NL1033702C2 - Immobilisatie-inrichting voor een voertuigwiel en werkwijze voor het immobiliseren van een voertuigwiel. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Immobilisatie-inrichting voor een voertuigwiel en werkwijze voor het immobiliseren van een voertuigwiel.

BESCHRIJVING

5 De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een immobilisatie- inrichting voor een wiel van een voertuig, omvattende twee wielblokken voor het ter voorkoming van het wegrollen van een wiel voor respectievelijk achter het wiel positioneren van een wielblok, twee ten opzichte van elkaar om een scharnierpunt scharnierbare armen als verbindingsmiddelen waarmee de wielblokken althans ten 10 minste bij toepassing van de immobilisatie-inrichting onderling zijn verbonden en spanmiddelen die zijn ingericht voor het tegen het wiel spannen van de wielblokken.

In US 2001/0040073 A1 wordt een immobilisatie-inrichting voor een wiel van een bagagewagen voor toepassing op vliegvelden beschreven. De immobilisatie-inrichting omvat twee wigvormige wielblokken die met elkaar zijn 15 verbonden door middel van een kabel die voldoende stijf is zodat die, wanneer de wielblokken met hun kopse kant op een ondergrond worden gezet en de kabel vanuit beide wielblokken omhoog steekt uit de tegenovergelegen kopse vlakken, rechtop blijft staan, dat wil zeggen dat de kabel dan niet gaat hangen en/of omknikt. Dit maakt het mogelijk dat de immobilisatie-inrichting bij afwezigheid van een te 20 immobiliseren wiel, van grote afstand zichtbaar op de ondergrond van het vliegveld kan worden neergezet.

Een nadeel van de immobilisatie-inrichting uit US-2001/0040073 A1 is dat daarbij het risico bestaat dat één of beide wielblokken wanneer zij voor of achter een te immobiliseren wiel zijn gepositioneerd zijwaarts ten opzichte van het 25 wiel verschuiven. Op een stabiele ondergrond kan dat gebeuren door onbedoeld contact van een persoon, een dier of een voorwerp met een wielblok of de kabel, waardoor een wielblok verschuift, of waardoor zelfs beide wielblokken verschuiven, en de immobilisatie van het wiel wordt opgeheven. De inrichting is daarom helemaal niet geschikt voor toepassing op een minder stabiele bodem, zoals bijvoorbeeld een 30 vloer van een vrachtwagen waarop het voertuig voor transport is geplaatst. Tijdens het rijden van de vrachtwagen kan een wielblok of kunnen beide wielblokken zich door trillingen van het te immobiliseren wiel verwijderen, waardoor de immobilisatie afneemt of zelfs geheel wordt opgeheven. Overigens wordt in dit document onder verplaatsen of verschuiven verplaatsing in om het even welke richting begrepen.

1033702 2

Een blok kan zijwaarts verschuiven, waardoor het buiten de baan van het wiel komt, maar het kan ook binnen de rolbaan van het wiel ten opzichte van het wiel voor of achter verschuiven, waardoor de onderlinge afstand tussen twee wielblokken groter wordt en het wiel tussen de wielblokken heen en weer kan gaan rollen, waardoor de 5 wielblokken verder zouden kunnen verschuiven of waardoor het wiel zelfs een “aanloopje” kan nemen om vervolgens over het wielblok heen te rijden.

In FR 529,235 A1 wordt een wielkeg beschreven omvattende twee rollen die aan weerszijden van een wiel kunnen worden gepositioneerd, leder van de rollen is roteerbaar verbonden met een uiteinde van een respectievelijk been en de 10 beide benen zijn aan hun tegenovergelegen uiteinde scharnierbaar aan elkaar bevestigd. Tussen beide benen strekt zich een elastische spaninrichting uit die nabij de rollen aan de benen is bevestigd.

