NL9200062A - Grondbewerkingsmachine. - Google Patents

Grondbewerkingsmachine. Download PDF

Info

Publication number
NL9200062A
NL9200062A NL9200062A NL9200062A NL9200062A NL 9200062 A NL9200062 A NL 9200062A NL 9200062 A NL9200062 A NL 9200062A NL 9200062 A NL9200062 A NL 9200062A NL 9200062 A NL9200062 A NL 9200062A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
harrow
machine according
soil cultivation
frame
cultivation machine
Prior art date
Application number
NL9200062A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL9200062A priority Critical patent/NL9200062A/nl
Priority to DE1993608902 priority patent/DE69308902T2/de
Priority to EP19930200079 priority patent/EP0551948B1/en
Publication of NL9200062A publication Critical patent/NL9200062A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B63/00Lifting or adjusting devices or arrangements for agricultural machines or implements
    • A01B63/14Lifting or adjusting devices or arrangements for agricultural machines or implements for implements drawn by animals or tractors
    • A01B63/16Lifting or adjusting devices or arrangements for agricultural machines or implements for implements drawn by animals or tractors with wheels adjustable relatively to the frame
    • A01B63/163Lifting or adjusting devices or arrangements for agricultural machines or implements for implements drawn by animals or tractors with wheels adjustable relatively to the frame laterally adjustable
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B73/00Means or arrangements to facilitate transportation of agricultural machines or implements, e.g. folding frames to reduce overall width
    • A01B73/02Folding frames
    • A01B73/04Folding frames foldable about a horizontal axis
    • A01B73/044Folding frames foldable about a horizontal axis the axis being oriented in a longitudinal direction
    • A01B73/046Folding frames foldable about a horizontal axis the axis being oriented in a longitudinal direction each folding frame part being foldable in itself

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Zoology (AREA)
  • Soil Working Implements (AREA)

