeel dat ze betrekkelijk gemakkelijk weer tot pulp terug te brengen zijn, dat wil zeggen gemakkelijk recycleerbaar, door ze te vermalen en weer in water te suspenderen, om zo een weer bruikbare papierpap te verkrijgen.

Eveneens is de Duitse octrooiaanvrage nr. 40 028 235 bekend, die een werkwijze en een inrichting beschrijft voor de vervaardiging van verpakkingsbakjes voor levensmiddelen.

Het bedoelde bakje bestaat uit meerdere lagen papier, te weten: een waterafstotende binnenlaag waarin een veelvoud aan perforaties zijn aangebracht, een absorberende buitenlaag, eventueel aan de buitenzijde bekleed met een eveneens absorberende laag kringlooppapier, en een laatste waterafstotende buitenlaag.

De perforaties in de binnenlaag laten vloeibare exsudaten door tot aan de inwendige absorberende laag.

Men ziet allereerst dat de structuur van dit materiaal betrekkelijk ingewikkeld is. Zijn vervaardiging maakt daarom talrijke langdurige en kostbare handelingen voor het in elkaar zetten noodzakelijk, waar nog de perforatie van de binnenlaag bijkomt.

Buitendien gaan bij dit materiaal na absorptie van exsudaten de mechanische sterkte en structurele samenhang achteruit. Bovendien gaat zijn lage weerstand tegen vocht ook samen met een lage weerstand tegen vetten, met name polaire vetten van de soort die zich in bloed-exsudaten van vlees bevinden.

Vastgesteld moet dus worden, dat de huidige stand der techniek geen bevredigende oplossing heeft aangedragen voor het probleem van de voorziening in een verpakkingsmateriaal, met name voor voedingsprodukten die gemakkelijk vloeibare exsudaten afscheiden, zoals vlees, vis, of kant en klaar gerechten.

Een van de doelstellingen van de onderhavige uitvinding is derhalve te voorzien in een verpakkingsmateriaal met goede mechanische stijfheid, scheursterkte en vervormingsweerstand en, buitendien, warm-vormbaar.

Een ander doel van de uitvinding is een materiaal te bieden dat absorptie van vloeibare exsudaten uit voedingsprodukten mogelijk maakt en goede weerstandseigenschappen heeft tegen water en polaire of apolaire vetten waar deze vloeistoffen veelal uit bestaan.

Dit materiaal moet dus niet onderhevig zijn aan delamineren en moet de verspreiding van vloeistoffen en vetten tegengaan.

Een ander onderwerp van de uitvinding is te voor2ien in een materiaal dat niet gevoelig is voor condenswater dat van buiten afkomstig is.

Een ander onderwerp van de uitvinding is te voorzien in een materiaal waarvan de binnenkant niet hecht aan het te verpakken levensmiddel.

Tenslotte is een andere doelstelling van de uitvinding, te voorzien in een verpakkingsmateriaal dat recycleerbaar en van levensmiddelenkwaliteit is en dat kan worden verkregen door een eenvoudige en goedkope werkwijze.

Deze en andere doelstellingen worden bereikt door de onderhavige uitvinding, die een verpakkingsmateriaal betreft met een uit meerdere lagen bestaande structuur en in hoofdzaak gemaakt uit papier, gekenmerkt: - doordat het tenminste twee papierlagen A en B bevat, respectievelijk een binnenlaag en een buitenlaag, - doordat de laag A absorberend is en een chemisch middel bevat dat geschikt is om in vochtige staat weerstand te verschaffen, - en doordat de laag B tenminste een vetafstotend additief bevat, geschikt om weerstand te verschaffen, met name ten aanzien van vetten en water, en een buitenkant heeft die behandeld is met behulp van een middel om een waterafstotend bekledingsmiddel aan te brengen.

Een van de belangrijke voordelen van dit materiaal vloeit voort uit het absorptievermogen van papierlaag A ten aanzien van de vet- en waterexsudaten die uit het verpakte produkt vrijkomen.

Zijn absorptievermogen is zodanig, dat het geschikt is een hoeveelheid vloeistof van 20% of meer, bij voorkeur 30% en, meer bij voorkeur, tussen 50 en 80% van zijn gewicht te absorberen.

