NL9201608A - Dwarselement voor een eindloos overbrengingsorgaan. - Google Patents

Description

Dwarselement voor een eindloos overbrengingsorgaan

De uitvinding heeft betrekking op een dwarselement voor een eindloos overbrengingsorgaan, welk overbrengingsorgaan een of meer dragers omvat met daarop verschuifbaar aangebrachte dwarselementen, waarbij het dwarselement is voorzien van koppei-middelen alsmede op ten minste een van beide hoofdzijden van het dwarselement van een kantelzone.

Een dergelijk dwarselement voor een eindloos overbrengingsorgaan wordt ondermeer toegepast in continu variabele transmissies voor bijvoorbeeld voertuigen en is als zodanig bekend uit het Europese octrooischrift 0.014.013.

Het bekende dwarselement bezit afzonderlijk een kantelzone, om een buiging van het eindloos overbrengingsorgaan mogelijk te maken, met name in de poelies van de continu variabele transmissie, alsmede koppelmiddelen. De koppelmiddelen omvatten veelal een nop op het ene hoofdvlak en een uitsparing op het andere hoofdvlak, waarbij de nop en uitsparing van naastgelegen dwarselementen met elkaar in aangrijping zijn, met name in de rechte parten tussen de poelies van de continu variabele transmissie, zodat een stabiele positionering van de dwarselementen onderling in die rechte parten wordt verkregen. Indien de koppelmiddelen enigszins boven de kantelzone zijn aangebracht, komen deze vrij bij een kromming van het eindloos overbrengingsorgaan in de poelies, zodat de dwarselementen zich daar optimaal kunnen positioneren.

Op zich functioneren de bekende dwarselementen en het daaruit samengebouwde eindloos overbrengingsorgaan goed, echter de positionering van de afzonderlijke dwarselementen en de dwarselementen ten opzichte van de poelies en de dragers is niet steeds optimaal en eenduidig. Dit komt met name doordat deze positionering zowel wordt bepaald door de kantelzone als de koppelmiddelen. Bovendien hebben de schakels de neiging ter plaatse van de kantelzone in plaats van af te rollen, enigszins ten opzichte van elkaar te verschuiven. Hierdoor zijn de belasting, slijtage en positio-neerbaarheid van genoemde onderdelen en tevens het rendement van de transmissie niet optimaal. Bovendien is het bekende dwarselement fabricage-technisch gezien gecompliceerd.

De uitvinding beoogt een verbeterd dwarselement te verschaffen met een optimalere positioneerbaarheid en stabiliteit. De uitvinding wordt daartoe daardoor gekenmerkt dat de koppelmiddelen en de kantelzone zijn geïntegreerd in een scharnierkoppeling. Het dwarselement volgens de uitvinding is daardoor eenvoudig positioneerbaar , omdat de positionering wordt bepaald door de schanierkoppeling. De dwarselementen rollen daarbij af ter plaatse van de scharnierkoppeling om een buiging van het eindloos overbrengingsorgaan mogelijk te maken.

Volgens een nadere uitwerking van de uitvinding omvat de scharnierkoppeling tenminste een ril in een hoofdzijde en een overeenkomstige groef in de andere hoofdzijde. De ril/groef combinatie maakt een optimaal afrollen van de dwarselementen mogelijk en waarborgt een eenduidige positionering.

Voorts kan de groef enigszins breder zijn dan de ril, dan wel dat ril of groef zich uitstrekken over de volledige breedte van het dwarselement. Indien gewenst, kunnen de dwarselementen zich daardoor zijwaarts relatief verplaatsen hetgeen met name wenselijk is voor die toepassingen waarbij de beide poelies niet volledig zijn uitgelijnd en het eindloos overbrengingsorgaan enigszins schuin loopt.

Volgens een verder kenmerk kunnen in een hoofdzijde tenminste twee rillen zijn aangebracht met een tussengelegen groef en in de andere hoofdzijde tenminste twee groeven met een tussengelegen ril. Bij voorkeur heeft daarbij een overgang van een in hetzelfde vlak gelegen ril en aangrenzende groef een schuine begrenzing. De groef/ril combinatie wordt hierdoor zelf-zoekend en waarborgt een goede onderlinge positionering.

De ril en/of de groef zijn volgens de uitvinding bij voorkeur halfrond uitgevoerd. De straal kan daarbij voordelig tussen de 0,2 en 2 mm groot zijn en bij voorkeur 0,5 mm zijn. Middels deze vormgeving van de groef en de ril wordt het onderling afrollen van de dwarselementen bevorderd, waarbij bovendien de positionering in de andere richtingen is zeker gesteld.

Volgens een nadere uitwerking van de uitvinding is tenminste een van beide hoofdvlakken in tenminste de dwarsrichting tenminste gedeeltelijk geprofileerd, en bij voorkeur convex, uitgevoerd. Daarbij kunnen de groef en/of de ril overeenkomstig zijn geprofileerd. De straal van het geprofileerde oppervlak wordt daarbij voordelig gekozen tussen de 1 en 10 meter en is bij voorkeur 2 meter. Door het geprofileerde oppervlak kunnen de dwarselementen zich ook zijdelings enigszins afrollen, hetgeen met name wenselijk is voor toepassingen waarbij de beide poelies van de continu variabele transmissie niet volledig zijn uitgelijnd en het eindloos overbrengingsorgaan enigszins schuin dient te lopen.

