NL9300438A - Grondbewerkingsmachine. - Google Patents

Grondbewerkingsmachine. Download PDF

Info

Publication number
NL9300438A
NL9300438A NL9300438A NL9300438A NL9300438A NL 9300438 A NL9300438 A NL 9300438A NL 9300438 A NL9300438 A NL 9300438A NL 9300438 A NL9300438 A NL 9300438A NL 9300438 A NL9300438 A NL 9300438A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
side plate
extends
screen
rotors
frame part
Prior art date
Application number
NL9300438A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from NL8100784A external-priority patent/NL8100784A/nl
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL9300438A priority Critical patent/NL9300438A/nl
Publication of NL9300438A publication Critical patent/NL9300438A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B33/00Tilling implements with rotary driven tools, e.g. in combination with fertiliser distributors or seeders, with grubbing chains, with sloping axles, with driven discs
    • A01B33/06Tilling implements with rotary driven tools, e.g. in combination with fertiliser distributors or seeders, with grubbing chains, with sloping axles, with driven discs with tools on vertical or steeply-inclined shaft
    • A01B33/065Tilling implements with rotary driven tools, e.g. in combination with fertiliser distributors or seeders, with grubbing chains, with sloping axles, with driven discs with tools on vertical or steeply-inclined shaft comprising a plurality of rotors carried by an elongate, substantially closed transmission casing, transversely connectable to a tractor
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B33/00Tilling implements with rotary driven tools, e.g. in combination with fertiliser distributors or seeders, with grubbing chains, with sloping axles, with driven discs
    • A01B33/08Tools; Details, e.g. adaptations of transmissions or gearings
    • A01B33/12Arrangement of the tools; Screening of the tools

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Soil Working Implements (AREA)