Dit kenmerk kan ook worden beoordeeld met behulp van een genormaliseerde T0-test: NF Q03 014 (ook de COBB-methode genoemd) met een duur van 1800 seconden. Volgens de T0-test is het absorptievermogen van laag A groter dan of gelijk aan 50 g/m2 en, bij voorkeur, gelegen tussen 70 en 120 g/m2.

In de praktijk hangt dit absorptievermogen van de zwaarte van het papier en van zijn dikte af.

Behalve zijn verhoogde geschiktheid te absorberen heeft deze papierlaag A een heel goede weerstand in vochtige staat. Daardoor kan voorkomen worden dat, na absorptie, het verpakte artikel verontreinigd wordt door papiervezels, evenals ook de verslechtering van genoemde laag A door delamineren.

De weerstand van papier A in natte staat kan worden beoordeeld naar de trekscheursterkte in vochtige staat volgens de genormaliseerde T1 methode: NF Q 03-056.

Volgens de uitvinding moet de trekscheursterkte in vochtige staat groter zijn dan of gelijk zijn aan: 7 N per 15 mm in de produktierichting van het papier en groter dan of gelijk aan: 3 N per 15 mm in de dwarsrichting en, bij voorkeur, gelijk aan of groter dan 11 N in de lengterichting of gelijk aan of groter dan 6 N in de dwarsrichting.

Om deze eigenschap te bezitten bevat papier A, in zijn massa tenminste een in vochtige staat weerstand verschaffend chemisch middel dat bij voorkeur gekozen wordt in de familie van met epichloorhydrine gemodificeerde polyamiden. Het kan, bijvoorbeeld, gaan om een onder het merk KYMENE 557 H door de firma HERCULES verhandeld produkt.

Andere chemische middelen kunnen hetzelfde effect geven. Daaronder kan, bijvoorbeeld, glyoxaal genoemd worden.

Het percentage chemisch middel dat laag A bevat, uitgedrukt in gewichtsprocent met betrekking tot de totale i massa van laag A, is op voordeliger wijze groter dan of gelijk aan 0,05, bij voorkeur 0,1, meer bij voorkeur gelegen tussen 0,2 en 1,5.

Voor zover het verpakkingsmateriaal bestemd is voor voedingsprodukten hangt de bovengrens van de concentratie van ) het chemische middel af van de wetgevingen die de voedingsnormen voor verpakkingen vastleggen.

Hetzelfde geldt voor wat betreft de vetafstotende toevoeging die in papierlaag B aanwezig is, in een gehalte, uitgedrukt in % van het drooggewicht met betrekking tot de > totale massa van laag B, groter dan of gelijk aan 0,05, bij voorkeur groter dan of gelijk aan 0,08 en meer bij voorkeur gelegen tussen 0,1 en 1,3.

Deze vetafstotende toevoeging is, bij voorkeur, gevormd uit een verbindina of een menasel van verbindingen gekozen uit de familie van gefluorideerde polymeren. Zulke verbindingen geven het papier weerstand tegen polaire vetten en tegen water afkomstig uit exsudaten van het verpakte produkt. Meer in het bijzonder hebben ze blijk gegeven bijzonder doeltreffend te zijn ten aanzien van bloed, waarvan ze de verplaatsing door het materiaal verhinderen.

Een voorbeeld van een gefluorideerd polymeer is de verbinding die door de firma 3M onder het gedeponeerde handelsmerk SCOTCHBAN FX 845 verhandeld wordt of de verbinding verhandeld onder het gedeponeerde handelsmerk FORAPERLE 321 door de firma ATOCHEM. Deze verbindingen hebben de vorm van een emulsie, die in het kader van de uitvinding een bijzondere voorkeur heeft.

Het gefluorideerde produkt kan rechtstreeks in de papiermassa, of op het oppervlak worden aangebracht met elk systeem dat het mogelijk maakt tenminste 30% van de papierdikte te behandelen, zodanig, dat een goede barrière ten aanzien van geabsorbeerde exsudaten wordt gerealiseerd.

