NL9300819A - Werkwijze en inrichting voor het laden en wegnemen van met een materiaalbaan bewikkelde rollen in een machine voor het verwerken van de materiaalbaan, in het bijzonder een drukpers. - Google Patents
Werkwijze en inrichting voor het laden en wegnemen van met een materiaalbaan bewikkelde rollen in een machine voor het verwerken van de materiaalbaan, in het bijzonder een drukpers. Download PDFInfo
- Publication number
- NL9300819A NL9300819A NL9300819A NL9300819A NL9300819A NL 9300819 A NL9300819 A NL 9300819A NL 9300819 A NL9300819 A NL 9300819A NL 9300819 A NL9300819 A NL 9300819A NL 9300819 A NL9300819 A NL 9300819A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- roller
- loading
- trolley
- trough
- empty
- Prior art date
Links
Classifications
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B65—CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
- B65H—HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
- B65H19/00—Changing the web roll
- B65H19/10—Changing the web roll in unwinding mechanisms or in connection with unwinding operations
- B65H19/12—Lifting, transporting, or inserting the web roll; Removing empty core
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B65—CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
- B65H—HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
- B65H19/00—Changing the web roll
- B65H19/10—Changing the web roll in unwinding mechanisms or in connection with unwinding operations
- B65H19/12—Lifting, transporting, or inserting the web roll; Removing empty core
- B65H19/126—Lifting, transporting, or inserting the web roll; Removing empty core with both-ends supporting arrangements
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B65—CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
- B65H—HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
- B65H2301/00—Handling processes for sheets or webs
- B65H2301/40—Type of handling process
- B65H2301/41—Winding, unwinding
- B65H2301/417—Handling or changing web rolls
- B65H2301/4171—Handling web roll
- B65H2301/4173—Handling web roll by central portion, e.g. gripping central portion
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B65—CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
- B65H—HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
- B65H2301/00—Handling processes for sheets or webs
- B65H2301/40—Type of handling process
- B65H2301/41—Winding, unwinding
- B65H2301/417—Handling or changing web rolls
- B65H2301/4171—Handling web roll
- B65H2301/4173—Handling web roll by central portion, e.g. gripping central portion
- B65H2301/41732—Handling web roll by central portion, e.g. gripping central portion by crane
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B65—CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
- B65H—HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
- B65H2301/00—Handling processes for sheets or webs
- B65H2301/40—Type of handling process
- B65H2301/41—Winding, unwinding
- B65H2301/417—Handling or changing web rolls
- B65H2301/418—Changing web roll
- B65H2301/4185—Core or mandrel discharge or removal, also organisation of core removal
- B65H2301/41858—Core or mandrel discharge or removal, also organisation of core removal by collecting cores in container
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B65—CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
- B65H—HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
- B65H2301/00—Handling processes for sheets or webs
- B65H2301/40—Type of handling process
- B65H2301/41—Winding, unwinding
- B65H2301/417—Handling or changing web rolls
- B65H2301/418—Changing web roll
- B65H2301/4185—Core or mandrel discharge or removal, also organisation of core removal
- B65H2301/4186—Core or mandrel discharge or removal, also organisation of core removal by lifting or lowering device, e.g. crane
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B65—CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
- B65H—HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
- B65H2405/00—Parts for holding the handled material
- B65H2405/40—Holders, supports for rolls
- B65H2405/42—Supports for rolls fully removable from the handling machine
- B65H2405/422—Trolley, cart, i.e. support movable on floor
- B65H2405/4221—Trolley, cart, i.e. support movable on floor for both full and empty (or partial) roll
Landscapes
- Replacement Of Web Rolls (AREA)
Description
Werkwijze en inrichting voor het laden en wegnemen van met een materiaalbaan bewikkelde rollen in een machine voor het verwerken van de materiaalbaan, in het bijzonder een drukpers.
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een inrichting voor het laden en wegnemen van met een materiaalbaan bewikkelde rollen in een een rollendrager vertonende machine voor het verwerken van de materiaalbaan, in het bijzonder een drukpers.
De uitvinding wordt in het volgende beschreven aan de hand van een drukpers in combinatie met papierrollen. De rollen worden ook als wikkels of wikkelrollen aangeduid. Dergelijke rollen kunnen een papierbaan van een bepaalde lengte opnemen. De begrenzingen worden hier gevormd door een maximale diameter en door een maximaal gewicht. Op grond van steeds sneller werkende drukpersen, die beslist snelheden van honderden tot ongeveer duizend meter per minuut kunnen bereiken, ontstaat de noodzaak het verwisselen van een rol met steeds kortere tussenpozen te moeten laten plaatsvinden. Terwijl het laden van de drukpers met nieuwe papierrollen tegenwoordig in de meeste gevallen reeds automatisch plaatsvindt, wordt het verwijderen van de lege papierrollen, d.w.z. de papierrollen, die geheel of tot op een rest na zijn af gewikkeld, dikwijls nog met de hand uitgevoerd. Hierbij worden de lege papierrollen met de hand uit de rollendrager verwijderd en bijvoorbeeld verzameld in een houder.
Aan de uitvinding ligt het probleem ten grondslag een werkwijze en een inrichting te verschaffen, waarmee de rollen zo snel mogelijk en in hoofdzaak automatisch in en uit de machine kunnen worden gebracht, waarbij de inrichting bij reeds bestaande machines moet kunnen worden toegevoegd.
Hiertoe vertoont de werkwijze de volgende stappen: Het toevoeren van een volle rol op een trogwagen in een in een uitgangsstand staande laadwagen, - Het rijden van de laadwagen in de rollendrager in een eerste stand,
Het verwijderen van een lege rol en het overbrengen van de lege rol naar de laadwagen, - Verrijden van de laadwagen in dezelfde richting in een tweede stand en het brengen van de volle rol in de rollendrager,
Het verrijden van de laadwagen in de uitgangsstand, waarin de laadwagen in hoofdzaak tegelijkertijd wordt geladen met de volle rol en de lege rol wordt verwijderd.
Met behulp van de nieuwe werkwijze kunnen de zeer korte cyclustijden worden verkregen. In de uitgangsstand kan de laadwagen gelijktijdig worden geladen en ontladen. Dit wordt bevorderd dpordat de volle rol en de lege rol op verschillende plaatsen zijn neergelegd. De beweging van de laadwagens naar binnen in de rollendrager en weer naar buiten wordt telkens volledig gebruikt, d.w.z. bij het naar binnen rijden neemt de laadwagen een volle rol mee naar binnen in de rollendrager en bij het naar buiten rijden neemt de rollendrager een lege rol mee naar buiten. Tussen het wegnemen van de lege rol en het beladen met een volle rol ligt weliswaar een klein tijdsverloop en ook de laadwagen moet tussen deze beide verrichtingen over een kleine afstand worden bewogen, doch het wegnemen en het laden kan plaatsvinden in dezelfde cyclustijd als het beladen en ontladen van de laadwagens. Ondanks de gebruikmaking van een gemeenschappelijke inrichting, namelijk van de laadwagen, zijn de stappen van het toevoeren van de rol aan de rollendrager en het afvoeren van de rol uit de machine in vergaande mate onafhankelijk van elkaar. De gemeenschappelijke toepassing van de laadwagen voor het toevoeren en afvoeren van de rollen in het bereik van de machine heeft echter het voordeel, dat de op deze plaats zonder meer slechts in beperkte mate ter beschikking staande ruimte goed wordt gebruikt. Ondanks dit dubbele gebruik van de laadwagen wordt echter voor het overige het toevoeren van nieuwe volle rollen niet gehinderd door het afvoeren van de lege rollen. De beweging van de laadwagen naar de rollendrager toe en weer terug is zonder meer nodig.