Description

GRONDBEWERKINGSMACHINE
De uitvinding heeft betrekking op een grondbewer-kingsmachine voorzien van een gesteldeel dat zich dwars op de voortbewegingsrichting uitstrekt en waarin een aantal rotors is ondersteund, die naast elkaar in een rij zijn aangebracht en om opwaarts gerichte assen motorisch aandrijfbaar zijn, waarbij een achter de rotors gelegen rol aanwezig is, die ten opzichte van het gesteldeel in hoogterichting verstelbaar is en tijdens het bedrijf de machine ondersteunt en waarbij nabij ten minste één einde van het gesteldeel een zijplaat beweeglijk is aangebracht voor samenwerking met een buitenste rotor, welke zijplaat zich althans nagenoeg evenwijdig aan de voortbewegingsrichting uitstrekt en aan de onder-achterzijde is voorzien van een naar binnen omgezet gedeelte.
Een dergelijke machine is bekend uit DE-A-27 28 432. Bij deze bekende machine is de zijplaat aan de achterzijde voorzien van een schuin opwaarts naar binnen afgebogen gedeelte. Het doel van dit afgebogen gedeelte is te voorkomen dat aan de rand van de machine een rug wordt gevormd. Een nadeel van deze bekende constructie is dat de zijplaat, die tijdens bedrijf niet in hoogterichting beweegbaar is maar vast aan de rol is bevestigd, hierdoor niet onafhankelijk van de rol naar boven kan uitwijken bij het ontmoeten van oneffenheden. Een ander nadeel is dat, zoals is gebleken, dit afgebogen gedeelte onder bepaalde omstandigheden te agressief werkt en daarom de machine in bepaalde gevallen beter zonder dit gedeelte kan werken.
Volgens de uitvinding maakt het omgezette gedeelte deel uit van een stripvormige geleiding die losneembaar aan de zijplaat is aangebracht, zich over het grootste deel van de onderzijde van de zijplaat uitstrekt en tot beneden de onderzijde van de zijplaat reikt.
Een voordeel van de constructie volgens de uitvinding kan verder zijn dat de hoogte van de stripvormige geleiding kan worden aangepast aan de hoeveelheid aarde die door de rotors wordt verplaatst.
Volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding steekt de stripvormige geleiding, in zijaanzicht gezien, aan de achterzijde van de zijplaat uit buiten de zijplaat. Hierdoor wordt een effectieve vergroting van de werkbreedte van de zijplaat verkregen, hetgeen onder bepaalde omstandigheden gewenst kan zijn.
Volgens een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding verlopen zowel de onderzijde van de zijplaat als van de stripvormige geleiding parallel aan elkaar.
Volgens een gunstige uitvoeringsvorm van de uitvinding kan de zijplaat met de geleiding tijdens het bedrijf in hoogterichting bewegen.
Het is verder gewenst dat de vouwnaad van de geleiding althans in hoofdzaak verticaal verloopt.
Aan de hand van enkele uitvoeringsvoorbeelden zal de uitvinding hieronder nader uiteen worden gezet.
Figuur 1 geeft in bovenaanzicht een grondbewer-kingsmachine weer, voorzien van een constructie volgens de uitvinding;
Figuur 2 geeft op grotere schaal een aanzicht weer volgens de pijl II in Figuur 1;
Figuur 3 geeft op grotere schaal een gedeeltelijk zijaanzicht weer van de in Figuur 1 afgebeelde machine;
Figuur 4 geeft op grotere schaal een aanzicht weer volgens de pijl III in Figuur 1 van een tweede uitvoerings-voorbeeld van een constructie volgens de uitvinding;
Figuur 5 geeft een aanzicht weer volgens de pijl V in Figuur 4, terwijl
Figuur 6 een aanzicht weergeeft volgens de pijl VI in Figuur 5;
Figuur 7 geeft op grotere schaal een zijaanzicht weer van een machine voorzien van een derde uitvoeringsvoor-beeld van een constructie volgens de uitvinding, terwijl -
Figuur 8 een aanzicht weergeeft volgens de pijl VIII in Figuur 7;
Figuur 9 geeft op grotere schaal een zijaanzicht .weer van een machine voorzien van een vierde uitvoeringsvoor-beeld van de constructie volgens de uitvinding;
Figuur 10 geeft een aanzicht weer volgens de pijl X in Figuur 9, terwijl
Figuur 11 een aanzicht weergeeft volgens de lijn XI-XI in Figuur 9.
