NL9201725A - Werkwijze voor het scheiden van huishoudelijke en dergelijke afvalstoffen. - Google Patents

Description

Werkwijze voor het scheiden van huishoudelijke en dergelijke afvalstoffen.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het scheiden van huishoudelijke en dergelijke afvalstoffen.

De laatste jaren wordt steeds meer de behoefte gevoeld huishoudelijke en dergelijke afvalstoffen zodanig te verwerken, dat bruikbare produkten worden verkregen, zoals zand en steen welke dan zo veel mogelijk vrij moet zijn van metalen, organisch materiaal en dergelijke.

De uitvinding verschaft nu een werkwijze die de volgende fasen omvat: a) het zeven van de al dan niet vooraf verkleinde afvalstoffen door middel van een zeef zodanig dat delen kleiner dan van ongeveer 30 tot 70 mm door de zeef heen vallen; b) het afscheiden van ferro en non-ferro metalen uit de delen die door de zeef heen gevallen zijn? c) het thermisch of biologisch drogen van de delen voor het afscheiden van water daaruit; d) het zeven van het verkregen materiaal voor het scheiden daarvan in een fractie kleiner dan van 3 tot 7 mm en één of meer grovere fracties? e) het toevoeren van elke grovere fractie aan een zifter voor het scheiden van zwaar materiaal van organisch materiaal? en f) het toevoeren van het afgescheiden zwaar materiaal en de fractie kleiner dan van 3 tot 7 mm aan een wastrommel en vanaf deze aan verdere middelen voor het scheiden van organisch en inert materiaal.

Gebleken is dat op de boven beschreven wijze reeds een hoge mate van scheiding van organisch en ander materiaal kan worden verkregen. Daarbij 21j er op gewezen dat bij toepassing van de fase a) rekening zal worden gehouden met de mate van voorverkleining die eventueel is toegepast en die per gebruikte installatie kan verschillen.

Door het tussentijds drogen van het materiaal zal bij het er op volgende zeven en ziften een veel betere afscheiding van materialen naar deeltjes grootte worden verkregen dan het geval zou zijn bij het zeven en 2iften van nat of vochtig materiaal.

In het bijzonder kan er in worden voorzien, dat bij het zeven van het materiaal voor het daaruit verwijderen van de fractie kleiner dan van 3 tot 7 mm, eerst gebruik wordt gemaakt van een zeef voor het verwijderen van delen groter dan ongeveer 10 mm en daarna van een zeef voor het verwijderen van de delen kleiner dan 10 ram en groter dan van 3 tot 7 mm, waarbij dan de beide grovere fracties afzonderlijk aan een zifter worden toegevoerd.

De gebruikte zifters kunnen hierdoor op de grootte van de deeltjes van de beide fracties worden afgestemd zodat voor elk der beide fracties een goede afscheiding van het organisch materiaal van de andere materialen wordt verkregen. Wel kan uiteraard nog organisch materiaal aanwezig zijn onder de deeltjes met een grootte kleiner dan van 3 tot 7mm.

Wanneer in het bovenstaande gesproken wordt over deeltjes met een grootte van 3 tot 7 mm kunnen daaronder in het bijzonder deeltjes met een grootte van ongeveer 4 mm worden verstaan.

Bij de werkwijze volgens de uitvinding zal met behulp van de wastrommel een scheiding tot stand worden gebracht tussen grove, inerte deeltjes groter dan van 100 tot 500 μιη en andere deeltjes, waarbij de eerst genoemde deeltjes zullen worden behandeld; a) in een zeef voor het verwijderen van zand en steen eruit; en b) in een jig met er op volgende ontwaterzeven voor het verwijderen van metalen.

De andere uit de wastrommel komende deeltjes zullen als volgt worden behandeld: a) toevoer aan een zeef bocht voor het verwijderen van deeltjes groter dan ongeveer 0,5 mm, die in hoofdzaak van organisch materiaal zullen zijn; b) toevoer van de resterende deeltjes aan een natte unit bestaande uit hydrocycloon, jig en flotatiecel voor het afscheiden van organisch en zeer fijn inert materiaal; c) het toevoeren van het organisch en zeer fijn inert materiaal aan een indikker en ontwateringspers; en d) het toevoeren van het verder uit de natte unit komende materiaal aan een ontwater-spiraal.