Een nadeel van de inrichting uit FR 529,235 A1 is dat de inrichting lastig om een wiel kan worden aangebracht. Hiertoe dienen namelijk de uiteinden 15 van de benen waaraan de rollen zijn bevestigd zo ver tegen de spankracht van het spanelement uit elkaar te worden getrokken dat de rollen aan weerszijden van een te blokkeren wiel tussen het betreffende wiel en een ondergrond waarop het wiel afsteunt kunnen worden aangebracht. Dit is bovendien lastig omdat een dergelijke handeling laag bij de grond moet worden uitgevoerd.

20 De onderhavige uitvinding beoogt daarom een immobilisatie- inrichting volgens de inleiding te verschaffen, die makkelijk in gebruik is en waarbij de handelingen niet noodzakelijkerwijs laag bij de grond te hoeven worden uitgevoerd. Dit doel wordt door de onderhavige uitvinding bereikt, doordat de armen ieder aan één kant van het scharnierpunt zijn verbonden met een wielblok en aan de 25 andere kant van het scharnierpunt zijn verbonden met een spanmiddel. Verder zijn ten opzichte van elkaar scharnierbare armen uitstekend geschikt voor het door middel van spanmiddelen kunnen voorspannen van een voorwerp zoals een wiel en kunnen bovendien relatief goedkoop worden uitgevoerd. Bovendien is het mogelijk een dergelijke inrichting in te richten voor het kunnen doen optreden van een 30 hefboomwerking, waardoor met relatief weinig spankracht van de spanmiddelen een relatief grote spankracht op het te immobiliseren wiel kan worden overgebracht. Daarbij kunnen de armen ieder aan één kant van het scharnierpunt zijn verbonden met een wielblok en aan de andere kant van het scharnierpunt zijn verbonden met een spanmiddel. Hierdoor kan de spanning door middel van het uitoefenen van en 3 trekkracht op de armen worden gegenereerd.

De onderhavige uitvinding beoogt daarom een immobilisatie-inrichting volgens de inleiding te verschaffen die een oplossing biedt voor het nadeel van de bekende immobilisatie-inrichting, dus waarbij het risico dat een wielblok van 5 de immobilisatie-inrichting zich onbedoeld ten opzichte van het te immobiliseren wiel verplaatst kan worden voorkomen, of althans ten minste kan worden gereduceerd. Dit doel wordt door de onderhavige uitvinding bereikt, doordat de immobilisatie-inrichting is voorzien van spanmiddelen die zijn ingericht voor het tegen het wiel spannen van de wielblokken. Hierdoor kunnen de wielblokken na het voor 10 respectievelijk achter het te immobiliseren wiel positioneren ervan tegen het wiel, ofwel de band van het wiel, worden gespannen, waardoor de wielblokken stevig met het wiel zijn verbonden en aldus niet of slechts onder uitoefening van een relatief grote kracht ten opzichte van het wiel kunnen worden verplaatst. Weliswaar kan een bekend wielblok door gebruik te maken van de veerkracht van een wielband tussen 15 een wielband en een ondergrond worden geklemd en door de veerkracht van de band op zijn plaats worden gehouden, maar wanneer het contact tussen de band en het wielblok zelfs maar kortstondig wordt verbroken, bijvoorbeeld wanneer de vrachtwagen op de vloer waarvan het voertuig wordt getransporteerd over een oneffenheid rijdt waardoor het voertuig uit balans wordt gebracht, kan die spanning 20 eenvoudig onbedoeld worden opgeheven. Vervolgens kan het wielblok zich verplaatsen, bijvoorbeeld als gevolg van een kracht die op de vloer werkzaam is als gevolg van datzelfde over de oneffenheid rijden van de vrachtwagen. De spanmiddelen van de immobilisatie-inrichting volgens de onderhavige uitvinding kunnen de spankracht handhaven, of bij een eventueel tijdelijk opheffen van die 25 spankracht direct herstellen.

Het heeft verder de voorkeur dat de spanmiddelen zijn ingericht voor het kunnen instellen van de spankracht waarmee de wielblokken tegen het wiel worden gespannen. Dit verschaft de mogelijkheid de immobilisatie-inrichting afhankelijk van omstandigheden of wieltypen waarbij de immobilisatie-inrichting 30 wordt toegepast te variëren.