De in de figuren weergegeven inrichting betreft een grondbewerkingsmachine die een kokervormig gesteldeel 1 omvat, dat zich dwars op de voortbewegingsrichting A van de machine uitstrekt. In het gesteldeel 1 zijn op onderling gelijke afstand van bijvoorkeur 25 cm zich in opwaartse, bijvoorkeur verticale richting, uitstrekkende assen 2 van rotors 3 gelegerd. Elke rotor 3 heeft twee bewerkingsorganen 4 in de vorm van tanden, die zich naar beneden uitstrekken.
Nabij de einden is het gesteldeel 1 voorzien van opwaarts gerichte platen 5, die elk aan de voorzijde zijn voorzien van een as 6 die zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekt. Om elke as 6 is een zich langs een plaat 5 naar achteren uitstrekkende arm 7 verzwenkbaar. Elke arm 7 kan met behulp van een bout 8 en een aantal aan het achtereinde van elke plaat aangebrachte gaten 9 in meerdere standen worden gebracht en vastgezet. Tussen de vrije einden van de armen 7 is vrij draaibaar een rol 10 aangebracht. De rol 10 is aan de omtrek voorzien van zich in de langsrichting van de rol uitstrekkende langselementen. Nabij elk van de einden van het kokervormig gesteldeel 1 zijn aan de bovenzijde aan de voor-, respectievelijk achterzijde van het gesteldeel en althans nagenoeg midden tussen de buitenste en een daaropvolgende rotor 3 een paar steunen 11 aangebracht, die worden gevormd door hoekijzerdelen. In de steunen 11 is een zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekkend deel 12 van een draagarm 13 vrij verzwenkbaar.
Op enige afstand vóór het kokervormig gesteldeel 1 gaat het deel 12 van de draagarm 13 over in een deel 14 dat zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekt. .Het vrije einde van het deel 14 is bevestigd aan de boven- en voorzijde van een schermdeel 15. Op enige afstand achter het deel 14 is een steun 16 gelegen, die zich althans voor een deel evenwijdig aan het deel 14 uitstrekt en zowel met het deel 12 als de bovenzijde van het schermdeel 15 is verbonden. Het deel 14 is via een opwaartse as, gevormd door de langs- hartlijn van een klembout 17, met het schermdeel 15 verbonden, een en ander zodanig dat door het verzwenken om de as, het achtereinde van het schermdeel dichter bij of verder van een rotor 3 brengbaar is. De klembout 17 is gevoerd door een bus 17Δ, die tussen lippen 17B aan de binnenzijde van het schermdeel is gelegen. De steun 16 omvat een aan het schermdeel 15 aangebracht gedeelte dat verschuifbaar is in het gedeelte, dat aan de draagarm 13 is aangebracht. Het schermdeel 15 is door persen uit één stuk materiaal - bij voorkeur metaal van ± 3 mm - gevormd en heeft in zijaanzicht (Figuur 3) in hoofdzaak een ruitvorm met naar voren opstaande zijden. De hoogte van het schermdeel 15 is aan de voorzijde groter dan aan de achterzijde. Het deel 14 van de draagarm 13 is in de bovenste, voorste hoek van het schermdeel bevestigd. Het vlak van het schermdeel dat zich in de af geheelde werkstand althans nagenoeg evenwijdig aan een verticaal vlak in de voortbewegingsrichting A uitstrekt, gaat over in een rand 18, die zich langs de gehele omtrek van het schermdeel uitstrekt. De rand 18 omvat een gedeelte dat zich althans nagenoeg in horizontale richting uitstrekt en althans nagenoeg haaks overgaat in een althans nagenoeg evenwijdig aan het vlak van de plaat verlopend, naar buiten gericht gedeelte.
Zoals uit Figuur 2 blijkt, strekt het eerstgenoemde gedeelte van de rand 18 zich naar de van de buitenste rotor afgekeerde zijde van het schermdeel 15 uit. De breedte van het eerstgenoemde gedeelte bedraagt ongeveer twee maal de breedte van het laatstgenoemde gedeelte. Aan de onderzijde is het laatstgenoemde gedeelte lager gelegen dan het eerstgenoemde en vergroot tijdens het bedrijf de stabiliteit van het schermdeel, hetgeen de samenwerking met de buitenste rotor zeer ten goede komt. Ten einde het schermdeel 15 te verstevigen, zijn nabij de voorzijde drie boven elkaar gelegen verstevigingsribben aangebracht. De praktisch identieke ribben zijn door naar buiten gerichte uitstulpingen gevormd en op althans nagenoeg gelijke onderlinge afstand van elkaar gelegen. De bovenste rib strekt zich althans nagenoeg evenwijdig aan de bovenzijde van het schermdeel 15 uit, terwijl de onderste rib zich althans nagenoeg evenwijdig uitstrekt aan de onderzijde van het schermdeel. Aan de achterzijde van het schermdeel 15 zijn op overeenkomstige wijze ribben aangebracht; echter zijn hier nabij het midden twee korte ribben achter elkaar gelegen. De achterzijde van het schermdeel 15 is over een deel naar binnen omgezet langs de vouwlijn a, die zich uitstrekt van de achterste bovenste hoek tot - gerekend vanaf de achterzijde - ongeveer een derde van de lengte van de onderzijde.