Description

GRONDBEWERKINGSMACHINE
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een grondbewerkingsmachine, in het bijzonder een wiedeg, met een aan een trekker koppelbaar gestel, waaraan ten minste twee van bewerkingsorganen voorziene egvelden, die nabij een uiteinde om een zich althans nagenoeg in de voortbewegings-richting uitstrekkende as ten opzichte van het gestel ver-zwenkbaar zijn, zijn aangebracht.
Dergelijke machines zijn bekend. Het is de bedoeling van onderhavige uitvinding tot een gunstiger constructie te komen. Hiertoe is conform de uitvinding het gestel voorzien van steunelementen, waarmede het gestel op de bodem kan zijn afgesteund. Dit is met name bij grote werkbreedte van belang voor het goed kunnen handhaven van de juiste werkhoog-te van het raamwerk van de egvelden, en daarmee van de druk van de tanden op de bodem. Overeenkomstig een verdere gunstige uitvoering zijn de steunelementen hierbij bevestigd aan een arm die ten opzichte van het gestel dwars op de voort-bewegingsrichting verschuifbaar en instelbaar is. Conform de uitvinding is deze arm zodanig ten opzichte van het gestel verschuifbaar dat de steunelementen op een onderlinge afstand van de helft van de werkbreedte van de machine kunnen zijn opgesteld. Op deze wijze wordt voor verschillende mogelijke breedtes van de egvelden een gunstige ondersteuning verkregen, terwijl de uiteinden van de egvelden zich in opwaartse richting onafhankelijk van het gestel kunnen bewegen. Hierbij strekt een eerste deel van het gestel zich in de vorm van een raamwerk in een horizontaal vlak en boven de egvelden uit en strekt een hiermee star verbonden tweede gesteldeel, eveneens in de vorm van een raamwerk, zich in een verticaal vlak aan de voorzijde van de egvelden uit. Overeenkomstig de uitvinding is een arm door twee, op afstand van elkaar aan het verticale deel van het gestel aangebrachte lippen, die hiertoe van openingen zijn voorzien, gevoerd. Hierbij is het· gunstig dat de arm een rechthoeksprofiel heeft, terwijl de arm ten opzichte van het gestel vastzetbaar is met behulp van één of meer pennen die elk nabij een lip door een boring in de arm zijn gevoerd. Een steunelement is via een opwaarts gerichte steun in hoogte verstelbaar met een arm verbonden via twee horizontaal aangebrachte lippen die ten behoeve van de steun van een passende opening zijn voorzien. Een gunstige constructie wordt hierbij verkregen, wanneer de lippen tegen de boven- en de onderzijde van de arm zijn geklemd door bouten die langs de voor- en de achterzijde van de arm zijn aangebracht. In een eveneens gunstige uitvoering is een steunelement gevormd door een wiel.
Conform weer een andere gunstige uitvoering van de uitvinding omvat de machine vier egvelden die dwars op de rijrichting in eikaars verlengde zijn aangebracht, waarbij twee aan één zijde van de machine aangebrachte egvelden in opwaartse richting scharnierbaar ten opzichte van elkaar zijn aangebracht. Hierbij bedraagt de breedte van de twee binnenste egvelden drie meter. De werkbreedte van een buitenste egveld kan 1,5 meter bedragen. Volgens een ander kenmerk van de uitvinding bevinden de buitenste egvelden zich in de transportstand van de machine tussen de binnenste egvelden in. Volgens de uitvinding maakt de onderhavige constructie, waarbij de steunelementen en de egvelden onafhankelijk van elkaar beweegbaar zijn, het op een gunstige wijze mogelijk dat de machine op gunstige wijze, dat wil zeggen als een pakket van vier verticaal naast elkaar opgestelde egvelden kan worden opgeborgen. Hierbij blijft zowel de breedte als de hoogte binnen de wettelijke en praktisch aanvaardbare grenzen.
Volgens weer een ander kenmerk is een trekveer aangebracht tussen een in hoogte boven de scharnieras tussen twee egvelden gelegen deel van een buitenste egveld en een deel van een binnenste egveld. Een dergelijke constructie ontlast het opvouwen van de machine, waarbij het buitenste egveld om de genoemde scharnieras op het binnenste egveld wordt gebracht. Om dit op een gunstige manier te kunnen uitvoeren, omvat volgens de uitvinding een buitenste egveld een handvat dat buiten het werkbereik van een egveld kan zijn opgesteld. In een gunstige uitvoering hiervan is een buitenste egveld voorzien van een in de rijrichting opgestelde telescopisch uitschuifbare balkenconstructie, waarbij de binnenste balk buiten het werkbereik van het egveld kan reiken. Voor het opklappen van'dit buitenste egveld is het volgens de uitvinding gunstig dat de telescopische balkenconstructie een rond profiel heeft.
*