Met voordeel wordt de laadwagen voor het wegnemen van de lege rollen naar boven en naar beneden bewogen. Hierdoor wordt verhinderd, dat de lege rol, die in het bijzonder wanneer deze slechts gedeeltelijk is afgewikkeld, een aanzienlijk gewicht kan vertonen, over een grote afstand naar beneden valt en de laadwagen daardoor beschadigt.
Hierbij is van voordeel, dat de lege rol voor het naar beneden bewegen op de laadwagen wordt vastgeklemd. Krachten, die bij de beweging van de laadwagen ontstaan kunnen er dan niet toe leiden, dat de lege rol van de laadwagen afrolt.
Met voordeel wordt de lege rol voor het vrijgeven uit de rollendrager vastgeklemd op de laadwagen. Hierdoor wordt verhinderd, dat de rol bij het naar buiten trekken van de spillen van de rollendrager in axiale richting verschuift en aan één spil blijft hangen. De lege rol wordt op deze wijze op zeer betrouwbare wijze vrijgegeven.
Ook wordt er de voorkeur aan gegeven, dat tenminste een de lege rol opnemend deel van de laadwagen voor het opnemen van de lege rol in hoofdzaak gelijkmatig ten opzichte van het axiale midden van de lege rol wordt gericht. Deze handeling is in het bijzonder van voordeel, wanneer rollen van verschillende axiale lengte worden toegepast. De afleg-trog bevindt zich dan steeds onder het axiale midden, d.w.z. het zwaartepunt van de lege rol en is voor het overige in hoofdzaak gelijkmatig aan weerszijden van het zwaartepunt gelegen.
Bij voorkeur wordt de lege rol af gevoerd via een baan, die zich zonder kruisingen ten opzichte van de bewe-gingsbaan van de trogwagen uitstrekt. Door deze gedwongen geleiding wordt een grote beveiliging tegen storingen verkregen. Er kunnen geen botsingen ontstaan, ook wanneer het verloop van de bewegingen van de trogwagen en van de lege rol niet nauwkeurig op elkaar 2ijn afgestemd.
Hiertoe verdient het de voorkeur dat de lege rol eerst naar boven wordt bewogen en dan in een boven een ruimte waarin de trogwagen beweegt, gelegen ruimte wordt bewogen tot in de uitlaatstand. De beweging van de trogwagen en van de lege rol vinden daardoor praktisch plaats in twee vlakken, zodat hier geen storingen kunnen optreden.
De inrichting volgens de uitvinding is uitgerust met een laadwagen, die een neerlegtrog en een opneemplaats voor een trogwagen vertoont en die kan worden bewogen tussen een eerste stand, waarin een lege rol kan worden overgebracht van de rollendrager op de laadwagen, een tweede stand, waarin een volle rol van de laadwagen kan worden overge-bracht op de rollendrager en een uitgangsstand, waarin de ene volle rol op de laadwagen wordt gebracht en een lege rol van de laadwagen kan worden verwijderd, en welke inrichting verder is uitgerust met een grijpinrichting, die op een van te voren bepaalde hoogte geplaatste geleidebaan uit een ontlaadstand in een grijpstand boven de neerzettrog van de in de uitgangsstand staande laadwagen kan worden verreden en van daar naar beneden kan worden bewogen tot op een laadwagen en weer naar boven kan worden bewogen, om een in de neerzettrog liggende lege rol t grijpen.
De inrichting vertoont dus in principe drie gescheiden transportinrichtingen, namelijk in de eerste plaats de laadwagen voor het aanvoeren van verse rollen uit een laad-stand naar de laadwagen, in de tweede plaats de grijpinrichting voor het afvoeren van lege rollen van de laadwagen en in de derde plaats de laadwagen zelf. Deze heeft tot taak ook de lege rollen weer uit het bereik van de rollendrager af te voeren. In de uit de eerste en tweede stand samengestelde laadstand, die feitelijk twee verschillende plaatsen van de laadwagen omvat, wordt niet alleen een volle rol door de op de laadwagen aanwezige trogwagen in de rollendrager gebracht, maar wordt ook een lege rol uit de rollendrager verwijderd. Doordat de grijpinrichting is aangebracht op een bewegingsbaan, wordt deze gedwongen geleid. De bewegingsbaan is op een zodanige hoogte aangebracht, dat een beweging van de trogwagen en van de laadwagen ook met een daarop geladen rol niet wordt gehinderd. Een dergelijke baan met grijpin-richting kan ook in bestaande drukkerijen gemakkelijk worden toegevoegd. Deze kan bijvoorbeeld worden opgehangen aan het plafond van het bedrijfsgebouw. De tijdsverlopen, die noodzakelijk zijn voor het verwisselen van een rol, kunnen kort worden gehouden, daar in hoofdzaak tegelijk met het aanvoeren van een nieuwe resp. volle rol, de oude resp. lege rol kan worden verwijderd.
De trogwagen wordt bij voorkeur gereden langs rails, die in de uitgangsstand in het verlengde liggen van de laadwagen. In de uitgangsstand kan dus de trogwagen over rails tot op de laadwagen rijden, waardoor een zeer eenvoudige besturing van de beweging van de trogwagen mogelijk is.
Met voordeel ligt de opneemplaats voor de trogwagen dichter bij het nabij de uitgangsstand gelegen eind van de bewegingsbaan van de laadwagen dan de neerlegtrog. Hierdoor kan betrekkelijk probleemloos bij de beweging van de laadwagen in de ene richting zowel een lege rol uit de rollendra-ger worden weggenomen als een volle rol in de rollendrager worden gebracht. Daar de lege rol kleiner is dan de volle rol en de laadwagen bij transport van de lege rol uit de rollendrager naar beneden is gezakt, kan de lege rol onder de volle rol doorduiken, zonder dat botsingen ontstaan.
Ook is het van voordeel, dat de trogwagen dwars op de bewegingsrichting van de laadwagen daarover kan worden gereden. Eventueel kan de trogwagen vanaf beide zijden op de laadwagen worden gereden, zodat een trogwagen met een volle rol reeds in een gereedheidsstand kan klaarstaan, terwijl de lege trogwagen vanaf de laadwagen naar beneden wordt bewogen. Daardoor zijn de bewegingen van de trogwagen, de laadwagen en de grijpinrichting in verregaande mate ten opzichte van elkaar ontkoppeld.