Volgens een nader kenmerk is het hoofdvlak en/of de ril in het midden gedeelte convex uitgevoerd. Daarbij kan het convexe deel zijdelings overgaan in een schuin deel.

De uitvinding heeft voorts tevens betrekking op een eindloos overbrengingsorgaan voorzien van een of meer dwarselementen volgens de uitvinding.

De uitvinding zal worden verduidelijkt aan de hand van een tekening. In de tekening toont:

Fig. 1 een schematisch weergegeven continu variabele transmissie;

Fig. 2 een dwarselement volgens de uitvinding, in vooraanzicht (a) en zijaanzicht (b); Fig. 3 een dwarselement volgend de uitvinding voorzien van meerdere rillen en groeven, in vooraanzicht (a), in doorsnede B-B(b), in doorsnede C-C(c) en in doorsnede D-D(d).

Fig. 4 een bovenaanzicht van het dwarselement volgens figuur 2, waarbij het hoofdvlak en de ril in dwarsrichting convex zijn uitgevoerd.

Fig. 5 een bovenaanzicht van het dwarselement volgens figuur 2, waarbij het middeldeel van het hoofdvlak en van de ril convex zijn uitgevoerd en zijwaarts schuin aflopen.

De continu variabele transmissie volgens figuur 1 omvat een tweetal poelies 1, 2 met een daarom aangebracht eindloos overbrengingsorgaan 3. Het eindloos overbrengings-orgaan 3 is in dit voorbeeld voorzien van dragers 7 met daarop verschuifbaar aangebrachte dwarselementen 6.

De dwarselementen 6 kunnen van een type zijn waarbij slechts één drager 7 kan worden opgenomen, maar kunnen ook van een type zijn waarbij twee of meer dragers 7 opneembaar zijn. De drager of dragers 7 kunnen weer bestaan uit één of meer pakketten van eindloze elementen.

In figuur 2a is een dwarselement 6 weergegeven van het type waarbij in de zijwaartse openingen 8 een tweetal dragers 7 opneembaar zijn. Om de uitvinding nader te verduidelijken zijn in figuur 2b in zijaanzicht twee van deze dwarselementen 6 met hun hoofdvlakken 10, 11 tegen elkaar geplaatst. De hoofdzijde 10 loopt eventueel radiaal binnenwaarts enigszins schuin toe op hoofdzijde 11. Dit ondersteunt het buigen van het eindloos overbrengingsorgaan 3, maar is daartoe niet absoluut noodzakelijk. Op de hoofdzijde 10 is een ril 12 aangebracht, terwijl in hoofdzijde 11 een complementaire groef 13 is aangebracht. In samengestelde toestand, zoals in figuur 2b weergegeven, reikt ril 12 in groef 13, onder vorming van een scharnierkoppeling. De ril 12 en de groef 13 maken een afrollen van de dwarselementen 6 onderling mogelijk bij een buiging van het eindloos overbrengingsorgaan tussen de poelies. Voorts waarborgen de ril 12 en de groef 13 een eenduidige positionering van de dwarselementen 6.

In figuur 2a is een uitvoeringsvorm van het dwarselement 6 volgens de uitvinding weergegeven, waarbij de ril 12 en de groef 13 over de volledige breedte van het dwarselement 6 zijn aangebracht. Dit is met name dan voordelig wanneer een zekere relatieve zijdelingse beweging van de dwarselementen 6 gewenst is. Overigens kan een zelfde effect in meer of mindere mate worden bereikt door de ril 12 smaller uit te voeren dan de groef 13.

Het kan anderzijds gewenst zijn dat de dwarselementen ook in zijdelingse richting onderling gefixeerd zijn. Dit kan ondermeer worden bereikt middels de uitvoeringsvorm volgens figuur 3 waarbij op het hoofdvlak 10 een tweetal rillen 14, 14' met een tussen-gelegen groef 15 zijn aangebracht. Op de andere hoofdzijde 11 zijn twee groeven 17, 17' met een tussengelegen ril 18 aangebracht. De hoofdzijden 10 en 11 zijn hierdoor complementair terwijl in de uitvoeringsvorm de dwarselementen zijdelings niet onderling kunnen verplaatsen. Bovendien is in de uitvoeringsvorm volgens figuur 3 de begrenzing tussen de rillen 14, 14', 18 en de aangrenzende groeven 15, 17, 17' schuin gevormd waardoor de koppeling tussen rillen en groeven zelf-zoekend is en een goede koppeling is gewaarborgd.

Bij voorkeur zijn de rillen en groeven zoals in de uitvoeringsvormen van de weergegeven figuren halfrond uitgevoerd, waarbij een straal van tussen de 0,2 en 2 mm en van' 0,5 mm in het bijzonder geschikt zijn voor de ronding.