De B-laag is gekenmerkt door een weerstand tegen indringing van water, bepaald met de T0-test voor een duur van 1 minuut kleiner of gelijk aan 13, bij voorkeur gelegen tussen 9 en 12. Hij heeft bovendien een weerstand tegen bevochtiging bepaald met de T2-test of een contacthoekmethode (TAPPI-norm T 458 OM-89), beter dan of gelijk aan 100°, bij voorkeur beter dan of gelijk aan 105° en, meer bij voorkeur, gelegen tussen 110 en 125°.

Zulke eigenschappen vloeien met name voort uit behandeling van het buitenoppervlak van laag B, met behulp van tenminste een bekledingsmiddel, toegepast door impregnering of door bedekking en bestaande uit een was, een latex of een was-latex-mengsel.

Het is belangrijk, dat deze oppervlaktebehandeling de warm-vormbaarheid en recycleerbaarheid van het betreffende verpakkingsmateriaal niet aantast. Het is dus voordelig op enigerlei wijze een opgebrachte hoeveelheid te verkrijgen die is gelegen tussen 1 en 17 bij voorkeur tussen 3 en 12 en, meer bij voorkeur, in de buurt van 9 gram materiaal per m2 behandeld oppervlak.

o

Deze behandeling van de buitenkant van laag B versterkt het barrière-effect ten aanzien van de vloeistoffen die aan de binnenkant vrijkomen, dat wil zeggen van de A-laag, en ten aanzien van condensatiewater dat van buiten afkomstig is door temperatuurwisselingen tijdens verplaatsing van de eindverpakkingen buiten de koelkasten waarin ze zijn opgeslagen.

Buitendien zorgt deze buitenbekleding eveneens voor een barrière-effect ten aanzien van gas en met name zuurstof en waterdamp. Hij zorgt eveneens voor een verbetering van het uiterlijk van de verpakking, glans, frisheid, bedrukbaarheid.

Om het materiaal volgens de uitvinding warm-vormbaar (of warm-persbaar) te laten zijn, is het belangrijk dat beide lagen A en B enerzijds lange cellulosevezels bevatten, waarvan de verlenging bij breuk, gemeten volgens de T3-test van de norm AFNOR: NF Q03 002, groter is dan of gelijk is aan 2,8%, bij voorkeur 3% en, meer bij voorkeur, 3,5% en, anderzijds, korte cellulosevezels, waarvan de rek bij breuk groter of gelijk 2% is, bij voorkeur 2,5% en, meer bij voorkeur, 3%.

Geschikte lange vezels zijn, bijvoorbeeld, die welke verhandeld worden onder de namen COLUMBUS, KAMLOOPS en ASPA, met rekken bij breuk van respectievelijk 2,8, 3,5, 3,4%. Als korte vezels zijn EUCALYPTUS-vezels gunstig, zoals die verhandeld worden onder de namen SOPORCEL, ARACRUZ, SOCEL, met rekken bij breuk van respectievelijk 2,3, 2,6 en 2,3%.

De verhouding korte vezels/lange vezels hangt af van de rek- en stijfheidseigenschappen die men aan het materiaal wil geven. In de praktijk voldoen gelijke percentages van de twee uitgezóchte vezels goed.

De geschiktheid voor recycleerbaarheid van het verpakkingsmateriaal volgens de uitvinding kan op een eenvoudige manier geschat worden, door middel van het gemak waarmee het weer in pulp kan worden omgezet.

Een daartoe bijzonder geschikte methode bestaat uit het ontvezelen van het papier door het in gedemineraliseerd water te suspenderen bij een concentratie van 25 g droog materiaal per liter, een pH > 10, een temperatuur van 80 °C en gedurende 30 minuten.

Het te testen papier wordt in stukjes van 2 cm x 2 cm gesneden en vervolgens 24 uur onder normale atmosferische omstandigheden opgeslagen (23 °C - RV = 50%), alvorens in het ontvezelingsmilieu te worden gesuspendeerd.

De pH van dit milieu wordt met NaOH op 10 gehouden.

