NL9102080A

NL9102080A - Samenstel van elektrische verbindingsdoos en wartel.

Info

Publication number: NL9102080A
Application number: NL9102080A
Authority: NL
Original assignee: Attema Kunststoffenind
Priority date: 1991-12-12
Filing date: 1991-12-12
Publication date: 1993-07-01
Also published as: DK0546637T3; DE59203110D1; EP0546637B1; EP0546637A1

Description

Korte aanduiding: Samenstel van elektrische verbindingsdoos en wartel.

De uitvinding heeft betrekking op een samenstel van een elektrische verbindingsdoos, welke ten minste één vanuit een de verbindingsdoos begrenzende wand uitstekende, van inwendige schroefdraad voorziene doosbuisstomp omvat die aan het van de buitenzijde van de doos afgekeerde uiteinde is afgesloten door een breekpoort, en een wartel waarvan een uiteinde buisvormig is en van uitwendige schroefdraad is voorzien en is bestemd om vanaf de buitenzijde van de verbindingsdoos in een doosbuisstomp geschroefd te worden. Voorts heeft de uitvinding betrekking op elementen welke kennelijk zijn bestemd voor gebruik in een dergelijk samenstel.

ElekJ?;ische verbindingsdozen zijn in velerlei uitvoeringen algemeen bekend en bieden een afgesloten ruimte voor het onderbrengen van verbindingen tussen verschillende elektrische geleiders. Dergelijke elektrische geleiders kunnen al naar gelang de uitvoering en toepassing daarvan op verschillende wijzen in de verbindingsdoos gevoerd worden, welke daartoe in het algemeen op verschillende plaatsen in de zijwanden, het deksel of de bodem van wegbreekbare delen, zogenaamde breekpoorten, is voorzien. Een breekpoort omvat een stevig centraal deel, dat langs de omtrek daarvan via een relatief zwakke verbinding is verbonden met een zijwand, het deksel of de bodem van de verbindingsdoos. Aldus kan de breekpoort uit de verbindingsdoos verwijderd worden door daarop een zodanige kracht uit te oefenen, dat de voornoemde zwakke verbinding breekt of scheurt en op de plaats van de breekpoort een opening ontstaat voor de invoer van de elektrische leidingen in de verbindingsdoos. De breekpoorten worden uitsluitend verwijderd op de plaatsen waar een toegang tot de inwendige ruimte van de verbindingsdoos gewenst is; op de overige plaatsen waar zich een breekpoort bevindt kan deze intakt blijven en de ongewenste toegang van vocht, vuil, stof e.d., maar ook van lichaamsdelen, tot de inwendige ruimte van de verbindingsdoos verhinderen.

Het verwijderen van een breekpoort wordt bij voorkeur voorafgaand aan de montage van de verbindingsdoos op of in een wand, vloer of dergelijke uitgevoerd. Hiervoor kunnen, afhankelijk van het materiaal van de verbindingsdoos, verschillende werktuigen toegepast worden, zoals een schroeve-draaier of een mes. Daarbij wordt een uiteinde van een dergelijk werktuig bij voorkeur op een punt nabij de omtrek van de zich in een zijwand, het deksel of de bodem van de verbindingsdoos bevindende breekpoort geplaatst, waarna door het geleidelijk of plotseling verhogen van de door het werktuig uitgeoefende kracht nabij die plaats de zwakke verbinding van het centrale deel van de breekpoort met de rest van de verbindingsdoos scheurt of breekt en de breekpoort in zijn geheel of in gedeelten verder verwijderd kan worden.

Tot nog toe was het gebruik van werktuigen voor het verwijderen van een breekpoort uit een verbindingsdoos onvermijdelijk. Bezwaren van een dergelijke handeling zijn echter dat deze een zekere tijd kost en dat de reproduceerbaarheid van de handeling door de ongecontroleerdheid daarvan slecht is. Verder kan de bereikbaarheid van de breekpoort slecht zijn, waardoor de verwijdering in eerste instantie slechts gedeeltelijk gelukt en aanvullende handelingen uitgevoerd moeten worden om de breekpoort geheel te verwijderen.

