NL9200059A - Luchtbehandelingsinrichting. - Google Patents

Description

LUCHTBEHANDELINGSINRICHTING

De uitvinding heeft betrekking op een luchtbehande-lingsinrichting voor plafondmontage.

De behandelingsinrichtingen van deze soort worden gewoonlijk ingebouwd in de ruimte tussen de gebouwzoldering en een verlaagd, hangend plafond.

Luchtbehandelingsinrichtingen omvatten bijvoorbeeld 'ventilatoren, verwarmings- resp. koelingswarmtewisselaars, luchtfilters, aansluitelementen voor luchtkanalen en dergelijke. Deze luchtbehandelingsinrichtingen zijn derhalve omvangrijk en zwaar. Het aan een plafond monteren van een dergelijke inrichting vereist speciale hefapparatuur om de inrichting voor het monteren op de juiste plaats te positioneren. In geval van onderhoud of reparatie moet veelal de gehele inrichting van het plafond losgenomen worden, waarvoor wederom de speciale hefapparatuur noodzakelijk is. Het op deze wijze verrichten van reparaties in een ingerichte kantooromgeving is bijzonder hinderlijk.

Met de in conclusie 1 gekenmerkte luchtbehandelings-inrichting volgens de uitvinding, wordt een inrichting verschaft die deze bezwaren niet heeft. De modules die elk op zichzelf een zodanig gewicht hebben dat deze goed te manipuleren zijn, kunnen stuk voor stuk op hun plaats aan het plafond worden opgehangen. De afzonderlijke modules worden tegenelkaar aangeschoven en met de verbindingsmiddelen met elkaar verbonden.

In geval dat reparatie aan of vervanging van een module noodzakelijk is, worden de verbindingsmiddelen losgenomen, de aangrenzende modules enigszins opzij geschoven en kan de te repareren of te vervangen module eenvoudig worden verwijderd. De hinder voor de omgeving bij reparatiewerk-zaamheden worden aldus tot een minimum beperkt.

Verdere kenmerken en voordelen van de uitvinding blijken uit de volgende beschrijving aan de hand van de in figuren getoonde uitvoeringsvoorbeelden.

Fig. 1 toont in gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht een gedeelte van een inrichting volgens de uitvinding.

Fig. 2 toont een module voor toepassing bij de inrichting volgens de uitvinding.

Fig. 3-6 tonen schematisch langsdoorsneden van verschillende samenstellingen van de verbrandingsinrichting volgens de uitvinding.

De in fig. 1 getoonde luchtbehandelingsinrichting 1 volgens de uitvinding omvat een eerste module 2 en een daarmee verbonden tweede module 3. Elke module is doosvormig en heeft een voor- en achterzijde. In de achterzijde is een luchtinlaat 4 bepaald en in de tegenoverliggende voorzijde is een luchtuitlaat 5 bepaald.

De module 2 is een module waarin een ventilator 6 en aansluitend daaraan een warmtewisselaar 26 is gemonteerd. De warmtewisselaar 26 kan de door de ventilator 6 opgewekte luchtstroom koelen of verwarmen. De lucht wordt door de ventilator 6 aangezogen door de luchtinlaat 4 van de module 2 en uit de module 2 uitgeblazen aan de voorzijde door de uitlaat 5.

De luchtbehandelingsinrichting 1 volgens de uitvinding is samengesteld uit modules die dezelfde basisafmetingen hebben. Dat wil zeggen dat deze modules een overeenkomstige hoogte en breedte hebben. De modules worden met elkaar verbonden door verbindingsmiddelen die algemeen aangegeven zijn met het verwijzingscijfer 7. Doordat elke module aan zijn voorzijde een uitlaat en aan zijn achterzijde een inlaatopening heeft, sluiten de in- en uitlaat van twee opeenvolgende modules op elkaar aan.

Zoals in fig. 1 getoond is rondom de luchtuitlaat 5 een samendrukbaar afdichtingsprofiel 10 aangebracht. Bij het met elkaar verbinden van de modules 2 en 3 door middel van de verbindingsmiddelen 7 wordt het afdichtingsprofiel 10 enigszins samengedrukt en zorgt aldus voor een goede afsluitende verbinding tussen de modules.

De verbindingsmiddelen 7 zijn in dit uitvoerings-voorbeeld geïntegreerd met nog nader te beschrijven montage-steunen 13. De verbindingsmiddelen worden gevormd door van de montagesteunen 13 uitstekende lippen 8 waarin een boring is aangebracht. Door de twee boringen van de lippen van montagesteunen van met elkaar te verbinden modules wordt een bout 9 gestoken, op het einde waarvan een moer wordt geschroefd teneinde de modules tegen elkaar te spannen.

Bij voorkeur wordt in een boring van een van de lippen 8 een blindklinkmoer aangebracht, zodat voor de montage slechts een bout door de boring in de tegenoverliggende lip gestoken behoeft te worden en in de blindklinkmoer vastgeschroefd te worden. De montage wordt hierdoor vereenvoudigd.

