NL9200958A - Rollentransporteur. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Rollentransporteur.

De uitvinding heeft betrekking cp een transporteur van het type, voorzien van een reeks om evenwijdige assen in een freent draaibare draagrollen en van een onder deze draagrollen doorlopende aandrijf-band, waarbij tenminste één draaibare en ten opzichte van de draagrollen in de hoogterichting verstelbare drukrol aanwezig is, die de aandrijfband in wrijvingscontact met de erboven gelegen draagrollen kan drukken.

Dergelijke transporteurs, waarbij de aandrijfband in de regel wordt gevormd door het bovenste part van een over eindrollen geleide en met behulp van spanrollen gespannen gehouden band zonder einde en waarbij de het bovenste part van de aangedreven band ondersteunende drukrollen (in bovenaanzicht gezien) met hun draaiingsassen in de regel tussen die van de draagrollen zijn gelegen, zijn bekend.

Het is daarbij van belang, dat de drukrollen op een bepaalde, tot het gewenste aandrijf contact tussen aandrijfband en draagrollen leidende hoogte ten opzichte van de draagrollen kunnen worden ingesteld.

In een speciale uitvoering van dergelijke transporteurs wordt gébruik gemaakt van excentrisch gelegerde draagrollen, die als gevolg van hun excentrische legering slechts gedurende een gedeelte van een cmwenteling met de onderliggende aandrijfband in contact zijn. Door de massatraagheid van de draagrollen blijven deze ook gedurende de tijd, dat er geen contact met de aandrijfband is, draaien. Zodra nu een cp dergelijke, roterende draagrollen voortbewegende last wordt gestuit (bijvoorbeeld door een zich daarvóór bevindende last) kanen de betrokken draagrollen bij het verbreken van het contact met de aandrijfband tot stilstand. De last blijft vervolgens stilstaan, tot het moment, waarop de draagrollen opnieuw worden geactiveerd door middel van een op regelmatige afstand cp de aandrijfband aangebrachte, de excentriciteit van de draagrollen overbruggende verdikkingen of "meenemers". Ook bij een dergelijk type transporteur, ook wel "accumulerende rollenbaan" genoemd, is het van belang, dat de drukrollen cp de juiste hoogte en daarmede op de juiste aandrukspanning (die bijvoorbeeld afhankelijk is van de grootte en het gewicht van de te transporteren lasten) kan worden ingesteld.

Bij de bekende transporteurs nu zijn de drukrollen vertikaal op en neer beweegbaar en vindt het cp hoogte stellen van de drukrollen plaats door aan beide aseinden van elke drukrol een stelschroef te bedienen. In aanmerking nemende, dat het in de regel om verstel-bewegingen in de orde van grootte van millimeters en fracties van millimeters gaat, zal het duidelijk zijn, dat een dergelijke wijze van verstellen tot onnauwkeurigheden in de afstelling kan leiden en bij betrekkelijk lange transporteurs, met vele drukrollen, bovendien zeer tijdrovend is.

De uitvinding nu beoogt aan bovengenoemd bezwaar tegemoet te komen. Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt, doordat de druk-rol is aangébradït op het vrije einde van een draagarm, die cm een in de lengterichting van de transporteur gelegen as over een geringe zwenkhoek verstelbaar is onder gelijkblijven van de dwarshelling van de aandrijfband.

Bij toepassing van een dergelijke zwerikarm als drager voor de drulrol kan met één stelsdhroef worden volstaan. Het constant houden van de dwarshelling (die in het algemeen 0° zal zijn) kan daarbij op verschillende manieren worden verwezenlijkt, bijvoorbeeld door de (cilindrische) drukrol zelf-instellend op het vrije draagarmeinde te monteren. Een zeer eenvoudige en derhalve de voorkeur verdienende manier bestaat daarin, dat de drukrol een weinig tonrond is uitgevoerd. Wanneer de draagarm met een aldus uitgevoerde drukrol over een hoek in de orde van grootte van bijvoorbeeld 1° vanuit een horizontale middenstand naar boven wordt gezwenkt, vindt een verhoging van de aanlegdruk van de aandrijfband tegen de (hogere delen van de excentrische) draagrollen plaats. Door de tonrondheid van de drukrollen zal de aandrijfband zich daarbij in de van het zwenkpunt afgekeerde richting over het drukroloppervlak verplaatsen en zich volgens het verplaatste hoogste punt van het drukroloppervlak instellen. Aldus is gewaarborgd, dat de aandrijfband gelijkmatig (¾) de draagrollen blijft aanliggen.

