NL9301772A - Inrichting voor het meevoeren van langgerekte voorwerpen, zoals bijvoorbeeld ski's. - Google Patents

Description

Inrichting voor het meevoeren van langgerekte voorwerpen, zoals bijvoorbeeld ski's.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het meevoeren van langgerekte voorwerpen, zoals bijvoorbeeld ski's, welke is voorzien van een houder voor het vastklemmen van de naar elkaar toegekeerde achterste, dragende skigedeelten door middel van dwars op de lengterichting van de ski's gerichte klemorganen, waarbij de houder voorts is voorzien van een rolorgaan, via hetwelk de inrichting verrijdbaar is.

Een dergelijke inrichting is in diverse vormen als skidrager bekend. Deze inrichtingen hebben gemeen dat zij aan de achterste einden van de met hun draagvlak tegen elkaar gehouden ski's worden bevestigd en zijn uitgerust met een wiel dat als een soort staartwiel de ski's verlengt.

Aan de bekende inrichtingen kleven diverse bezwaren. In de eerste plaats neemt door dit aan te brengen verlengstuk de handelteerbaarheid tijdens het verrijden af.

In de tweede plaats vormt het verlengstuk een belemmering wanneer de ski's bij het verrijden ook over obstakels, zoals richels, randen van wegen, pisten, enz. moeten worden gereden zonder de ski's te beschadigen.

Tenslotte vormen de bij ski's aangebrachte bekende skidragers een belemmering voor het rechtop plaatsen van een stel ski's; het aangebrachte rolorgaan zal daarbij gemakkelijk in zijdelingse richting kunnen wegglijden.

De uitvinding voorziet in een inrichting voor het meenemen van langgerekte voorwerpen, die de voornoemde bezwaren niet vertoont.

Volgens de uitvinding is de inrichting gekenmerkt doordat het rolorgaan zich op een zodanige afstand in een richting dwars op de lengterichting van de mee te voeren voorwerpen bevindt, dat bij het vervoeren van die voorwerpen het rolorgaan zich grotendeels of geheel buiten de houder dwars op die lengterichting uitstrekt.

Volgens een uitvoeringsvorm is de inrichting gekenmerkt doordat het rolorgaan is gevormd door twee ieder op een eigen as bevestigde wieltjes, waarvan de draaiings-assen dwars op de lengterichting van de langwerpige voorwerpen zijn gericht en waarbij de deze wieltjes bevattende vlakken een scherpe hoek insluiten welke convergerend naar de houder toe verlopen. Door het rolorgaan als twee-wielig geheel uit te voeren wordt de stabiliteit van de inrichting in belangrijke mate vergroot.

Volgens een verdere uitvoeringsvorm kunnen de wieltjes uit hun verrijdbare stand naar een ingeklapte stand worden gescharnierd, waarbij zij in ingeklapte stand met hun wielvlakken geheel of nagenoeg geheel evenwijdig aan elkaar komen te liggen, al dan niet onder tussensluiting van de ingeklemde achterste einden van de langgerekte voorwerpen. Door deze scharnierbaarheid wordt de mogelijkheid geboden de wielen van de drager geheel in de klappen, zodat een uitermate compact reisattribuut ontstaat.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening voor een uitvoeringsvoorbeeld, waarin

Fig. 1 de skidrager gecombineerd met een stel ski's weergeeft;

Fig. 2, 3, 4 de skidrager zonder ski's in respectievelijk zijaanzicht, achteraanzicht en bovenaanzicht tonen;

Fig. 5 de drager in een achteraanzicht met erin opgenomen ski's toont en

Fig. 6 in een aanzicht analoog met Fig. 5 de skidrager zonder ski's en met ingeklapte wieltjes toont.

De in fig. 1 in een van de gebruiksstanden weergegeven draagconstructie bevat een centrale houder 1, waaraan de hierna te beschrijven elementen zijn bevestigd en welke zo zijn gevormd, dat deze een stel met 3 aangegeven ski's aan hun achterste einden kunnen vastklemmen, een en ander zodanig dat het geheel volgens pijl 5 over een ondergrond verrijdbaar is.

De centrale houder 1, welke uit kunststof is vervaardigd, vertoont - zie fig. 2, 3, 4 - een horizontaal blokvormig gedeelte 7 en een verticaal plaatvormig gedeelte 9 van een ongeveer vierkante vorm. In deze laatste is een ronde opening 11 uitgespaard, waarop later nog wordt ingegaan.

De houder 1 is voorzien van klembanden 13, 15, welke in dit uitvoeringsvoorbeeld als klittebanden zijn uitgevoerd, welke zodanig zijn opgesteld dat de achtereinden 17, 19 van de ski's 3 op de in fig. 5 getoonde wijze, dus met hun draagvlakken tegen elkaar, door aantrekken van de banden stevig kunnen worden bevestigd.

Ter wille van de duidelijkheid zijn de skigedeel-ten 17 en 19 met gestippelde arceringen aangeduid. In deze toestand kunnen deze skigedeelten dus stevig worden verankerd tegen het verticale plaatvormige gedeelte 9 van de houder 1.

In het blokvormige gedeelte 7 zijn twee verschuifbare pennen 21 en 23 (fig. 4) opgesteld, welke de draaiings-assen 25 en 27 voor twee armen 29 en 31 vormen en aan de einden waarvan wieltjes 33 en 35 zijn opgesteld.

De wieltjes 33 en 35 nemen in de gebruiksstand, waarin de ski's moeten kunnen worden bewogen volgens de pijl 5 uit fig. 1, de in de figuren 3, 4 en 5 weergegeven, een hoek met elkaar vertonende stand in. Door deze wielstand zo te kiezen wordt een grote stabiliteit van de skidrager verkregen. Deze zal bij het verrijden over besneeuwd, eventueel beijsd terrein het spoor van de bewegingsrichting 5 stabiel volgen zonder op ongewenste wijze zijdelings weg te glijden.

De beide wieltjes 33 en 35 zijn via de genoemde pennen 25 en 27 zodanig wegklapbaar dat zij vanaf hun onderling schuine, gebruiksstand van fig. 5 via met 28 en 30 aangegeven banen kunnen worden weggeklapt naar een stand, welke in fig. 6 is weergegeven. Daarbij kan de door de einden 17, 19 van de ski's ingenomen ruimte dus worden gebruikt om de wieltjes in op te bergen wanneer de skidrager buiten gebruik is. Daartoe vertoont de opening 11 een diameter, welke groter is dan de diameter van de wieltjes.

Op deze wijze wordt de mogelijkheid geboden over een compacte draageenheid te beschikken wanneer zij niet wordt gebruikt en toch als bagage moet kunnen worden vervoerd.

Voor het vergrendelen van de schuine stand van de armen 29 en 31 en de ermee verbonden wieltjes 33 en 35 zijn de pennen 21 en 23 voorzien van U-vormig teruggebogen delen 22 en 24. Zoals in fig. 2 is te zien gaat de pen 21 door geschikte openingen in de vaste nokgedeelten 37 en 39 van het blokvormige gedeelte 7 heen en kan het teruggebogen penge-deelte 22 door een geschikte doorvoeropening in het nok-gedeelte 39 door geschikte openingen 36, respectievelijk 38 in de armen 29, respectievelijk 31 (zie ook fig. 6) worden gevoerd. De beide pennen 21 en 23 zijn bevestigd in een dwarsbalk 41 en kunnen door middel van een drukveer 43 in de in fig. 4 naar rechts getekende positie worden gehouden, waardoor de teruggebogen pengedeelten 22, 24 in de nok 39 worden vergrendeld en de wieltjes hun in fig. 5 getekende stand blijven innemen.

Om via de armen 29 en 31 de wieltjes 33 en 35 uit de vergrendelde stand volgens fig. 5 naar de ingeklapte stand volgens fig. 6 te bewegen, wordt de dwarsbalk 41 volgens pijl 45 (fig. 4) tegen de werking van de drukveer 43 in naar links bewogen; hierdoor bewegen de teruggebogen pengedeelten 22 en 24 uit de openingen 36 en 38 van de armen 29 en 31 en kunnen de armen 29 en 31 vrijelijk naar de ingeklapte stand volgens fig. 6 worden gebracht en verkrijgt het geheel een compacte vorm om bij niet-gebruik als reisattribuut te worden opgeborgen.

Een bijzonder voordeel van de skidrager is dat door de keuze van een constructie, waarbij de draaiingsassen van de wieltjes zich niet in de lengterichting van de ski's uitstrekken, doch op een relatief grote afstand in een richting dwars op de genoemde lengterichting zijn geplaatst, de skidrager gemakkelijk over obstakels, zoals richels, randen enz., kan worden gereden zonder dat de ski's die obstakels raken.

Een verder voordeel van de getoonde dragercon-structie is nog dat de ski's rechtop kunnen worden geplaatst zonder dat de stand van de uitgeklapte wielen die stand belemmert.

In dit uitvoeringsvoorbeeld is de ruimte in fig. 5 tussen de klittebanden 13, 15 en het verticale plaatgedeelte 9 ingenomen door de einden 17 en 19 van de ski's zelf. uiteraard is het ook mogelijk de ski's, in een skizak opgeborgen, in deze ruimte in te klemmen.

Hoewel in het vorenstaande klitteband werd toegepast, moge het duidelijk zijn dat andere bandvormige bevestigingsmiddelen, bijvoorbeeld riemen kunnen worden toegepast.

Claims (3)

1. Inrichting voor het meevoeren van langgerekte voorwerpen, zoals bijvoorbeeld ski's, welke is voorzien van een houder (1) voor het vastklemmen van de naar elkaar toegekeerde achterste, dragende skigedeelten door middel van dwars op de lengterichting van de ski's gerichte klemorganen, waarbij de houder voorts is voorzien van een rolorgaan, via hetwelk de inrichting verrijdbaar is, met het kenmerk dat het rolorgaan (33, 35) zich op een zodanige afstand in een richting dwars op de lengterichting van de mee te voeren voorwerpen bevindt, dat bij het vervoeren van die voorwerpen het rolorgaan (33, 35) zich grotendeels of geheel buiten de houder dwars op die lengterichting uitstrekt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het rolorgaan is gevormd door twee ieder op een eigen as bevestigde wieltjes (33, 35), waarvan de draaiingsassen dwars op de lengterichting van de langwerpige voorwerpen zijn gericht en waarbij de deze wieltjes bevattende vlakken een scherpe hoek insluiten welke convergerend naar de houder toe verlopen.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk dat de wieltjes (33, 35) uit hun verrijdbare stand naar een ingeklapte stand kunnen worden gescharnierd, waarbij zij in ingeklapte stand met hun wielvlakken geheel of nagenoeg geheel evenwijdig aan elkaar komen te liggen, al dan niet onder tussensluiting van de ingeklemde achterste einden van de langgerekte voorwerpen.