Volgens verdere gunstige kenmerken van de uitvinding hebben de buitenste lippen voor de ondersteuning van de armen een onderlinge afstand van ongeveer 2,5-meter. In het bijzonder is het gunstig dat een egveld is voorzien van . geraamtebalken die, gezien in doorsnede, in een rechthoeks-verband zijn aangebracht.
De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande figuren.
Figuur 1 toont een bovenaanzicht van een grondbe-werkingsmachine overeenkomstig de uitvinding;
Figuur 2 is een achteraanzicht van de machine volgens de pijl II in figuur 1;
Figuur 3 is een aanzicht van een deel van de machine, in het bijzonder de verbinding tussen twee egvelden, volgens de pijl III in figuur 1;
Figuur 4 is een aanzicht volgens de lijn IV-IV in figuur 1, waarbij het betreffende wiel tezamen met de arm waaraan deze is vastgeklemd in de richting van het midden is opgeschoven;
Figuur 5 is een schematische weergave van de machine in zijn transportstand;
Figuur 6' is een doorsnede volgens de lijn VI - VI in Figuur 1, waarbij de grondbewerkingsorganen grotendeels zijn weggelaten;
Figuur 7 toont de constructie voor de centrale verstelling van de grondbewerkingsorganen en is een aanzicht volgens de lijn VII - VII in Figuur 1.
Overeenkomstige delen in de figuren zijn met gelijke verwijzingscijfers aangegeven. Verder is de uitvinding geenszins beperkt tot de hier afgebeelde en beschreven uitvoeringsvorm; deze dient slechts ter illustratie van de uit-vindingsgedachte.
Figuur 1 toont een grondbewerkingsmachine 1, in het bijzonder een wiedeg, in gekoppelde toestand met de driepuntshefinrichting 2 van een trekker. De machine omvat een gestel 3 dat met behulp van steunelementen 4, in het onderhavige geval wielen, op de grond afsteunbaar is. Aan het gestel 3 is aan elke zijde van de middellijn M van de trekker en de machine, scharnierbaar om in de rijrichting aangebrachte assen 33, een centraal egveld 5 aangebracht. Aan het buitenste uiteinde van elk centraal egveld 5 is scharnierbaar om in de rijrichting aangebrachte assen 46 een buitenste egveld 6 aangebracht.
Het gestel 3 is te beschouwen als twee haaks op elkaar aangebrachte raamwerken 8 en 9. Ter versteviging van de onderlinge stand van deze raamwerken 87 zijn schoren 10 aangebracht. Het gesteldeel 8 of, zoals hierboven genoemd het raamwerk 8, bepaalt een denkbeeldig vlak dat opwaarts, dat wil zeggen min of meer verticaal, is gericht. Het raamwerk 8 omvat, zoals in figuur 4 is te zien, een draagbalk 12. Hier overheen is ter versteviging en voor de plaatsing van een aankoppelpunt 18 een grote beugel 13 met een horizontaal verlopend centraal deel aangebracht. De beugel 13 is gevormd uit een ronde pijp met een diameter van ongeveer 100 mm. Nabij de einden van het centrale deel van de beugel 13 is verticaal een steun 14 tussen de draagbalk 12 en de beugel 13 aangebracht. Het gesteldeel 8 omvat, centraal aangebracht, een paar bovenste lippen 18 voor de koppeling met de tops tang van de standaard driepuntshefinrichting van een trekker en onderste lippen 17 voor koppeling met de hefarmen van een trekker. De breedte van de draagbalk 12 is in de onderhavige uitvoering iets meer dan 2,5 meter.
Aan elk uiteinde is de drager 12 van het gesteldeel 8 voorzien van een tweetal op een afstand van ongeveer 30 cm van elkaar aangebrachte lippen 22. Hierbij valt de plaats van een buitenste lip 22 samen met het uiteinde van de draagbalk 12. De lippen 22 zijn voorzien van vierkante uitsparingen, waardoorheen passend een arm 21 is gevoerd. De lippen 22 en de openingen daarin zijn zodanig aangebracht dat de arm 21 parallel aan de draagbalk 12 verschuifbaar is. De lengte van een arm is ongeveer 135 cm. Op geringe afstand van het binnenste uiteinde van de arm is een vastgeschroefde bout 29 door een boring 23 in de arm 21 gevoerd. Aan het buitenste uiteinde van de arm 21 is een opwaarts gerichte steun 20 voor een wiel 4 bevestigd. Het onderste uiteinde van de steun 20 is uitgevoerd in de vorm van een beugel die onder een hoek met het bovenste deel van de steun 20 voorwaarts en neerwaarts is gericht. De steun 20 is een van boringen 19 voorziene vierhoekige buis welke is gevoerd door passende openin-gen in zich horizontaal uitstrekkende lippen 25. Deze lippen 25 zijn met behulp van een drietal bouten en moeren 26 tegen de boven- en onderzijde van het uiteinde van een arm 21 geklemd. Het drietal bouten 26 is in een driehoekspatroon door de platen 25, maar buiten en langs de voor- en de achterzijde van de vierkante arm 21 gevoerd. Deze constructie voorkomt dat de arm 21 als gevolg van doorboringen verzwakt raakt. De arm 21 is reeds op verschillende plaatsen voorzien van in de rijrichting A gerichte