NL9301688A - Looftrekker. - Google Patents

Description

Looftrekker.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een inrichting voor het lostrekken van het loof van daarbij in de grond verblijvende knollen, in het bijzonder het loof van aardappelen. Echter beperkt de uitvinding zich niet strikt tot het bovenbedoelde toepassingsgebied van het lostrekken van loof van daarbij in de grond verblijvende knolvruchten, maar is eerder van toepassing voor het uit de grond trekken van allerlei soorten gewassen, welke met wortels in de grond zijn verankerd.

Bekend is uit de Nederlandse terinzagelegging 7508386 een looftrekker omvattende twee, in een horizontaal vlak eindeloze banden, waarvan de naar elkaar gekeerde werkzame parten een kneep bepalen voor het daartussen klemmen van in hoofdzaak verticaal opstaand loof. Door die parten zodanig aan te drijven dat zij met een grotere -snelheid achterwaarts bewegen dan dat de looftrekker in zijn geheel voorwaarts beweegt oefenen die parten een in hoofdzaak horizontaal achterwaarts gerichte trekkracht uit op het loof, welke ten gevolge van de verplaatsing van die parten ten opzichte van het aanvankelijke stilstaande loof voortdurend gelijkmatig toeneemt totdat de breukbelasting van het loof is bereikt en dit zal loskomen van de grond. Gebleken is dat aan het gebruik van de bekende looftrekker nadelen kleven.

Enerzijds bestaat het gevaar, dat tijdens het lostrekken van het loof eveneens knolvruchten uit de grond worden getrokken, welke vervolgens voor de oogst verloren gaan. Anderzijds wordt niet al het loof betrouwbaar verwij derd.

De uitvinding beoogt, een verbeterde werkwijze en inrichting te verschaffen voor het lostrekken van loof, waarbij de knolvruchten betrouwbaar in de grond achterblijven en het achterblijven van loof aan de knolvruchten betrouwbaar wordt vermeden of verminderd.

Hiertoe wordt volgens de onderhavige uitvinding voorgesteld, een wisselende trekbelasting uit te oefenen op het loof. De uit de bovenbedoelde Nederlandse terinzagelegging bekende looftrekker is op voordelige wijze aan te passen voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding. Daartoe worden de trekelementen bijvoorbeeld bevestigd in een subframe, dat ten opzichte van het landbouwvoertuig als geheel heen- en weerbeweegbaar is.

Gebleken is dat het grootste effect met de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding wordt verkregen, wanneer een in hoofdzaak horizontaal gerichte, of een tot maximaal 45° ten opzichte van de horizontaal gerichte wisselende trekkracht op het loof wordt uitgeoefend.

Gebleken is, dat het effect van het wisselend belasten het gunstigst is, wanneer per belastingcyclus het verschil tussen de maximum en minimum belasting ten minste 10# van de gemiddelde belasting bedraagt. Bijzonder voordelig is het effect, wanneer die maat is gelegen in het gebied van meer dan 15#, bij voorkeur meer dan 20#.

In het hiernavolgende wordt de uitvinding nader toegelicht aan de hand van een niet beperkend uitvoeringsvoorbeeld onder verwijzing naar de tekeningen. Hierbij toont: fig. 1 schematisch in bovenaanzicht een lostrek elementenpaar met leirollen, in de stand zoals zij die innemen binnen een hier verder niet weergegeven frame van een landbouwvoertuig; en fig. 2 een zijaanzicht van fig. 1, ΐΛ combinatie met een gewas; fig. 3 een diagram van het belas tingverloop volgens de onderhavige uitvinding en volgens de stand van de techniek, werkzaam op het loof.