Bij voorkeur vertoont de laadwagen een dwars op de axiale richting van de rollen beweegbare kleminrichting, die nabij de neerzettrog is gelegen. Met behulp van een dergelijke kleminrichting kan de uit de rollendrager te nemen rol met een kracht worden belast om deze vrij te maken van de rollendrager. Verder kan de kleminrichting de lege rol bij de beweging van de laadwagen vasthouden.
Met voordeel is de neerzettrog en eventueel de kleminrichting dwars op de bewegingsrichting van de laadwagen op de laadwagen verplaatsbaar. De plaats van de neerzettrog kan dan worden aangepast aan de axiale lengte van de lege rol, zodat de neerzettrog in hoofdzaak onder het axiale midden van de lege rol kan worden geplaatst.
Hiertoe is met voordeel een aandrijving voor de dwarsbeweging van de neerzettrog aangebracht, die kan worden bediend in afhankelijkheid van een wegmeet inrichting. De neerzettrog behoeft dus niet meer met de hand in de juiste stand te worden geschoven. Deze aktiviteit wordt door de aandrijving overgenomen. Daar een wegmeetinrichting aanwezig is, moet men de inrichting slechts op de een of andere wijze hetzij met de hand, hetzij automatisch meedelen hoelang de lege rol is. Hieruit volgt de gewenste stand van de neerzettrog in dwarsrichting. De wegmeetinrichting bepaalt de feitelijke stand. De aandrijving wordt bediend totdat deze beide standen met elkaar overeenkomen.
Met voordeel is de uitgangsstand onmiddellijk naast het bewegingsbereik van de rollendrager geplaatst. Het bewegingsbereik van de rollendrager, d.w.z. het bereik waarbinnen de rollen en andere beweegbare delen van de rollendrager bewegingen uitvoeren, wordt daardoor vrijgehouden van andere elementen om juist deze bewegingen niet te hinderen. Daar echter de uitgangsstand vlak naast het bewegingsbereik van de rollendrager is geplaatst, wordt de laadwagen slechts gedurende korte tijden benodigd voor het transport van de volle en lege rollen. Daar de laadwagen het knelpunt vormt bij het transport van de rollen in de machine en weer daaruit vormt, kunnen daardoor de cyclustijden kort worden gehouden.
Bij voorkeur vertoont de grijpinrichting een aan tenminste één kabel opgehangen grijper. Het begrip "kabel·' omvat alle mechanische elementen, die alleen trekkrachten kunnen opnemen, dus ook kettingen of dergelijke. Bij voor keur worden tenminste twee in axiale richting van de rollen op afstand van elkaar gelegen kabels toegepast. Hierdoor vermijdt men, dat de te verwijderen lege rollen kantelen.
Men hoeft er niet meer op te letten of de rollen nauwkeurig in het axiale zwaartepunt worden vastgegrepen, wat in het bijzonder dan van voordeel is, wanneer rollen van verschillende lengte worden gebruikt.
Hierbij verdient het de voorkeur, dat de grijpin-richting een over de rijbaan verrijdbare wagen vertoont, waaraan de grijper tijdens het verplaatsen kan worden vastgezet. Men vermijdt hierdoor een zwaaiing van de grijper ten opzichte van de wagen, welke het zou bemoeilijken om de grijpinrichting op de juiste wijze boven de grijpplaats resp. de laadplaats te brengen. Het vastzetten kan bijvoorbeeld plaatsvinden via een aan de wagen bevestigde doorn, die de grijper in de bovenste stand opneemt of door een inklik- of kleminrichting.
Met voordeel vertoont de grijper twee ten opzichte van elkaar zwaaibare armen, op het eind waarvan telkens een naar binnen toe open prisma is aangebracht. Het prisma vormt dus een hoekvlak met een stompe hoek, waarbij de "kniklijn" van het prisma zich evenwijdig aan de as van de rollen uitstrekt en de benen in de richting van de vast te grijpen rol wijzen. Door het prisma is het mogelijk rollen van verschillende diameter vast te grijpen. Dit is enerzijds van voordeel wanneer rolkernen van verschillende dikte worden gebruikt anderzijds echter ook wanneer rollen verschillend ver worden afgewikkeld, dus resten achterblijven op de rolkernen, waardoor aanzienlijke schommelingen in de diameter van de restrollen ontstaan. Wanneer de armen naar elkaar toe bewegen, kunnen de restrollen resp. de hulzen op betrouwbare wijze worden vastgegrepen en dan van de laadwagen worden afgelicht.
In een voordelige uitvoeringsvorm zijn de armen met behulp van telkens een pneumatische motor verstelbaar tegen de kracht van veren in, waarbij een snelle ontluchtingsklep voor het ontluchten van de motor is aangebracht. De veren dienen voor het terugstellen van de armen in de ruststand.
De pneumatische motoren kunnen bijvoorbeeld door zuigerci-linderopstellingen, luchtveren of luchtbalgen zijn gevormd. Deze kunnen bewust onder druk worden gebracht om een fijngevoelig vastgrijpen van de rollen mogelijk te maken. De snelontluchtingsklep, die eventueel ook voor elke motor apart kan sijn aangebracht, maakt een snel ontluchten van de drukruimte van de motoren mogelijk, zodat de veren de armen zeer snel weer in de ruststand kunnen terugtrekken. Dit is in het bijzonder bij het afwerpen van de rollen in de uit-laadstand gewenst.
Met voordeel kunnen de pneumatische motoren telkens over een eventueel regelbare terugslagklep onder druk worden gebracht. De terugslagklep maakt enerzijds een film van de motoren met perslucht mogelijk, en waarborgt anderzijds echter het laten staan van de armen in de ingenomen stand, wanneer geen perslucht wordt toegevoerd tengevolge van een breuk in de leiding of een andere storing in de luchtvoorziening. Hierdoor wordt vermeden, dat een opgelichte rol bij een dergelijke storing naar beneden valt en eronder staande personen in gevaar brengt.
Bij voorkeur vertoont de grijper twee ten opzichte van elkaar verschoven liggende draaipunten van de armen, waarbij de draaipunten aan de ten opzichte van de einden van de armen tegengestelde zijde van het midden zijn aangebracht. De armen vormen dus in elkaar liggende hefbomen. Men bereikt hierdoor een betrekkelijk grote hefboomsarm voor de armen, zodat de door de motoren te leveren kracht in een aanvaardbare mate klein kan worden gehouden. Bovendien wordt de draaiingshoek van de armen kleiner en daardoor de kon-struktieve hoogte van de grijper klein gehouden.
Ook verdient de voorkeur dat bij elke arm tenminste twee aanslagen zijn aangebracht. De zwaaiende bewegingen van de armen zijn dan in beide richtingen begrensd.
Het prisma wordt bij voorkeur gevormd uit een elastisch vervormbaar materiaal, in het bijzonder een plaat. Hierdoor kan een nog betere aanpassing van het prisma aan verschillende diameters van de restrollen resp. de hulzen worden verkregen.