De uitvinding beoogt deze bezwaren te ondervangen, in het bijzonder in het geval van een elektrische verbindingsdoos met buisstompen waarin wartels geschroefd kunnen worden. Daartoe verschaft de uitvinding een samenstel van een elektrische verbindingsdoos en een wartel zoals hiervoor beschreven, welk samenstel daardoor wordt gekenmerkt, dat in gemonteerde toestand tussen de naar de wartel toegekeerde zijde van de breekpoort en de naar de breekpoort toegekeerde zijde van het buisvormige warteluiteinde breekmiddelen zijn aangebracht welke zich langs een gedeelte van de binnenomtrek van de doosbuisstomp uitstrekken, waarbij de axiale lengte van de inwendige schroefdraad van de doosbuisstomp kleiner is dan de som van de axiale lengten van de breekmiddelen en de uitwen dige schroefdraad van het buisvormige warteluiteinde. De breekmiddelen verschaffen tijdens het in de doosbuisstomp schroeven van het warteluiteinde in principe dezelfde werking als de werktuigen welke volgens de stand van de techniek voor het verwijderen van een breekpoort toegepast worden. Een extra handeling komt nu echter te vervallen, terwijl de verwijdering van de breekpoort op zeer gecontroleerde wijze plaats vindt.

Bij voorkeur omvatten de breekmiddelen een of meer aan de van de binnenzijde van de verbindingsdoos af gekeerde zijde van de breekpoort en langs de omtrek daarvan aangebrachte nokken. Bij het inschroeven van het buisvormige warteluiteinde in een doosbuisstomp stuit het warteluiteinde tegen een dergelijke nok en oefent ter plaatse van de nok op de breekpoort een aanzienlijke geconcentreerde kracht uit waardoor de breekpoort, uitgaande van de plaats van de nok, langs de omtrek daarvan bij het verder inschroeven van de wartel losbreekt of losscheurt.

Bij voorkeur is een nok langs het naar een dekselopening van de doos gerichte gedeelte van de omtrek van een in een zijwand van de verbindingsdoos aangebrachte breekpoort aangebracht, zodat een breekpoort welke langs de omtrek daarvan uitgaande van de plaats van de nok in beide richtingen slechts gedeeltelijk losbreekt of losscheurt, bij het door de wartel heen invoeren van een kabel tussen de kabel en de bodemzijde van de verbindingsdoos terechtkomt en aldus de verbindingswerkzaamheden niet hindert.

In een andere voorkeursuitvoeringsvorm omvatten de breekmiddelen een of meer aan de naar de breekpoort gerichte zijde van het buisvormige warteluiteinde en langs de omtrek daarvan aangebrachte nokken. Bij het indraaien van het buisvormige warteluiteinde in een doosbuisstomp oefent een dergelijke nok een met de spoed van de samenwerkende schroefdraden toenemende breekkracht langs de omtrek van de breekpoort uit. Het verschil met de situatie waarin de nok op de breekplaat is geplaatst, is gelegen in het feit dat de nok nu bij het aandraaien van de wartel langs de omtrek van de breekpoort beweegt en aldus een volledige verwijdering van de breekpoort kan bewerkstelligen.

Het is hierbij voordelig, in het bijzonder wanneer de verbindingsdoos is vervaardigd uit een relatief bros materiaal, om de nokken aan de naar de breekpoort gerichte zijde af te ronden. De wrijving van een nok op het breekpoortoppervlak is in deze uitvoering minimaal, zodat de benodigde kracht voor het inschroeven van de wartel niet excessief toeneemt bij de door het inschroeven van de wartel toenemende druk van de nok op de breekpoort.

Daarentegen kan het voordelig zijn de nokken aan de naar de breekpoort gerichte zijde van een gepunt uiteinde te voorzien, indien de verbindingsdoos is vervaardigd van een relatief zacht materiaal. De breekpoort kan op deze wijze bij het inschroeven van de wartel als het ware rondom losgesneden worden.

In een volgende voorkeursuitvoeringsvorm omvatten de breekmiddelen een ring met een diameter die kleiner is dan de kleinste inwendige diameter van de van schroefdraad voorziene doosbuisstomp, op welke ring aan een uiteinde daarvan een of meer nokken zijn aangebracht. De toepassing van een dergelijke ring is in het bijzonder voordelig wanneer een reeds bestaand samenstel van verbindingsdoos en wartel alsnog van breekmiddelen dient te worden voorzien. De werking van dergelijke breekmiddelen komt in principe overeen met de werking van op een breekpoort aangebrachte nokken, zoals hiervoor is beschreven.

Het uitsluitende recht strekt zich mede uit over een verbindingsdoos, een wartel of een ring, welke kennelijk bestemd zijn voor gebruik in een samenstel volgens de uitvinding.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin:

Fig. 1 een zijaanzicht, gedeeltelijk in dwarsdoorsnede, toont van een gedeelte van een samenstel volgens de uitvinding;

Fig. 2 het samenstel van fig. 1 in gemonteerde toestand toont;

Fig. 3 een gewijzigde uitvoering van het samenstel van f ig. 1 toont;

Fig. 4 een zijaanzicht, gedeeltelijk in dwarsdoorsnede, van een tweede voorkeursuitvoeringsvorm van een samenstel volgens de uitvinding toont; en

Fig. 5 een zijaanzicht, gedeeltelijk in dwarsdoorsnede, van een derde voorkeursuitvoeringsvorm van een samenstel volgens de uitvinding toont.

