NL9200834A - Combinatie van een draadhaspel en een op de draadhaspel aan te brengen hulpstuk. - Google Patents

Description

Korte aanduiding : Combinatie van een draadhaspel en een op de draadhaspel aan te brengen hulpstuk.

De uitvinding heeft betrekking op een combinatie van een draadhaspel waaromheen een draad kan worden gewikkeld en van een op de draadhaspel aan te brengen hulpstuk.

Draadhaspels worden in de tuinbouw gebruikt, bijvoorbeeld bij het kweken van tomatenplanten en dergelijke. Daarbij wordt een draadhaspel waarop ± 8 a 9 meter draad is gewikkeld, boven in een kas of warenhuis opgehangen waarna een lengte van ± 3 meter draad van de haspel wordt af gewikkeld en het afgewikkelde draadstuk met zijn ondereinde aan de grond wordt vastgezet. Vervolgens wordt langs dit draadeinde een opgroeiende tomatenplant geleid en veelal met behulp van beugeltjes vastgezet, zoals bijvoorbeeld beschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage 8403826. In het algemeen zijn de tomaten bij het ondereinde van de plant het eerste rijp en worden dan ook het eerst geoogst, terwijl in daaropvolgende perioden van hoger gelegen delen van de plant tomaten worden geoogst. Om daarbij de delen van de plant, waarvan tomaten moeten worden geoogst, binnen handbereik te houden, wordt tijdens de groei en oogstperiode geleidelijk draad van de haspel afgewikkeld.

Nu is het afwikkelen van de eerste draadlengte na het ophangen van de haspel een tijdrovende bezigheid, mede gezien het grote aantal haspels, dat in een kas of warenhuis, waarin de tomatenplanten worden opgekweekt, moet worden opgehangen. Men is er dan ook wel toe overgegaan, om de laatste 3 meters van de draad niet meer machinaal op de haspel op te wikkelen, maar los met de hand op te wikkelen en als een aparte bundel met behulp van een vastzettouwtje aan de haspel vast te binden, zodat de gebruiker slechts het vasthoudtouwtje behoeft door te snijden, waarna het in een losse bundel opgewikkelde draaddeel naar beneden valt en met zijn ondereinde aan de grond kan worden vastgezet. Ook dit vormen van een losse aan de haspel met behulp van een vastzettouw te bevestigen bundel is echter arbeidsintensief.

Met de uitvinding wordt dan ook beoogd een combinatie van een draadhaspel met een hulpstuk te verkrijgen bij toepassing waarvan de bovengenoemde nadelen kunnen worden vermeden.

Volgens de uitvinding kan dit worden verkregen door gebruikmaking van een combinatie van een draadhaspel waaromheen een draad kan worden gewikkeld en van een op de draadhaspel aan te brengen hulpstuk, dat een langgestrekt draagdeel omvat, dat zich, indien het hulpstuk om de haspel is aangebracht, dwars op de op te wikkelen draad uitstrekt, zodat een op te wikkelen draad bij het opwikkelen op het draagdeel komt te liggen, terwijl het draagdeel is voorzien van althans een zich vanaf het draagdeel in een van de haspel afgekeerde richting uitstrekkend uitsteeksel .

Bij toepassing van een dergelijke combinatie kan de machine, met behulp waarvan de draad op de draadhaspel wordt opgewikkeld, even worden stopgezet nadat een deel van de op te wikkelen draad is opgewikkeld, waarna het hulpstuk op de draadhaspel kan worden aangebracht.Daarna kan de machine voor het opwikkelen weer in werking worden gesteld, waarbij de resterende ± 3 meter draadlengte over het draagdeel van het hulpstuk wordt gewikkeld.

Nadat de zo verkregen combinatie in een kas, warenhuis of dergelijke is opgehangen, kan althans het uitsteeksel gemakkelijk zodanig worden verplaatst, dat het om het draagdeel van het hulpstuk gewikkelde deel van de draad van het draagdeel kan worden afgeschoven en vrij naar beneden valt. Bij toepassing van de combinatie volgens de uitvinding kan dus zowel een snel opwikkelen van de draad op de haspel als een snel van de haspel losmaken van een gewenste draadlengte worden bewerkstelligd.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van bijgaande figuren waarin enige mogelijke uitvoeringsvormen van de constructie volgens de uitvinding zijn weergegeven.

