NL9201474A - Grondbewerkingsmachine. - Google Patents

Description

GRONDBEWE RKINGSMACHINE

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op eengrondbewerkingsmachine met een gestel met grondbewerkings-organen en met ten minste één rol met naast elkaar aange¬brachte rolelementen..

Dergelijke machines zijn algemeen bekend. Nochtanszijn deze niet altijd voorzien van een naar tevredenheidfunctionerende rol. Zo zijn bijvoorbeeld de bekende rollenvaak zwaar uitgevoerd, hetgeen niet altijd nodig is enmachine-combinaties soms onmogelijk maakt. Bovendien is devervaardiging van dergelijke machines, met name bij relatiefkleine series, vaak lastig en duur, onder meer vanwege speci¬fiek benodigde gereedschappen. De onderhavige uitvindingheeft althans onder meer tot doel te komen tot een althans inde genoemde opzichten gunstigere machine. Hiertoe heeft demachine conform de uitvinding een rol met rolelementen waar¬van de omtrek een uit plaat gevormde buis is. Door dezemaatregel wordt een eenvoudige, lichte, goed functionerenderol verkregen.

Een bijzonder constructief aspect volgens de uit¬vinding bestaat daarin dat de rolelementen door tussen derolelementen aangebrachte vulstukken op een centrale dragertegen elkaar geklemd zijn bevestigd. De uitvinding omvat danook tevens een grondbewerkingsmachine met een gestel metgrondbewerkingsorganen en met ten minste één rol, waarbij derol holle wielen omvat, die door tussen de wielen aangebrach¬te vulstukken op een centrale buis tegen elkaar geklemd zijnbevestigd. Overeenkomstig een ander bijzonder aspect van deuitvinding omvat de rol als wielen gevormde rolelementen metholle velgen die aan hun buitenomtrek zijn voorzien van tweegeperste ringen die in elkaar passen. De uitvinding omvat danook tevens een grondbewerkingsmachine met een gestel metgrondbewerkingsorganen en met ten minste één rol, waarbij derol wielen omvat met holle velgen die aan hun buitenomtrekzijn voorzien van twee geperste ringen die in elkaar passen.Een verdere gunstige constructieve maatregel conform de uit¬vinding bestaat daarin dat een rolelement twee tegen elkaar gelegen plaatdelen omvat, die aan hun omtrek zijn voorzienvan een profilering, waarmee de plaatdelen tezamen een ruimteomsluiten. Voorts is .het conform de uitvinding gunstig dateen rolelement met spaken op een drager is aangebracht. Ditlevert voor de rol een gunstig gewicht op. De uitvindingomvat, dan ook tevens . een grondbewerkingsmachine met een ge¬stel met grondbewerkingsorganen en met ten minste één rol metnaast elkaar aangebrachte rolelementen, waarbij een rolele-ment is gevormd uit een plaatde'el en met spaken op een drageris bevestigd.

De uitvinding zal thans nader worden toegelichtaan de hand van de bijgaande tekeningen.

Figuur 1 toont in een bovenaanzicht een machinevolgens de uitvinding, gekoppeld met de hefinrichting van eentrekker;

Figuur 2 is een doorsnede volgens de lijn II-II in

Figuur 1;

Figuur 3 is een aanzicht volgens de pijl 3 in

Figuur 2;

Figuur 4 is een aanzicht volgens de lijn IV-IV in

Figuur 1.

Overeenkomstige delen in de figuren zijn met ge¬lijke verwijzingscijfers aangegeven. Verder is de uitvindinggeenszins beperkt tot de hier afgebeelde en beschreven uit¬voeringsvormen; deze dienen slechts ter illustratie van deuitvindingsgedachte.