boringen 23 waardoorheen een pen 24 brengbaar is. Het aantal boringen 23 is zo groot dat de arm ten minste vastzetbaar is in een transportstand, zoals weergegeven in Figuur 4, en een uiterste werkstand, zoals weergegeven in Figuur 1. In de transportstand is de arm 21 volledig naar het midden M van de machine toegeschoven, dat wil zeggen dat verdere opschuiving wordt verhinderd door het contact tussen de lippen 25 om de arm 21 en de buitenste lippen 22 van de draagbalk 12. De arm 21 kan in deze stand zijn vergrendeld met behulp van een pen 24 die is gevoerd door een boring 23 'welke zich onmiddellijk naast de naar het midden M toegekeerde zijde van een binnenste lip 22 bevindt. In de uiterste werkstand, zoals weergegeven in Figuur 1, is de arm 21 in zijn positie vergrendeld door het contact van de bout 29 met de naar het midden M toegekeerde zijde van de binnenste lip 22 en met de grendelpen 24 die is gevoerd door een boring 23 welke zich in deze stand onmiddellijk naast de naar buiten toegekeerde zijde van de binnenste lip 22 bevindt.
Het haaks op het verticaal gerichte raamwerk van het gesteldeel 8 aangebrachte gesteldeel 9 bepaalt een denkbeeldig, zich ongeveer horizontaal uitstrekkend vlak. Het raamwerk 9 omvat twee zich dwars op de voortbewegingsrichting A en evenwijdig aan elkaar uitstrekkende balken 30, die aan hun einden door middel van zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekkende balken 31 met elkaar zijn verbonden. De balken 31 zijn aan hun voorste uiteinden met de draagbalk 12 van het opwaarts gerichte raamwerk 8 verbonden. Tegen de achterste helft van elk der beide balken 31 is een uiteinde van een schoor 15 aangebracht, welke schoor 15 met het andere uiteinde nabij de lippen 18 met de beugel 13 van het verticale raamwerk 8 is verbonden. Ter verdere versteviging zijn de schoren 15 onderling verbonden door een plaat. De balken 31 zijn aan de van elkaar af gekeerde zijden voorzien van op afstand van elkaar aangebrachte lippenparen 32, aan elk waarvan, aan de genoemde van elkaar afgekeerde zijden van een balk 31 en in eikaars verlengde, een scharnieras 33 is aangebracht. De van assen 33 voorziene lippenparen 32 vormen aankoppelpunten voor de twee van grondbewerkingsorganen 34 voorziene centrale egvelden 5. Van deze centrale egvelden, die ten opzichte van de middellijn M eikaars spiegelbeeld zijn, za.l hieronder één nader worden beschreven.
Een egveld 5 omvat een geraamte van een viertal balken 35, 36 die zich dwars op de rijrichting A uitstrekken en die in een dwarsdoorsnede, zoals in Figuur 6 en 7, de hoekpunten van een denkbeeldige rechthoeksfiguur aangeven. De onderste balken 35 van dit geraamte hebben een opstaand rechthoeksprofiel en het bovenste paar balken 36 is gevormd uit ronde buizen.'Het onderste paar balken 35 is aan de uiteinden door een zich in de voortbewegingsrichting uitstrekkende geraamtebalk 37 onderling verbonden. Aan de buitenzijde van een centraal egveld 5 is een bovenste geraamtebalk 36 via een opwaarts en dwars op de rijrichting gerichte plaatvormige steun 42 met de betreffende onderste geraamtebalk 35 en met de betreffende, in de rijrichting aangebrachte geraamtebalk 37 verbonden. Een plaatvormige steun 42 strekt zich dwars op de rijrichting A, enigszins buiten een door een balk 37 bepaald uiteinde van een geraamte uit. Recht boven de buitenste zijde van een balk 37 is de steun 42 voorzien van een boring, waardoor een scharnier 4 6 voor de verbinding met een buitenste egveld 6 is aangebracht. Aan het binnenste uiteinde is een bovenste geraamtebalk 36 voorzien van een onder een hoek van ongeveer 45° omgebogen deel 38, waarvan het uiteinde is verbonden met de binnenste, in de rijrichting aangebrachte geraamtebalk 37.
Elk van de bovenste geraamtebalken 36 is op enige afstand van de naar het midden M van de machine gekeerde einden voorzien van een van een tweetal boringen voorzien lippenpaar 44. De binnenste boring van dit tweetal verbindt het geraamte van een egveld 5 via de lippen 32 en de assen 33 met het gestel 3. In de bedrijfsstand wordt het neerwaarts verzwenken van het overgrote, aan de ten opzichte van de middellijn M buitenzijde van de assen 33 gelegen deel van een egveld 5 tegengegaan door op het aan de binnenste zijde van de assen 33 gelegen deel van het geraamte van een egveld 5 aangebrachte aanslagen 45 die tegen de respectieve gestel-balken 30 van het horizontale raamwerk 9 rusten. Aan de bovenzijde van de aanslagen 45 is een verend materiaal, hier in de vorm van een rubberelement 47, aangebracht. Een dergelijk rubber absorbeert schokken die kunnen optreden bij schommelingen van de egvelden 5 en 6 om de as 33.