Op bepaalde plaatsen kan gebruik worden gemaakt van buffertanks voor het opvangen van materiaal voordat dit aan een volgende behandeling wordt onderworpen. Ook kan gebruik worden gemaakt van buffertanks voor water dat bij de diverse fasen wordt gebruikt dan wel vrij komt tijdens de behandeling van het uit de wastrommel komende materiaal.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van een schema van een uitvoeringsvoorbeeld zoals dat is weergegeven in de tekening.

De te verwerken afvalstoffen worden toegevoerd aan een zeef 1 voor het afscheiden van delen groter dan van 30 tot 70 mm, dit in afhankelijkheid van de voorverkleining waaraan de afvalstoffen eventueel werden onderworpen. De grote delen worden dus verder niet verwerkt met behulp van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding.

De delen die door de zeef 1 heen gevallen zijn worden onderworpen aan de werking van een magneet 2 voor het verwijderen van ijzer en vervolgens aan de werking van een non-ferro afscheider 3 waarin echter ook nog afscheiding van ijzerdeeltjes plaats kan vinden.

Het resterende materiaal wordt gedroogd in de droger 4 voor het verwijderen van water daaruit. Dit drogen kan zowel thermisch als langs biologische weg plaats vinden. In een praktijkgeval is gebleken dat het gewicht van dit resterende materiaal ongeveer 60% bedraagt van het gewicht van het oorspronkelijk toegevoerde materiaal en dat bij het drogen het gewicht weer ongeveer 15% afneemt.

Vervolgens wordt het gedroogde materiaal toegevoerd aan een zeef 5 voor het verwijderen van deeltjes groter dan ongeveer 10 mm, die worden toegevoerd aan een zifter 6 voor het er uit verwijderen van organisch materiaal. Het door de zeef 5 heen gevallen materiaal wordt toegevoerd aan een zeef 7 die slechts de deeltjes kleiner dan van 3 tot 7 mm en in het bijzonder kleiner dan ongeveer 4 mm doorlaat. Het tegengehouden materiaal wordt behandeld in een zifter 8 voor het er uit verwijderen van organisch materiaal. Gebleken is dat op deze wijze het grootste deel van het organisch materiaal uit de toegevoerde afvalstoffen is verwijderd.

Het anorganisch materiaal dat de zifters 6 en 8 is gepasseerd wordt, tezamen met het materiaal dat door de zeef 7 is heen gevallen, toegevoerd aan de wastrommel 9. Aan de wastrommel 9 wordt water toegevoerd vanuit de buffertank 10. Grof inert materiaal met deeltjes groter dan vasn 100 tot 250 Mm wordt bij het wassen gescheiden van resterend materiaal en toegevoerd aan de zeef 11 waarmee zand wordt afgescheiden, terwijl het resterende materiaal wordt toegevoerd aan de jig 12 voor het verwijderen van metalen. Vanaf de jig 12 wordt het geen metalen bevattende materiaal toegevoerd aan de ontwaterzeef 13 voor het winnen van zand, terwijl het, de metalen bevattende, materiaal wordt toegevoerd aan de ontwaterzeef 14 waarin de metalen van het water worden gescheiden.

Zoals met punt-lijnen en pijlen aangegeven wordt het water dat vrij komt bij de ontwaterzeven 13 en 14 toegevoerd aan de buffertank 10. Het water dat nodig is voor het doen werken van de jig 12 en voor het naspoelen van het de metalen bevattende materiaal wordt onttrokken aan een nog nader aan te geven buffertank.

Het niet aan de zeef 11 toegevoerde materiaal wordt van af de wastrommel 9 toegevoerd aan de zeefbocht 15 van waaraf deeltjes groter dan ongeveer 0,5 mm worden toegevoerd aan de ontwaterzeef 16 voor het verwijderen van organisch materiaal. Het afgescheiden water wordt toegevoerd aan de buffertank 17 waaraan eveneens het materiaal wordt toegevoerd dat de zeefbocht 15 heeft verlaten.

Vanuit de buffertank 17 wordt het materiaal toegevoerd aan de natte unit 18 bestaande uit hydrocycloon, jig en flotatiecel.

In de natte unit 18 wordt organisch en zeer fijn inert materiaal afgescheiden, dat wordt toegevoerd aan de indikker 19. Aan de natte unit 18 wordt water toegevoerd vanuit de buffertank 10. Het materiaal uit de indikker 19 wordt toegevoerd aan de ontwaterpers 20 om deze als slib te verlaten. Het in de ontwateringspers 20 vrijgekomen materiaal, in hoofdzaak water, wordt toegevoerd aan de buffertank 21 van waaruit water wordt toegevoerd aan de reeds boven genoemde jig 12 en ontwaterzeef 14.