Figuur 1 toont een cirkeleg 1, ook wel genoemdrotorkopeg, gekoppeld met de hefinrichting 2 van een trekker.Aan de achterzijde omvat de rotorkopeg een rol 4 die via eenpaar armen 3 daarmee is gekoppeld. De rotorkopeg 1 is een opzichzelf bekend grondbewerkingswerktuig dat hoofdzakelijkwordt gebruikt voor de secundaire grondbewerking. De rotor¬kopeg 1 omvat, in de onderhavige uitvoering van 3 meterbreed, een twaalftal, via in een kokervormig gestel 5 onder¬gebrachte tandwielen 6, met elkaar in aangrijpende verbindingstaande grondbewerkingsorganen die om opwaarts gerichte assendraaibaar en aandrijfbaar zijn. De tandwielen zijn aange¬bracht aan het bovenste uiteinde van de opwaarts gerichte assen die door de bodem van het gestel 5 reiken en daarinzijn gelegerd. Eén van de middelste twee assen reikt tevensdoor de bovenzijde van het kokervormig gestel 5 naar één vantwee haaks op elkaar staande en elkaar aangrijpende tand¬wielen in een op het gestel aangebrachte transmissiekast 10. .De transmissiekast 10 omvat ten behoeve van de aandrijvingvan de rotorkopeg een uitgaande asstomp die via een koppe-lingsas met de aftakas van de trekker is gekoppeld. Demachine is verder voorzien van een centraal op de bovenzijdevan het gestel 5 aangebrachte bok 11 voor de koppeling met dedriepuntshefinrichting 2 · van de trekker. Het kokervormiggestel 5 is aan beide uiteinden afgesloten door een opwaartsgerichte, boven het gestel 5 uitstekende plaat 13, waaraan dearmen 3 via horizontaal en aan de bovenzijde van het gestel 5aangebrachte asstompen 14 scharnierbaar zijn bevestigd. Viaeen aan de achterzijde van de machine in meerdere in de plaat13 aangebrachte openingen plaatsbare borgpen 16 is de hoogtevan het gestel 5 en daarmee de bewerkingsdiepte ten opzichtevan de rol 4 instelbaar. In de onderhavige uitvoering wordtde borgpen Γ6, conform het "floating" principe, zo toegepastdat de machine zich althans gedeeltelijk op de rol 4 af¬steunt, doch ten opzichte hiervan Vrij omhoog beweegbaar is.

De rol 4 is, overeenkomstig de uitvinding, opge¬bouwd uit rolelementen 17 die naast elkaar zijn aangebrachtop een centrale drager 18 in de vorm van een buis. Figuur 2toont in een zijaanzicht dwars op de voortbewegingsrichting Aeen dergelijk rolelement 17 dat met behulp van een om dedrager 18 aangebracht vulstuk 19 ten opzichte van een naburigrolelement 17 op afstand wordt gehouden. Zoals Figuur 4toont, is een rolelement 17 in de weergegeven uitvoeringvervaardigd uit twee uit plaat gemaakte schijven 20 die nabijhun omtrek zijn voorzien van een profilering. De profileringvormt aan de buitenomtrek van de schijf een ring 21 die eendeel van de cilindervormige omtrek van de rol 4 bepaalt. Deprofilering is vanaf het platte deel van de schijf 20 gevormddoor een onder 45° gezette rand 22 van ongeveer 3 cm, welkerand vervolgens overgaat in een rand 23 die in een verticaalen in de rijrichting gelegen vlak is gezet. Dit laatst ge- noemde profieldeel gaat via een wederom onder 45° gezetterand 24 van ongeveer 1 cm over in de eerder genoemde buiten¬ste ring 21. Van het paar geprofileerde schijven, waaruit eenrolelement 17 telkens is opgebouwd, is de in de verticale enin de rijrichting gelegen profielrand 23 van de ene schijf .exact één plaatdikte korter dan de overeenkomende rand van deandere schijf. Hierdoor passen de geperste ringen 21 aan debuitenkant van een paar geprofileerde schijven 20 in elkaar.Beide ringen 21 strekken zich in de langsri'chting van de buis18 voorbij het verste grensvlak van het plaatvormige deel vande betreffende schijf 20 uit. Hierbij valt het midden van deaan de buitenzijde van een rolelement 17 gelegen ring 21samen met het aanligvlak van de twee plaatdelen 20, waaruiteen rolelement 17 is opgebouwd.

Figuur 4 toont verder de manier waarop de rol 4aan de armen 3 van de machine is bevestigd en de manierwaarop de rolelementen 17 tegen elkaar worden geklemd. Aanbeide uiteinden is de buis 18 van de rol 4 voorzien van eenvastgelaste afsluitende plaat 26, waarin in een boring een 'as27 via lassen is vastgezet. Deze as 27 strekt zich lateraalen voorbij het einde van de buis 18 uit. Over de as is eenklemstuk 28 geschoven in de vorm van een van een boringvoorziene schijf, waaraan een ringvormig deel van een vulstukis vastgelast. Het klemstuk 28 is met het ringvormig deelgedeeltelijk over een uiteinde van,de buis 18 geschoven envastgezet met behulp van een op zichzelf bekende stelmoer 29.De as 27 is voorts ten opzichte van eenöarm 3 gelegerd metbehulp van een leger 30. Het leger 30 is aangebracht in eenuitsparing van de arm 3 en wordt op zijn plaats gehouden dooreen van een overeenkomstige uitsparing voorziene klèmring 31die tegen de armen 3 is aangeschroefd. Het leger 30 is tenopzichte van de as 27 vastgezet met behulp van een tweedestelmoer die het leger 30 tegen een borstvlak op de as 27vastgedrukt houdt.