Het geraamte van een egveld 5 is verstevigd met behulp van steunen 43 in de vorm van opwaarts gerichte repen metaal, die zich vanaf een opstaande zijde van een onderste geraamtebalk 35 tot een betreffende bovengelegen geraamtebalk 36 uitstrekken. Tussen elk van deze repen 43 strekt zich ter verdere versteviging, haaks op het denkbeeldige vlak waarin een reep 43 is gelegen, een steunplaat 48 uit. De hoogte van deze steunplaat 48 bedraagt ongeveer 2/3 van de hoogte tussen de bovenste en de desbetreffende onderste geraamtebalk, welke ongeveer 13 cm bedraagt.
Het geraamte van een egveld 5 is verder, zoals onder meer in de Figuren 6 en 7 is te zien, voorzien van een viertal dragers 39 voor grondbewerkingsorganen 34. De dragers 39 zijn gevormd uit hoekijzer en strekken zich dwars op de rijrichting A uit tussen lippen 50, die aan de onderzijde van de twee in de rijrichting A gelegen geraamtebalken 37 van een egveld 5 zijn aangebracht. De dragers 39 zijn hiertoe aan hun uiteinden eveneens voorzien van een lip die in de tekeningen niet is te zien. De lippen van drager 39 en geraaratebalk 37 zijn beide voorzien van een boring, waardoorheen een gezamenlijke as 51 is aangebracht. De dragers 39 zijn onderling met elkaar verbonden via een drietal verstelstaven die op onderlinge afstand van ongeveer 1 meter, gelijkmatig verdeeld over de lengte van een centraal egveld 5, in dit uitvoeringsvoorbeeld 3 meter, zijn verdeeld. De verstelstaven 51, die zich overwegend in de rijrichting A uitstrekken, zijn scharnier-baar verbonden met een opwaarts gerichte en vast met de desbetreffende drager 39 verbonden pal 53. De middelste pal 53 aan de achterste drager 39 is, zoals in figuur 7 is te zien, verlengd, zodat een handvat 54 ontstaat waarmee centraal alle dragers 39 en de daarop aangebrachte grondbewer-kingsorganen 34 versteld kunnen worden om de desbetreffende assen 51, waarmee de dragers 39 aan het geraamte van een egveld 5 zijn bevestigd. Aan de onderzijde van de centrale verstelstaaf 52 is een vast aan de onderste ge raamt eb al ken 35 aangebrachte verbindingsstaaf 55 opgesteld. Nabij het handvat 54 voor de verstelling van de grondbewerkingsorganen 34 is deze staaf 55 voorzien van een plaat 56, waarin, ten behoeve van de verstelling van de grondbewerkingsorganen 34, op een denkbeeldige cirkellijn een vijftal openingen is aangebracht. Deze denkbeeldige cirkel valt samen met de draaicirkel van een op het handvat aangebrachte, in de openingen passende nok, zodat de instelling van de bewerkingsorganen met een pen 57 kan worden vergrendeld. Aldus kunnen de grondbewerkingsorganen 34 in vijf verschillende standen worden ingesteld.
De buitenste egvelden 6, die in het onderhavige geval 1,5 meter breed zijn, hebben dezelfde opbouw als een centraal egveld 5. De geraamtebalken 35 en 36 en de dragers 39 zijn in de werkstand in het verlengde gelegen van de overeenkomstige balken 35, 36 of dragers 39 van het centrale egveld 5. De verbinding van een bovenste geraamtebalk 36 met een in de rijrichting A opgestelde geraamtebalk 37 via een omgebogen deel 38 van de bovenste balk 36 bevindt zich bij het buitenste egveld 6 aan het buitenste uiteinde. De verbinding van bovenste en onderste geraamtebalk via een op staande steun 42 bevindt zich nu ten opzichte van de middellijn M aan de binnenzijde van het egveld 6. De opstaande steun 42 voor het geraamte van het buitenste egveld 6 is, ten opzichte van de rijrichting A, direct aan de voorzijde van de steun van het binnenste egveld geplaatst, zodat het buitenste en het centrale egveld ten opzichte van elkaar in opwaartse richting scharnierbaar zijn. De in de voortbewe-gingsrichting A gerichte en aan elkaar grenzende geraamtebal-ken 37 van een buitenste en een centraal egveld liggen met een opwaarts gerichte zijde tegen elkaar aan en vormen aldus een aanslag tegen het neerwaarts scharnieren van het buitenste egveld. Wanneer de genoemde geraamtebalken 37 tegen elkaar aanliggen, liggen de dwars op de rijrichting gerichte geraamtebalken 34, 36 en de dragers 37 van de beide egvelden 5, 6 in eikaars verlengde. Het onderhavige buitenste egveld 6 is nabij de beide uiteinden verder voorzien van een reeds beschreven verbindingsstaaf 52 voor de verstelling van de bewerkingsorganen 34. Eén hiervan, bij voorkeur de buitenste, is voorzien van een handvat 54 met bijbehorende instelplaat 56. Het geraamte van een buitenste egveld 6 is nabij zijn midden voorzien van de eveneens beschreven verbindingscon-structie met de reep 43 en plaat 48 tussen de vier geraamtebalken 35, 36.