Figuur 1 toont een doorsnede over een eerste uitvoeringsvoor-beeld van een hulpstuk volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont een zijaanzicht op het in figuur 1 weergegeven hulpstuk, gezien volgens de pijl II in figuur 1.

Figuur 3 toont een zijaanzicht op het in figuur 1 weergegeven hulpstuk, gezien in de richting volgens pijl III in figuur 1.

Figuren 4-6 tonen ieder schematisch een aanzicht op een deel van een haspel met een daarop aangebracht hulpstuk in doorsnede, waarbij het hulpstuk in verschillende standen ten opzichte van de haspel is afgebeeld.

Figuur 7 toont een doorsnede over een tweede mogelijke uitvoeringsvorm van een hulpstuk volgens de uitvinding.

Figuur 8 toont een zijaanzicht op figuur 7, gezien volgens de pijl VIII in figuur 7.

Figuur 9 toont een zijaanzicht op figuur 7, gezien volgens de pijl IX in figuur 7.

Figuren 10-12 tonen met de figuren 4-6 overeenkomende aanzichten van een draadbeugel met het in figuren 7-9 weergegeven hulpstuk.

Het in figuur 1 weergegeven hulpstuk 1 omvat een in doorsnede althans in hoofdzaak U-vormig draagdeel 2, waarin verstijvingsschotjes 3 zijn aangebracht. Aan een uiteinde van het draagdeel 2 is een uitsteeksel in de vorm van een langgestrekte vinger 4 aangebracht. Nabij dit uiteinde van het draagdeel 2 zijn op de naar elkaar toegekeerde zijden van de zich althans in hoofdzaak evenwijdig aan elkaar uitstrekkende benen van het U-vormige draagdeel enigzins bolvormige uitsteeksels 5 aangebracht. Soortgelijke uitsteeksels 6 zijn aangebracht op in het verlengde van de zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende benen van het U-vormige draagdeel gelegen vleugels 7.

De haspel is gevouwen uit staafvormig materiaal en omvat een recht middengedeelte 8, dat aan beide uiteinden (slechts een uiteinde in de figuren 4-6 weergegeven) is omgebogen over een hoek van meer dan 90° en daarbij overgaat in een been 9, dat op enige afstand van het middengedeelte 8 overgaat in een zich althans nagenoeg evenwijdig aan het middengedeelte 8 uitstrekkend been 10. Op het van het been 9 afgekeerde uiteinde van het been 10 sluit een zich nagenoeg evenwijdig aan het been 10 uitstrekkend been 11 aan. De benen 10 en 11 vormen een haak, met behulp waarvan het haspel op de in figuur 4 weergegeven wijze kan worden opgehangen aan een in een kas of warenhuis aangebrachte, zich horizontaal uitstrekkende draad of kabel 12.

De benen 9 en 10 begrenzen zowel bij het bovenste in de figuren 4-6 weergegeven gedeelte van de haspel als bij het in de figuren niet nader weergegeven onderste gedeelte van de haspel een ruimte 13, waarin de op de haspel op te wikkelen draad wordt opgewikkeld.

Aanvankelijk zal de draad op de gebruikelijke wijze machinaal op de haspel worden opgewikkeld. Voordat echter het laatste gedeelte van de draad, dat na het ophangen van de haspel in een kas of warenhuis, direct van de haspel moet worden losgemaakt, zoals hierboven beschreven, bijvoorbeeld een lengte van ± 3 meter, wordt opgewikkeld, wordt de machine met behulp waarvan de draad op de haspel wordt opgewikkeld stil gezet, en wordt het hulpstuk 1 op de in figuur 4 weergegeven wijze op de haspel aangebracht. Zoals uit figuur 4 duidelijk zal zijn komt daarbij de bocht tussen het middendeel 8 en het been 9 van de haspel te liggen tussen die delen van de zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende benen van het draagdeel 2, die rechts van het meest rechtse tussenschot 3 zijn gelegen. Het been 10 komt te liggen tussen de vleugels 7 en daarop aansluitende delen van de benen van het draagdeel 2. Daarbij grijpen de uitsteeksels 5 en 6 achter de desbetreffende staafvormige delen van de haspel voor het verkrijgen van een losmaakbare bevestiging van het hulpstuk 1 op de haspel. Nadat zo het hulpstuk is aangebracht kan de inrichting voor het opwikkelen van de draad op de haspel weer in werking worden gesteld en het zal duidelijk zijn, dat het resterende deel van de draad dan wordt gewikkeld over het draagdeel 2 van het hulpstuk, dat zich in de in figuur 4 weergegeven stand uitstrekt over de ruimte 13.

Nadat een dergelijke van een hulpstuk voorziene haspel op de in figuur 4 weergegeven wijze aan een kabel 12 of dergelijke is opgehangen kan voor het vrijmaken van het deel van de draad, dat over het draagdeel 2 van het hulpstuk 1 is gewikkeld het hulpstuk op de in figuren 5 en 6 weergegeven wijze in de richting van de wijzers van de klok worden verdraaid om zo dit deel van de draad van de haspel af te schuiven en naar beneden te laten vallen. Een andere mogelijkheid is om het uitstekende deel 4, dat een voortijdig afschuiven van de draad verhindert, zodanig met het overige deel van het hulpstuk 1 te verbinden, dat dit uitstekende deel 4 gemakkelijk van het overige deel van het hulpstuk 1 af te breken is, zodat de draad na het afbreken van het uitsteeksel 4 van het hulpstuk 1 kan worden afgeschoven. Vervolgens kan het hulpstuk 1 worden verwijderd.

In de figuren 7-9 is een tweede mogelijke uitvoeringsvorm van een hulpstuk weergegeven. Daar dit hulpstuk in grote lijnen overeenkomt met het in de figuren 1-3 weergegeven hulpstuk zal het hulpstuk niet in zijn geheel opnieuw worden beschreven, maar zijn met elkaar overeenkomende onderdelen in de figuren 7-9 voorzien van dezelfde verwijzingscijfers als gebruikt in de figuren 1-3.

Bij het in de figuren 7-9 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld is in plaats van de uitstekende vinger 4 nabij het midden van het draagdeel 2 in het de benen van het draagdeel 2 verbindende tussenstuk een uitsparing 14 aangebracht, terwijl op een rand van deze uitsparing een zich in de lengterichting van het hulpstuk en omhoog uitstrekkend gekromd verlopend veerkrachtig uitsteeksel 15 aansluit.

Zols in het bijzonder uit de figuren 10-12 blijkt zal dit uitsteeksel 15 verhinderen, dat op de bovenbeschreven wijze om het hulpstuk geslagen windingen van de op de draadhaspel gewikkelde draad onbeoogd van het hulpstuk en daarmede van de haspel afglijden. Voor het van de haspel losmaken van de om het hulpstuk geslagen windingen kan echter het hulpstuk weer worden verzwenkt zoals weergegeven in de figuren 11 en 12 en/of kan het uitsteeksel 15, indien veerkrachtig uitgevoerd, gezien in de figuren naar beneden worden gedrukt om een afschuiven van de om het hulpstuk geslagen windingen mogelijk te maken.

Claims (7)

1. Combinatie van een draadhaspel waaromheen een draad kan worden gewikkeld en van een op de draadhaspel aan te brengen hulpstuk, dat een langgestrekt draagdeel omvat, dat zich, indien het hulpstuk op de haspel is aangebracht, dwars op de op te wikkelen draad uitstrekt, zodat de op te wikkelen draad bij het opwikkelen op het draagdeel komt te liggen, terwijl het draagdeel is voorzien van althans een zich vanaf het draagdeel in een van de haspel afgekeerde richting uitstrekkend uitsteeksel.

2. Combinatie volgensconclusie 1, met het kenmerk, dat het hulpstuk nabij een zijkant van dehaspel zwenkbaar met de haspel is gekoppeld.

3. Combinatie volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat een uiteinde van het draagdeel nabij een zijkant van de draadhaspel gelegen is ter hoogte van de buitenomtrek van het draadhaspel.

4. Combinatie volgenseen der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het uitsteeksel gemakkelijk afbreekbaar met het resterende deel van het hulpstuk is verbonden.

5. Combinatie volgens een van de conclusies 1-3, met het kenmerk, dat het uitsteeksel tegen veerkracht in in een stand te brengen is, waarin om het draagdeel gewikkelde windingen van het hulpstuk kunnen worden afgeschoven.

6. Combinatie volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het draagdeel een althans in hoofdzaak U-vormige doorsnede bezit en althans nabij een uiteinde van het draagdeel op de naar elkaar toegekeerde zijden van de zich althans nagenoeg evenwijdig aan elkaar uitstrekkende benen van het draagdeel uitsteeksels zijn aangebracht.

7. Hulpstuk kennelijk bestemd voor toepassing bij een combinatie volgens een der voorgaande conclusies.