Aan de voorzijde van het gesteldeel 1 is een aanslag 19 aanwezig, die een te ver naar beneden verzwenken van het deel 14 van de draagarm 13 voorkomt.
Binnen het kokervormig gesteldeel 1 is op elk van de assen 2 van de rotors 3 een tandwiel 20 met rechte vertan-ding aangebracht, een en ander zodanig dat de tandwielen 20 op naast elkaar gelegen assen 2 met elkaar in aandrijvende verbinding staan. De middelste as van een rotor 3 is naar boven verlengd en reikt tot in een tandwielkast 21, waarin deze as via een toerenvariator 22 in aandrijvende verbinding staat met een as die aan de voorzijde buiten de tandwielkast uitsteekt en via een tussenas 23 met de aftakas van een trekker koppelbaar is.
Nabij de voorzijde is het gesteldeel 1 voorzien van een bok 24, waarvan de bovenzijde door middel van divergerende steunen 24A met de achterzijde van het gesteldeel is verbonden.
De werking van de in het voorgaande beschreven machine is als volgt.
Tijdens het bedrijf wordt de machine, die door middel van de bok 24 met de driepuntshefinrichting van een trekker is verbonden, voortbewogen in een richting volgens pijl A. Vanaf de aftakas van de trekker wordt, via de tussenas 23 en de in h,et bovenstaande beschreven overbrenging, een zodanige aandrijving van de rotors 3 verkregen dat naast elkaar gelegen rotors in tegengestelde zin roteren. Hierbij bewerken hun tandvormige bewerkingsorganen 4 elkaar overlappende stroken grond.
Tijdens het bedrijf werken de bewerkingsorganen 4 van de buitenste rotoren 3 samen met een schermdeel 15, een en ander zodanig dat ook aan de einden van de bewerkte strook grond een verkruiraeling van de grond en een homogene verdeling van deze verkruimelde grond ontstaat, die praktisch overeenkomt met die tussen naast elkaar gelegen rotors.
Elk van de schermdelen 15 is tijdens het bedrijf verzwenkbaar om een as, gevormd door de langshartlijn van het aan de bovenzijde van het gesteldeel 1 gelegen deel 12. De as strekt zich althans nagenoeg in horizontale richting en in de voortbewegingsrichting A uit, een en ander zodanig dat een voldoende tegendruk wordt verkregen om de aarde door de bewerkingsorganen 4 en het schermdeel 15 te verkruimelen. Het schermdeel 15 is door middel van een vóór het gesteldeel gelegen verbinding, gevormd door het deel 14 van de draagarm 13, met de betreffende zwenkas verbonden. Met behulp van het om de vouwlijn a naar binnen omgezette deel wordt de aarde aan de achterzijde van het schermdeel zodanig geleid dat zij binnen hec bereik van een einde van de rol 10 komt, waardoor wordt vermeden dat zich een aardverhoging vormt.
De bout 17 voor verstelling van het schermdeel 15 maakt deel uit van middelen, waarmee de stand van de achterzijde van het schermdeel kan worden gewijzigd, een en ander zodanig dat de achterzijde dichter bij of verder van een rotor brengbaar is, bijvoorbeeld ter aanpassing van de te verwerken hoeveelheid aarde.
Het in het voorgaande beschreven, door persen uit één stuk materiaal gevormde schermdeel 15 heeft een relatief grote stijfheid en kan goedkoop worden vervaardigd. De uit één stuk gevormde rand 18 zorgt niet alleen voor een effectieve verstijving aan de omtrek van het schermdeel, doch vormt, zoals vermeld, aan de onderzijde een effectief werkend stabilisatiemiddel, waardoor de beweging van het schermdeel tijdens het bedrijf wordt gestabiliseerd, hetgeen de samenwerking met de respectieve buitenste rotors 3 zeer ten goede kan komen.
In de Figuren 4 - 6 is een uitvoeringsvoorbeeld weergegeven, waarbij voor een schermdeel 25 een draagarm 26 aanwezig is. De draagarm 26 heeft eveneens een deel 12 en een deel 14. Het deel 12 is bij dit uitvoeringsvoorbeeld door nabij de voor- en achterzijde van het gesteldeel bevestigde steunen 27 ondersteund. De steunen 27 zijn gevormd door delen van een hoekijzer.