Het in de bijgevoegde figuren schematisch weergegeven lostrekelementenpaar kan bijvoorbeeld zijn geïntegreerd in een frame zoals meer in detail getoond en beschreven in de Nederlandse terinzagelegging 7508386. In dat verband wordt uitdrukkelijk naar die Nederlandse terinzagelegging verwezen. Hier is voor de overzichtelijkheid, het frame van het landbouwvoertuig weggelaten. Weergegeven is een lostrekelementenpaar 1, welke bestaat uit twee eindeloze banden 6, welke zijn geleid rond omloopschijven 5· 7· Deze omloopschijven 5» 7 kunnen zijn gestoken op verticale assen, (niet weergegeven) voor bevestiging in een frame (niet weergegeven). Bijvoorbeeld kan de omloopschijf 7 zijn aangedreven, en is de omloopschijf 5 stationair. De eindeloze banden 6 bepalen met de naar elkaar gerichte parten 8 een kneep, waartussen een begroeiing kan worden gevangen en waarop die parten 8 met wrijving werkzaam kunnen zijn. In het hier getoonde uitvoeringsvoorbeeld zijn die parten 8, welke de lostrekelementen vormen, gemeenschappelijk door leirollen 14 in een zigzagbaan getrokken, om ze steviger op elkaar te klemmen. Vanzelfsprekend kunnen de parten 8 ook in een gemeenschappelijke rechte baan zijn geleid, bijvoorbeeld tussen een groot aantal in langsrichting van de parten 8, op afstand van elkaar geplaatste leirollen 14, welke stellen vormen van een onmiddellijk tegenover elkaar geplaatste rollen welke een kneep bepalen waartussen door de parten 8 bewegen. Eventueel kunnen de leirollen 14 dwars op de langsrichting van de parten 8 veerkrachtig instelbaar zijn, voor automatische aanpassing aan dikker en dunner gewas dat tussen de parten 8 wordt door bewogen.

Zoals weergegeven in het zijaanzicht, volgens fig. 2, hellen de eindeloze banden 6 neerwaarts ten opzichte van de horizontaal, betrokken op de met pijl A aangeduide rijrichting. Voorts is onder elke eindeloze band 6 een plaatvormige slof 9 aangebracht zoals weergegeven, welke op de ondergrond kan steunen, gewoonlijk de bovenzijde van een grondrug 3* zoals bijvoorbeeld gebruikelijk bij de aardappelteelt.

In werking wordt het paar 1 met een hier niet verder weergegeven trekkervoertuig over het land voortbewogen in de richting van de pijl A, terwijl de eindeloze banden 6 in onderling tegengestelde richtingen worden aangedreven in de richting van pijlen B rond de omloopschijven 5 en 7· Daarbij wordt ervoor gezorgd, dat de voorwaartse snelheid van het paar in de richting van pijl A geringer is dan de absolute omloopsnelheid van de eindeloze banden 6, zodat een nettosnelheid van de parten 8 resulteert in de richting van pijl C, dus tegengesteld aan de richting van de pijl A. Dientengevolge wordt aan het gewas 10 in de richting van pijl C getrokken, en eveneens in de richting van pijl D (fig. 2) ten gevolge van de hellingsstand van de eindeloze banden 6 ten opzichte van de horizontaal. De resultante van de krachtvectoren C en D maakt een hoek van ongeveer 20° met de horizontaal.

Bovendien wordt volgens de uitvinding op de beweging van de eindeloze banden 6 een translerende heen- en weergaande beweging volgens de pijl E evenwijdig aan de voortbewegingsrichting volgens de pijl A gesuperponeerd. Afhankelijk van de mate en slag van die heen- en weergaande beweging E, zal in meer of mindere mate een trekkracht worden uitgeoefend op het gewas dat is ingeklemd tussen de parten 8.

Fig. 3 toont een voorbeeld van het spanningsverloop in het tussen de parten 8 geklemde gewas enerzijds bij werking van de machine zoals beschreven en getoond in de Nederlandse terinzagelegging 75808386 (stippellijn), en bij werking overeenkomstig de onderhavige uitvinding. Duidelijk is dat door de werking van de bekende looftrekker de belasting op het tussen de parten 8 geklemde loof gelijkmatig toeneemt bij in toenemende mate langs dat loof bewegende parten 8, totdat de belasting is bereikt waarbij het loof bezwijkt en uit de grond wordt getrokken.

