NL9300885A - Werkwijze voor het egaliseren van een grondoppervlak en koppelstuk voor het koppelen van een egaliseerorgaan aan een voertuig. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Werkwijze voor het egaliseren van een grondoppervlak en koppelstuk voor het koppelen van een egaliseerorgaan aan een voertuig.

De uitvoering heeft betrekking op een werkwijze voor het egaliseren van een grondoppervlak met behulp van een egaliseerorgaan, dat is gekoppeld aan een met tenminste een verstelorgaan in hoogterichting verplaatsbare draagarm van een het egaliseerorgaan tijdens bedrijf verplaatsend voertuig, waarbij verstelmiddelen zijn aangebracht voor het ten opzichte van de draagarm instellen van het egaliseerorgaan om een zich tenminste nagenoeg horizontaal uitstrekkende zwenkas, welke verstelmiddelen worden aangestuurd met behulp van op het egaliseerorgaan aangebrachte sensors, die een signaal kunnen ontvangen vanaf een vast ten opzichte van het te egaliseren grondoppervlak opgestelde laser!ichtbron.

Voor het egaliseren van grondoppervlakken zoals bijvoorbeeld bouwterreinen, parkeerterreinen en dergelijke wordt in het algemeen een egaliseerorgaan in de vorm van een zogenaamd egaliseerblad of dergelijke met behulp van een voertuig in de vorm van een motor!aadschop of dergelijke over de grond verplaatst om het grondoppervlak zo gelijkmatig mogelijk op een zelfde hoogteligging vlak te maken. Daarbij wordt voor het handhaven van de juiste hoogteligging van het egaliseerorgaan, in het bijzonder de onderrand van het egaliseerorgaan, het egaliseerorgaan met behulp van de door de sensors opgewekte signalen via de verstelmiddelen ten opzichte van de het egaliseerorgaan dragende draagarm van het voertuig versteld. Bij oneffen terrein kan in het bijzonder de instelling in hoogterichting ten opzichte van de draagarm hierbij niet toereikend zijn.

Volgens de uitvinding worden nu met behulp van een nabij het midden van het egaliseerorgaan opgestelde, met het egaliseerorgaan verbonden en met de laser!ichtbron samenwerkende sensor signalen opgewekt voor het in werking stellen van het (de) verstelorgaan(en) voor het in hoogterichting verplaatsen van de het egaliseerorgaan ondersteunende armen van het voertuig.

Door toepassing van deze werkwijze kan gebruik worden gemaakt van de reeds op het voertuig aanwezige middelen voor het in hoogterichting verstellen van de draagarm om tijdens bedrijf het egaliseerorgaan op de gewenste hoogte te houden.

Een verder aspect van de uitvinding heeft betrekking op een koppelstuk voor het koppelen van een egaliseerorgaan aan een met tenminste een verstelorgaan in hoogterichting verplaatsbare draagarm van een het egaliseerorgaan tijdens bedrijf verplaatsend voertuig, voorzien van eerste aansluitorganen voor verbinding van het koppelstuk aan de draagarm en van tweede aansluitorganen voor verbinding van het koppelstuk aan het egaliseerorgaan.

Met de uitvinding wordt beoogd een een eenvoudige en beknopte opbouw bezittend koppelstuk van bovengenoemde soort te verkrijgen.

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt, doordat de eerste aansluitorganen zijn bevestigd aan een gestel deel, dat met behulp van een in hoofdzaak verticaal staande as is verbonden met een tweede gesteldeel en tussen beide gesteldelen aan weerszijden van de in hoofdzaak verticaal staande as verstelcilinders zijn aangebracht voor verzwenken van het tweede gesteldeel ten opzichte van het eerste gesteldeel, terwijl aan tweede gesteldeel met behulp van een een horizontale draaiingsas bepalende draai krans een derde gesteldeel is gekoppeld, dat de tweede aansluitorganen draagt en dat met behulp van aan weerszijden van de draaikrans opgestelde verstelcilinders om de draaikrans ten opzichte van het tweede gesteldeel verdraaibaar is.