Elke module is aan zijn tegenoverliggende zijkanten voorzien van montagesteunen, waarmee deze aan een plafond opgehangen kan worden. Tenminste aan één zijkant, in fig. 1 gezien de rechter zijkant zijn montagesteunen 13 aangebracht die samenwerken met een montagerail 11 welke door middel van draadstangen, overigens op op zichzelf bekende wijze aan het plafond is opgehangen. De montagerail 11 is voorzien van een schuin omhoog stekende flens 12 aan zijn onderzijde die samenwerkt met een haakdeel 14 van elke montagesteun 13.

Aan de tegenoverliggende zijkant is een beugel 18 aangebracht waarin een sleuf 19 is uitgespaard. Elke module wordt eenvoudig op zijn plaats gebracht door deze schuin omhoog te steken en met de haken 14 achter de flens 12 van de montagerail 11 te haken. Vervolgens kan de module omhoog gezwenkt worden tot een hoogte waarop de draadstang 17 met op een ondereinde ‘daarvan geschroefde moer in de sleuf 19 van de beugel 18 gehaakt kan worden. Een borgmoer 20 wordt naderhand aangebracht om de verbinding te fixeren. Nadat dus de montagerail 11 op de juiste hoogte aan het plafond is opgehangen en ook de draadstangen 17 zijn gemonteerd, kunnen de verschillende modules van de inrichting eenvoudig door inhaken en opzwenken worden aangebracht. Afhankelijk van het gewicht van de afzonderlijke modules kan dit door een of twee personen worden gedaan.

De montagerail 11 is naast de schuin omhoog stekende flens 12 die samenwerkt met de haak 14 aan de modules voorzien van een bovenste flens 15 die in de in fig. 1 getoonde gemonteerde toestand dicht boven een bovenvlak van de modules ligt. Nadat de module omhoog gezwenkt is verhindert de flens 15 het ten opzichte van het montageprofiel 11 omhoog bewegen van de modules, zodat de haken 14 niet meer vrij kunnen komen van de flens 12. In deze situatie zijn de modules nog wel verschuifbaar ten opzichte van de rail 11.

De modules worden aldus stuk voor stuk in de montagerail gehangen waarna deze op de reeds eerder beschreven wijze door middel van de bevestigingsmiddelen 7 luchtdicht met elkaar worden verbonden.

Behalve dat de modules luchtdicht met elkaar worden verbonden, hetgeen noodzakelijk is voor een goede werking van de inrichting, worden de inrichtingen ook geluiddicht met elkaar verbonden. Voorkomen wordt dat geruis door de verbindingen ontsnapt of dat geluiden uit één vertrek via een geluidlek in de luchtbehandelingsinrichting in een andere ruimte terecht komt.

Indien een module gedemonteerd moet worden, behoeven slechts de bevestigingsmiddelen 7 los genomen te worden, de aangrenzende module enigszins opzij geschoven te worden en kan de betreffende module eenvoudig worden uitgenomen en eventueel door een andere worden vervangen.

Voor het fixeren van de uit de module samengestelde inrichting zijn opsluitelementen 27 aangebracht die aan de onderzijde aanliggen tegen de schuin omhoogstekende flens 12 van de montagerail 11 en deze aldus opsluiten. Op die wijze kan de inrichting en kunnen de modulen niet meer loskomen van de montagerail 11.

De in fig. 1 aangeduide tweede module 3 van de inrichting volgens de uitvinding is meer in detail in fig. 2 getoond. Dit betreft een geluiddempingsmodule. Zoals getoond heeft deze module eveneens een doosvorm en in hoofdzaak dezelfde breedte en hoogte als de module 2. De montagesteu- nen 13 zijn indentiek aan die van de module 2 en kunnen op overeenkomstige wijze als hierboven beschreven in de monta-gerail 11 worden gehangen. De module 3 heeft eveneens een luchtinlaat 21 aan zijn achterzijde en een luchtuitlaat 22 aan zijn voorzijde. In de module 3 is een hoeveelheid ge-luiddempingsmateriaal in de vorm van glaswol 23 of dergelijke opgenomen. In plaats van glaswol kan ook bijvoorbeeld steenwol of een ander type minerale wol worden toegepast. Opencellig kunststofschuim zoals polyurethaanschuim kan eveneens als geluiddempingsmateriaal worden toegepast. Op het geluiddempingsmateriaal kan een op zichzelf bekend produkt met een opencellige, gladde toplaag worden toegepast, dat in de handel verkrijgbaar is onder de naam LINA-COUSTIC. In de bij bedrijf door de module 3 stromende luchtstroom zijn geluidstrillingen aanwezig die doordringen tot in het geluiddempingsmateriaal 23 en daar worden gedempt. De uittredende luchtstroom is daardoor aanmerkelijk stiller dan de intredende luchtstroom, hetgeen voor luchtbehandelingsin-richtingen in bijvoorbeeld kantoorruimten gewenst is om hinder door geruis van ventilatielucht zo veel mogelijk te voorkomen.

Fig. 3 toont een schematische langsdoorsnede van een luchtbehandelingsinrichting volgens de uitvinding die eveneens uit een aantal modules is samengesteld. Bij de inrichting van fig. 3 is eveneens een module 2 aanwezig waarin een ventilator en warmtewisselaar zijn opgenomen. Voor deze module 2 is een module 30 geschakeld waarin een elektrisch verwarmingselement is opgenomen. Dit elektrische verwarmingselement kan bijvoorbeeld worden gebruikt indien buiten de normale kantooruren de gewone verwarmingsinstallatie wordt uitgeschakeld resp. op een lagere temperatuur wordt gesteld.

De module 31 heeft een inlaat 32 voor een buitenlucht en een op afstand bedienbare klep 33 waarmee of de buitenluchtinlaat 32 of de gebruikelijke inlaat afgesloten kan worden. Aldus kan naar wens buitenlucht of recirculatie-lucht in de inrichting worden aangezogen.

De module 34 is een aansluitmodule die een overgang van een of meer cirkelvormige toevoerbuizen naar de rechthoekige inlaat van de module 31 vormt. De module 35 aan het tegenoverliggende einde is een overeenkomstige aansluitmodule die het mogelijk maakt een of meer ronde leidingen op de luchtbehandelingsinrichting aan te sluiten.

De modules 34 en 35 worden plenummodule genoemd en bestaan uit een rechthoekige kast waarop de tuiten voor de overgang van rechthoekig naar rond zijn aangebracht.

Fig. 4 toont een andere luchtbehandelingsinrichting die eveneens samengesteld is uit een aantal modules. Ook hier is de module 2 de centrale module die voor de opwekking en verwarming resp. koeling van de luchtstroom zorgt. Aan de inlaatzijde van de module 2 is een module 37 aangebracht. Deze module 37 is een luchtfiltermodule waarin een aantal zakfliters is aangebracht.

Aan de linkerzijde sluit aan de module 2 een module 36 aan, die een geluidsdempingsmodule is met in principe dezelfde werking als de module 3 van fig. 2. Fig. 5 toont een vereenvoudigde uitvoering die bestaat uit de basismodule 2 en een daaraan aangesloten geluiddempingsmodule 36.

Fig. 6 geeft tenslotte aan dat de basismodule 2 ook afzonderlijk gebruikt kan worden.

Met de uitvinding is het mogelijk luchtbehandelings-inrichtingen samen te stellen geheel overeenkomstig de wensen van een afnemer, waarbij de inrichting samengesteld wordt uit een aantal op voorraad te houden modules. Naast de reeds eerder genoemde voordelen met betrekking tot de installatie en het onderhoud brengt de uitvinding het voordeel met zich mee dat zeer snel een aan de specifieke wensen van een afnemer aangepaste inrichting geleverd kan worden zonder dat veel verschillende complete inrichtingen in voorraad gehouden behoeven te worden. Slechts enkele exemplaren van elk van de module behoeft in voorraad gehouden te worden.

Ook bij storingen kan aldus zeer snel een defecte module worden vervangen.

Claims (5)

1. Luchtbehandelingsinrichting voor plafondmontage omvattende een aantal doosvormige modules die elk in lengterichting aan weerseinden een voorzijde en een achterzijde hebben en in hoofdzaak dezelfde breedte en hoogte hebben, waarbij elke module aan zijn achterzijde een luchtinlaat en aan zijn voorzijde een luchtuitlaat heeft en voorzien is van verbindingsmiddelen voor het in lengterichting met elkaar verbinden van de modules en waarbij aan de zijkanten met aan een plafond gehangen steunen samenwerkende montage-steunen zijn aangebracht, die tenminste aan één zijkant in een aan het plafond gehangen montagerail verschuifbaar aangrijpende montagesteunen zijn.

2. Luchtbehandelingsinrichting volgens conclusie l, waarbij rondom de luchtinlaat of -uitlaat een samendrukbaar afdichtingsprofiel is aangebracht.

3. Luchtbehandelingsinrichting volgens conclusie l of 2, waarbij de verschuifbare montagesteunen schuin naar beneden stekende haakdelen omvatten en de montagerail een daarmee samenwerkende schuin omhoog stekende flens en een in de gemonteerde toestand dicht boven een horizontaal vlak bepalend deel van de module uitstekende opsluitflens heeft.

4. Luchtbehandelingsinrichting volgens conclusie 3, omvattende een vastzetbaar, in de gemonteerde toestand onder tegen de schuin omhoog stekende flens aanliggend opsluitele-ment.

5. Module voor een luchtbehandelingsinrichting volgens één van de voorgaande conclusies.