Een buitenste egveld 6 is nabij zijn buitenste uiteinde voorzien van een ronde, in de rijrichting A gerichte koker 58, welke tegen de onderzijde van de beide bovenste geraamtebalken 36 is aangebracht. Hierin is een handgreep 59, in de vorm van een ronde staaf, passend verschuifbaar. Deze handgreep 59 is van dusdanige lengte dat hij in uitgeschoven toestand met één uiteinde buiten het werkbereik B van de grondbewerkingsorganen 34 reikt, terwijl het andere uiteinde zich over voldoende lengte in de koker bevindt om het egveld 6 met behulp van de handgreep 59 om de scharnieras -46 met het binnenste egveld 5 te verzwenken. Het buitenste egveld 6 kan over nagenoeg 180° om deze as 46 verzwenkt worden. In de transportstand verkeert een buitenste egveld 6 ondersteboven op het buitenste deel van een centraal egveld 5. Ten einde de bovenste geraamtebalken 36 van het centrale en het buiten- ste egveld zo goed mogelijk op elkaar te laten rusten, is het buitenste egveld 6 nabij het buitenste uiteinde, voorzien van een paar opwaarts gerichte geleidingsstrippen 60 die na ver-zwenking om de as 46 de bovenste geraamtebalken 36 van het centrale egveld 5 passend omgeven. Deze geleidingsstrippen zijn tevens voorzien van een boring, waarmee het buitenste egveld in de transportstand aan het binnenste egveld 5 kan worden vastgezet.
De achterste opwaarts gerichte steun 42 van een buitenste egveld 6 is voorzien van een verlenging 61 die tot ongeveer 10 cm boven de betreffende scharnieras 46 reikt. Aan het uiteinde hiervan is een boring aangebracht, waarin het buitenste uiteinde van een trekveer 62 haakt. De trekveer 62 is met het binnenste uiteinde vastgehaakt aan een oog dat ter hoogte van de betreffende bovenste geraamtebalk 36 aan de voorzijde van het betreffende geraamte is aangebracht. Hierbij is het oog dwars op de voortbewegingsrichting A verstelbaar met behulp van een moer en een contramoer. Tijdens bedrijf verkeert de trekveer in uitgerekte toestand. Hierdoor wordt het handmatig verzwenken van het buitenste egveld 6 in zijn transportstand aanzienlijk verlicht.
De transportstand van de gehele machine is weergegeven in Figuur 5. Hierbij zijn de centrale egvelden 5, met de buitenste egvelden in hun hiervoor beschreven transportstand, opwaarts gericht na verzwenking om de scharnierassen 33 met behulp van een verstelcilinder 64. Al voor deze transportstand bereikt kan worden, is de gehele machine met behulp van de hefinrichting van de trekker opgeheven ten einde ruimte te maken voor het neerwaarts verzwenken van het centraal ten opzichte van de scharnieras 33 gelegen deel van een centraal egveld 5.
De bedieningscilinder 64 is aan beide uiteinden bevestigd aan een uiteinde van een tweetal strippen 65, respectievelijk 66, die met hun andere uiteinde op enige afstand van elkaar scharnierbaar zijn bevestigd aan de bovenste geraamtebalken 36.
De aan de achterzijde van het horizontale gestel-deel 9 geplaatste balk 30 is voorzien van opwaarts gerichte strippen 68 die aan de bovenzijde zijn verbonden door een balk 69, aan de uiteinden waarvan delen uit verend materiaal, bij voorkeur rubber, zijn aangebracht. In de omhoog gezwenkte stand van de machine rusten de egvelden tegen deze delen van de balk 69. De machine kan met een, overigens niet weergegeven, haak in de transportstand worden vergrendeld. In een gunstige transportstand staan de geraamten van beide centrale egvelden aan de bovenzijde van het gestel 3 onder een geringe hoek met elkaar. De transportbreedte van de machine is bepaald door de breedte van de draagbalk 12 van het verticale gesteldeel 8 en de zover mogelijk naar binnen opgeschoven armen voor de steunelementen. Deze transportbreedte is iets meer dan 2,5 meter.
Zoals schematisch in Figuur 5 is weergegevan, omvat de uitvinding verder een opwaarts gericht, langwerpig beschermingselement 70 voor de grondbewerkingsorganan 34 in de vorm van een stevige buis. De buis is op dezelfde wijze als de steun 20 bevestigd aan lippen die aan de draagbalk 12 van het gestel zijn aangebracht. Hierbij grenst de buis aan het uiteinde van de grondbewerkingselementen wanneer de eg-veldemn zich in de transportstand bevinden. Een dergelijke buis voorkomt het verbuigen van de grondbewerkingselementen 34 als gevolg van contact met bijvoorbeeld overhangende boomtakken, wanneer bij transport over smalle wegen gemanoeuvreerd moet worden.
De uitvinding is niet beperkt tot hetgeen hiervoor is beschreven, maar heeft ook betrekking op alle details in de tekeningen. De uitvinding heeft verder betrekking op allerlei alternatieven in de constructie, uiteraard vallende binnen de bewoordingen van de hiernavolgende conclusies.