Wanneer overeenkomstig de onderhavige uitvinding op de voortdurende achterwaartse beweging van de parten 8 tegengesteld aan de rijrichting A een heen- en weergaande beweging wordt gesuperponeerd, zal de belasting op het loof een golfbeweging vertonen, met de toppen bijvoorbeeld gelegen boven en de dalen bijvoorbeeld gelegen onder de gestippeld weergegeven belastinglijn zoals gemeten bij werking van de bekende looftrekker. Bezwijken van het loof zal vanzelfsprekend plaatsvinden nabij een belastingpiek waarbij tevens is gebleken dat die belasting (F2) geringer is dan wanneer de gesuperponeerde heen- en weergaande beweging achterwege wordt gelaten (Fl). Door de in vergelijking met de stand van de techniek lagere uittrekkracht kan op hoger niveau op het loof worden aangegrepen. Dientengevolge behoeven de trekelementen niet vlakbij of zelfs in de grond stekend (zoals mogelijk is bij teeltruggen) te werken, zoals het geval is volgens de stand van de techniek. Vanzelfsprekend kan bij extreme heen- en weergaande beweging van de parten 8 de belasting op het loof telkens tot nul dalen, om weer te stijgen tot een telkens hoger niveau. Naast bevestiging van de omloopschijven 5, 7 in een heen- en weer beweegbaar subframe (niet weergegeven) binnen de looftrekker, is bijvoorbeeld te kiezen voor een afwisselend versneld en vertraagd aandrijven van de omloopschijf 5» om zodoende de banden 6 met een wisselende omloopsnelheid aan te drijven, ter realisatie van het met de uitvinding beoogde effect.

Vanzelfsprekend is de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding ook uit te voeren met ander apparatuur. Bijvoorbeeld is daartoe de op zich bekende Oldenhuis en Structural looftrekkers geschikt te maken, welke gebruik maken van twee tegen elkaar steunende omwentelingslichamen, welke elk tegengesteld aan de ander roteert rond centrale in bewegingsrichting van de looftrekker gerichte rotatieassen. Door bijvoorbeeld op de rotatiebeweging een afwisselende rotatieversnelling respectievelijk -vertraging te superponeren, of door de omwentelingslichamen evenwijdig aan de rotatieassen daarvan heen- en weer te bewegen, is hetzelfde effect van een wisselende trekkracht op het loof te realiseren. Ook kunnen de trekbanden zijn vervangen door hoofdzakelijk in het horizontale vlak tegen elkaar in roterende, en tegen elkaar steunende rubberbanden oid.. Ook grijperlichamen zijn te gebruiken.

Van belang is, dat op het loof een wisselende trekbelasting aangrijpt, om bijvoorbeeld het loof doelmatig te scheiden van de daarmee verbonden, ondergronds gelegen gewassen, zoals knollen, waarbij bij voorkeur die wisselende belasting een gestaag toenemende piekbelasting vertoond.

Claims (7)

1. Werkwijze voor het lostrekken van het loof van daarbij in de grond verblijvende vruchten, in het bijzonder het loof van aardappelen, waarbij op het loof een trekbelasting wordt uitgeoefend, met het kenmerk, dat een trekbelasting van een wisselende grootte wordt uitgeoefend.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij tijdens het lostrekken een zodanige wisselende belasting daarop wordt uitgeoefend, dat de maximale trekbelasting van elke volgende belastingwisseling op een hoger niveau is gelegen dan de voorgaande.

3. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij een in hoofdzaak horizontaal gerichte trekbelasting op het loof wordt uitgeoefend.

4. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies 1 of 2, waarbij een in hoofdzaak verticaal gerichte belasting op het loof wordt uitgeoefend.

5. Werkwijze volgens conclusie 3 en 4, waarbij op het loof een . combinatie van een in hoofdzaak verticale en een in hoofdzaak horizontale trekbelasting wordt uitgeoefend.

6. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij per belastingwisseling het verschil tussen de minimale en de maximale belasting ten minste 10# van de gemiddelde belasting bedraagt.

7· Inrichting voor het lostrekken van het loof van daarbij in de grond verblijvende knolvruchten, in het bijzonder het loof van pootaardappelen, welke inrichting is uitgevoerd om door een rijgestel in een voortbewegingsinrichting te worden voortbewogen en voorzien is van twee lostrekelementen welke ter weerszijden van het loof zijn te brengen en het loof tussen zich inklemmen, waarbij die lostrekelementen gezamenlijk in de richting tegengesteld aan de voortbewegingsrichting van het rijgstel beweegbaar zijn, gekenmerkt doordat deze lostrekelementen (6) zijn opgenomen in een subframe dat evenwijdig aan de voortbewegingsrichting heen- en weerbeweegbaar is bevestigd in het rijgestel, en is verbonden met een in heen- en weergaande beweging aandrijvende aandrijfbron voor het uitvoeren van de heen- en weergaande beweging van dat subframe.