De machine is aan de achterzijde van de rol voor¬zien van een zich in de langsrichting hiervan uitstrekkendedrager 33 in de vorm van een vierkante buis, waarop, zoalsFiguur 2 en 3 tonen, schrapers 34 zijn aangebracht. De buis 33 is zo aangebracht dat de naar de rol toegekeerde, zijde eenhoek van ongeveer 30° met een verticaal maakt. Tegen dezevoorzijde is een plaat vastgelast die zich, gezien in dwars¬doorsnede, met twee zijden voorbij de aanliggende zijde vande drager 33 uitstrekt. Hierdoor is de buis 33 voorzien vantwee klemranden 35, waaraan, met behulp van een paar bouten36 en bijbehorend vulstuk 37 en klemstuk 38, een houder 40voor een schraapelement 41 is vastgezet. Een schraapelement41 is gevormd uit één stuk staafmateriaal 'van verenstaal envoorzien van veerwindingen 42. In het midden van de veer-windingen 42 is een schraapelement 41 voorzien van een in eenplat vlak gebogen lus 43, waardoorheen een bout 36 is ge¬voerd, waarmee het schraapelement 41 op de houder 40 isbevestigd. Bij deze bevestiging is tussen de bij de boutbehorende moer en de lus 43 een klemstuk 44 aangebracht,waarin een passende uitsparing voor de lus 43 is aangebracht.Alle drie bouten 36 op een houder 40 zijn slotschroeven,terwijl de bijbehorende moeren van gelijke maat zijn. Vanafde windingen 42 verlopen twee tanden 45 van een schraap¬element 41 over een kort stuk en wel voorbij het einde van dehouder 40 parallel hieraan, waarna de tanden 45 in een hori¬zontaal vlak zijn gebogen en zich tot voorbij het hart van derol 4 uitstrekken. In een bovenaanzicht volgens Figuur 3gezien, zijn de twee tanden 45 van een schraapelement 41vanaf de houder 40 onder een hoek van 45° naar elkaar toegebogen, waarna de tanden zich onmiddellijk naast het grens¬vlak, ofwel de randen 23 van een rolelement 17, uitstrekken.Nabij hun uiteinden zijn de tanden 45 van een schraapelement41 onder een hoek van 45° met een horizontaal geplaatst enzijn de kopeinden over zodanige afstand naar elkaar omgebogendat de tanden elk in de langsrichting van de rol 4 enigespeling ter grootte van de dikte van een tand 45 hebben.

In de onderhavige uitvoering is de machine voortsvoorzien van een op niet nader aangegeven wijze zich op derol afsteunende zaaiinrichting 47, waarvan de zaaipijpensteeds aan de voorzijde van een rolelement uitmonden. In dezesamenstelling wordt de rol 4 toegepast voor het in een gun¬stige positie aandrukken van uitgestrooid zaad en de onmid- del lijk daaromheen liggende aarde. Hierdoor ontstaan voor watbetreft de vochttoevoer en de stevigheid van de aanhechtingvan de te ontwikkelen plant in de aarde gunstige conditiesdie slechts in de zaairijen voorkomen. Door de vorm van derol worden deze condities niet tussen de zaairijen geschapen,zodat het gezaaide zaad een gunstig uitgangspunt heeft tenopzichte van ongewenst zich in de grond tussen de zaairijenbevindende zaden. Uiteraard kan de rol 4 tevens worden toege¬past bij zaaiwijzen, waarbij -het zaad pas na het aandrukkenin de voor wordt gedeponeerd. De rol kan ook gunstig wordentoegepast, al dan niet met bredere of smallere vulstukken 17,voor een kunstmatige bezakking van secundair bewerkte grondin het algemeen. De werking van de schrapers 34 in de onder¬havige uitvoering is voor een zaaibed gunstig, doordat deschraapelementen 41 vlak boven de aarde tussen twee rolele-menten zijn aangebracht, zodat de afgeschraapte gronddelensteeds zeer klein blijven. Doordat schraapelement 41 uitverenstaal is gemaakt, is dit bestand tegen eventuele stenendie tussen de elementen voorkomen.

Het plaatvormige deel van een rolelement 17 is inde onderhavige uitvoering voorzien van drie uitsparingen 48.Deze zijn begrensd door een ongeveer één cm brede rand langshet buisvormige profiel in een schijf 20, de rand van één vandrie door de uitsparingen 48 ontstane spaken 49 en de randvan een aan de buis 18 grenzend deel 50 van de schijf 20. Hetom de buis 18 gelegen schijf deel 50 vormt tevens een drukvlakvoor de tussen de rolelementen 17 aangebrachte vulstukken 19.Door een rolelement 17 op de bovenbeschreven wijze met spakenuit te voeren, wordt een machine verkregen met een lichte,niet dure, doch effectief inzetbare rol.

De uitvinding is geenszins beperkt tot hethiervoor beschrevene, doch heeft tevens betrekking op alledetails in de tekeningen. De uitvinding heeft voorts betrek¬king op allerlei alternatieven in de constructie, uiteraardvallende binnen de bewoordingen van de hierna volgende con¬clusies .

Claims (17)

1. Grondbewerkingsmachine met een gestel met grondbe-werkingsorganen en met ten minste één rol met naast elkaaraangebrachte rolelementen, met het kenmerk, dat de omtrek vaneen rolelement een uit plaat gevormde buis is.

2. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1, methet kenmerk, dat de rolelementen door tussen de rolelementenaangebrachte vulstukken op een' centrale drager tegen elkaargeklemd zijn bevestigd.

3. Grondbewerkingsmachine met een gestel met grondbe-werkingsorganen en met ten minste één rol, met het kenmerk,dat de rol holle wielen omvat, die door tussen de wielenaangebrachte vulstukken op een centrale buis tegen elkaargeklemd zijn bevestigd.

4. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1, 2 of3, met het kenmerk, dat de rol als wielen gevormde rolelemen¬ten met holle velgen omvat, welke velgen aan hun buitenomtrekzijn voorzien van twee geperste ringen die in elkaar passen.

5. Grondbewerkingsmachine met een gestel met grondbe-werkingsorganen en met ten minste één rol, met het kenmerk,dat de rol wielen omvat met holle velgen die aan hun buiten¬omtrek zijn voorzien van twee geperste ringen die in elkaarpassen.

6. Grondbewerkingsmachine volgens een of meer dervoorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een rolelementtwee tegen elkaar aan gelegen plaatdelen omvat, die aan hunomtrek zijn voorzien van een profilering, waarmee de plaatde¬len tezamen een ruimte omsluiten.

7. Grondbewerkingsmachine volgens een of meer dervoorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een rolelementmet spaken op een drager is aangebracht.

8. Grondbewerkingsmachine met een gestel met grondbe-werkingsorganen en met ten minste één rol met naast elkaaraangebrachte rolelementen, met het kenmerk, dat een rol¬element is gevormd uit een plaatdeel en met spaken op eendrager is aangebracht.

9. Grondbewerkingsmachine volgens een of meer der voorgaande conclusies, niet het kenmerk, dat een spaak uittwee tegen elkaar aan liggende plaatdelen bestaat.

10. Grondbewerkingsmachine volgens een of meer dervoorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de plaatdelendoor vulstukken tegen elkaar aan zijn gedrukt.

11. Grondbewe.rkingsmachine volgens een of meer dervoorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de drager isgevormd door een centraal aangebrachte buis.

12. Grondbewerkingsmachine volgens een of meer dervoorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de machine eenrol met wielen uit geperste plaat omvat.

13. Grondbewerkingsmachine volgens een of meer der• voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de rol is bedoeld voor een rptorkopeg en deze althans ten dele ondersteunt.

14. Grondbewerkingsmachine volgens een of meer dervoorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hartafstandvan twee wielen ongeveer 12½ cm bedraagt.

15. Grondbewerkingsmachine volgens een of meer dervoorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de machine isvoorzien van veerbare schrapers.

16. Grondbewerkingsmachine volgens een of meer dervoorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de machine schra¬pers omvat, die zijn aangebracht op afstand van de centralebuis.

17. Grondbewerkingsmachine volgens een of meer dervoorgaande conclusies en/of een of meer der kenmerken, zoalsweergegeven in de beschrijving en/of in de figuren.