Voor een nauwkeurig instelling van de spankracht en het kunnen aanpassen van de immobilisatie-inrichting aan verschillen in bandenspanning of aan kleine verschillen in wielmaat is het voordelig wanneer de spanmiddelen zijn ingericht voor het traploos kunnen instellen van de spankracht waarmee de 4 wielblokken tegen het wiel worden gespannen.

Om de wielblokken na toepassing eenvoudig bij een door middel van de immobilisatie-inrichting geïmmobiliseerd wiel te kunnen verwijderen heeft het de voorkeur dat de spanmiddelen geschikt zijn voor het kunnen opheffen van de 5 spankracht wanneer de wielblokken voor respectievelijk achter het wiel zijn gepositioneerd.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding omvatten de verbindingsmiddelen twee ten opzichte van elkaar scharnierbare armen.

10 De armen zijn bij voorkeur vervaardigd van kunststof of metaal. Dit zijn beide materialen die een gunstige combinatie van sterkte en kosten mogelijk maken. Aluminium en kunststof hebben als voordeel een relatief laag soortelijk gewicht voor het verschaffen van een lichte inrichting. Roestvast staal is erg sterk en ongevoelig voor inwerking van agressieve stoffen.

15 Voor het goed kunnen instellen van een gewenste spankracht en/of universele toepasbaarheid bij wielen met uiteenlopende diameter is het voordelig wanneer de spanmiddelen een in de lengterichting in hoofdzaak stijf spanorgaan en vergrendelmiddelen voor het in een gespannen toestand kunnen vergrendelen van het spanorgaan omvatten.

20 Alternatief is het voor het verschaffen van een inherente spankracht aan de inrichting voordelig wanneer de spanmiddelen een elastisch spanorgaan omvatten. Een elastisch spanorgaan is uitstekend geschikt om eventuele verplaatsing van een wielblok weg van het loopvlak van een wiel onmiddellijk te corrigeren.

25 Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding zijn de wielblokken losneembaar met de verbindingsmiddelen verbonden. Dit verschaft de mogelijkheid om de wielblokken afhankelijk van de gewenste toepassing te vervangen, bijvoorbeeld voor het vervangen van wielblokken door wielblokken met een andere hellingshoek van de wigvorm.

30 Voor het kunnen vervangen van versleten spanmiddelen of van spanmiddelen met een voor een bepaalde toestand ongeschikte eigenschap door beter geschikte spanmiddelen heeft het de voorkeur dat de spanmiddelen losneembaar met de verbindingsmiddelen zijn verbonden.

De onderhavige uitvinding heeft volgens een tweede aspect 5 betrekking op een werkwijze voor het immobiliseren van een wiel van een voertuig, omvattende de stap van het ter voorkoming van het wegrollen van het wiel voor respectievelijk achter het wiel plaatsen van twee onderling verbonden wielblokken, waarbij de wielblokken door middel van spanmiddelen tegen het wiel worden 5 gespannen. De voordelen van een dergelijke werkwijze ten opzichte van de stand van de techniek corresponderen met de voordelen die eerder in relatie tot de immobilisatie-inrichting zijn besproken.

De onderhavige uitvinding zal hiernavolgend slechts bij wijze van voorbeeld worden besproken onder verwijzing naar een voorbeelduitvoeringsvorm 10 volgens de uitvinding die wordt getoond in de bijgevoegde figuren, waarin:

Figuur 1 een perspectivisch zijaanzicht toont van een wiel en een immobilisatie-inrichting volgens de onderhavige uitvinding; en

Figuur 2 een perspectivisch aanzicht toont van het wiel met de immobilisatie-inrichting uit figuur 1, maar nu gezien vanaf de andere zijde.

