NL9201132A

NL9201132A - Geleidingshuls met ten minste een kanaal voor het geleiden van een kabel.

Info

Publication number: NL9201132A
Application number: NL9201132A
Authority: NL
Original assignee: Hooft Eric T
Priority date: 1992-06-25
Filing date: 1992-06-25
Publication date: 1994-01-17
Also published as: FR2692947A1; DE4321253A1; US5720301A; JPH06277175A; FR2692947B1; DE4321253C2

Description

Titel: Geleidingshuls met ten minste een kanaal voor het geleiden van een kabel

De uitvinding heeft betrekking op een geleidingshuls met ten minste een kanaal voor het geleiden van een kabel, in het bijzonder een kabel die aan een uiteinde is voorzien van een middels de kabel door de geleidingshuls transporteerbaar orgaan ten behoeve van het plaatselijk behandelen van een lichaamsdeel van een patiënt, welke geleidingshuls is voorzien van een langgerekt cilindervormig lichaam, waarin een trekdraad is opgenomen.

Een dergelijke uit EP-A-0 254 351 bekende geleidingshuls is samengesteld uit een schroefveer met tegen elkaar aan liggende windingen en omgeven door een kunststoffen mantel.

Een dergelijke geleidingshuls wordt gebruikt voor het middels de kabel transporteren van een controle-orgaan of van een stralingsbron vanuit een kluis tot een vooraf nauwkeurig bepaalde plaats in een lichaamsdeel van een patiënt. Teneinde daarbij te voorkomen, dat als gevolg van bijvoorbeeld een trekkracht de lengte van de geleidingshuls zodanig wijzigt, dat de stralingsbron, die aan het vooroplopende uiteinde van de kabel is bevestigd, niet meer precies op de gewenste, vooraf vastgestelde plaats terecht komt, is langs de buitenzijde van de schroefveer en binnen de kunststoffen mantel een trekdraad aangebracht, die met telkens een uiteinde bevestigd is aan een koppelstuk aan telkens een uiteinde van de geleidingshuls. Op deze wijze is de geleidingshuls beschermd tegen het in lengterichting uiteen trekken. Wordt de geleidingshuls in een aantal bochten of lussen gelegd, dan zal de trekdraad de neiging hebben steeds in de binnenbocht te willen liggen. Omdat de trekdraad zich op, zij het korte, afstand bevindt van de hartlijn van de geleidingshuls, betekent dit bij een niet-stuikende trekdraad, dat de lengte van de hartlijn door eenzijdig boogvormig oprekken van de schroefveer iets langer wordt. Hoewel het hier slechts een geringe maatafwijking betreft, kan dit in geval een exacte plaatsing van het aan het uiteinde van de geleide kabel bevestigde orgaan wordt beoogd, ongewenst zijn. Verder is de bekende geleidingshuls gezien zijn constructie en samenstellende delen relatief duur.

Met de uitvinding wordt een geleidingshuls van het in de aanhef bedoelde type beoogd, waarbij de bovenbeschreven problemen zich niet meer voordoen.

Dit wordt overeenkomstig de uitvinding bereikt, doordat in het mantellichaam ten minste twee trekdraden zijn opgenomen, die in hoofdzaak zijn gelegen in eenzelfde diametraal vlak van de geleidingshuls. Door deze maatregelen is enerzijds, evenals dat het geval was bij de bekende geleidingshuls, een bescherming tegen uittrekken verkregen, doch anderzijds tevens een bescherming tegen de bovenomschreven relatieve verlenging van de hartlijn van het kanaal bij het in bochten of lussen leggen van de geleidingshuls. Door de diametraal tegenover elkaar gelegen trekdraden wordt een voorkeursbuigvlak bepaald, dat naast de twee trekdraden tevens de hartlijn van het kanaal van de geleidingshuls bevat, zodat bij buiging van de geleidingshuls de lengte van de in het buigvlak gelegen hartlijn van het kanaal ongewijzigd en gelijk aan die van de trekdraden blijft. Aldus is een geleidingshuls verkregen die bij voorkeur slechts in een richting buigt en in een vlak loodrecht daarop bijzonder buigstijf is.

Verder is een dergelijke geleidingshuls relatief eenvoudig en goedkoop te vervaardigen, bijvoorbeeld middels strengpersen. Wordt daarbij uitgegaan van een geleidingshuls, waarvan zoals bij de bekende geleidingshuls het mantellichaam is samengesteld uit ten minste twee concentrische cilindrische delen, dan is er overeenkomstig een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding voorzien in een binnenste cilindrisch deel uit een hard, slijtvast materiaal met lage wrijving en een buitenste cilindrisch deel uit een taai materiaal met hoge weerstand tegen knikken. Op deze wijze is een combinatie van eigenschappen te verkrijgen, die het functioneren van de geleidingshuls als beschermorgaan en transportgeleiding voor de kabel met behandelingsorgaan zo betrouwbaar mogelijk doet zijn.