Door toepassing van de constructie volgens de uitvinding kan op doelmatige wijze een egaliseerorgaan worden verbonden met het het egaliseerorgaan tijdens bedrijf verplaatsend voertuig, waarbij met behulp van de verstelcilinders het egaliseerorgaan tijdens bedrijf steeds snel in de gewenste stand ten opzichte van het voertuig kan worden ingesteld.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een in bijgaande figuren schematisch weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van de constructie volgens de uitvinding.

Fig. 1 toont schematisch een zijaanzicht op een voertuig in de vorm van een motorlaadschop met een daaraan gekoppeld egaliseerblad.

Fig. 2 toont schematisch een bovenaanzicht op Fig. 1.

Fig. 3 toont een zijaanzicht op een koppelstuk voor het aankoppelen van een egaliseerorgaan aan een voertuig.

Fig. 4 toont een bovenaanzicht op Fig. 3, met enige onderdelen in een ten opzichte van de in Fig. 3 weergegeven stand verdraaide stand.

Fig. 5 toont een aanzicht op Fig. 3, gezien volgens pijl V

in Fig. 3.

Fig. 6 toont schematisch de opstelling van een bron van laserlicht en een sensor.

Fig. 7 toont schematisch een bovenaanzicht op de sensor.

Fig. 8 toont op vergrote schaal een deel van de sensor.

Fig. 9 toont een deel van de uitrusting voor het verwerken van met behulp van de sensors ontvangen signalen.

Fig. 1 toont schematisch een voertuig 1» dat bijvoorbeeld kan worden gevormd door een zogenaamde motorlaadschop of dergelijke. Het voertuig 1 is voorzien van een arm 2, die met behulp van niet nader weergegeven verstelmiddelen, zoals electrisch proportionele ventielen met hydraulisch werkende verstelcilinders ten opzichte van het gestel van het motorvoertuig 1 om een horizontale zwenkas omhoog en omlaag te zwenken is. Eventueel kan de uitvoering van het voertuig 1 ook nog zodanig zijn, dat de arm tevens om een verticaal staande zwenkas ten opzichte van het gestel verzwenkbaar is met behulp van verstelmiddelen.

Voor het egaliseren van terreinen kan aan het vrije uiteinde van de arm 2 een egaliseerorgaan 3 worden gekoppeld, dat bijvoorbeeld kan worden gevormd door een schraapblad. Tijdens het egaliseren wordt de onderrand van het schraapblad over de grond gesleept en wordt getracht op hieronder nog nader te beschrijven wijze de onderrand van het schraapblad op een bepaalde hoogte en horizontaal of onder een bepaalde hoek ten opzichte van de horizontaal te houden, ondanks de bewegingen, die het gestel van het voertuig zowel om zijn langsas als om een dwars op de langsas verlopende as uitvoert ten gevolge van oneffenheden in het terrein.

Het egaliseerorgaan 3 kan met de arm 2 worden gekoppeld met behulp van een nader in de Fig. 3-5 weergegeven koppelstuk 4. Dit koppelstuk 4 omvat een eerste gesteldeel 5, dat bestemd is om te worden bevestigd aan de arm 2 van het voertuig 1.

Dit gesteldeel heeft de vorm van een min of meer rechthoekig raam voorzien van haakvormige delen 6, steunplaten 7 en van gaten 8 voorziene oren 9. Deze haakvormige organen 6, steunplaten 7 en oren 9, die zijn voorzien van gaten 8 waardoor aankoppel pennen kunnen worden gestoken, vormen aansluitmiddelen met behulp waarvan het eerste gesteldeel 5 aan de arm 2 van het voertuig kan worden bevestigd. Afhankelijk van het type en/of fabrikaat van het voertuig 1 kunnen deze aansluitmiddelen verschillende vormen hebben.

Aan de van de aansluitmiddelen afgekeerde zijde van het raamvormige gesteldeel 5 zijn nabij de onderzijde en op enige afstand daarboven uitstekende oren 10 bevestigd, waarin een verticaal staande as 11 is gelegen. De as 11 strekt zich verder uit door oren 12, die zijn bevestigd aan een tweede gesteldeel 13, dat een horizontale draaiingsas 14 bepalende draaikrans 15 ondersteunt. Met behulp van deze draaikrans is een derde gesteldeel 16 met het tweede gesteldeel 13 gekoppeld, zodanig, dat het derde gesteldeel 16 ten opzichte van het tweede gesteldeel 13 om de draaiingsas 14 verdraaibaar is.

Het gesteldeel 16 omvat een plaatstuk 17 aan de uiteinden waarvan aansluitmiddelen 18 zijn aangebracht met behulp waarvan het koppelstuk aan het egaliseerorgaan kan worden aangekoppeld. De uitvoering van deze aansluitmiddelen zal daarbij aangepast zijn aan het type en fabrikaat van het egaliseerorgaan. Daar dergelijke aansluitmiddelen verder op zich bekend zijn zal hierop niet nader worden ingegaan, daar de aansluitmiddelen op zich niet wezenlijk zijn voor de uitvinding.

Verder is, zoals in het bijzonder uit Fig. 5 duidelijk zal zijn, het derde gesteldeel 16 nabij zijn zijkanten voorzien van uitstekende steunen 19. Met deze steunen 19 zijn met behulp van zich evenwijdig aan de draaiingsas 14 uitstrekkende scharnierpennen 20 de uiteinden gekoppeld van zuigerstangen 21 van versteldlinders 22, die met hun boveneinden met behulp van zich evenwijdig aan de pennen 20 uitstrekkende pennen 23 zijn gekoppeld met een deel van het tweede gesteldeel 13 uitmakende steunbalk 24. Het zal duidelijk zijn, dat met behulp van deze verstel cilinders 22 het derde gesteldeel 16 ten opzichte van het tweede gesteldeel 13 om de horizontale draaiingsas 14 kan worden verzwenkt en in een gewenste stand kan worden ingesteld.

Met de steunblak 24 zijn verder met behulp van verticaal staande scharnierpennen 25 een tweetal aan weerszijden van de as 11 gelegen verstelcilinders 26 scharnierend gekoppeld.

De zuigerstangen 27 van deze verstelcilinders 26 zijn met behulp van zich evenwijdig aan de pennen 25 uitstrekkende pennen 28 scharnierend gekoppeld met de zijkanten van het raamvormige gesteldeel 5. Het zal duidelijk zijn, dat met behulp van deze verstelcilinders 26 de beide gesteldelen 5 en 13 ten opzichte van elkaar om de as 11 kunnen worden verzwenkt en in een gewenste stand ten opzichte van elkaar kunnen worden ingesteld.

Tijdens bedrijf zullen in het bijzonder de verstelmiddelen, waarmede de arm 2 in hoogterichting kan worden verzwenkt alsmede de door de verstelcilinders 22 gevormde verstelorganen, waarmee het egaliseer-orgaan 3 om de horizontale as 14 kan worden verzwenkt, worden aangestuurd om het egaliseerorgaan in de gewenste stand en op de gewenste hoogte te houden terwijl het egaliseerorgaan met het voertuig 1 over het te egaliseren oppervlak wordt verreden.

Voor het aansturen van deze verstelcilinders worden signalen opgewekt met behulp van op het egaliseerorgaan aangebrachte sensor.

Deze sensors 29 worden in het onderhavige geval, zoals meer in het bijzonder in Fig. 6 en 8 is weergegeven, ieder gevormd door een aantal boven elkaar geplaatste voor licht gevoelige fotocellen 30. Deze worden tijdens bedrijf aangestraald door een laserbron 31, die in een vaste stand ten opzichte van het te egaliseren oppervlak is opgesteld en bij gebruik continu roterend zich in horizontale richting uitstrekkende laserlicht uitzendt. Om daarbij ten alle tijde een goede ontvangst van de uitgezonden laserlichtbundel te waarborgen kunnen de sensors 29 een drietal onder een hoek van 120° ten opzichte van elkaar opgestelde rijen van boven elkaar gelegen fotocellen omvatten, zoals schematisch in Fig. 7 is weergegeven.

Zoals in het schema van Fig. 9 is weergegeven wordt een electrische' puls, die in de fotocel 30 wordt opgewekt, indien de fotocel door de laserlichtstraal wordt aangestraald, toegevoerd aan een versterker 32, met behulp waarvan het signaal van de fotocel zodanig wordt versterkt, dat dit signaal door een geheugencel 33 waar te nemen valt.

