NL9201964A - Voertuigzitting met uitklapbaar kinderzitdeel. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Voertuigzitting met uitklapbaar kinderzitdeel

De uitvinding heeft betrekking op een voertuigzitting met een als verhoogd kinderzitje te gebruiken gedeelte dat kan scharnieren om een met de overgang tussen zitting en rugleuning evenwijdige scharnieras, zoals bekend uit GB-006 892.

Bij deze bekende kinderzitting wordt het verhoogde kinderzitdeel gevormd door een uit de rugleuning uitgespaard, scharnierend uitklapbaar deel. Deze constructie heeft het bezwaar dat dit deel, wanneer men voldoende ruimte voor het bovenlichaam van het kind en dus een voldoende lange rugondersteuning wenst te realiseren betrekkelijk lang moet zijn zodat het kind slechts met gestrekte benen danwel schrijlings op het kinderzitdeel kan zitten. Het kinderzitje is dus zeer oncomfortabel. Bovendien is voor een goede rugondersteuning het gebruik van een extra kussen ter opvulling van de in de rugleuning ontstane ruimte onontbeerlijk.

De uitvinding beoogt dit bezwaar te ondervangen.

Volgens de in de uitvinding voorgestelde uitvoering is het kinderzitdeel uitgaande van de voorrand der zitting, daaruit uitgespaard onder vrijlating van een tussen deze uitsparing en de rugleuning gelegen zitbankgedeelte, en bevindt de scharnieras zich nabij de voorzijde van het kinderzitdeel die via een scharnierverbinding is gekoppeld met het eerste einde van tenminste een koppelhefboom waarvan het andere einde scharnierend is verbonden met een vast, onder de zitting gelegen verankeringspunt. Deze uitvoering is weliswaar mechanisch iets gecompliceerder dan die volgens de stand der techniek doch heeft het grote voordeel dat in de gebruiksstand de achterzijde van het kinderzitdeel rechtstreeks aanligt tegen de rugleuning zodat het kind zonder extra kussen een voldoende rugondersteuning heeft en tevens kan profiteren van een eventueel aanwezige hoofdsteun; bovendien kan het kind nu de normale zithouding aannemen daar het, aan de gemiddelde bovenbeenlengte aangepaste kinderzitdeel het het kind mogelijk maakt een zithouding met de bovenbenen onder een hoek met de onderbenen, aan te nemen. Het kind kan bovendien normaal gebruik maken van een aanwezige driepuntsgordel. In de toestand waarin het kinderzitdeel niet is uitgeklapt wordt het zitcomfort voor volwassenen in het geheel niet beïnvloed.

Voorkeursuitvoeringen der uitvinding zijn beschreven in de volgconclusies.

De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekening. Hierin is:

Figuur 1 een perspectivische en schematische afbeelding van een voertuigzitting volgens de uitvinding, voorzien van twee kinderzittingdelen.

Figuur 2 een perspectivische afbeelding van een gedeelte van deze zitting met het kinderzitdeel in de gebruiksstand.

Figuur 3 een dwarsdoorsnede door de voertuigzitting volgens de uitvinding in de stand waarin het kinderzitdeel niet in gebruik is.

Figuur 4 een dwarsdoorsnede overeenkomstig figuur 3 doch daarin met streeplijnen aangegeven de eerste fase van het uitklappen van het kinderzitdeel.

Figuur 5 een dwarsdoorsnede van de zitting volgens de uitvinding met het kinderzitdeel in de gebruiksstand.

Figuur 6 een afbeelding overeenkomstig figuur 5 met daarin aangegeven de volgens de uitvinding toegepaste afdekplaat.

Figuur 7 is een afbeelding overeenkomstig figuur 3 van een uitvoeringsvorm voorzien van een extra vergrendeling voor het kinderzitdeel.

In figuur 1 is met het verwijzingscijfer 2 schematisch aangegeven een voertuigzitting; de daarbij behorende rugleuning is niet getekend. In deze voertuigzitting 2 zijn twee kinderzitdelen 4, 6 geïntegreerd.

Figuur 2 toont deze voertuigzitting, ook nu zonder rugleuning, met het kinderzitdeel 6 uitgeklapt, dus in de gebruiksstand.

De dwarsdoorsneden volgens de figuren 3 tot en met 6 tonen de opbouw vaif”de voertuigzitting volgens de uitvinding in meer detail. Van de zitbank 2 is het vaste gedeelte aangegeven met het verwijzingscijfer 8; de rugleuning is aangegeven met 10. Zowel het vaste gedeelte 8 als het daaruit uitgespaarde kinderzitdeel 6 rusten op de vaste basis 12 die een deel van de voertuigbodem of een apart daarop aan te brengen constructiedeel kan zijn. Deze basis heeft twee, op afstand van elkaar en nabij de beide langszijden van het kinderzitdeel 6 gelegen montagesteunen 14 die elk in het scharnierpunt 16 zijn verbonden met het ene einde van een haakvormige koppelhefboom 18 waarvan het andere einde bij 20 scharnierend is verbonden met de vaste onderzijde 22 van het kinderzitdeel 6. Zoals de figuren tonen is elke montagesteun 14 uitgevoerd met een ondersnijding 24 die samenwerkt met het haakvormig einde 26 van een grendelpal 28 die, scharnierend in het punt 30, wordt gedragen door de koppelhefboom 18. Een drukveer 32 is opgenomen tussen de koppelhefboom en de grendelpal 28 terwijl de beide grendelpallen 28 met elkaar zijn verbonden via een trekorgaan 34. Een tweede, lusvormig, trekorgaan 36 is bevestigd aan de achterzijde 38 van het kinderzitdeel 6.