Teneinde een zo goed mogelijke verbinding tussen trek-draden en de deze omhullende kunststof te verkrijgen, verdient het overeenkomstig een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding de voorkeur, dat de trekdraden zijn ingebed in het binnenste cilindrische deel. Tevens zijn dan de trekdraden zo dicht mogelijk bij de te geleiden en te beschermen kabel geplaatst, hetgeen de kans op verlengingsafwijkingen nog verder reduceert.

Bij het plaatselijk behandelen kan het de voorkeur verdienen een bepaald gebied vanaf verschillende kanten te benaderen. In een dergelijk geval kunnen er meerdere geleidingshulzen met kabels worden toegepast. Alsdan kan het overeenkomstig een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding de voorkeur verdienen, dat het binnenste cilindrische deel ten minste twee kanalen omvat, die althans door het buitenste cilindrische deel met elkaar zijn gekoppeld.

Bij meerdere kanalen kan er voor worden gekozen, dat zich tussen twee aangrenzende kanalen één trekdraad uitstrekt. Aan deze uitvoering wordt de voorkeur gegeven, indien de geleidingshuls met meerdere kanalen zich bijvoorbeeld van een eerste vaste koppelpunt naar een tweede vaste koppelpunt dient uit te strekken. In geval de geleidingshuls met meerdere kanalen zich aan een uiteinde naar een aantal voor de kanalen afzonderlijke aansluitpunten dient uit te strekken, wordt er een voorkeur voor uitgesproken, dat twee aangrenzende binnenste cilindrische delen door uit elkaar trekken of lossnijden van ten minste het buitenste cilindrische deel althans deels van elkaar zijn te scheiden.

Onder verwijzing naar in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeelden zal de geleidingshuls volgens de uitvinding thans nader worden besproken en toegelicht.

Fig. 1 toont in dwarsdoorsnede een eerste uitvoeringsvorm van de geleidingshuls volgens de uitvinding;

Fig. 2 in bovenaanzicht de geleidingshuls van Fig, 1;

Fig. 3 in dwarsdoorsnede een tweede uitvoeringsvorm van de geleidingshuls volgens de uitvinding; en

Fig. 4 in dwarsdoorsnede een derde uitvoeringsvorm van de geleidingshuls volgens de uitvinding.

In Fig.. 1 en 2 is een geleidingshuls 1 met een centraal kanaal 2 weergegeven, welke geleidingshuls 1 is samengesteld uit een buitenste cilindrische deel 3, een binnenste cilindrische deel 4 en twee in het binnenste cilindrische deel 4 diametraal tegenover elkaar ingebedde trek-draden 5.

Het binnenste cilindrische deel 4 omgeeft het kanaal 2 en is ten behoeve van een optimale geleiding van de (niet-weergegeven) kabel bij voorkeur vervaardigd uit een slijtvast materiaal met een lage wrijvingscoëfficiënt. In de praktijk betekent dat veelal een hard en stijf kunststofmateriaal, dat dienovereenkomstig knikgevoelig is. Omdat een knik in de geleidingshuls 1 de beoogde behandeling zou verhinderen door een blokkering van het kanaal 2, is om de knikgevoeligheid te verminderen het buitenste cilindrische deel 3 vervaardigd uit een taai kunststofmateriaal met een grote weerstand tegen knikken. De trekdraden 5 zijn bij voorkeur vervaardigd uit een metaal, bij voorbeeld een staaldraad of een soortgelijke draad, desgewenst met de mogelijkheid om signalen te geleiden. Een dergelijke geleidingshuls is op relatief eenvoudige wijze te vervaardigen middels strengpersen, waarbij de trekdraden 5 in de kunststof van het binnenste cilindrische deel 4 worden ingebed.

Door het diametraal tegenover elkaar inbedden van de trekdraden 5 wordt een geleidingshuls 1 verkregen, die in een eerste richting, en wel in Fig. 2 gezien uit het vlak van tekening omhoog, relatief gemakkelijk buigbaar is, doch in een tweede richting daar loodrecht op, in Fig. 2 gezien naar links en naar rechts, relatief buigstijf is. Op deze wijze is een geleidingshuls 1 verkregen, die bij trek- of drukkrachten, althans binnen een bepaald bereik, niet of nauwelijks langer of korter zal worden als gevolg van de aanwezigheid van de trekdraden 5 en waarvan het kanaal 2 bij het in bochten of lussen leggen als gevolg van het diametraal tegen over elkaar gelegen zijn van de trekdraden 5 een in lengte gelijk blijvende hartlijn heeft.