15 Figuur 1 toont een perspectivisch zijaanzicht van een wiel 1 dat is geïmmobiliseerd door middel van een immobilisatiesamenstel 2 volgens de onderhavige uitvinding. Het immobilisatiesamenstel 2 omvat twee wielblokken 3 die onderling zijn verbonden door middel van twee aluminium armen 4 die scharnierbaar zijn om een scharnieras die wordt gevormd door een bout 5. Aan de tegen de 20 wielblokken 3 gelegen uiteinden van de armen 4 strekken zich loodrecht op de lengterichting van de armen 4 pennen 6 uit die door middel van een elastische band 7 naar elkaar worden toegetrokken. De wielblokken zijn tegen het loopvlak 10 van het wiel gespannen.

Figuur 2 is een perspectivisch zijaanzicht van de andere zijde van 25 het wiel 1, waarin dezelfde onderdelen worden aangeduid met dezelfde verwijzingscijfers. Uit de combinatie van figuur 1 en figuur 2 is op te maken dat elk wielblok 3 door middel van een pen-gatverbinding via ringen 8 losneembaar met de armen 4 zijn verbonden. Wanneer het wiel 1 deel uitmaakt van een voertuig (niet getoond) is het wiel 1 via montagedeel 9 verbonden met de as van het voertuig.

30 Wanneer bijvoorbeeld een op een vloer van een vrachtwagen te transporteren voertuig moet worden geïmmobiliseerd wordt het immobilisatiesamenstel 2 vanaf de buitenkant van het voertuig naar het wiel 1 toegebracht. Vervolgens worden de wielblokken 3 enigszins uit elkaar getrokken tegen de werking van elastische band 7 in. Vervolgens wordt het immobilisatiesamenstel 2 6 met de wielblokken 3 en de pennen 6 om het wiel 1 geschoven totdat de armen 4 (bijna) contact maken met de zijkant van het wiel. Daarna wordt de de elastische band 7 tegenwerkende kracht opgeheven en trekt elastische band 7 beide pennen 6 naar elkaar toe. Als gevolg daarvan scharnieren de armen 4 om bout 5 en bewegen 5 de wielblokken 3 naar elkaar toe, dat wil zeggen in de richting van het loopvlak 10 van het wiel 1. De wielblokken 3 worden dientengevolge door de spankracht van de elastische band 7 tegen het loopvlak 10 van het wiel 1 aangedrukt, waardoor zij niet meer vrij zijwaarts ten opzichte van het wiel 1 kunnen worden bewogen. De bovenstaande procedure kan voor één of meer van de overige wielen van het 10 voertuig worden herhaald. Wanneer nu de bodem (niet getoond) waarop het wiel 1 en de wielblokken 3 rusten bijvoorbeeld als gevolg van het over een oneffen oppervlak rijden van de vrachtwagen in trilling wordt gebracht, worden de wielblokken 3 door de spankracht van elastische band 7 in contact gehouden met het loopvlak 10 van het wiel 1. Bij zeer heftige bewegingen zou een wielblok 3 15 ondanks de spankracht van elastische band 7 nog wel tijdelijk los kunnen komen van het loopvlak 10 van wiel 1, maar in dat geval wordt het wielblok 3 onmiddellijk daarna weer door de spankracht van de elastische band 7 tegen het loopvlak 10 van het wiel 1 aangedrukt. Aldus is het nagenoeg onmogelijk dat één van beide wielblokken 3, of zelfs het gehele immobilisatiesamenstel 2 het contact met het 20 loopvlak 10 van het wiel verliest doordat het zich zijwaarts ten opzichte van het wiel 1 verplaatst. Bij het immobilisatiesamenstel 2 volgens de onderhavige uitvinding zullen de wielblokken 3 als gevolg van de spankracht van elastische band 7 niet uit elkaar kunnen bewegen, waardoor er een speling tussen het loopvlak 10 en één van de wielblokken 3 zou kunnen ontstaan en het wiel 1 door het “nemen van een 25 aanloop” over één van beide wielblokken 3 kan rijden. Aldus is een zeer betrouwbare immobilisatie-inrichting vooreen voertuigwiel verschaft.

In het hier bovenstaande en in de tekeningen is slechts één uitvoeringsvorm van een immobilisatie-inrichting volgens de onderhavige uitvinding beschreven en getoond. Het moge echter duidelijk zijn dat de beschermingsomvang 30 van de onderhavige uitvinding niet wordt beperkt door de beschrijving of de figuren, maar wordt bepaald door de hiernavolgende conclusies. Voor een vakman zijn vele voor de hand liggende, maar binnen de beschermingsomvang van de onderhavige uitvinding gelegen, varianten denkbaar. Zo kan de elastische band vervangen worden door een spanband die door middel van bijvoorbeeld een ratel kan worden 7 gespannen en worden vergrendeld. Voor het verwijderen van het immobilisatie-samenstel zal dan eerst de spanning van de spanband moeten worden opgeheven alvorens het immobilisatiesamenstel van het wiel kan worden verwijderd. Met de ratel kan de spanband als het ware traploos strakker worden gespannen om het 5 wiel. De armen kunnen in plaats van aluminium zijn vervaardigd van roestvrijstaal of van kunststof. Ook kunnen wielblokken worden toegepast die, bijvoorbeeld in vorm, afwijken van in dit document is getoond en beschreven wielblokken. Ook de werkwijze kan zodanig worden aangepast dat het spanorgaan, in dit geval de elastische band, bij het aanbrengen van het immobilisatiesamenstel contact maakt 10 met het loopvlak van het wiel. Het aanbrengen zal lastiger gaan, maar de band zal het immobilisatie-effect van het immobilisatiesamenstel op het wiel versterken.

033702

Claims (10)

1. Immobilisatie-inrichting voor een wiel van een voertuig, omvattende twee wielblokken voor het ter voorkoming van het wegrollen van een wiel voor 5 respectievelijk achter het wiel positioneren van een wielblok, twee ten opzichte van elkaar om een scharnierpunt scharnierbare armen als verbindingsmiddelen waarmee de wielblokken althans ten minste bij toepassing van de immobilisatie-inrichting onderling zijn verbonden en spanmiddelen die zijn ingericht voor het tegen het wiel spannen van de wielblokken, met het kenmerk, dat de armen ieder aan één 10 kant van het scharnierpunt zijn verbonden met een wielblok en aan de andere kant van het scharnierpunt zijn verbonden met een spanmiddel.

2. Immobilisatie-inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de spanmiddelen zijn ingericht voor het kunnen instellen van de spankracht waarmee de wielblokken tegen het wiel worden gespannen.

3. Immobilisatie-inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de spanmiddelen zijn ingericht voor het traploos kunnen instellen van de spankracht waarmee de wielblokken tegen het wiel worden gespannen.

4. Immobilisatie-inrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de spanmiddelen geschikt zijn voor het kunnen opheffen van de spankracht 20 wanneer de wielblokken voor respectievelijk achter het wiel zijn gepositioneerd.

5. Immobilisatie-inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de armen zijn vervaardigd van kunststof of metaal.

6. Immobilisatie-inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de spanmiddelen een in de lengterichting in 25 hoofdzaak stijf spanorgaan en vergrendelmiddelen voor het in een gespannen toestand kunnen vergrendelen van het spanorgaan omvatten.

7. Immobilisatie-inrichting volgens één of meer van de conclusies 1 tot en met 5, met het kenmerk, dat de spanmiddelen een elastisch spanorgaan omvatten.

8. Immobilisatie-inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de wielblokken losneembaar met de verbindingsmiddelen zijn verbonden.

9. Immobilisatie-inrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de spanmiddelen losneembaar met de 1033702 verbindingsmiddelen zijn verbonden.

10. Werkwijze voor het immobiliseren van een wiel van een voertuig, omvattende de stap van het ter voorkoming van het wegrollen van het wiel voor respectievelijk achter het wiel plaatsen van twee onderling verbonden wielblokken, 5 met het kenmerk, dat de wielblokken door middel van spanmiddelen tegen het wiel worden gespannen. 10 1033702