Ook verdient het de voorkeur dat het prisma kan zwaaien of kantelen om een as die evenwijdig is aan de langsas ervan, waarbij eventueel een terugstelveer en/of een bewegingsaanslag is aangebracht. Dit maakt een aanpassing mogelijk van de stand van de prisma's aan verschillende roldiameters.
In het bijzonder is het voordelig wanneer de prisma's bij een sluitbeweging van de armen onder de rol op de neerzettrog grijpen. In tegenstelling tot een zuivere klem-beweging, die de rol vasthoudt, krijgt men hier een ondersteunende beweging voor de rol, d.w.z. de rol wordt vanaf de onderzijde door een kracht belast. De prisma's en eventueel de armen waarborgen daarbij, dat de rol niet naar beneden kan rollen van het door de onderste deelvlakken van de prisma's gevormde steunvlak.
Bovendien is in een voordelige uitvoeringsvorm ervoor gezorgd, dat in het bereik van het onderste eind van de armen looprollen zijn aangebracht. Deze looprollen vergemakkelijken de beweging van de armen op de neerzettrog. Hierbij wordt een glijdende beweging van de punten van de armen vervangen door een afrollende beweging van de rollen op de neerzettrog.
Ook verdient het de voorkeur, dat een krachtmeetin-richting aanwezig is, die bij een verkleining van de spanning in de kabel een signaal geeft aan een regelinrichting, die daarop in de grijpstand de motoren met druk belast en in de ontlaadstand de snelontluchtklep opent. Hierdoor krijgt men een zeer eenvoudige bewegingsregeling. De grijper wordt naar beneden bewogen op de neerzettrog. Zodra de grijper op de neerzettrog rust, vermindert de spanning in de kabel. De motoren worden belast en bewegen de armen naar elkaar toe, zodat de rol wordt vastgegrepen. In de aflaadstand wordt de met een rol beladen grijper in een verzamelvat naar beneden bewogen. Zodra de grijper in het verzamelvat op de bodem of op reeds aanwezige rollen komt te liggen, verdwijnt de spanning in de kabel. De snelontluchtklep wordt bediend. De armen openen zich en de rol wordt neergelegd.
Q T Λ Λ o Λ Λ
De uitvinding wordt in het volgende aan de hand van een voorkeursuitvoeringsvoorbeeld in combinatie met de tekening beschreven. In de tekening toont:
Fig.l een schematisch aanzicht van een laad- en wegneeminrichting,
Fig.2 een zijaanzicht van een grijper,
Fig.3 een vooraanzicht van de grijper,
Fig.4 een schematische afbeelding van een schakeling, en
Fig.5 een bovenaanzicht van de inrichting.
Een slechts schematisch afgebeelde drukpers 1 vertoont een rollendrager 2, die in het afgebeelde uitvoe-ringsvoorbeeld plaats biedt aan twee rollen 3,4. De rollen 3,4 kunnen zoals met een cirkel 5 is aangeduid, van plaats verwisselen, zodat een volle rol 4 in plaats van de rol 3 kan worden gebracht, wanneer deze rol is afgewikkeld. De cirkel 5 bepaalt tevens het bewegingsbereik van de rollendrager 2. In dit bewegingsbereik moeten geen verdere elementen zijn aangebracht, om te vermijden, dat een storing van de beweging van de rollendrager 2 kan optreden.
Om een verse rol 6 op de plaats van de rol 4 in de rollendrager 2 te kunnen brengen, is een laadwagen 7 aanwezig, die horizontaal in de richting van de dubbele pijl 8 op een hefplatform 9 kan worden verreden. Met behulp van het hefplatform 9 kan de laadwagen 7 ook nog vertikaal, d.w.z. in de richting van de dubbele pijl 10 worden bewogen. De laadwagen 7 vertoont een opneemtrog 11 voor een trogwagen 54, waarop de verse rol 6 ligt. De trogwagen 54 kan worden verreden over rails 56, die in de uitgangsstand van de laadwagen 7 daarop aansluiten. Wanneer dus de laadwagen 7 in de uitgangsstand staat, kan de trogwagen van de rails 56 direkt op de laadwagen 7 worden geschoven.
Verder vertoont de laadwagen 7 een neerzettrog 12, waarin twee lege rollen resp. hulzen van verschillende diameter 13, 14 zijn afgebeeld. De beide rollen 13, 14 zijn alleen getekend om te verduidelijken dat, de lege rollen of hulzen een verschillende diameter kunnen hebben. Op de afgebeelde plaats kan in feite slechts één rol liggen. Dit is voor de verdere toelichting de rol 13. In de nabijheid van de neerzettrog 12 vertoont de laadwagen 7 een klemhaak 15. Deze klemhaak kan zwaaien om een as 16, die zich evenwijdig aan de as van de rollen 6,13 uitstrekt. De klemhaak 15 dient ervoor om lege rollen resp. hulzen of restrollen uit de stand van de rol 4 op de rollendrager 2 te verwijderen en in de neerlegtrog 12 te houden. De neerlegtrog kan dwars op de bewegingsrichting van de laadwagen 7 in de richting van de dubbele pijl 55 (fig.5) met behulp van een aandrijfinrichting 57 worden verreden. Een wegmeétinrichting 59 bepaalt de plaats van de neerzettrog 12 op de laadwagen 7 in dwarsrichting. De neerzettrog 12 kan daardoor steeds in hoofdzaak onder het axiale midden van de lege rol worden geplaatst.
Voor het verwijderen van een lege rol wordt de laadwagen 7 zo ver naar links in de richting van de dubbele pijl 8 verreden, dat de neerzettrog 12 zich bevindt onder de op de plaats van de rol 4 aanwezige lege rol. In deze eerste stand wordt de laadwagen 7 door het hefplateau naar boven bewogen, totdat de neerzettrog 12 stuit tegen de lege rol 13. De klemhaak 15 wordt bediend en houdt de rol 13 op de neerzettrog 12 vast. Nu worden de spillen van de rollendrager 2 uit de rol 13 axiaal naar buiten getrokken, waarbij de rol 13 wordt vastgehouden op de neerzettrog. De lege rol 13 ligt nu in de neerzettrog 12. Het hefplateau 9 wordt dan naar beneden bewogen, waarbij de klemhaak 15 de lege rol 13 vasthoudt. Vervolgens wordt de laadwagen 7 verder naar links gereden in een tweede stand, waarin de volle rol 6 in de plaats van de rol 4 in de rollendrager 2 kan worden opgenomen. De laadwagen 7 bevindt zich daarbij op een hoogte, waarbij de as van de volle rol 6 zich bevindt in het zelfde horizontale vlak als de as van de rol 4. Zodra de rol 6 in de rollendrager 2 is bevestigd, wordt de laadwagen 7 naar rechts verreden in de richting van de pijl 8 en wel zolang tot deze de afgebeelde uitgangsstand heeft bereikt. De uitgangsstand is een plaats onmiddellijk naast het bewe-gingsbereik van de rollendrager, d.w.z. de bewegingsbanen van de lege rol 13 in vertikale richting doorkruisen niet het bewegingsbereik 5.