Het uitklappen in de gebruiksstand van het kinderzitdeel 6 wordt toegelicht in de figuren 4 en 5. Eerst wordt met behulp van het lusvormig trekorgaan 36 het kinderzitdeel 6 in de met streeplijnen getekende stand 6' gebracht waarna het kinderzitdeel 6 tot over het vaste zittingbankgedeelte 8 naar achteren wordt getrokken tot in de in figuur 5 getekende stand waarin het is aangegeven met 6' *. In deze stand rust het achtereinde 38 op het vaste zittingdeel 8 en is de koppelhefboom 18 omgeklapt; de haak 26 van de grendelpal 28 valt als gevolg van de werking van de drukveer 32 achter de ondersnijding 24 van de montagesteun 14 zodat een stabiel vergrendeld geheel is verkregen. Zoals uit de figuren blijkt heeft het kind niet alleen een comfortabel verhoogd zitgedeelte doch kan bovendien een normale zithouding aannemen met de onderbenen in de in de zitting 8 vrijgekomen ruimte.

Het terugklappen van het kinderzitdeel geschiedt eenvoudigweg door het in de richting van de pijl 42 trekken aan het trekorgaan 34 hierdoor komt de haak 26 vrij van de ondersnijding 24 en kan het kinderzitdeel worden teruggebracht in de in figuur 4 getekende stand.

Het is uiteraard niet ondenkbaar dat een kind dat op het kinderzitje- volgens de uitvinding zit, bedoeld of onbedoeld in de onder het kinderzitdeel vrijgekomen ruimte voorwerpen zoals speelgoed of etenswaar deponeert. Dit kan op effectieve wijze worden voorkomen door aan de twee koppelhefbomen 18 een daaraan bevestigde afdekplaat 44 te bevestigen, een en ander zoals in de figuren 6 en ook in figuur 2 aangegeven. Niet alleen wordt daardoor een afscherming van de ruimte onder het zitdeel verkregen maar deze plaat fungeert tevens als voetensteun voor het kind.

Hoewel de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvorm volledig bevredigend en veilig werkt is het denkbaar dat een extra beveiliging van het kinderzitdeel wordt gewenst waarmee, wanneer dit zitdeel zich niet in de gebruikstand bevindt, onbedoeld omklappen daarvan, bijvoorbeeld in het geval van een ongeval wordt voorkomen. Dit kan op eenvoudige wijze worden gerealiseerd door middel van de in figuur 7 aangegeven uitvoeringsvorm. Bij deze uitvoeringsvorm is in het kinderzitdeel 6 een in dwarsrichting verlopende grendelstang 50 gelegen met een eerste omgezet gedeelte 52 dat via een geschikte uitsparing 54 in de vaste onderzijde 22 van het kinderzitdeel past in een grendeluitsparing 56 van de vaste basis 12, en met een tweede omgezet gedeelte 58 dat via het trekorgaan 60 is verbonden met het lusvormige trekorgaan 36' waarvan de functie overeenkomt met die van het reeds in het voorgaande besproken trekorgaan 36. Op deze wijze wordt het onbedoeld naar voren wegschuiven van het kinderzitdeel 6 effectief voorkomen. Wanneer het kinderzitdeel 6 moet worden uitgeklapt is het voldoende trek uit te oefenen op het lusvormig trekorgaan 36' waardoor de as 50 linksom wordt verdraaid, het omgezette gedeelte 52 vrijkomt van de uitsparing 56 en het kinderzitdeel 6 op de in de voorgaande beschreven wijze in de gebruikstand kan worden gebracht.

Uiteraard zijn diverse andere wijzen van vergrendeling mogelijk.

Claims (7)

1. Voertuigzitting met een als verhoogd kinderzitje te gebruiken gedeelte dat kan scharnieren om een met de overgang tussen zitting en rugleuning evenwijdige scharnieras, met het kenmerk, dat het kinderzitdeel, uitgaande van de voorrand der zitting daaruit is uitgespaard onder vrijlating van een tussen deze uitsparing en de rugleuning gelegen zitbankgedeelte, en de scharnieras zich bevindt nabij de voorzijde van het kinderzitdeel die via een scharnierverbinding is gekoppeld met het eerste einde van tenminste een koppelhefboom waarvan het andere einde scharnierend is verbonden met een vast, onder de zitting gelegen verankeringspunt.

2. Voertuigzitting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de koppelhefboom gekromd of haakvormig is uitgevoerd en zodanig is aangebracht dat in de niet uitgeklapte stand van het kinderzitdeel de uitwendige kromming ervan naar het zitgedeelte is gericht.

3. Voertuigzitting volgens conclusie 1-2, met het kenmerk, dat de koppelhefboom scharnierend is verbonden met een zich aan de zittingdragende basis bevindende montagesteun waarvan het naar de rugleuning gerichte einde is uitgevoerd met een ondersnijding ter samenwerking met het haakvormige einde van een scharnierend door het voorste gedeelte van de koppelhefboom gedragen, onder veerspanning staande grendelpal.

4. Voertuigzitting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat zowel het achtereinde van het kinderzitdeel als de voorzijde van de grendelpal zijn verbonden met een trekorgaan.

5. Voertuigzitting volgens conclusie 1-4, gekenmerkt door twee, nabij de. beide langszijden van het kinderzitdeel gelegen koppelhefbomen.

6. Voertuigzitting volgens conclusie 5, gekenmerkt door een met de koppelhefbomen verbonden afschermplaat.

7. Voertuigzitting volgens conclusie 1-6, met het kenmerk dat het kinderzitdeel aan de achterzijde ervan is voorzien van een trekorgaan dat is gekoppeld met een tussen dit zitdeel en de zitting dragende basis opgenomen, door het uitoefenen van trek daarop vrijgevend, grendelorgaan.