Na beëindiging van de ontvezeling bepaalt men de eventueel overgebleven hoeveelheid niet-ontvezeld materiaal met behulp van een zeefinrichting die een zeefplaat bevat van het type Brecht-Holl (0 gaatjes =0,7 mm). Deze hoeveelheid komt overeen met het retentaat uitgedrukt in gewichts-procenten van het drooggewicht in vergelijking met de totale massa van de in bewerking genomen suspensie.

Ook maakt men proef stukjes van 60 g/m2 uit de verkregen pulp (DIN 54 358), voor en na passage door een fractionneerapparaat van het HAINDL-type.

Deze proefstukjes dienen voor een visueel onderzoek voor een ruwe bepaling van de niet-ontvezelde massa, en kunnen ook een idee geven van de geschiktheid van de ontvezelde pulp om vellen te vormen.

Het materiaal volgens de uitvinding kan weer volledig in pulp worden omgezet volgens de resultaten van deze methode.

De hoeveelheden retentaat die hij op de Brecht-Holl” zeefplaat (0 gaatjes = 0,7 mm) produceert is kleiner dan of gelijk aan ongeveer 1% droog materiaal in vergelijking met de totale massa van de in bewerking genomen suspensie.

Ook moet worden opgemerkt, dat het materiaal volgens de uitvinding een edel recycleerbaar papier is, afgezien van minerale toevoegingen, en in hoofdzaak bestaat uit vezels.

De enige bijgesloten figuur laat een voorbeeld zien van de vervaardiging van het materiaal volgens de uitvinding. Dit bevat een binnenlaag A van papier en een buitenlaag B van papier, door verlijming zodanig aan elkaar gezet, dat zich, in het grensvlak, een volgens verwijzingscijfer 1 aangegeven laag vormt.

Het buitenoppervlak van laag B is bekleed met een waterafstotende laag 2, die daarop afgezet is door oppervlaktebehandeling met behulp van het hiervoor vermelde waterafstotende middel.

Volgens een gunstig maar niet beperkend kenmerk van de onderhavige uitvinding, heeft het binnenoppervlak van de binnenlaag A een niet-hechtende bekleding 2, verkregen door een oppervlaktebehandeling (bijvoorbeeld coating), en met behulp van een was-emulsie of een washoudende latex als bekledingsmiddel. De concentratie van het bekledingsmiddel in de emulsie wordt zo gekozen, dat men een afzetting van droog materiaal krijgt van minder dan of gelijk aan 3 g/m2 oppervlak ' na drogen.

Deze niet-hechtende bekleding 3 is bedoeld om de scheiding van het versverpakte produkt, bijvoorbeeld vlees, van de verpakking door de consument te vergemakkelijken.

De bekleding 3 heeft niet-hechtende eigenschappen gekenmerkt volgens de T2-test door een contacthoek met water groter dan of gelijk aan 90°, bij voorkeur 100° en, meer bij voorkeur, gelegen tussen 100 en 110°.

Behalve de hiervoor al genoemde kenmerken heeft het materiaal volgens de uitvinding een gewicht tussen 80 g/m2 en 500 g/m2, bij voorkeur tussen 100 en 400 g/m2 en, meer bij voorkeur, tussen 180 en 350 g/m2.

Het gewicht van elk der papieren A en B wordt gekozen, afhankelijk van voor elke beoogde eindtoepassing te bevoordelen criteria: absorptie, barrière tegen bloed, mechanische stevigheid, stijfheid en scheursterkte ...

Het tegen elkaar lijmen wordt op de klassieke manier uitgevoerd.

Aard en hoeveelheid van de lijm die voor het tegen elkaar lijmen van de twee papieren wordt gebruikt, worden zo gekozen, dat ze de recycleerbaarheid en de levensmiddelenkwaliteit van de verpakking niet aantasten.

Zo kunnen lijmen op waterbasis worden gebruikt, zoals zetmeelachtige of polyvinylalcoholhoudende lijmen, of ook wel synthetische lijmen zoals latexlijmen van de soort die verhandeld wordt onder het merk ACRONAL 500 D van de firma BASF. In dit laatste geval is het raadzaam ervoor te waken, dat de lijmafzetting wordt beperkt tot 15 g/m2 oppervlak na drogen, waarbij de marge van 8 tot 10 g/m2 de voorkeur heeft.