De inrichting vertoont verder een bewegingsbaan 17, waarover een grijpinrichting 18 tussen een met getrokken lijnen afgebeelde aflaadstand 19 en een met stippellijnen aangegeven grijpstand 20 kan worden bewogen. De grijpstand 20 bevindt zich boven de neerzettrog 12, wanneer de laadwa-gen 7 in de uitgangsstand staat. De bewegingsbaan 17 kan, zoals is afgebeeld, zich volgens een rechte lijn uitstrekken. De baan kan echter ook meer of minder naar wens zijn gekromd. De baan behoeft ook niet zoals is afgebeeld, zich uit te strekken in het vlak van tekening, maar kan een willekeurige hoek ten opzichte van de bewegingsrichting van de laadwagen innemen, bijvoorbeeld een hoek van 90°. Van belang is alleen, dat de baan zich zo ver boven de bewegingsbaan van de laadwagen 7 bevindt, dat een beweging van de grijpinrichting 18 een beweging van een beladen laadwagen 7 niet hindert.
De grijpinrichting 18 vertoont een loopkat 21, waaraan een ketting 22 of een kabel is bevestigd. Aan het ondereind van de ketting 22 hangt een grijper 23, die aan de hand van de figuren 2 en 3 nader wordt beschreven.
Evenwijdig aan de afgebeelde ketting 22, d.w.z. loodrecht ten opzichte van het vlak van tekening verschoven, kan een andere ketting zijn aangebracht, zodat de grijper 23 in twee punten is opgehangen. Natuurlijk kunnen ook nog meer kettingen 22 zijn aangebracht.
De plaats van de grijper 23 kan met behulp van de ketting 22 daartoe door een niet nader afgebeelde ketting-drijfwerk worden bediend, in hoogte worden veranderd, d.w.s. de grijper kan uit de afgebeelde stand naar beneden worden bewogen.
Op de bewegingsbaan 17 zijn in de neerzetstand 19 en in de grijpstand 20 telkens een plaatsbepalende schakelaar 24, 25 aangebracht, met behulp waarvan kan worden vastgesteld of de loopkat 21 zich op de bijbehorende plaats bevindt .
De grijper 23 wordt aan de hand van de figuren 2 en 3 nader toegelicht. Aan de ketting 22 is via een koppelstuk 26 een gestel 27 bevestigd. Aan het gestel 27 zijn twee armen 28, 29 draaibaar in de draaipunten 30, 31 gelegerd. De beide draaipunten 30, 31 liggen ten opzichte van elkaar verschoven. Het draaipunt 30 van de linker arm 28 bevindt zich in de rechter helft van de grijper 23. Omgekeerd bevindt het draaipunt 31 van de rechter arm 29 zich in de linker helft. Tussen het gestel 27 en de arm 28 resp. 29 zijn pneumatische motoren 32, 33 aangebracht. De pneumatische motoren 32, 33 hebben de vorm van een zuiger-cilinder-eenheid. Zij kunnen echter ook zijn uitgevoerd als luchtveer of als balg. De motoren 32, 33 grijpen op afstand van de draaipunten 30, 31 aan op de armen 28, 29. Verder is tussen de armen 28, 29 en het gestel 27 telkens een veer 34, 35 aangebracht. De veren 34, 35 trekken de armen 28, 29 in de afgeheelde ruststand. Voor het begrenzen van de beweging van de armen 28, 29 zijn aanslagen 36-39 aangebracht.
Aan het ondereind van de armen 28, 29 zijn prisma's 40, 41 van plaatmateriaal aangebracht. De prisma's zijn naar binnen toe open en vormen dus een hoekvlak, waarvan de basislijn zich evenwijdig aan de as van de rollen uitstrekt en waarvan de benen zich in de richting van het midden van de grijper 23 uitstrekken. Het plaatmateriaal is elastisch vervormbaar. De prisma's 40, 41 zijn aan de armen 28, 29 zwaaibaar respektievelijk kantelbaar aangebracht, zodat de hoekstand van de beide benen van de prisma's 40, 41 ten opzichte van de armen 28, 29 kan worden gewijzigd. De prisma's zijn hiermee telkens belast door een veer 42, 43, zodat ze normaal in de afgebeelde stand blijven staan.
Aan het onderste eind van de airmen 28, 29 zijn rollen 44, 45 aangebracht. Verder is aan de buitenzijde van de prisma's 40, 41 een aanslag 46 aanwezig.
Aan elke zijde van de grijper 23 kunnen op axiale afstand een aantal armen 28 zijn aangebracht, die dan bijvoorbeeld door een wand van plaatmateriaal met elkaar zijn verbonden.
Fig. 4 laat schematisch de pneumatische en elektrische schakeling zien. De motoren 32, 33 zijn via geregelde terugslagkleppen 47, 48 verbonden met een drukbron 49, bijvoorbeeld een compressor. De terugslagkleppen 47, 48 maken mogelijk, wanneer ze op bevel van een regelinrichting 50 worden geopend, dat de motoren 32, 33 worden gevuld met perslucht. Zij verhinderen echter een laten ontwijken van de perslucht, wanneer in de persluchtvoorziening een storing zou optreden, bijvoorbeeld door een leidingbreuk. De regelinrichting 50 is verbonden met de beide plaatsbepalende schakelaars 24, 25. Verder is de regelinrichting verbonden met een spanningsmeter 51, die de in de ketting 22 werkende kracht bepaalt. Verder is een door de regelinrichting 50 bedienbare snelontluchtklep 52 aanwezig, met behulp waarvan de lucht uit de motoren 32, 33 kan worden afgelaten.
De inrichting werkt als volgt. De met een nieuwe rol 6 beladen trogwagen 54 wordt horizontaal in de richting van de dubbele pijl 58 (fig.5) over de rails 56 op de laadwagen 7 gereden. Deze wordt naar links in de richting van de dubbele pijl 8 (fig.l) op het hefplateau 9 verreden in de eerste stand. Het hefplateau 9 wordt vertikaal, d.w.z. in de richting van de dubbele pijl 10 naar boven bewogen, en wel zolang tot de lege rol 13 op de neerlegtrog 12 komt te liggen. De lege rol 13 wordt uit de rollendrager 2 verwijderd. Het hefplateau 9 wordt naar beneden bewogen totdat het midden van de nieuwe rol 6 ongeveer op de hoogte van het midden van de stand van de rol 4 in de rollendrager 2 ligt. Dan wordt de laadwagen 7 in de richting van de pijl 8 naar links in de tweede stand gereden. De rol 6 wordt op de plaats van de rol 4 in de rollendrager 2 bevestigd. De laadwagen 7 rijdt dan weer naar rechts in de afgeheelde stand, de uitgangsstand. Op de laadwagen 7 bevindt zich dan nog slechts de lege rol 13.