De geheugencellen 3 zijn aangesloten op een multiplexer 34, die op zijn beurt is aangesloten op een niet nader weergegeven microprocessor.

In het algemeen zal men nabij het midden van het egaliseerorgaan een sensor opstellen voor het bepalen van de hoogteligging van het egaliseerorgaan, terwijl nabij de beide uiteinden van het egaliseerorgaan sensors zullen worden opgesteld voor het controleren van de juiste stand van de onderrand van het egaliseerorgaan ten opzichte van de horizontaal.

Wanneer tijdens bedrijf een laserstraal langs een sensor 29 strijkt zal een aantal van de boven elkaar gelegen fotocellen 30 worden belicht, welke belichting in de desbetreffende geheugencellen 33 zal worden opgeslagen. De multiplexer 34 zal de geheugencellen aflezen, waarbij aan de microprocessor informatie kan worden toegevoerd omtrent de fotocellen welke belicht zijn. Aan de hand daarvan berekent de microprocessor de gemiddelde hoogteligging van de belichte cellen en vergelijkt deze met een ingegeven nominale hoogteligging, die ingesteld is in overeenstemming met de beoogde hoogteligging van het midden van het egaliseerorgaan resp. een uiteinde van het egaliseerorgaan. Bij een afwijking tussen de gewenste hoogteligging en de werkelijke hoogteligging nabij het midden van het egaliseerorgaan kunnen met behulp van de microprocessor middelen worden aangestuurd waarmede het (de) verstelorgaan(en) voor het in hoogterichting verplaatsen van de draagarm 2 in werking kan (kunnen) worden gesteld ter aanpassing van de hoogteligging van het egaliseerorgaan.

Indien met behulp van een aan een uiteinde van het egaliseerorgaan aangebrachte sensor een afwijking in hoogterichting wordt waargenomen kunnen met behulp van de microprocessor middelen worden aangestuurd met behulp waarvan de versteldlinder(s) 22 in werking kan (kunnen) worden gesteld voor het verzwenken van het egaliseerorgaan om de zwenkas 14 voor het naar de beoogde stand zwenken van het egaliseerorgaan.

Na het uitlezen van de geheugencellen worden met behulp van de microprocessor de geheugencellen leeggemaakt waarop de bovenbeschreven cyclus kan worden herhaald.

Een en ander kan in een zodanig korte tijd plaats vinden, dat het uitlezen en leegmaken van geheugencellen kan plaats vinden binnen een omwenteling van de roterende laserlichtbron, zodat tijdens bedrijf een optimale instelling van het egaliseerorgaan kan worden gehandhaafd.

Claims (10)

1. Werkwijze voor het egaliseren van een grondoppervlak met behulp van een egaliseerorgaan, dat is gekoppeld aan een met tenminste een verstelorgaan in hoogterichting verplaatsbare draagarm van een het egaliseerorgaan tijdens bedrijf verplaatsend voertuig, waarbij verstelmiddelen zijn aangebracht voor het ten opzichte van de draagarm instellen van het egaliseerorgaan om een zich tenminste nagenoeg horizontaal uitstrekkende zwenkas, welke verstelmiddelen worden aangestuurd met behulp van op het egaliseerorgaan aangebrachte sensors, die een signaal kunnen ontvangen vanaf een vast ten opzichte van het te egaliseren grondoppervlak opgestelde laserlichtbron, met het kenmerk, dat met behulp van een nabij het midden van het egaliseerorgaan opgestelde, met het egaliseerorgaan verbonden en met de laserlichtbron samenwerkende sensor signalen worden opgewekt, voor het in werking stellen van het (de) verstelorgaan(en) voor het in hoogterichting verplaatsen van de het egaliseerorgaan ondersteunende arm van het voertuig.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat nabij beide uiteinden van het egaliseerorgaan met de laserlichtbron samenwerkende sensors zijn aangebracht voor het opwekken van signalen voor het in werking stellen van de verstelmiddelen met behulp waarvan het egaliseerorgaan om de zich tenminste nagenoeg horizontaal uitstrekkende zwenkas verzwenkbaar is.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat gebruik wordt gemaakt van een door een aantal boven elkaar geplaatste fotocellen opgebouwde sensor, waarbij met behulp van een microprocessor aan de hand van de ligging van de door de laserlichtbron aangestraalde fotocellen'de werkelijke hoogte van de desbetreffende sensor en daarmede van een desbetreffend punt van het egaliseerorgaan wordt berekend en vergeleken met de gewenste ligging van dit punt en waarbij bij afwijkingen tussen de werkelijk en de gewenste ligging met behulp van een microprocessor het (de) verstelorgaan(en) en/of de verstelmiddelen worden aangestuurd voor het op de gewenste hoogte instellen van het desbetreffende deel van het egaliseerorgaan.