Bij dit uitvoeringsvoorbeeld is een aanslag 28 voor het deel 14 van de draagarm 26 aanwezig, die deel uitmaakt van het hoekijzer. Het deel 14 van de draagarm 26 gaat over in een deel 29 dat naar achteren is gericht en tijdens het bedrijf praktisch horizontaal verloopt.
Ook bij dit uitvoeringsvoorbeeld is het schermdeel 25 door persen uit één stuk materiaal gevormd. De vorm is, zoals uit Figuur 5 blijkt, symmetrisch, een en ander zodanig dat het schermdeel 25 voor beide zijden van de machine kan worden gebruikt. Zoals uit Figuur 5 verder blijkt, heeft het schermdeel 25 in hoofdzaak een ovale vorm, waarbij de bovenzijde tussen de einden is voorzien van een recht deel, waaraan het naar achteren verlopende deel 29 van de draagarm 26 is bevestigd. Aan de onderzijde heeft het schermdeel 25 een althans nagenoeg recht verloop. Het schermdeel 25 is aan de omtrek voorzien van een rand 18 die de reeds in het voorgaande genoemde twee, althans nagenoeg een rechte hoek met elkaar insluitende gedeelten omvat. Het naar buiten gerichte gedeelte is niet aanwezig bij het deel van het schermdeel 25, dat bestemd is om aan het deel 29 van de draagarm 26 te worden aangebracht. Nabij de voor- en achterzijde is het schermdeel 25 voorzien van door naar buiten gerichte uitstulpingen gevormde verstevigingsribben, waarbij de bovenste en onderste naar voren, respectievelijk naar achteren convergeren, terwijl de middelste rib zich althans nagenoeg in horizontale richting uitstrekt. Aan de onderzijde is het schermdeel 25 voorzien van een door middel van bouten 30 losneembaar aangebracht sleepstuk 31, dat tot onder de onderzijde van het schermdeel reikt- en aan de achterzijde is voorzien van. een naar binnen gebogen deel. De werking van het schermdeel 25 komt overeen met de werking van het schermdeel 15 bij het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld. Alhoewel niet weergegeven, kan ook bij dit uitvoeringsvoorbeeld een klembout 17 aanwezig zijn voor een bovengenoemde verstelling van het schermdeel 25. Bij dit uitvoeringsvoorbeeld vormt het aan de achterzijde afgebogen deel van het sleepstuk 31 een middel om de aarde binnen het bereik van een einde van de rol 10 te brengen, ter voorkoming van de in het voorgaande genoemde grondverhoging.
Bij het in de Figuren 7 en 8 weergegeven uitvoe-ringsvoorbeeld, is op de bovenzijde nabij de einden van het gesteldeel 1 een draagarm 32 aangebracht, die een zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekkend deel 12 heeft, dat in steunen 11 op de bovenzijde van het gesteldeel 1 is gelegerd. De voorzijde van het deel 12 gaat via een buiging over in een naar achteren gericht, althans nagenoeg horizontaal deel 33, waaraan de bovenzijde van een schermdeel 34 is bevestigd. Het schermdeel 34 is eveneens symmetrisch en uit één stuk materiaal geperst. Het schermdeel 34 heeft een althans nagenoeg recht verlopende boven- en onderzijde (Figuur 7). De onderzijde gaat via een schuin naar boven, respectievelijk schuin naar achteren gericht deel via een nabij de bovenzijde afgeronde punt in de bovenzijde over. Het schermdeel 34 is aan de bovenzijde en tot halverwege de voor- en achterzijde voorzien van een naar binnen gerichte omzetting, die via een niet omgezet deel overgaat in een rand 35 die met de rand 18 van de voorgaande uitvoeringsvoorbeelden overeenstemt. De voor-en achterzijde van het schermdeel 34 zijn voorzien van boven elkaar gelegen, althans nagenoeg horizontaal gerichte verstij vingsribben die door naar buiten gerichte uitstulpingen zijn gevormd en waarvan de lengte van onderen naar boven toeneemt. De onderzijde van het schermdeel 34 is voorzien van een afneembaar sleepstuk 35 dat aan de achterzijde over een deel naar binnen is gebogen. De werking van het schermdeel volgens de Figuren 7 en 8 komt met die van de schermdelen 15 en 25 volgens de voorgaande uitvoeringsvoorbeelden overeen. Ook hier kan een klembout 17 aanwezig zijn.
Het in de Figuren 9-11 weergegeven uitvoerings-voorbeeld heeft een arm 36 met een deel 37 dat schuin naar beneden en naar achteren is gericht (Figuur 9). Het schermdeel 38 dat met het deel 37 is verbonden, is eveneens uit één stuk materiaal geperst. Bij dit uitvoeringsvoorbeeld neemt de breedte van het schermdeel 38 van voren naar achteren toe, waarbij nabij het midden de breedte over enige afstand al thans nagenoeg gelijk blijft (Figuren 9 en 11). De bovenzijde van het schermdeel 38 verloopt althans nagenoeg horizontaal en gaat via een schuin naar achteren gericht deel over in een naar beneden gericht deel, dat overgaat in een naar voren, althans nagenoeg horizontaal verlopend deel 39. Het deel 39 gaat juist vóór het midden van het schermdeel 38 over in een kort schuin naar boven verlopend deel 40, dat op zijn beurt overgaat in een althans nagenoeg horizontaal verlopend deel 41 dat, op een derde van de lengte gerekend vanaf de achterzijde van het schermdeel, via een schuin opwaarts verlopend deel overgaat in de althans nagenoeg verticaal verlopende voorzijde van het schermdeel. Het schuin naar beneden verlopende deel aan de achterzijde van het schermdeel 38, de bovenzijde, de althans nagenoeg verticaal verlopende voorzijde, het schuin naar achteren en naar onderen verlopend deel en het zich althans nagenoeg in horizontale richting uitstrekkende deel 41 aan de onderzijde zijn voorzien van een omgezet gedeelte dat naar buiten is gericht (Figuren 10 en 11). Het dieper werkende gedeelte 34 is bij dit uitvoerings-voorbeeld achter het zich althans nagenoeg horizontaal uitstrekkende gedeelte 41 gelegen. Het schermdeel 38 omvat een uitstulping 42 die vanaf zijn voorzijde schuin naar buiten is gericht en in hoofdzaak vlak verloopt. De uitstulping 42 neemt naar achteren in breedte toe en gaat nabij het midden over in een zich althans nagenoeg evenwijdig aan de omtrek van het schermdeel uitstrekkend deel 43. Het deel 43 heeft een naar binnen gerichte uitstulping voor het althans gedeeltelijk opnemen en bevestigen van het schuin verlopende deel 37 van de draagarm 36 (Figuur 11).
Zoals uit Figuur 11 verder blijkt, neemt de diepte van de uitstulping 42 vanaf de voorzijde toe. Het zich althans nagenoeg evenwijdig aan de omtrek van de afscherming uitstrekkende deel 43 gaat over in een uitstulping 44, die naar binnen is gericht en die (zoals uit Figuur 9 blijkt) naar de achterzijde taps verloopt. Ook bij dit uitvoerings-voorbeeld heeft het schermdeel 38 een zich althans nagenoeg in horizontale richting uitstrekkend gedeelte 34A, dat één geheel vormt met een zich althans nagenoeg in verticale richting uitstrekkend gedeelte 39 dat lager is gelegen dan het eerstgenoemde gedeelte en een stabilisatiemiddel vormt. De naar binnen gerichte uitstulping 44 nabij de achterzijde van het schermdeel 38, heeft dezelfde functie als de omgezette achterzijde van het schermdeel 15 bij het eerste uitvoe-ringsvoorbeeld en de afgebogen delen aan de achterzijde van de sleepstukken 31 en 35 bij het tweede, respectievelijk derde uitvoeringsvoorbeeld.
Zoals uit Figuur 9 blijkt, strekt het schuin naar achteren gerichte deel 37 van de draagarm 36 zich althans nagenoeg evenwijdig uit aan het schuin naar achteren verlopende deel aan de boven- en achterzijde van het schermdeel en is het ondereinde van dit deel althans nagenoeg op dezelfde hoogte gelegen als het ondereinde van de bedoelde af-schurning.
Met de in het voorgaande beschreven constructieve voorstellen kan op eenvoudige wijze en goedkoop een schermdeel voor samenwerking met een buitenste rotor 3 worden verkregen, dat een relatief grote stijfheid heeft. Het schermdeel 25 en 34 volgens het tweede, respectievelijk derde uitvoeringsvoorbeeld heeft bovendien het voordeel dat dit niet aan de linker- of rechterzijde van de machine behoeft te zijn aangepast, daar deze schermdelen symmetrisch zijn uitgevoerd. Het afneembare sleepstuk 31, respectievelijk 35 kan -indien noodzakelijk, bijvoorbeeld bij te grote slijtage -gemakkelijk worden vervangen.
De uitvinding is niet beperkt tot het voorgaande doch betreft tevens alle detals van de figuren al of niet beschreven.

Claims (5)

1. Grondbewerkingsmachine voorzien van een gesteldeel dat zich dwars op de voortbewegingsrichting uitstrekt en waarin een aantal rotors is ondersteund, die naast elkaar in een rij zijn aangebracht en om opwaarts gerichte assen motorisch aandrijfbaar zijn, waarbij een achter de rotors gelegen rol aanwezig is, die ten opzichte van het gesteldeel in hoogterichting verstelbaar is en tijdens het bedrijf de machine ondersteunt en waarbij nabij ten minste één einde van het gesteldeel een zijplaat beweeglijk is aangebracht voor samenwerking met een buitenste rotor, welke zijplaat zich althans nagenoeg evenwijdig aan de voortbewegingsrichting uitstrekt en aan de onder-achterzijde is voorzien van een naar binnen omgezet gedeelte, met het kenmerk, dat het omgezette gedeelte deel uitmaakt van een stripvormige geleiding die losneembaar aan de zijplaat is aangebracht, zich over het grootste deel van de onderzijde van de zijplaat uitstrekt en tot beneden de onderzijde van de zijplaat reikt.
2. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de stripvormige geleiding, in zijaanzicht gezien, aan de achterzijde van de zijplaat buiten de zijplaat uitsteekt.
3. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat zowel de onderzijde van de zijplaat, als van de stripvormige geleiding parallel aan elkaar verlopen.
4. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de vouwnaad van de geleiding althans in hoofdzaak verticaal verloopt.
5. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de zijplaat met de geleiding tijdens het bedrijf in hoogterichting kan bewegen.
NL9300438A 1981-02-18 1993-03-11 Grondbewerkingsmachine. NL9300438A (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9300438A NL9300438A (nl) 1981-02-18 1993-03-11 Grondbewerkingsmachine.

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8100784 1981-02-18
NL8100784A NL8100784A (nl) 1981-02-18 1981-02-18 Grondbewerkingsmachine.
NL9300438 1993-03-11
NL9300438A NL9300438A (nl) 1981-02-18 1993-03-11 Grondbewerkingsmachine.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9300438A true NL9300438A (nl) 1993-07-01

Family

ID=26645680

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9300438A NL9300438A (nl) 1981-02-18 1993-03-11 Grondbewerkingsmachine.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL9300438A (nl)

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8100992A (nl) Grondbewerkingsmachine.
US4285404A (en) Soil working machine with resilient support and trailing, rigid control arm
NL9300438A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8100784A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8101017A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL7808608A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8303381A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8400269A (nl) Rolconstructie voor een grondbewerkingsmachine.
NL9300473A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8102623A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL7907081A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL193433C (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8204655A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL9401156A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL9200243A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8304356A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8301236A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8401251A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8203047A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8402020A (nl) Grondbewerkingsmachine, in het bijzonder geschikt voor de bereiding van een zaaibed.
NL7909060A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL7811963A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8203045A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8602972A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8006603A (nl) Grondbewerkingsmachine.

Legal Events

Date Code Title Description
A1A A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BN A decision not to publish the application has become irrevocable