Het uit de waterbuffer 21 en het uit de natte unit 18 komende anorganische materiaal wordt toegevoerd aan de ontwaterspiraal 22. Hieruit wordt zand gewonnen met een deeltjesgrootte kleiner dan ongeveer 250 μιη. Het uit de ontwaterspiraal 22 komende water wordt toegevoerd aan de reeds bovengenoemde buffertank 17.

Het zal duidelijk zijn, dat slechts een mogelijke uitvoeringsvorm van een werkwijze volgens de uitvinding in de tekening is weergegeven en hierboven beschreven en dat vele wijzigingen kunnen worden aangebracht zonder buiten de uitvindingsgedachte te vallen. Zo kunnen andere middelen worden gebruikt voor het uitvoeren van de verschillende bewerkingen en kunnen ook de gróótte van de deeltjes in de verschillende fasen anders zijn.

Claims (7)

1. Werkwijze voor het scheiden van huishoudelijke en dergelijke afvalstoffen, met het kenmerk, dat deze de volgende fasen omvat: a) het zeven van de al dan niet vooraf verkleinde afvalstoffen door middel van een zeef (l), zodanig dat delen kleiner dan van ongeveer 30 tot 70 mm door de zeef heen gaan; b) het afscheiden van ferro en non-ferro metalen uit de delen die door de zeef (1) heen gevallen zijn; c) het thermisch of biologisch drogen (4) van de delen voor het afscheiden van water daaruit; d) het zeven (5,7) van het verkregen materiaal voor het scheiden daarvan in een fractie kleiner dan van 3 tot 7 mm en één of meer grovere fracties; e) het toevoeren van elke grovere fractie aan een zifter (6,8) voor het scheiden van zwaar materiaal van organisch materiaal; en f) het toevoeren van het afgescheiden zwaar materiaal en de fractie kleiner dan van 3 tot 7 mm aan een wastrommel (9) en vanaf deze aan verdere middelen (11-22) voor het scheiden van organisch en inert materiaal.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat bij het zeven van het materiaal voor het daaruit verwijderen van de fractie kleiner dan van 3 tot 7 mm, eerst gebruik wordt gemaakt van een zeef (5) voor het verwijderen van delen groter dan ongeveer 10 mm en daarna van een zeef (7) voor het verwijderen van de delen kleiner dan 10 mm en groter dan van 3 tot 7 mm, waarbij dan de beide grovere fracties afzonderlijk aan een zifter (6,8) worden toegevoerd.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de fractie bestaande uit deeltjes groter dan van 3 tot 7 mm in het bijzonder zal bestaan uit deeltjes groter dan ongeveer 4 mm.

4. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat met behulp van de wastrommel (9) een scheiding tot stand worden gebracht tussen grove, inerte deeltjes groter dan van 100 tot 500 μιη en andere deeltjes, waarbij de eerst genoemde deeltjes zullen worden behandeld: a) in een zeef (11) voor het verwijderen van zand en steen eruit; en b) in een jig (12) met er op volgende ontwaterzeven (14) voor het verwijderen van zware metalen.

5. Werkwijze volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de andere uit de wastrommel (9) komende deeltjes als volgt worden behandeld: a) toevoer aan een zeef bocht (15) voor het verwijderen van deeltjes groter dan ongeveer 0,5 mm, die in hoofdzaak van organisch materiaal zijn; b) toevoer van de resterende deeltjes aan een natte unit (18) bestaande uit hydrocycloon, jig en flotatiecel voor het afscheiden van organisch en zeer fijn inert materiaal ; c) het toevoeren van het organisch en zeer fijn inert materiaal aan een indikker (19) en ontwateringspers (20); en f) het toevoeren van het verder uit de natte unit (18) komende materiaal aan een ontwater-spiraal (22).

6. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat op bepaalde plaatsen gebruik wordt gemaakt van buffertanks (17,21) voor het opvangen van materiaal voordat dit aan een volgende behandeling wordt onderworpen.

7. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat gebruik wordt gemaakt van buffertanks (10,17,21) voor water dat bij de diverse fasen gebruikt wordt dan wel vrij komt tijdens de behandeling van het uit de wastrommel (9) komende materiaal.