4. Koppelstuk voor het koppelen van een egaliseerorgaan aan een met tenminste een verstelorgaan in hoogterichting verplaatsbare draagarm van een het egaliseerorgaan tijdens bedrijf verplaatsend voertuig, voorzien van eerste aansluitorganen voor verbinding van het koppelstuk aan de draagarm en van tweede aansluitorganen voor verbinding van het koppelstuk aan het egaliseerorgaan, met het kenmerk, dat de eerste aansluitorganen zijn bevestigd aan een gesteldeel, dat met behulp van een in hoofdzaak verticaal staande as is verbonden met een tweede gesteldeel en tussen beide gesteldelen aan weerszijden van de verticaal staande as verstelcilinders zijn aangebracht voor verzwenking van het tweede gesteldeel ten opzichte van het eerste gesteldeel, terwijl aan het tweede gesteldeel met behulp van een een horizontale draaiingsas bepalende draai krans een derde gesteldeel is gekoppeld, dat de tweede aansluitorganen draagt en dat met behulp van aan weerszijden van de draaikrans opgestelde verstelcilinders om de draaiingsas ten opzichte van het tweede gesteldeel verdraaibaar is.

5. Koppelstuk volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de tussen het eerste en het tweede gesteldeel aangebrachte verstelcilinders boven de draaikrans en tussen de zijkanten van het eerste en tweede gesteldeel zijn aangebracht en met behulp van verticaal staande scharnierpennen met deze beide gesteldelen zijn gekoppeld.

6. Koppelstuk volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de beide verstelcilinders zijn gekoppeld met een boven de draaikrans opgestelde, deel van het tweede gesteldeel uitmakende gestelbalk.

7. Koppelstuk volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat met de uiteinden van de gestelbalk de boveneinden zijn gekoppeld van verstelcilinders, die met hun ondereinden zijn gekoppeld met aan weerszijden van de draaikrans gelegen delen van het derde gesteldeel.

8. Inrichting voor het egaliseren van een grondoppervlak met behulp van'een egaliseerorgaan, dat is gekoppeld aan een met tenminste een verstelorgaan in hoogterichting verplaatsbare draagarm van een het egaliseerorgaan tijdens bedrijf verplaatsend voertuig, waarbij verstelmiddelen zijn aangebracht voor het in hoogterichting instellen van het egaliseerorgaan en voor het ten opzichte van de draagarm instellen van het egaliseerorgaan om een zich tenminste nagenoeg horizontaal uitstrekkende zwenkas, welke verstelmiddelen worden aangestuurd met behulp van op het egaliseerorgaan aangebrachte sensors, die een signaal kunnen ontvangen vanaf een vast ten opzichte van het te egaliseren grondoppervlak opgestelde laserlichtbron, met het kenmerk, dat een sensor is voorzien van een aantal boven elkaar gelegen fotocellen, die via versterkers zijn aangesloten op een microprocessor met behulp waarvan aan de hand van de gemiddelde hoogteligging van de door de laserlichtbron aangestraalde fotocellen de hoogteligging van tenminste een deel van het egaliseerorgaan kan worden bepaald en kan worden vergeleken met een gewenste hoogteligging, waarbij bij eventuele afwijking tussen de vastgestelde hoogteligging en de gewenste hoogteligging met behulp van de microprocessor proportioneel aangedreven verstelmiddelen in werking kunnen worden gesteld voor het opheffen van een dergelijk verschil.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat een sensor een drietal een hoek van 120° met elkaar insluitende rijen van boven elkaar aangebrachte fotocellen omvat.

10. Inrichting volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat de fotocellen via versterkers zijn aangesloten op geheugencellen, die via een multiplexer zijn aangesloten op de microprocessor.