De lijm moet bestand zijn tegen de thermische omstandigheden die door de warm-vorming worden opgelegd.

In de praktijk wordt de benodigde hoeveelheid lijm bepaald naar gelang van de porositeit, oppervlaktespanningen en de ruwheid van de bewerkte papieren.

Volgens de uitvinding zijn verscheidene andere technische maatregelen denkbaar ter vervolmaking van het verpakkingsmateriaal.

Daaronder kan de toepassing van een dekkende gepigmenteerde bekleding op de buitenkant van laag B genoemd worden. Door zo'n behandeling kunnen witheid, glans en bedrukbaarheid van die buitenkant verbeterd worden.

Ook is het mogelijk aan de papieren A en B additieven toe te voegen die in de papierindustrie traditioneel gebruikelijk zijn: verschillende plakmiddelen, anorganische of organische zouten, retentiemiddelen, bindmiddelen, conserveermiddelen, antimicrobiële middelen (antibiotica of quaternaire ammoniumzouten), conserveermiddelen, anti-schimmelmiddelen, enz...

Het enige voorbehoud bij deze toevoeging is dat, natuurlijk, de overwogen produkten van levensmiddelenkwaliteit moeten zijn.

Op de traditioneel in de papierindustrie gebruikelijke wijze kan de toevoeging van deze produkten in de massa of op de oppervlakte van het papier plaatsvinden.

Tenslotte moet worden opgemerkt, dat het bijzonder interessant kan zijn op de oppervlakte of in de massa van tenminste een van de twee lagen A en B een antioxydant toe te voegen, teneinde bruinkleuring van het vlees te voorkomen.

Dit antioxydant kan, bijvoorbeeld, ascorbinezuur zijn, of enig ander op levensmiddelengebied goedgekeurd en met de formulering van de beschouwde papieren verenigbaar antioxydant.

Het recycleerbare verpakkingsmateriaal volgens de uitvinding leent zich bijzonder goed voor bewerking door warm-vorming, wat het maken van verpakkingen zoals bakjes, borden, schalen en dergelijke mogelijk maakt.

De volgende voorbeelden laten verscheidene varianten zien van de samenstelling en de vervaardiging van het verpakkingsmateriaal, dat het onderwerp van de uitvinding is.

VOORBEELDEN Voorbeeld 1

Een warm-persbaar, recycleerbaar verpakkingspapier wordt verkregen door verlijming van een papier A van 165 g/m2 met een papier B van 200 g/m2 met behulp van 10 g/m2 van een ACRONAL 500 D lijm (firma BASF).

- Papier A heeft de volgende kenmerken: • vezelsamenstelling:

• absorptie:

Middel ter verhoging van de weerstand in vochtige staat: 0,2% KYMENE 557 H van de firma HERCULES in drooggewicht met betrekking tot het droge papier. De volgens de TQ-test of COBB 1800 gemeten absorptie is 70 g/m2, dat wil dus zeggen een absorptie-vermogen voor bloed van ongeveer: 42% met betrekking tot het gewicht van het papier.

Volgens Tx is de weerstand van het zo gemaakte papier in vochtige staat 12 N per 15 mm in de lengterichting en 9 N in de dwarsrichting.

Papier A wordt met een lijmpers met gescheiden circuits gecoat met de volgende oplossingen: - kant 1 die met het vlees in contact is: MOBILCER C (firma MOBIL) met 5% van het handelsprodukt met betrekking tot het coatingbad, - de te lijmen kant: amidon met 10% droge stof.

- Papier B heeft de volgende kenmerken: • vezelsamenstelling:

Toevoeging van 0,6% aan droge stof met betrekking tot het papiergewicht van SCOTCHBAN FX 845, verkocht door de firma 3M.

Dit papier bevat zouten, noch plakmiddel of retentiemiddel.

Het papier wordt met een lijmpers op een andere manier gecoat aan beide kanten: - te lijmen kant: amidon met 10% droge stof - buitenkant 2: AQUAMOL 67 latexoplossing verkocht door de firma BIM KEMI, met 30% van het handelsprodukt in het coatingbad.