Omgekeerd zal de aandrijfband zich bij een naar beneden gerichte zwerikbeweging over enige afstand in de richting van het zwenkpunt over het drukroloppervlak verplaatsen.

Zoals hierboven reeds met betrekking tot de bekende uitvoeringen werd cpgemerkt, gaat het hier cm een betrekkelijk gering hoogte-instelbereik en derhalve bij de uitvoering volgens de uitvinding om een betrekkelijk gering zwerikbereik, dat in de praktijk bijvoorbeeld tussen 1 en 2° zal liggen. Reeds bij een geringe mate van tonrondheid zal daarom bij het zwenken het hoogste punt van het drukroloppervlak steeds op een voldoende afstand (in de orde van grootte van de halve aandrij fbandbreedte) van de hoogst gelegen eirrirand van de drukrol blijven liggen.

Opgemerkt wordt, dat het op zichzelf algemeen bekend is een over rollen of schijven geleide band of riem te laten "sporen" door de rollen of schijven een zekere tonrondheid te geven.

In een praktische uitvoeringsvorm wordt de draagarm gevormd door de naar één zijde verlengde stilstaande draagas van de drukrol, welke as met zijn van de drukrol afgekeerde einde in een een zwenkbeweging in het vertikale vlak toelatende ligplaats in het freem steekt, terwijl een verbindingselement van regelbare lengte aanwezig is, dat op een tussen de drukrol en het ondersteunde aseinde gelegen punt van de draagas aangrijpt en dit punt verbindt met een recht daarboven respectievelijk daaronder gelegen vast punt van het freem.

Verder kenmerken van de uitvinding worden hieronder aan de hand van de tekening met een uitvoeringsvoorbeeld nader toegelicht.

Fig. 1 toont een dwarsdoorsnede door een zijgedeelte van een transporteur volgens de uitvinding, en wel met de drukrol in een (horizontale) middenstand; fig. 2 toont een doorsnede volgens de lijn II-II in fig. 1; fig. 3 toont een zelfde doorsnede als fig. 1, doch nu met de drukrol in een bovenste stand en fig. 4 toont een zelfde doorsnede als fig. 1, doch thans met de drukrol in een onderste stand.

De in de tekening als voorbeeld getoonde transporteur heeft een freem, dat in hoofdzaak wordt gevormd door twee evenwijdig aan elkaar lopende langsbalken, waarvan er één in de tekening is weergegeven en roet 1 is aangeduid. Tussen de beide freembalken is een reeks draag-rollen 2 cm evenwijdige assen draaibaar gelegerd. De wijze van ondersteunen van de draagrollen 2 komt overeen met die van békende transporteurs van het beschouwde type en zal daarom niet nader worden beschreven. voor de hartafstand tussen de opeenvolgende draagrollen 2 (die een diameter in de orde van grootte van 50 mm kunnen hebben) wordt verwezen naar fig. 2.

Met 3 is een aan één zijde van de transporteur onder de draagrollen 2 doorlopende aandrijfband aangegeven. Deze aandrijfband wordt bijvoorbeeld gevormd door het bovenste part van een aan de einden van de transporteur over (niet getekende) leidrollen geleide en door in het onderste part opgencmen (en evemin getoonde) spanrollen in gespannen toestand gehouden aangedreven band zonder einde.

De aandrijfband 3 wordt ondersteund door een reeks drukrollen 4, waarvan de draaiingsassen elk; ongeveer recht onder de tusseraniimfce tussen twee opeenvolgende draagrollen 2 zijn gelegen (zie fig. 2). Het aantal drukrollen 4 bedraagt daarbij bijvoorbeeld de helft van het aantal draagrollen 2, zodat zich afwisselend een drukrol en geen drukrol onder de opeenvolgende tussenruimten tussen de draagrollen bevindt.