Fig. 3 toont in dwarsdoorsnede een geleidingshuls 11 met twee kanalen 12, die omgeven zijn door een achtvormig binnenste cilindrisch deel 14, dat op zijn beurt weer is omgeven door een achtvormig buitenste cilindrisch deel 13. Overeenkomstig de leer van de uitvinding zijn wederom trekdraden 15 aanwezig, die alle in een diametraal vlak van het kanaal 12 zijn gelegen en wel omdat er twee kanalen 12 aanwezig zijn in het gemeenschappelijke diametrale vlak van de twee kanalen 12. Ook bij deze uitvoeringsvorm is elk kanaal 12 voorzien van twee diametraal tegen over elkaar gelegen trekdraden 15 met dien verstande, dat de centrale trekdraad 15 een gemeenschappelijke of samenvallende trekdraad voor beide kanalen 12 is.

Fig. 4 toont in dwarsdoorsnede een geleidingshuls 21 met drie kanalen 22, die elk door een afzonderlijk binnenste cilindrisch deel 24 waarin telkens twee diametraal tegen over elkaar gelegen trekdraden 25 zijn opgenomen, zijn omgeven, terwijl de drie binnenste cilindrische delen 24 door een gemeenschappelijk buitenste cilindrisch deel 23 onderling bijeen worden gehouden. Bij deze uitvoeringsvorm van de geleidingshuls kunnen de kanalen 22 over een gezamenlijk traject als eendelige geleidingshuls worden gehanteerd. Dienen evenwel de kanalen 22 over een deel van het traject een verschillende weg te volgen, dan is dit mogelijk door het over een zekere afstand losscheuren of doorsnijden van het buitenste cilindrische deel 23, waarna elk door een binnenste cilindrisch deel 24 met ingebedde trekdraden 25 bepaald kanaal 22 op de gewenste wijze kan worden gepositioneerd.

Het spreekt vanzelf, dat er binnen het kader van de uitvinding vele wijzigingen en varianten mogelijk zijn. Zo kan de geleidingshuls elk willekeurig ander aantal kanalen dan een, twee of drie hebben. Verder kunnen er tussen het buitenste en het binnenste cilindrische deel nog verdere cilindrische delen aanwezig zijn, bijvoorbeeld een laag die goed hecht aan beide andere cilindrische delen indien deze laatste onderling niet goed hechten, of een laag uit gevlochten metaaldraad die een extra bescherming en sterkte geeft. Hoewel in hoofdzaak cirkelvormige doorsneden zijn getoond, kunnen deze ook elke andere doorsnede hebben. Zo kan bij voorbeeld de buitenomtrek van het buitenste cilindrische deel zeer wel een veelhoekige vorm hebben.

Claims

1. Geleidingshuls (1; 11; 21) met ten minste een kanaal (2; 12; 22) voor het geleiden van een kabel en voorzien van een langgerekt cilindervormig mantellichaam (3, 4; 13, 14; 23, 24), waarin een trekdraad (5; 15; 25) is opgenomen, met het kenmerk, dat in het mantellichaam (3, 4; 13, 14; 23, 24) ten minste twee trekdraden (5; 15; 25) zijn opgenomen, die in hoofdzaak zijn gelegen in eenzelfde diametraal vlak van de geleidingshuls (1; 11; 21) .

2. Geleidingshuls (1; 11; 21) volgens conclusie 1, met een mantellichaam (3, 4; 13, 14; 23, 24) samengesteld uit ten minste twee concentrische cilindrische delen, gekenmerkt door een binnenste cilindrisch deel (4; 14; 24) uit een hard, slijtvast materiaal met lage wrijving en een buitenste cilindrisch deel (3; 13; 24) uit een taai materiaal met hoge weerstand tegen knikken.

3. Geleidingshuls (1; 11; 21) volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de trekdraden (5; 15; 25) zijn ingebed in het binnenste cilindrische deel (4; 14; 24).

4. Geleidingshuls (1; 11; 21) volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat het binnenste cilindrische deel (4; 14; 24) ten minste twee kanalen (2; 12; 22) omvat, die althans door het buitenste cilindrische deel (3; 13; 24) met elkaar zijn gekoppeld.

5. Geleidingshuls (1; 11; 21) volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat zich tussen twee aangrenzende kanalen (2; 12; 22) één trekdraad (5; 15; 25) uitstrekt.

6. Geleidingshuls {1; 11; 21) volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat twee aangrenzende binnenste cilindrische delen (4; 14; 24) door uit elkaar trekken of lossnijden van ten minste het buitenste cilindrische deel (3; 13; 24) althans deels van elkaar zijn te scheiden.