Claims (22)

1. Grondbewerkingsmachine, in het bijzonder een wied-eg, met een aan een trekker koppelbaar gestel, waaraan ten minste twee van bewerkingsorganen voorziene egvelden, die nabij een uiteinde om een zich althans nagenoeg in de voort-bewegingsrichting uitstrekkende as ten opzichte van het gestel verzwenkbaar zijn, zijn aangebracht, met het kenmerk, dat het gestel is voorzien van steunelementen waarmede het gestel op de bodem kan zijn afgesteund.
2. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een eerste deel van het gestel in de vorm van een raamwerk zich in een horizontaal vlak en boven de egvelden uitstrekt en een hiermee star verbonden tweede ge-steldeel, eveneens in de vorm van een raamwerk, zich in een verticaal vlak aan de voorzijde van de egvelden uit strekt.
3. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de steunelementen zijn bevestigd aan een arm die ten opzichte van het gestel dwars op de voortbewe-gingsrichting verschuifbaar en instelbaar is.
4. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een arm door twee op afstand van elkaar aan het verticale deel van het gestel aangebrachte lippen, die hiertoe van openingen zijn voorzien, is gevoerd.
5. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de arm een rechthoeksprofiel heeft.
6. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de arm ten opzichte van het gestel vastzetbaar is met behulp van één of meer pennen die elk nabij een lip door een boring in de arm zijn gevoerd.
7. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het verticale deel van het gestel een bok voor de aankoppeling van de machine met de driepuntshefinrichting van een trekker omvat.
8. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een steunelement via een opwaarts gerichte steun in hoogte verstelbaar met een arm is verbonden.
9. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een steun met een arm is verbonden via twee horizontaal aangebrachte lippen die ten behoeve van de steun van een passende opening zijn voorzien.
10. Grondbewerkingsmachine volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de lippen tegen de boven- en onderzijde van de arm zijn geklemd door bouten die langs de voor- en de achterzijde van de arm zijn aangebracht.
11. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een steunelement een wiel is.
12. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de machine vier egvelden omvat, die dwars op de rijrichting in eikaars verlengde zijn aangebracht, waarbij twee aan één zijde van de machine aangebrachte egvelden in opwaartse richting scharnierbaar ten opzichte van elkaar zijn aangebracht.
14. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de twee binnenste egvelden een breedte van drie meter hebben en dat de werkbreedte van de machine althans nagenoeg negen meter kan bedragen.
15. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de machine in een transport-stand kan worden gesteld, waarbij de binnenste egvelden opwaarts zijn gericht en waarbij de buitenste egvelden zich tussen de binnenste' egvelden in bevinden.
16. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het-kenmerk, dat een trekveer is aangebracht tussen een in hoogte boven de scharnieras tussen twee egvelden gelegen deel van een buitenste egveld en een deel van een binnenste egveld.
17. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een buitenste egveld een handvat omvat, dat buiten het werkbereik van een egveld kan zijn opgesteld.
18. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een buitenste egveld is voorzien van een in de rijrichting opgestelde telescopisch uitschuifbare balkconstructie, waarbij de binnenste balk buiten het werkbereik van het egveld kan reiken.
19. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de telescopische balkconstructie een rond profiel heeft.
20. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de buitenste lippen voor de ondersteuning van de armen een onderlinge afstand van ongeveer 2,5 meter hebben.
21. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat een egveld is voorzien van geraamtebalken die, gezien in doorsnede, in een rechthoeks-verband zijn aangebracht.
22. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de steunelementen op een onderlinge afstand van de helft van de machine kunnen worden opgesteld.
23. Grondbewerkingsmachine volgens een of meer der voorgaande conclusies en/of zoals beschreven en weergegeven in de beschrijving en/of de bijbehorende tekeningen.
NL9200062A 1992-01-15 1992-01-15 Grondbewerkingsmachine. NL9200062A (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9200062A NL9200062A (nl) 1992-01-15 1992-01-15 Grondbewerkingsmachine.
DE1993608902 DE69308902T2 (de) 1992-01-15 1993-01-13 Bodenbearbeitungsmaschine
EP19930200079 EP0551948B1 (en) 1992-01-15 1993-01-13 A soil cultivating machine