In de tussentijd is de grijpinrichting 18 uit de aflaadstand 19 gereden in de grijpstand 20. Met behulp van het kettingstelsel wordt de grijper 23 naar beneden bewogen totdat de armen 28, 29 in aanraking komen met de laadwagen 7, d.w.z. de neerzettrog 12. Op dit moment vermindert de spanning in de ketting 22, hetgeen door de spanningsmeter 51 wordt doorgegeven aan de regelinrichting 50. De regelinrich-ting 50 bedient nu de beide terugslagkleppen 47, 48, d.w.z. er wordt lucht uit de persluchtbron 49 toegevoerd aan de motoren 32, 33.
De armen 28, 29 zwaaien daardoor om de draaipunten 30, 31 naar binnen, waardoor de plaatvormige prisma's 40,41 komen aan te liggen tegen de rol 13 en onder deze rol grijpen. Hierbij bewegen de armen 28, 29 zich met behulp van de rollen 44, 45 over het oppervlak van de neerlegtrog 12. Na een bepaalde beweging bevinden de onderste benen van de prisma's 40, 41 zich zo ver onder de rol 13, dat deze voldoende aan de onderzijde wordt ondersteund. De bovenste benen van de prisma's 40,41 verhinderen een zijdelings wegrollen van de rol. De grijper 23 wordt nu met behulp van de ketting 22 naar boven bewogen, zodat de rol 13 naar boven wordt verplaatst. Tegelijkertijd kan met behulp van de trogwagen 54 een volle rol 6 worden getransporteerd op de laadwagen 7. De lege rol 13, 14 wordt nu tot aan de loopkat 21 naar boven bewogen en daar vastgezet, zodat de grijper 23 geen zwaaiende bewegingen aan de ketting meer kan uitvoeren. In deze stand is de grijper zo ver boven de bodem aangebracht, dat de rol 13 in geen geval meer kan botsen tegen de trogwagen 54 of de laadwagen 7, ook wanneer deze een nieuwe rol 6 dragen. De grijpinrichting 18 kan nu op de bewegings-baan 17 worden verreden naar de neerzetstand 19. Daar wordt de grijper 23 naar beneden bewogen in een afvalvat 53. Zodra de spanning in de ketting 22 vermindert, bedient de regelinrichting 50, die deze informatie van de spanningsmeter 51 krijgt, de snelontluchtklep 52, zodat de motoren 32, 33 zeer snel worden ontlucht. De armen 28,, 29 worden via de veren 34, 35 zeer snel naar buiten getrokken, waardoor de rol 13 wordt vrijgegeven.
Met behulp van de inrichting kan dus een grote besparing aan tijd worden verkregen door de volautomatische behandeling bij het laden en bij het wegnemen van de rest-roliën. Een volle rol kan worden getransporteerd op de laadwagen 7, terwijl een lege rol wordt verwijderd. Toch wordt de beweging van de rollendrager 2 niet gehinderd. De inrichting kan probleemloos ook in bestaande installaties worden toegepast. In principe is daarvoor slechts de installatie van een bewegingsbaan 17 met de grijpinrichting 18 nodig. Een laadwagen 7 en een trogwagen 54 zullen voor het laden toch al aanwezig zijn. Daar de grijper 23 na het neerleggen van een lege rol direkt weer in de in fig.l afgebeelde stand wordt terugbewogen, staat deze voor een nieuwe laad/wegneemverrichting direkt weer ter beschikking. Het afvoeren van een vol afvoervat 53 kan met grote tussenpozen plaatsvinden. Ook dit bespaart tijd en arbeid. Door de uitvoering van de grijper met de prisma's kan een betrekkelijk groot diameterbereik van de lege rollen worden bestreken. Dit kan zich bijvoorbeeld uitstrekken van ongeveer 10 cm tot ongeveer 25 cm.
Claims (27)
1. Werkwijze voor het laden en wegnemen van met een materiaalbaan bewikkelde rollen in een een rollendrager vertonende machine voor het verwerken van de materiaalbaan, in het bijzonder een drukpers, waarbij de volgende stappen plaatsvinden: - het toevoeren van een volle rol op een trogwagen aan een in de uitgangsstand staande laadwagen, het in een eerste stand in de rollendrager rijden van de laadwagen, het wegnemen van een lege rol en het overdragen van de lege rol aan de laadwagen, het verrijden van de laadwagen in dezelfde richting in een tweede stand en het in de rollendrager brengen van de volle rol, het verrijden van de laadwagen naar de uitgangs-stand, waarin de laadwagen in hoofdzaak tegelijkertijd wordt geladen met een volle rol en de lege rol wordt verwijderd.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de laadwagen voor het wegnemen van de lege rol naar boven en naar beneden wordt bewogen.
3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de lege rol voor het naar beneden bewegen op de laadwagen wordt vastgehaakt.
4. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de lege rol voor het vrijgeven uit de rollendrager op de laadwagen wordt vastgehaakt.
5. Werkwijze volgens een der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat tenminste een de lege rol opnemend deel van de laadwagen voor het opnemen van de lege rol in hoofdzaak gelijkmatig ten opzichte van het axiale midden van de lege rol wordt gericht.
6. Werkwijze volgens een der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de lege rol wordt afgevoerd langs een baan die zich kruisingsvrij ten opzichte van de bewegingsbaan van de trogwagen uitstrekt.
7. Werkwijze volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de lege rol eerst naar boven wordt bewogen en dan in een bovenruimte, waarin de trogwagen beweegt, gelegen ruimte wordt bewogen naar een aflaadstand.
8. Inrichting voor het laden en wegnemen van met een materiaalbaan bewikkelde rollen (3,4,13,14) bij een een rollendrager (2) vertonende machine voor het verwerken van de materiaalbaan, in het bijzonder een drukpers, met een laadwagen (7), die een neerlegtrog (12) en een trogwagen (54) kan opnemen en die kan worden verreden tussen een eerste stand, waarin een rol van de rollendrager (2) kan worden overgebracht op de laadwagen (7), een tweede stand, waarin een rol van de laadwagen (7) op de rollendrager (2) kan worden overgebracht, en een uitgangsstand, waarin een volle rol (6) op de laadwagen (7) wordt gebracht en een lege rol (13) van de laadwagen (7) kan worden verwijderd, en met een gr ij pinrichting (18) , die op een van te voren bepaalde hoogte geplaatste geleidebaan (17) uit een aflaadstand (19) in een grijpstand (20) boven de neerzettrog (12) van de in de uitgangsstand staande laadwagen (7) kan worden verreden en van daar naar beneden kan worden bewogen tot op de laadwagen (7) en weer naar boven kan worden bewogen om een in de neerzettrog (12) liggende lege rol (13,14) te grijpen.
9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de trogwagen (54) kan rijden over rails (56), die in de uitgangsstand in het verlengde liggen van de laadwagen (7).
10.Inrichting volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat de opname voor de trogwagen (54) dichter bij het aan de uitgangszijde gelegen eind van de bewegingsbaan van de laadwagen (7) is gelegen dan de neerzettrog (12).