In de uitvoeringsvorm volgens figuur 4 is het hoofdvlak 10 van het dwarselement 6 in dwarsrichting convex uitgevoerd. De op het hoofdvlak 10 gelegen ril 12 is op overeenkomstige wijze in dwarsrichting convex uitgevoerd. Hierdoor kunnen de dwarselementen 6 zich ook zijdelings afrollen. Een voordelige straal voor de beschrijving van de convexe hoofdzijde is tussen de één en tien meter en bij voorkeur twee meter.

In een nadere uitwerking van deze uitvindingsgedachte zoals weergegeven in figuur 5 zijn het hoofdvlak 10 en de ril 12 alleen in het middengedeelte in dwarsrichting convex uitgevoerd, welk convex deel zijdelings uitloopt in schuine delen 20. De schuine delen hebben bij voorkeur een hellingshoek tussen de 0,01° en 0,15° en in het bijzonder van 0,05°.

Het zal duidelijk zijn dat de uitvinding niet is beperkt tot de weergegeven uitvoeringsvormen en dat binnen het kader van de uitvinding vele varianten denkbaar zijn, die worden geacht binnen de uitvindingsgedachte te vallen. Zo kunnen bijvoorbeeld op een hoofdzijde een tweetal ruimtelijk gescheiden rillen zijn aangebracht, terwijl in de andere hoofdzijde twee complementaire ruimelijke gescheiden groeven zijn aangebracht. De rillen en groeven kunnen daarbij, maar ook in andere uitvoeringsvormen, in vooraanzicht willekeurige profielen bezitten, bijvoorbeeld een rond profiel.

Claims (18)

1. Dwarselement voor een eindloos overbrengingsorgaan, welk overbrengingsor-gaan een of meer dragers omvat met daarop verschuifbaar aangebrachte dwarselementen, waarbij het dwarselement is voorzien van koppelmiddelen alsmede op tenminste een van beide hoofdzijden van het dwarselement van een kantelzone, met het kenmerk dat de koppelmiddelen en de kantelzone zijn geïntegreerd in een scharnierkoppeling.

2. Dwarselement volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de scharnierkoppeling tenminste een ril in een hoofdzijde en een overeenkomstige groef in de andere hoofdzijde omvat.

3. Dwarselement volgens conclusie 2, met het kenmerk dat de groef in een hoofdzijde breder is dan de ril in de andere hoofdzijde.

4. Dwarselement volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk dat de groef zich uitstrekt over de volledige breedte van het dwarselement.

5. Dwarselement volgens conclusie 4, met het kenmerk dat de ril zich uitstrekt over de volledige breedte van het dwarselement.

6. Dwarselement volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat in een hoofdzijde tenminste twee rillen zijn aangebracht met een tussengelegen groef en dat in de andere hoofdzijde tenminste twee groeven zijn aangebracht met een tussengelegen ril.

7. Dwarselement volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat een overgang van een in hetzelfde vlak gelegen ril en aangrenzende groef een schuine begrenzing heeft.

8. Dwarselement volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de ril en/of groef halfrond zijn uitgevoerd.

9. Dwarselement volgens conclusie 8, met het kenmerk dat de straal van de halfronde ril en/of groef tussen de 0,2 en 2 mm groot is en bij voorkeur 0,5 mm is.

10. Dwarselement volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat tenminste een van beide hoofdvlakken tenminste in dwarsrichting tenminste gedeeltelijk geprofileerd is uitgevoerd.

11. Dwarselement volgens conclusie 10, met het kenmerk dat de groef en/of de ril tenminste gedeeltelijk overeenkomstig zijn geprofileerd als het hoofdvlak waarin de groef en/of respectievelijk de ril zijn aangebracht.

12. Dwarselement volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk dat tenminste een van beide hoofdvlakken tenminste gedeeltelijk convex is.

13. Dwarselement volgens conclusie 12, met het kenmerk dat het convexe deel een straal tussen één en tien meter heeft en bij voorkeur twee meter is.

14. Dwarselement volgens conclusie 12 of 13, met het kenmerk dat het hoofdvlak met de daarin aangebrachte groef vlak is uitgevoerd en dat het hoofdvlak met de ril tenminste gedeeltelijk convex is.

15. Dwarselement volgens een van de voorgaande conclusies 10-15, met het kenmerk dat tenminste een hootdvlak en de ril en/of groef in het middengedeelte convex zijn uitgevoerd.

16. Dwarselement volgens conclusie 15, met het kenmerk dat het convexe middendeel van het hoofdvlak en/of de ril zijdelings overgaat in een schuin gedeelte.

17. Dwarselement volgens conclusie 16, met het kenmerk dat het schuine gedeelte een hellingshoek maakt tussen 0,01° en 0,15° en bij voorkeur 0,05°.

18. Eindloos overbrengingsorgaan voorzien van een of meer dwarselementen volgens een van de voorgaande conclusies.