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9200062A NL9200062A (nl) 1992-01-15 1992-01-15 Grondbewerkingsmachine.
NL9200062 1992-01-15

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9200062A true NL9200062A (nl) 1993-08-02

Family

ID=19860294

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9200062A NL9200062A (nl) 1992-01-15 1992-01-15 Grondbewerkingsmachine.

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP0551948B1 (nl)
DE (1) DE69308902T2 (nl)
NL (1) NL9200062A (nl)

Families Citing this family (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1002141C2 (nl) * 1996-01-22 1997-07-25 Maasland Nv Landbouwmachine.
DE19856907A1 (de) * 1998-12-10 2000-06-15 Amazonen Werke Dreyer H Werkzeugträger
US8342256B2 (en) 2010-06-29 2013-01-01 Cnh America Llc Foldable farm implement
DE202017106019U1 (de) * 2017-10-04 2019-01-10 Ab. Agri-Broker E.K. Schwer-Striegel für Bodenbearbeitungsgeräte

Family Cites Families (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE185451C (nl) *
GB814277A (en) * 1956-10-18 1959-06-03 Allis Chalmers Mfg Co Device for varying the steerable wheel tread of vehicles
US3232357A (en) * 1962-01-04 1966-02-01 Lely Nv C Van Der Harrows
NL6611429A (nl) * 1966-08-15 1968-02-16
US3811516A (en) * 1970-07-29 1974-05-21 Massey Ferguson Inc Folding wing lock
AU535479B2 (en) * 1978-02-01 1984-03-22 Ryan, A.T. Folding implement frame
US4520877A (en) * 1983-02-28 1985-06-04 Magelky Bruce F Row cultivator with structure to inhibit bowing of its frame end to end
US4529043A (en) * 1983-09-15 1985-07-16 Deere & Company Foldable implement with transport latch

Also Published As

Publication number Publication date
DE69308902T2 (de) 1997-10-16
DE69308902D1 (de) 1997-04-24
EP0551948B1 (en) 1997-03-19
EP0551948A1 (en) 1993-07-21

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US2780475A (en) Mobile frame for lifting and carrying farm implements
US2833105A (en) Transport truck for windrowers
US5251704A (en) Detachable harrow sprayer
EP0478095B1 (en) A soil cultivating machine for the preparation of a seed bed
NL9200062A (nl) Grondbewerkingsmachine.
US6205937B1 (en) Folding planter frame
NL8002233A (nl) Aan een trekker te bevestigen inrichting voor het losmaken van grond.
NL8101017A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL9001873A (nl) Grondbewerkingsmachine.
GB2173382A (en) Agricultural machine having pivotable wheels attached to a tractor
US3977166A (en) Side delivery rake
NL1006945C2 (nl) Werktuigdrager.
US3373822A (en) Agricultural earth working implement
US4452318A (en) Folding frame implement with wing mounted support stand
NL1007596C1 (nl) Opklapbare inrichting voor het bewerken van zich op de grond bevindend gewas.
NL7907081A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL8203892A (nl) Inrichting voor het ondersteunen van een landbouwmachine.
NL8302688A (nl) Landbouwinrichting, in het bijzonder een inrichting voor het verspreiden van verspreidbaar materiaal.
DK167727B1 (da) Hoebjaergningsmaskine
NL8500187A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL9200243A (nl) Grondbewerkingsmachine.
NL2008876C2 (nl) Landbouwwerktuig.
US20140151077A1 (en) Agricultural implement mount system
FR2628931A1 (fr) Machine pour travailler le sol
NL192594C (nl) Combinatie van een grondbewerkingsmachine en een daarmee te koppelen verdere machine.

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed