NL9200431A - Schuifraamsamenstel tenminste omvattende een kozijn met een een daarin vertikaal verschuifbaar schuifraam. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Schuifraamsamenstel tenminste omvattende een kozijn met een een daarin vertikaal verschuifbaar schuifraam.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een schuifraamsamenstel, tenminste omvattende een kozijn met een daarin verticaal verschuifbaar schuifraam, waarbij het kozijn respectievelijk het schuifraam is voorzien van een geleiding, die kan samenwerken met een of meer leionderdelen op het schuifraam respectievelijk het kozijn, en middelen voor het in evenwicht houden van het schuifraam in een geopende toestand.

Een dergelijk schuifraamsamenstel is algemeen bekend en wordt reeds sedert meer dan een eeuw toegepast voor vele bouwwerken, zoals huizen, fabriekshallen etc. De uitvinding is vanzelfsprekend niet beperkt tot dergelijke oudere schuiframen, doch kan ook worden toegepast bij nog te plaatsen schuifaamsamenstellen. Schuiframen hebben als voordeel, dat deze geen zwenkende ramen of dergelijke omvatten en dus niet windgevoelig zijn. Bovendien zijn naar buiten zwenkende ramen bij direkt aan de straat of een troittoir grenzende huizen verboden en vereisen naar binnen zwenkende ramen lege vensterbanken. Met schuiframen kan op eenvoudige wijze een betrekkelijk groot oppervlak van een raam worden geopend.

De algemeen toegepaste geleiding is doorgaans niet meer dan een groef in het kozijn, waarin het schuifraam op en neer kan worden geschoven. De middelen voor het in evenwicht houden van het schuifraam in een geopende toestand zijn dikwijls uitgevoerd in de vorm van een met behulp van een koord via een katrol met het schuifraam verbonden kontragewicht, dat zich in een gewichtskoker in of nabij het kozijn bevindt.

Afgezien van de praktische voordelen bezitten schuiframen als gevolg van het uiterlijk daarvan eveneens een belangrijk esthetisch voordeel ten opzichte van andere typen ramen.

Gangbare schuiframen bezitten echter een aantal belangrijke nadelen. Deze bezitten een betrekkelijke slechte geluids- en warmteisolatie, doordat een schuifraam in de gesloten toestand veelal niet goed afdicht tegen het kozijn. Vele pogingen zijn gedaan om deze problemen op te lossen, doch zonder veel succes. Zo wordt bijvoorbeeld dubbel glas in het schuifraam toegepast, of worden naden tussen schuiframen zelfs dichtgekit, met het gevolg dat deze niet meer kunnen worden geopend. Het aanbrengen van dichtingsranden leidt tot onaanvaardbaar hoge wrijvingskrachten, die de verschuiving van het schuifraam in het kozijn in hoge mate hinderen.

Er bestaat tegenwoordig een grote vraag naar een oplossing voor bovengenoemde problemen, daar er nog immer schuiframen in nieuwe bouwwerken worden geplaatst, en er tevens een groot aantal monumenten met schuiframen zijn, die dienen te worden gerestaureerd, en waarbij de schuiframen behouden dienen te blijven, doch geluids- en warmteisolatie een vereiste is.

De onderhavige uitvinding beoogt voor bovengenoemde problemen een oplossing te verschaffen en bezit daartoe als kenmerk, dat het samenstel dichtingsmiddelen tussen het schuifraam en het kozijn omvat en dat aandrukmiddelen aanwezig zijn, die zijn ingericht om dit schuifraam danwel de dichtings-middelen dwars op de verschuivingsrichting over een betrekkelijk kleine afstand te verplaatsen die voldoende is om tenminste in de gesloten toestand van het schuifraam dit schuifraam onder tussenkomst van de dichtingsmiddelen in dichtende aanraking met het kozijn te brengen, en bij lossing het schuifraam zonder aanmerkelijke wrijving verschuifbaar te maken.

Volgens de uitvinding wordt het derhalve mogelijk gemaakt om een schuifraam in hoofdzaak lucht- en geluidsdicht te sluiten, zonder dat bij de opwaartse beweging van het schuifraam in het kozijn enige hinder van de dichtingsmiddelen wordt ondervonden, en zogenaamd "schranken", ofwel scheef trekken van het schuifraam in het kozijn, met als eventueel gevolg het vastlopen daarvan, eveneens wordt voorkomen.

Met voordeel wordt deze dwarsverplaatsing teweeggebracht doordat de geleiding plaatselijk een gekromde weg beschrijft. Deze uitvoering zal bij de beschrijving van de tekening nader worden toegelicht. Het basisprincipe is echter gelegen in het feit, dat de plaatselijke gekromde weg van de geleiding zodanig is, dat de leionderdelen, bij een neerwaartse verplaatsing van het raam door de gekromde weg van de geleiding het schuifraam onder tussenkomst van de dichtingsmiddelen tegen het kozijn dwingen.

Bij voorkeur worden de geleiding, de leionderdelen, een onderdeel daarvan, of de dichtingsmiddelen onder tussenkomst van een geschikte koppeling met behulp van een of meer bedieningsonderdelen ten opzichte van het kozijn verplaatst. De koppeling is hierbij in het bijzonder uitgevoerd in de vorm van een trekstang, die plaatselijk is voorzien van een of meer nokken, die met geschikt gevormde uitsparingen in het te verplaatsen onderdeel kunnen samenwerken en die kan worden verplaatst met behulp van een of meer bedieningsgrepen. Behalve een trekstang kan hierbij ook aan andere overbrengingsmechanismen worden gedacht, zoals een heugel-rondsel- of kettingmechanisme.

Door de geleiding, de leionderdelen, een onderdeel daarvan of de dichtingsmiddelen ten opzichte van het kozijn te verplaatsen, wordt het schuifraam op een willekeurige hoogteplaats af dichtend in aanraking met het kozijn gebracht.

Met bijzonder voordeel is de geleiding, de leionderdelen, of een onderdeel daarvan, onder tussenkomst van hulpgeleidings-middelen verschuifbaar met het schuifraam respectievelijk het kozijn is gekoppeld en met veermiddelen is verbonden en dat dit verschuifbare onderdeel aanslag omvat, die kan samenwerken met een meenemer op het kozijn respectievelijk het schuifraam of op een onderdeel daarvan.

Bij deze uitvoeringsvorm kan het schuifraam op en neer worden bewogen, zonder enige dwarsverplaatsing, doch wanneer het schuifraam naar de gesloten toestand wordt verplaatst, wordt door de meenemer of door het schuifraam zelf de aanslag op het verschuifbare onderdeel meegenomen, waardoor het verschuifbare onderdeel door de aanwezigheid van de hulpgeleidingsmiddelen dwars op de verschuivingsrichting van het schuifraam wordt verplaatst. Het schuifraam wordt daardoor in dezelfde richting meegenomen en onder tussenkomst van de dichtingsmiddelen tegen het kozijn gedwongen.

In het navolgende zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening, daarin toont: - Fig. 1 een afbeelding in perspektief van een gangbaar schuifraamsamenstel in een gedeeltelijk geopende toestand; - Fig. 2 een afbeelding in perspektief van een gedeelte van een kozijn van een schuifraamsamenstel volgens de uitvinding met een geleiding met plaatselijk gekromde weg; - Fig. 3a, b een afbeelding in perspektief van een uiteengenomen gedeelte van een schuifraamsamenstel met een kozijn volgens fig. 2;

Fig. 4a, b een afbeelding in perspektief van een uiteengenomen gedeelte van het schuifraamsamenstel volgens fig. 3 met een inbraakbeveiliging; ~ Fig. 5a een dwarsdoorsnede van een schuifraam en een kozijn met een verplaatsbare geleiding op het kozijn; Fig. 5b een afbeelding in perspektief van een gedeelte van het kozijn volgens fig. 5a;

Fig. 6a een dwarsdoorsnede van een schuifraam en een kozijn, met verplaatsbare dichtingsmiddelen; - Fig. 6b een afbeelding in perspektief van een gedeelte van het schuifraam volgens fig. 6a;

Fig. 7a een dwarsdoorsnede van een schuifraam en een kozijn, waarbij de leionderdelen kunnen worden verplaatst. Fig. 7b een afbeelding in perspektief van een gedeelte van het schuifraam volgens fig. 7a; - Fig. 8a een dwarsdoorsnede van een schuifraam en een kozijn, waarbij een onderdeel van de geleiding op het kozijn verplaatsbaar is;

Fig. 8b een afbeelding in perspektief van een gedeelte van het kozijn volgens fig. 8a.

- Fig. 9a een dwarsdoorsnede van een kozijn en een raam, waarbij een gedeelte van de geleiding verplaatsbaar is.

- Fig. 9b een afbeelding in perspektief van een gedeelte van het kozijn volgens fig. 9a; - Fig. 10a een dwarsdoorsnede van een kozijn en een schuifraam, waarbij een onderdeel van de geleiding op het kozijn met een veer is verbonden.

Fig. 10b een afbeelding in perspektivief van een gedeelte van het kozijn volgens fig. 10a;

Fig. 11a een schematische dwarsdoorsnede van een schuifraam en een gewichtskoker, waarbij de geleiding langs een bepaalde weg verplaatsbaar is en met een veer is gekoppeld;

Fig. llb-d een afbeelding in perspektief van een gedeelte van aantal onderdelen uit fig. lla.

In fig. 1 is een perspektivisch aanzicht getoond van een gangbaar schuifraam omvattende een kozijn 1 met daarin een schuifraam 2. Veelal omvat het kozijn eveneens een vast bovenraam 3, doch er bestaan eveneens schuiframen, waarbij boven het kozijn een ruimte aanwezig is, waarin een schuifraam kan schuiven. Het schuifraam 2 in fig. 1 is in een gedeeltelijk geopende toestand getoond, zodat de geleiding 4 in de vertikale stijlen van het kozijn zichtbaar is. Deze geleiding is een eenvoudige geleiding volgens de stand van de techniek, die bestaat uit een groef in het kozijn, waarin het schuifraam met een complementair gevormde rand van de zij lijst daarvan kan worden verschoven.

In fig. 2 is een afbeelding in perspektief van een gedeelte van een vertikale stijl van een kozijn 1, waarbij de geleiding wordt gevormd door een buisprofiel 5 met een gleuf 6, waarin leionderdelen 7, die zich op het schuifraam 2 bevinden, welke zichtbaar zijn in fig. 3b en fig. 4b, kunnen worden geleid. Deze leionderdelen zijn bij voorkeur leiblokjes, of wieltjes waarmee een zeer soepele en wrijvingsarme geleiding wordt verkregen. Plaatselijk is in de geleiding 5 is een gekromde weg gevormd, door de aanwezigheid van een schouder 8 en een uitsparing 9 in de geleiding 5. Wanneer het schuifraam 2 in de geleiding 5 in de neerwaartse richting wordt verplaatst, zal wanneer een wieltje 7 de schouder 8 passeert, het schuifraam 2 tegen het kozijn 1 worden gedrukt, onder tussenkomst van afdichting 10, die is uitgevoerd in de vorm van een rubberpro-fiel. De door de gekromde weg van de geleiding 5 opgelegde dwarsverplaatsing is zodanig, dat bij het openen van het schuifraam, het raam juist van de afdichting 10 wordt gelost. Vanzelfsprekend is er op beide vertikale stijlen van het kozijn 1 een overeenkomstige geleiding 5 aanwezig, waarbij het aantal schouders en uitsparingen 9 korrespondeert met het aantal leiwieltjes op het schuifraam.

In fig. 3a en b zijn in perspektief en in uiteengenomen toestand zowel een gedeelte van het kozijn van de uitvoering volgens fig. 2 als van het schuifraam 2 getoond, met daarin een dubbele ruit 11.

In de figuren zal niet nader worden ingegaan op de middelen voor het in evenwicht houden van het schuifraam in een geopende toestand, daar deze algemeen bekend zijn en zoals eerder besproken, kunnen zijn uitgevoerd in de vorm van een kontragewicht in een gewichtskoker, die met behulp van een koord of een band via een katrol met het schuifraam is verbonden.

In fig. 4a, b is in perspektief en in uiteengenomen toestand het kozijn en het schuifraam volgens fig. 3 getoond, waarbij een inbraakbeveiliging aanwezig is. Deze omvat een trekstang 12, die met behulp van een draaikruk 13 kan worden bediend. In de gesloten toestand van het schuifraam kan een uiteinde van de trekstang 12 in eer. uitsparing 14 in het kozijn 1 worden bewogen, teneinde het openen van het raam van buitenaf onmogelijk te maken.

In fig. 5a en b zijn respektievelijk in dwarsdoorsnede en in perspektief een kozijn 1 en een raam 2 van een schuifraam-samenstel volgens de uitvinding getoond, waarbij de geleiding 5 ten opzichte van het kozijn verplaatsbaar is onder toepassing van een trekstang 15. Deze bevindt zich in het kozijn 1 achter een dekplaat 16 en een nok 17 daarvan steekt door de dekplaat 16 in een geschikt gevormde in de geleiding 5 aanwezige uitsparing 18. De trekstang 15 kan met behulp van geschikte bedieningsonderdelen, zoals een draaikruk of hendel aan het kozijn worden bediend. Wanneer de trekstang 15 door de bedieningsonderdelen naar boven wordt verplaatst, zal de geleiding 5 door de vorm van de uitsparing 18 naar de afdichting 10 worden bewogen, waardoor het raam waarvan de leiwielen 7 zich in de geleiding 5 bevinden, tegen de dichting 10 zal worden gedrukt.

Het zal duidelijk zijn dat bij deze uitvoering, alsook alle andere uitvoeringsvormen de geleiding en de leionderdelen vanzelfsprekend uitwisselbaar zijn. In deze uitvoeringsvorm zou de geleiding 5 ook op het schuifraam 2 aanwezig kunnen zijn en de leiwieltjes 7 op het kozijn 1. Uit technisch oogpunt heeft het doorgaans de voorkeur om het schuifraam te voorzien van de leionderdelen en het kozijn van de geleiding.

In fig. 6a en b is een uitvoeringsvorm getoond, waarbij de dichting wordt bewerkstelligd door verplaatsing van een lijst 23 waarop de afdichting 10 is bevestigd. Evenals bij de voorgaande uitvoeringsvormen bevindt ook hier de geleiding 5 zich op het kozijn 1 en de leiwieltjes 7 zich op het schuifraam 2. In het schuifraam is in dit geval een trekstang 15 aanwezig achter een dekplaat 16, met een nok 17, die in een geschikt gevormde uitsparing 21 van de lijst 23 steekt, teneinde deze daardoor te kunnen verplaatsen. De lijst 23 omvat geleidingsuit-sparingen 20, waarin zich aan de dekplaat 16 bevestigde pennen 19 bevinden, die dienen om de lijst 23 bij verplaatsing daarvan door de trekstang 15 te geleiden. In dit geval zijn de leiwieltjes 7 aan de dekplaat 16 bevestigd, en steken door het profiel 23, door geschikt gevormde, niet-getoonde uitsparingen, teneinde de verplaatsing van het profiel niet te hinderen en eventueel eveneens te ondersteunen. De verplaatsing van de trekstang kan ook hier worden uitgevoerd door geschikte bedieningsonderdelen, zoals draaikrukken, die de vorm kunnen hebben, zoals getoond in fig. 4 en op het schuifraam aanwezig zijn. Deze kunnen dan gelijktijdig dienst kunnen doen als bedieningsgrepen van het schuifraam zelf om dit op en neer te kunnen schuiven.

Voor een aanvullende dichting tussen het profiel 23 en het schuifraam 2 is een rubber staaf 22 aanwezig.

In fig. 7a en b is een uitvoeringsvorm getoond, waarbij met behulp van een trekstang 15 in het schuifraam 2 een klemvleugel 24 kan worden bewogen. Op deze klemvleugel 24 bevinden zich de leiwieltjes 7. De klemvleugel 24 omvat voorts een scharnierpunt 25 en een uitsparing 26, waarin de nok 17 van de trekstang 15 steekt. In fig. 7b is een uitsparing 27 in de dekplaat 16 van de trekstang 15 zichtbaar voor het doorlaten van de nok 17. Door bij de2e .uitvoeringsvorm de trekstang 15 met behulp van bedieningsonderdelen op het schuifraam naar beneden te bewegen, beweegt het schuifraam naar de dichting 10 toe en in de andere richting wordt het schuifraam van de dichting 10 bewogen. De dwarsverplaatsing is opnieuw zodanig dat deze juist voldoende is om het schuifraam 2 van de dichting 10 te lossen.

Het zal duidelijk 2ijn dat over de lengte van de vertikale stijlen van het raam 2 meerdere van dergelijke klemvleugels 24 aanwezig zijn die op overeenkomstige wijze samenwerken met de trekstang 15. Met voordeel is elk scharnierpunt 25 van elke klemvleugel 24 van een excenter of dergelijke voorzien om de klemkracht van de vleugels te kunnen instellen.

Fig. 8a en b tonen een uitvoeringsvorm, waarbij in het geleidingsprofiel 5 een afgeschuind onderdeel 28 aanwezig is, dat met behulp van een uitsparing 30 kan samenwerken met de nok 17 van de trekstang 15, die zich achter de dekplaat 16 bevindt. Aan het schuifraam 2 is een complementair af geschuind onderdeel 29 aanwezig. Wanneer, de trekstang 15 omhoog wordt bewogen dwingt het onderdeel 28 het onderdeel 29 en daarmee het schuifraam 2 naar de dichting 10.

In fig. 9a en b is een uitvoering getoond, waarbij door verplaatsing van de trekstang een ventilatieopening van het raam kan worden verwezenlijkt, waarbij echter wordt gewaarborgd, dat het raam van buitenaf niet verder kan worden geopend. De geleiding 15 omvat een wissel 31, die kan scharnieren rond een scharnierpunt 33 en voorts een uitsparing 32 omvat, die kan samenwerken met de nok 17 van de trekstang 15, die zich in het kozijn 1 bevindt. Wanneer het raam in de gesloten toestand is met een geleidingswieltje in de wissel 31, zal, wanneer de trekstang naar beneden wordt bewogen, de wissel naar de in fig. 9b getoonde toestand draaien en kan het raam enigszins worden geopend. De aanslag 34 voorkomt, dat door het omhoog bewegen van het raam in deze toestand het geleidingwieltje 7 uit de wissel loopt. Wanneer de aanslag 34 wordt verwijderd kan het schuifraam 1 op eenvoudige wijze uit het kozijn 1 worden geschoven.

Wordt de trekstang 15 de andere kant op bewogen, dan wordt de wissel 31 allereerst naar een toestand evenwijdig aan de geleiding 5 bewogen, op welk moment het raam naar een willekeurige hoogte in het kozijn 1 kan worden geschoven. Wanneer de wissel nog wordt verplaatst, vindt een aandrukken van het raam 2 tegen dichting 10 plaats.

Een andere uitvoeringsvorm van het schuifraamsamenstel volgens de uitvinding omvat een meer passieve dichting, die geen aktieve bediening van een trekstang vereist. Voorbeelden hiervan zijn in fig. 10a, b en fig. lla-d getoond.

In fig. 10a en b is een uitvoeringsvorm getoond, waarbij zich in de geleiding 5 een trekstang 35 bevindt, die is voorzien van een aanslag 36, die bij neerwaartse verplaatsing van het schuifraam kan worden meegenomen door een meenemer 37 op het schuifraam. De trekstang 34 is met behulp van een veer 38 verend opgehangen, zodat deze zich bij het opnieuw omhoog bewegen van het raam automatisch terugstelt. Voorts is een verdikking 39 in de geleiding 5, een daarmee samenwerkende uitsparing 40 in de trekstang 35 alsmede een uitsparing 41 in de geleiding 5 aanwezig. Wanneer het schuifraam 2 naar beneden wordt verplaatst, wordt wanneer de meenemer 37 de aanslag 36 aanraakt, de trekstang 35 naar beneden verplaatst, en door samenwerking van de verdikking 39 met de uitsparing 40 in trekstang 35 vindt een verplaatsing van genoemde trekstang 35 plaats, die inwerkt op het leiwieltje 7 en daardoor het raam 2 tegen de dichting 10 aandrukt.

Een bijzonder elegante uitvoering hiervan is in fig. lla in dwarsdoorsnede getoond, waarbij leiwieltjes 7 aan een bevestigingsplaat 42 aan het schuifraam 2 zijn bevestigd en waarbij de geleiding 5 onder tussenkomst van een verbindingspen 43 met een veerbevestigingsstang 44 is verbonden. De pen 43 bevindt zich in een geleiding 45 in een gewichtskoker 46. Met 45' is een aanvullende geleiding getoond, waardoor de gewichtskoker zowel links- als rechtswerkend is en aan beide zijden van een kozijn kan worden toegepast. De veerbevestigingsstang 44 in fig. lid omvat veerbevestigingsuitsparingen 48 voor het bevestigen van een veer 50, alsmede een opening 49 voor bevestiging van de pen 43. De veer 50 kan aan het andere eind in een niet getoonde bovenafsluiting van de gewichtskoker 46 worden bevestigd. Deze bovenafsluiting omvat doorgaans eveneens de katrol voor het geleiden van het koord of de band voor verbinding van het schuifraam met het kontra-gewicht.

Deze uitvoeringsvorm van het schuifraamsamenstel werkt als volgt. Het raam 2 kan in de geleiding 5 op en neer worden bewogen zonder verplaatsing van de geleiding 5 of de veerbevesti-gingsstang 44, doch wanneer het schuifraam 2 naar de gesloten toestand wordt bewogen, zal, zodra het onderste leiwieltje 7 het gesloten eind 47 van de geleiding 5 raakt, zal de geleiding 5 en daarmee de veerbevestigingsstang 44 worden meegenomen. Met voordeel is het onderste leiwieltje 7 in hoogte verstelbaar, zodat het samenstel kan worden afgesteld. De pen 43 wordt dan in de geleiding 45 verplaatst, waardoor een dwarsverplaatsing aan het schuifraam wordt opgelegd. Hierdoor wordt het schuifraam tegen de dichting gedrukt, zoals in de voorgaande figuur is getoond. De pen 43 kan ook van een wieltje worden voorzien, dat in de sleuf 45 past, teneinde de geleiding in deze sleuf 45 te verbeteren.

Voor de duidelijkheid wordt vermeld, dat in fig. llb de bovenzijde van de gewichtskoker 46 is getoond en dat op meerdere plaatsen in hoogterichting verdeeld uitsparingen 45 respektievelijk 45' aanwezig kunnen zijn. Fig. 11c toont de onderzijde van de geleiding 5, die zich uitstrekt over nagenoeg de gehele lengte van de gewichtskoker 46. Fig. lid toont het boveneind van de veerbevestigingsstang 44 met een opening 49. Er zijn over de lengte van deze stang 44 evenzoveel openingen 49 aanwezig als er uitsparingen 45 respektievelijk 45' in de gewichtskoker 46 zijn. Voorts omvat de geleiding 5 een overeenkomstig aantal openingen voor bevestiging van de pennen 43.

Het zal duidelijk zijn dat uitgaande van de voorgaande beschrijving vele varianten van het schuifraamsamenstel volgens de uitvinding voor de gemiddelde vakman voor de hand zullen liggen.

Claims (5)

1. Schuifraamsamenstel, tenminste omvattende een kozijn met een daarin verticaal verschuifbaar schuifraam, waarbij het kozijn respectievelijk het schuifraam is voorzien van een geleiding, die kan samenwerken met een of meer leionderdelen op het schuifraam respectievelijk het kozijn, en middelen voor het in evenwicht houden van het schuifraam in een geopende toestand, met het kenmerk, dat het samenstel dichtingsmiddelen (10) tussen het schuifraam (2) en het kozijn (1) omvat en dat aandrukmiddelen aanwezig zijn, die zijn ingericht om dit schuifraam (2) danwel de dichtingsmiddelen (10) dwars op de verschuivingsrichting over een betrekkelijk kleine afstand te verplaatsen die voldoende is om tenminste in de gesloten toestand van het schuifraam dit schuifraam (2) onder tussenkomst van de dichtingsmiddelen (10) in dichtende aanraking met het kozi jn (1) te brengen, en bij lossing het schuifraam (2) zonder aanmerkelijke wrijving verschuifbaar te maken.

2. Schuif raamsamenstel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de geleiding (5) plaatselijk een gekromde weg beschrijft.

3. Schuif raamsamenstel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de geleiding (5), de leionderdelen (7), een onderdeel (24; 28; 31) daarvan, of de dichtingsmiddelen (10) onder tussenkomst van een geschikte koppeling met behulp van een of meer bedieningsonderdelen ten opzichte van het kozijn (1) kunnen worden verplaatst.

4. Schuif raamsamenstel volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de koppeling is uitgevoerd in de vorm van een trekstang (15) , die plaatselijk is voorzien van een of meer nokken (17) , die met geschikt gevormde uitsparingen (18; 21; 26; 30; 32) in het te verplaatsen onderdeel (24; 28; 31) kunnen samenwerken, en welke trekstang (15) kan worden verplaatst met behulp van een of meer bedieningsgrepen.

5. Schuifraamsamenstel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de geleiding (5), de leionderdelen (7), of een onderdeel (24; 28; 31) daarvan, onder tussenkomst van hulpgeleidingsmidde-len (45, 45') verschuif baar met het schuif raam (2) respectievelijk het kozijn (1) is gekoppeld en met veêrmiddelen is verbonden en dat dit verschuif bare onderdeel (5; 7; 24; 28; 31) een aanslag (36; 47) omvat, die kan samenwerken met een meenemer (37; 7) op het kozijn (1) respectievelijk het schuifraam (2) of op een onderdeel daarvan.