De breedte van de drukrollen 4 bedraagt een fractie van de lengte van de draagrollen 2 en is een weinig groter dan de breedte van de aandrijfband 3. De drukrollen 4 zijn draaibaar gelegerd op het vrije eindgedeelte van een naar de freembalk 1 toe verlengde stationaire draagas 5 en zijn enigszins tonrond uitgevoerd.

De draagassen 5 worden elk gedragen door een in hoofdzaak L-vormig steunliehaam 6, dat roet zijn vertikale been 6a om een vast aan de freembalk l zittende steunstrook 7 grijpt en met het vrije einde van zijn horizontale been 6b aanligt tegen de binnenzijde van het vertikale lijf la van de freembalk 1 en daartegen is bevestigd met behulp van niet nader getekende, door de oorvormige uitsteeksels 19 van hét horizontale been 6b reikende bevestigingsschroeven (zie fig. 2).

Het de draagas 5 opnemende, hol uitgevoerde horizontale been 6b wordt nabij het vrije beeneinde afgesloten door een dunne eindwand 8 roet een cirkelvormige opening 8a, waarin het van de drukrol 4 afgekeerde einde van de draagas 5 betrékkelijk nauwpassend is opgenomen. De geringe wanddikte van de eindwand 8 laat daarbij een zekere alzijdige zwenkbeweging van de draagas 5 toe, van welke zwenkbeweging het middelpunt van de opneemopening het draaipunt vormt. Aan het tegenoverliggende einde van het horizontale been 6b, in het hoekpunt van de L, bevindt zich een vertikale sleuf 9, waarvan de breedte overeenkomt met de diameter van de draagas 5. Deze sleuf beperkt de door de opening in de eindwand 8 toegelaten alzijdige zwenkbeweging tot een op en neergaande zwenkbeweging in het vertikale vlak. Het vertikale been 6a van het L-vormige lichaam 6 bestaat uit een met zijn vrije einde ongeveer in het vlak van de bovenflens lb van de freembalk l gelegen busvormig deel 10. Dit busvormig deel gaat op een afstand van het horizontale been 6b over in een verbrede kamer 11, waarin een blok 12 van rubber of dergelijk veerkrachtig materiaal is opgenomen, dat opgesloten ligt tussen de draagas 5 en het benedeneinde van het busvormige deel 10.

Door de ruime boring 13 van het busvormige gedeelte 10 reikt een stelsóhroef 14, waarvan de kop 15 onder tussenkomst van een onderleg-ring 16 cp het bovenste eindvlak van het vertikale L-been aanligt en waarvan het van schroefdraad voorziene sdhachtgedeelte 17 in een van overeenkomstige schroefdraad voorziene radiale boring 18 van de draag-as 5 reikt.

Door de stelschroef 14 verder of minder ver in de radiale boring 18 van de draagas 5 te schroeven, kan men deze as over een geringe hoek on het middelpunt van de cpneemcpening 8a naar boven of naar beneden doen kantelen.

In fig. 1 bevindt de draagas 5 zich in een horizontale middenstand, evenwijdig aan de draaiingsassen van de draagrollen 2. De aan-drijfband 3 bevindt zich daarbij in het midden van het tonronde draagvlak van de drukrol 4 en neemt aldus een eveneens horizontale dwars-positie in.

Door nu, uitgaande van de middenstand volgens fig. 1, de stelschroef aan te draaien, wordt deze verder door de radiale boring 18 in de draagas 5 heen gedraaid, waardoor de draagas een weinig naar boven wordt gezwenkt en wel onder samendrukken van het blok 12. (Zie fig. 3). Het gevolg hiervan is, dat de aandrijfband ter plaatse van de beschouwde drukrol 4 een weinig ten opzichte van de positie in fig. 1 naar boven wordt verplaatst. De aandrijfband 3 zal daarbij tegelijkertijd een weinig naar rechts worden verplaatst en daardoor zijn horizontale dwarspositie behouden als gevolg van de tonronde vorm van de drukrol 4. Aldus zal de aandrijfband 3 een verhoogde doch in dwars-richting gelijkmatig verdeelde druk cp de nabij gelegen draagrollen uitoefenen.

Wanneer de stelschroef 14 daarentegen linksom wordt gedraaid en derhalve over enige afstand uit de radiale boring 18 van de draagas 5 wordt gedraaid, zal het rubberblok 12 zich ontspannen en wordt de draagas 5 over een zékere hoek naar beneden gezwenkt. Dit leidt tot een positie als weergegeven in fig. 4, waarin de aandrijfband over het tonronde draagvlak van de drukrol 4 naar links is verschoven onder behoud van zijn horizontale dwarspositie evenwijdig aan de assen van de draagrollen 2.

In fig. 4 is de aandrijfband 3 los van de nabij liggende draagrollen 2 getekend. Dit geval kan illustratief zijn voor een transporteur met excentrisch gelegerde draagrollen (bijvoorbeeld met een excentriciteit in de orde van grootte van 1 mm) op een mcment, waarop de zich het verst van de draaiingsas bevindende beschrijvende lijn van de betreffende draagrol zich aan de bovenzijde bevindt. Op de aandrijfband 3 bevinden zich op regelmatige afstanden (b.v. 4 a 5 i.) verdikkingen, zoals de verdikking 20 in fig. 2.

De getekende positie kan eveneens representatief worden geacht voor een uitvoering met centrisch gelegerde rollen, waarbij de betreffende drukrol door een naar beneden gerichte zwenkbeweging is uitgeschakeld.

De beschreven drukrollegering met zwenkbare draagarm is eveneens van toepassing in die gevallen waarbij een bepaalde sectie van een acrumulatietransporteur bijvoorbeeld langs pneumatische weg moet kunnen worden uitgeschakeld.

Claims (5)

1. Transporteur van het type, voorzien van een reeks cm evenwijdige assen in een freem draaibare draagrollen en van een onder deze draag-rollen doorlopende aandrijfband, waarbij tenminste één draaibare en ten opzichte van de draagrollen in de hoogberichting verstelbare drukrol aanwezig is, die de aandrijfband in wrijvingscontact met de erboven gelegen draagrollen kan drukken, met het kenmerk, dat de drukrol is aangebracht op het vrije einde van een draagarm, die cm een in de lengterichting van de transporteur gelegen as over een geringe zwerikhoek verstelbaar is onder gelijkblijven van de dwarshelling van de aandrijfband.

2. Transporteur volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de drukrol een weinig tonrond is uitgevoerd.

3. Transport volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de draagarm wordt gevormd door de naar één zijde verlengde stilstaande draagas van de drukrol, welke as met zijn van de drukrol afgekeerde einde in een een zwenkbeweging in het vertikale vlak toelatende ligplaats in het freem steekt, terwijl een verbindingselement van regelbare lengte aanwezig is, dat cp een tussen de drukrol en het ondersteunde aseinde gelegen punt van de draagas aangrijpt en dit punt verbindt met een recht daarboven respectievelijk daaronder gelegen vast punt van het freem.

4. Transporteur volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de draagas is opgencmen in de holle ruimte van het horizontale been van een uitneembaar in een langsbalk van het freem van de transporteur gemonteerd, in hoofdzaak L-vormig steunlichaam, welk been nabij zijn van de drukrol af gekeerde vrije einde, dat tegen een lijf van de freembalk rust, is afgesloten door een de draagas nauwpassend doorlatende dunne eindwand, terwijl de draagas nabij het hoekpunt van de L door een vertikale geleidingssleuf heen steekt.

5. Transporteur volgens conclusies 3 en 4, met het kenmerk, dat het verbindingselement van regelbare lengte wordt gevormd door een stel-schroef, die door het busvormige vertikale been van het L-vormige steunlichaam heen reikt, van welk vertikale been het onderste gedeelte wordt gevormd door een qp de draagas aanliggend gedeelte van rubber of dergelijk veerkrachtig materiaal, waarbij het van schroefdraad voorziene benedeneinde van de stelschroef door een van overeenkomstige schroefdraad voorziene radiale boring in de as heen reikt, terwijl de kcp van de stelschroef aanligt cp het bovenste eindvlak van het vertücale been van het Ir-vormige stennlichaam.