Het zo gemaakte verpakkingspapier voldoet aan de Franse wetgeving voor gebruik in direct contact met vlees. Volgens de hierboven beschreven methode kan dit produkt gemakkelijk weer in pulp worden omgezet. De hoeveelheid retentaat op Brecht-Holl is vrijwel nul.

Het warm-persen, uitgevoerd op een pers van de firma PEERLESS geeft geen problemen.

De anti-hechting, gemeten volgens de contacthoekmethode (Test T2) geeft de volgende resultaten: - binnenkant: 115° - buitenkant: 125°

De bakjes met vlees worden op de voor dit produkt gebruikelijke wijze met een kunststoffilm afgesloten.

Voorbeeld 2

De papieren A en B hebben dezelfde kenmerken, de lijm is identiek met die van voorbeeld 1, maar de behandelingen van de tegen elkaar te lijmen vlakken van de papieren A en B worden uitgevoerd met water in plaats van de amidonoplossing.

Voorbeeld 3

De papieren A en B zijn identiek aan die van voorbeeld 1, de gebruikte lijm is een zetmeelhoudende lijm met 15 g droge stof per m2.

Het warm-persen is nog steeds uitvoerbaar, de recycleerbaarheid van het produkt is nog beter dan in de voorbeelden 1 en 2 wegens het grotere gemak waarmee de lijm in water op te lossen is.

Voorbeeld 4

Het gebruikte papier A is verschillend van voorbeeld 1 door zijn gewicht van 255 g/m2, wat er een groter absorptievermogen voor bloed aan geeft, de COBB 1800 (TQ-test) van dit papier is 80 g/m2, dat wil zeggen 31 % absorptie met betrekking tot het gewicht van papier A.

Papier B is identiek aan dat van voorbeeld 1, met het verschil dat het gewicht 150 g/m2 is.

De gebruikte hoeveelheid zetmeelhoudende lijm is 12 g/m2 drooggewicht, wat leidt tot eindverpakking waarvan het gewicht 417 g/m2 is.

De oppervlaktebehandelingen uitgevoerd op de papieren A en B zijn identiek met die van voorbeeld 2.

Voorbeeld 5

Dit voorbeeld verschilt van voorbeeld 1 in de massa-behandeling van papier B met SCOTCHBAN FX 845 (0,3% droge stof ten opzichte van het papiergewicht). De kenmerken zijn weinig anders: alleen de barrière is wat minder goed, deze verpakking zou meer in het bijzonder bruikbaar zijn voor blank vlees, dat minder sap geeft.

Voorbeeld 6

Dit voorbeeld verschilt van voorbeeld 1 in de behandeling van kant 2 van papier B (buitenkant) met de lijmpers: de volgende samenstelling, uitgedrukt in grammen per liter coatingbad, wordt op het papier afgezet: - UKADUR 9533 latex van de firma SCHILL SEILACHER: 300 g - PASILEX van de firma DEGUSSA: 70 g

Door de aanwezigheid van anorganisch pigment in deze samenstelling wordt de bedrukbaarheid van het papier verbeterd en het papier is witter, door deze behandeling kan de verpakking waardevoller worden gemaakt door een kleurige indruk die het produkt aantrekkelijker maakt.

Claims (14)

1. Verpakkingsmateriaal met een uit meerdere lagen bestaande structuur en in hoofdzaak uit papier gemaakt, gekenmerkt: - doordat het tenminste twee lagen A en B van papier bevat, respectievelijk een binnenlaag en een buitenlaag, - doordat de laag A absorberend is en tenminste een chemisch middel bevat dat geschikt is om in vochtige staat weerstand te verschaffen, - en doordat de laag B tenminste een vetafstotend additief bevat, dat er een weerstand aan geeft, met name ten aanzien van vetten en water, en een buitenkant heeft die met behulp van een waterafstotend bekledingsmiddel behandeld is.