11.Inrichting volgens een der conclusies 8-10, met het kenmerk, dat de trogwagen (54) dwars op de bewegingsrichting van de laadwagen (7) daarop kan worden verreden.
12.Inrichting volgens een der conclusies 8-11, met het kenmerk, dat de laadwagen (7) een dwars op de axiale richting van de rollen (13,14) beweegbare klemhaak (15) vertoont, die in de nabijheid ligt van de neerlegtrog (12).
13.Inrichting volgens een der conclusies 8-12/ met het kenmerk, dat de neerlegtrog (12) en eventueel de klemhaak (15) dwars op de bewegingsrichting (8) van de laadwagen (7) op de laadwagen kan worden gereden.
14.Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat een aandrijving (57) voor de dwarsbeweging (55) van de neerlegtrog (12) is aangebracht, die kan worden bediend in afhankelijkheid van een wegmeetinrichting (59).
15.Inrichting volgens een der conclusies 8-14, met het kenmerk, dat de uitgangsstand onmiddellijk naast het bewegingsbereik (5) van de rollendrager (2) is aangebracht.
16.Inrichting volgens een der conclusies 8-15, met het kenmerk, dat de grijpinrichting (18) een aan tenminste één kabel (22) opgehangen grijper (23) vertoont.
17.Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de grijpinrichting (18) een over de bewegingsbaan verrijdbare wagen (21) vertoont, waaraan de grijper (23) tijdens een verrijdbeweging kan worden vastgezet.
18.Inrichting volgens conclusie 16 of 17, met het kenmerk, dat de grijper (23) twee ten opzichte van elkaar zwaaibare armen (28,29) vertoont op het eind waarvan telkens een naar binnen toe open prisma (40,41) is aangebracht.
19.inrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat de armen (28,29) elk met behulp van een pneumatische motor (32,33) tegen de kracht van veren (34,35) in kunnen worden versteld, waarbij een snel ontluchtklep (52) voor het ontluchten van de motoren (32,33) is aangebracht.
20.Inrichting volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat de pneumatische motoren telkens via een eventueel regelbare terugslagklep (47,48) kunnen worden voorzien van druk-medium.
21.Inrichting volgens een der conclusies 18-20, met het kenmerk, dat de grijper (2) ten opzichte van elkaar verschoven liggende draaipunten(30,31) voor de armen(28,29) vertoont, waarbij de draaipunten (30,31) op de ten opzichte van de einden van de armen (28,29) andere zijde van het midden zijn aangebracht.
22.Inrichting volgens een der conclusies 18-21, met het kenmerk, dat bij elke arm (28,29) tenminste twee aanslagen (36,37;38,39) zijn aangebracht.
23.Inrichting volgens een der conclusies 18-22, met het kenmerk, dat het prisma (40,41) wordt gevormd uit een elastisch vervormbaar materiaal, in het bij2onder plaatmateriaal .
24.Inrichting volgens een der conclusies 18-23, met het kenmerk, dat het prisma (40,41) om een as evenwijdig aan de langsas ervan kan zwaaien of kantelen, waarbij eventueel een terugstelveer (42,43) en/of een bewegingsaanslag (46) is aangebracht.
25.Inrichting volgens een der conclusies 18-24, met het kenmerk, dat de prisma's (40,41) bij een sluitende beweging van de armen (28,29) onder de rol (13,14) op de neerlegtrog (12) grijpen.
26.Inrichting volgens een der conclusies 18-25, met het kenmerk, dat in het bereik van het ondereind van de armen (28,29) looprollen(44,45) zijn aangebracht.
27.Inrichting volgens een der conclusies 18-26, met het kenmerk, dat een krachtmeetinrichting (51) is aangebracht, die bij een vermindering van de spanning in de kabel (22) een signaal afgeeft aan een regelinrichting (50), die daarop in de grijpstand de motoren (32,33) voorziet van drukmedium en in de aflaadstand (19) de snelontluchtklep (52) opent.
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
DE4215739 | 1992-05-13 | ||
DE19924215739 DE4215739C2 (de) | 1992-05-13 | 1992-05-13 | Verfahren und Vorrichtung zum Beschicken und Entnehmen von mit einer Materialbahn bewickelten Rollen in einer einen Rollenträger mit mehreren Rollenplätzen aufweisenden Maschine zum Verarbeiten der Materialbahn, insbesondere einer Druckmaschine |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL9300819A true NL9300819A (nl) | 1993-12-01 |
Family
ID=6458747
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL9300819A NL9300819A (nl) | 1992-05-13 | 1993-05-12 | Werkwijze en inrichting voor het laden en wegnemen van met een materiaalbaan bewikkelde rollen in een machine voor het verwerken van de materiaalbaan, in het bijzonder een drukpers. |
Country Status (3)
Country | Link |
---|---|
CH (1) | CH686953A5 (nl) |
DE (1) | DE4215739C2 (nl) |
NL (1) | NL9300819A (nl) |
Families Citing this family (14)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE10213462B4 (de) | 2002-03-26 | 2005-05-04 | Koenig & Bauer Ag | Rollenwechsler mit einer Fördereinrichtung für Resthülsen |
DE19637771C2 (de) * | 1996-09-16 | 2002-01-24 | Koenig & Bauer Ag | Transportwagen |
DE19651205A1 (de) * | 1996-12-10 | 1998-06-18 | Falkenstein Lager Foerdertech | Verfahren und Vorrichtung für die Entsorgung der leeren Wickelhülsen von Papier- Pappe- oder sonstiger Werkstoffrollen aus den Rollenwechslern oder Abrollvorrichtungen an Rotationsdruckmaschinen |
DE19806816B4 (de) * | 1998-02-18 | 2005-04-14 | Rohr Gmbh | Motor-Unterwassergreifer mit Überwachungseinrichtung |
DE19809516B4 (de) * | 1998-03-05 | 2004-04-15 | Daimlerchrysler Ag | Vorrichtung und Verfahren zum automatischen Wechseln von Folienrollen |
ES2183689B1 (es) * | 2000-09-12 | 2004-02-01 | Torres Martinez M | Empalmador automatico de bandas laminares procedentes de bobinas de alimentacion. |
DE50210152D1 (de) | 2001-02-27 | 2007-06-28 | Focke & Co | Einrichtung zur Versorgung von Verpackungsmaschinen mit Verpackungsmaterial |
DE10109446A1 (de) * | 2001-02-27 | 2002-09-05 | Focke & Co | Einrichtung zur Handhabung von Bobinen |
FR2839049B1 (fr) * | 2002-04-25 | 2004-10-22 | Meca Genese | Dispositif de stockage, chargement et dechargement de rouleaux ou objets a extremites axiales et utilisation du dispositif avec un derouleur |
GB0625104D0 (en) * | 2006-12-15 | 2007-01-24 | Core Control Internat Ltd | Apparatus for use in handling and transporting used cores on which paper for printing is wound |
DE102008000039A1 (de) * | 2008-01-11 | 2009-07-23 | Koenig & Bauer Aktiengesellschaft | Verfahren zur Optimierung einer Zykluszeit der Rollbeschickung eines Rollenwechslers |
FI125392B (fi) | 2008-09-29 | 2015-09-30 | Valmet Technologies Inc | Menetelmä ja järjestely rullausakselin laskemiseksi ja/tai nostamiseksi |
EP2511209B1 (en) * | 2011-04-11 | 2017-05-31 | Valmet Technologies, Inc. | Arrangement for handling machine rolls and reeling shafts in connection with production of fiber webs |
ITUA20164142A1 (it) * | 2016-06-07 | 2017-12-07 | Guangdong Fosber Intelligent Equipment Co Ltd | Svolgitore di bobine con sistema di carico e scarico delle bobine |
Citations (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US4131206A (en) * | 1977-03-04 | 1978-12-26 | Kabushiki Kaisha Tokyo Seisakusho | Automatic apparatus for furnishing web in rotary press |
JPS62157162A (ja) * | 1985-12-28 | 1987-07-13 | Dainippon Printing Co Ltd | 印刷機の全自動給紙方法および装置 |
JPS6374852A (ja) * | 1987-03-28 | 1988-04-05 | Dainippon Printing Co Ltd | 印刷機の給紙部への搬送装置 |
WO1989008598A1 (en) * | 1988-03-10 | 1989-09-21 | Cams S.R.L. | Automatic loading apparatus for rolls of paper and other material |
EP0349705A2 (de) * | 1988-07-04 | 1990-01-10 | Sulzer Papertec Krefeld GmbH | Rollen-Abwickelvorrichtung, insbesondere für eine Druckmaschine, und Verfahren zum Einschieben der Spannzapfen in die Hülse einer Rolle |
Family Cites Families (6)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
JPS5831847A (ja) * | 1981-08-21 | 1983-02-24 | Ishikawajima Harima Heavy Ind Co Ltd | 巻戻機における紙管の自動取出装置 |
JPH0767998B2 (ja) * | 1985-06-18 | 1995-07-26 | 大日本印刷株式会社 | 巻取紙を印刷機に装着する装置 |
DE3621612A1 (de) * | 1986-06-27 | 1988-01-14 | Aluminium Walzwerke Singen | Verfahren und vorrichtung zur entnahme von restbunden in bandwalzwerken |
JPH01197257A (ja) * | 1988-02-01 | 1989-08-08 | Kaneda Kikai Seisakusho:Kk | オートリールローダ |
DE3827917C2 (de) * | 1988-06-18 | 1998-07-09 | Focke & Co | Vorrichtung zum Transport von Verpackungsmaterial zu einer Verpackungsmaschine |
JPH02286510A (ja) * | 1989-04-28 | 1990-11-26 | Tsubakimoto Chain Co | 台車連結式コンベヤ |
-
1992
- 1992-05-13 DE DE19924215739 patent/DE4215739C2/de not_active Expired - Fee Related
-
1993
- 1993-04-30 CH CH133693A patent/CH686953A5/de not_active IP Right Cessation
- 1993-05-12 NL NL9300819A patent/NL9300819A/nl not_active Application Discontinuation
Patent Citations (5)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US4131206A (en) * | 1977-03-04 | 1978-12-26 | Kabushiki Kaisha Tokyo Seisakusho | Automatic apparatus for furnishing web in rotary press |
JPS62157162A (ja) * | 1985-12-28 | 1987-07-13 | Dainippon Printing Co Ltd | 印刷機の全自動給紙方法および装置 |
JPS6374852A (ja) * | 1987-03-28 | 1988-04-05 | Dainippon Printing Co Ltd | 印刷機の給紙部への搬送装置 |
WO1989008598A1 (en) * | 1988-03-10 | 1989-09-21 | Cams S.R.L. | Automatic loading apparatus for rolls of paper and other material |
EP0349705A2 (de) * | 1988-07-04 | 1990-01-10 | Sulzer Papertec Krefeld GmbH | Rollen-Abwickelvorrichtung, insbesondere für eine Druckmaschine, und Verfahren zum Einschieben der Spannzapfen in die Hülse einer Rolle |
Non-Patent Citations (2)
Title |
---|
PATENT ABSTRACTS OF JAPAN vol. 011, no. 388 (M - 652) 18 December 1987 (1987-12-18) * |
PATENT ABSTRACTS OF JAPAN vol. 012, no. 296 (M - 731) 12 August 1988 (1988-08-12) * |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
CH686953A5 (de) | 1996-08-15 |
DE4215739A1 (de) | 1993-11-18 |
DE4215739C2 (de) | 1995-11-30 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
NL9300819A (nl) | Werkwijze en inrichting voor het laden en wegnemen van met een materiaalbaan bewikkelde rollen in een machine voor het verwerken van de materiaalbaan, in het bijzonder een drukpers. | |
US3935821A (en) | Method of and apparatus for creeling bobbins on a ring spinning machine | |
US4390138A (en) | Reeling apparatus for a web | |
KR101531962B1 (ko) | 셔틀을 교환하기 위한 셔틀 교환 시스템 및 방법 | |
JPH0436995B2 (nl) | ||
US4778122A (en) | Apparatus for transferring reel drums to the winder of a paper or board machine | |
CN1159197C (zh) | 卷筒转换装置和卷筒芯取下操作台 | |
JPH0398958A (ja) | 繊維材料を巻き付けられた複数の巻き管もしくはラップを供給し、かつラップ加工機の空になった複数の巻き管を導出する方法および装置 | |
US6276116B1 (en) | Method and arrangement in connection with wrapping of a piece | |
JP2893222B2 (ja) | 包装機への物品の自動整列供給方法と装置 | |
US4978117A (en) | Apparatus for conveying printing plates | |
US5582354A (en) | Cheese-producing textile machine | |
US4881882A (en) | Handling device for tires to be remolded on vulcanization presses with selection from different stocks of tires | |
CA1187518A (en) | Newspaper live storage buffer | |
US4925000A (en) | Device for positioning bobbins with yarn packages | |
GB2265596A (en) | Valve bag handling apparatus | |
EP0293738A2 (en) | Apparatus for discharging spools | |
US4396335A (en) | Arrangement for orderly placing of cross wound spools | |
US5186408A (en) | Machine for winding elongated strips on an axle mounted core | |
US5729868A (en) | Can storage device for rectangular cans at a can filling station | |
US4339093A (en) | Pneumatic roll lifter | |
US5402355A (en) | Process and device to convey bobbins or bobbin-like goods of the textile industry | |
JP3672135B2 (ja) | タイヤユニフォミティ測定におけるリム交換装置 | |
US4478327A (en) | Newspaper container unloading apparatus | |
US5232173A (en) | Strip winding machine |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A1A | A request for search or an international-type search has been filed | ||
BB | A search report has been drawn up | ||
BC | A request for examination has been filed | ||
BV | The patent application has lapsed |