2. Materiaal volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de papierlaag A een zodanig absorptievermogen heeft dat hij een hoeveelheid vloeistof groter dan 20%, bij voorkeur 30% en, liever nog, tussen 50 en 80% van zijn gewicht kan absorberen.

3. Materiaal volgens conclusie 1 of conclusie 2, gekenmerkt doordat laag A in vochtige staat een weerstand, gemeten volgens de Ί^-test, te zien geeft die groter is dan of gelijk is aan: 7 N per 15 mm in de produktierichting van het papier en: 3 N per 15 mm in de dwarsrichting en, bij voorkeur, groter is dan of gelijk is aan 11 N per 15 mm in de produktierichting van het papier en: 6 N per 15 mm in de dwarsrichting.

4. Materiaal volgens een van de conclusies 1 tot 3, gekenmerkt doordat het chemisch middel in laag A aanwezig is in een concentratie, uitgedrukt in gewichtsprocent droge stof ten opzichte van de totale massa van laag A, groter dan of gelijk aan 0,05, bij voorkeur 0,1 en, liever nog, gelegen tussen 0,2 en 1,5.

5. Materiaal volgens een van de conclusies 1 tot 4, gekenmerkt doordat het gehalte aan vetafstotend additief in laag B, uitgedrukt in gewichtsprocent droge stof ten opzichte van de totale massa van laag B, groter is dan of gelijk is aan 0,05 bij voorkeur 0,08 en, liever nog, gelegen is tussen 0,1 en 0,3.

6. Materiaal volgens conclusie 5, gekenmerkt doordat het vetafstotende additief is samengesteld uit een mengsel van verbindingen, die uit de gefluorideerde polymeren gekozen zijn.

7. Materiaal volgens een van de conclusies 1 tot 6, gekenmerkt doordat laag B volgens de TQ-test, voor een duur van 1 minuut, een weerstand tegen de indringing van water heeft, kleiner dan of gelijk aan 13, bij voorkeur tussen 9 en 12, evenals een weerstand tegen bevochtiging, gekenmerkt door een T2-test die de contacthoek meet, groter dan of gelijk aan 100°, bij voorkeur 105° en, liever nog, gelegen tussen 110 en 125°.

8. Materiaal volgens een van de conclusies 1 tot 7, gekenmerkt: - doordat het bekledingsmiddel een samenstelling is op basis van een produkt of een mengsel van produkten gekozen uit de familie van wassen en/of latices, - doordat het wordt toegepast in een afgezette hoeveelheid gelegen tussen 1 en 17, bij voorkeur tussen 3 en 12 en, liever nog, in de buurt van 9 gram droge stof per m2.

9. Materiaal volgens een van de conclusies 1 tot 8 gekenmerkt doordat het warm-vormbaar is en dat elk van de lagen A en B lange cellulosevezels bevat waarvan de breekrek, gemeten volgens de T3-test, groter is dan of gelijk is aan 2,8%, bij voorkeur 3% en, liever nog, 3,5%, en korte cellulosevezels waarvan de breekrek groter is dan of gelijk is aan 2%, bij voorkeur 2,5% en, liever nog, 3%.

10. Materiaal volgens een van de conclusies 1 tot 9 gekenmerkt doordat de lagen A en B aan elkaar bevestigd zijn door verlijming.

11. Materiaal volgens een van de conclusies 1 tot 10 gekenmerkt doordat de binnenkant van laag A behandeld is met een bekledingsmiddel, dat aangebracht is in een hoeveelheid van meer dan 3 gram droge stof per m2 oppervlak, zodanig dat die daaraan een anti-hechting geeft die, gekenmerkt door een T2-test, groter is dan of gelijk is aan 90°, bij voorkeur 100° en, liever nog, gelegen tussen 100 en 110°.

12. Materiaal volgens een van de conclusies 1 tot 11 gekenmerkt doordat zijn buitenkant een gepigmenteerde bekleding heeft.

13. Verpakking, gekenmerkt doordat hij is vervaardigd uit een materiaal volgens een van de conclusies 1 tot 12.

14. Verpakking volgens conclusie 13, gekenmerkt doordat hi' bestaat uit een bakje, met name een vleesbakje, een bord, eer schaal of iets dergelijks.