Overeenkomstige elementen en onderdelen zijn in de verschillende figuren met gelijke verwijzingscijfers aangeduid.

Fig. 1 toont een gedeelte van een verbindingsdoos 2 met zijwanden 4 en 6 en een bodem 8. In de zijwanden 4 en 6 zijn naar de binnenzijde van de verbindingsdoos 2 uitstekende, van inwendige schroefdraad voorziene buisstompen aangebracht, zoals de buisstomp 10 met de inwendige schroefdraad 12. De buisstomp 10 is aan het naar de binnenzijde van de verbindingsdoos 2 gerichte uiteinde afgesloten door een breekpoort 14 waarop aan de van de inwendige ruimte van de verbindingsdoos 2 afgekeerde zijde een rechthoekige nok 16 is aangebracht. In het aanzicht van de wand 4 zijn een soortgelijke schroefdraad 12a, breekpoort 14a en nok 16a afgeheeld. De verbindingsdoos zal in het algemeen uit één geheel en één materiaal vervaardigd worden door middel van een spuitgiet-procédé, en wordt afgesloten met een niet nader getoond deksel. Het is uiteraard ook mogelijk, zelfs in hetzelfde spuitgietprocédé, verschillende materialen toe te passen.

Vóór de opening van de buisstomp 10 in de zijwand 6 van de verbindingsdoos bevindt zich een wartel 18 welke aan het naar de verbindingsdoos 2 gerichte buisvormige uiteinde 20 is voorzien van een uitwendige schroefdraad 22 waarvan de spoed en afmetingen zijn aangepast aan die van de inwendige schroefdraad 12 van de buisstomp 10. Het is daarbij in principe mogelijk het buisvormige uiteinde 20 van de wartel 18 zo ver in de doosbuisstomp 10 te schroeven (aangeduid door een pijl), dat een afdichtring 24 tegen de buitenzijde van de zijwand 6 stuit. Deze situatie is weergegeven in fig. 2.

In een stadium van het inschroeven dat is gelegen tussen de in fig. 1 en fig. 2 getoonde stadia stuit de voorzijde van het buisvormige warteluiteinde 20 tegen de nok 16 op de breekpoort 14, waardoor de breekpoort 14 langs de omtrek daarvan, uitgaande van de plaats van de nok 16, losscheurt of losbreekt en vervolgens de in fig. 2 getoonde situatie kan worden bereikt. Bij het door de wartel in de verbindingsdoos voeren van elektrische leidingen, zoals een kabel, wordt de breekpoort 14 verder opzij gedrukt zodat de gehele doorlaat-opening van het buisvormige warteluiteinde 20 en de doosbuis-stomp 10 vrijkomt.

In de in fig. 1 en 2 getoonde uitvoeringsvorm van het samenstel van verbindingsdoos en wartel is de axiale lengte van de uitwendige schroefdraad 22 gelijk aan de axiale lengte van de inwendige schroefdraad 12. De axiale lengte van de uitwendige schroefdraad 22, en daarmee de lengte van het buisvormige warteluiteinde 20, kan echter ook, afhankelijk van de axiale lengte van de nok 16, enigszins kleiner zijn dan de lengte van de inwendige schroefdraad 12 in de doos-buisstomp 10, of juist groter zijn dan de axiale lengte van de inwendige schroefdraad 12. Vooral in het laatstgenoemde geval zal de breekpoort bij het volledig inschroeven van de wartel 18 geheel weggedrukt c.q. verwijderd worden.

In de uitvoeringsvorm van de in fig. 3 getoonde verbindingsdoos 26 bevinden de doosbuisstompen 28 en 30 met respectieve inwendige schroefdraden 29 en 31 zich aan de buitenzijde van de respektieve zijwanden 32 en 34. Het aanbrengen van een wartel 18 in de doosbuisstomp 30 wordt overigens op dezelfde wijze uitgevoerd als in het geval van de verbindingsdoos 2 volgens fig. 1, en ook de verwijdering van breekpoort 38 als gevolg van een via het buisvormige warteluiteinde 20 op de nok 42 van de breekpoort 38 uitgeoefende kracht vindt in principe plaats op de reeds aan de hand van fig. 1 en 2 geïllustreerde wijze. Het zal overigens duidelijk zijn, dat het eveneens mogelijk is, het principe volgens de uitvinding toe te passen op een verbindingsdoos waarbij een doosbuisstomp gedeeltelijk in een verbindingsdoos en buiten deze verbindingsdoos uitsteekt.

Fig. 4 toont wartels 44 waarop op het buisvormige uiteinde 46 met uitwendige schroefdraad 47 een afgeronde nok 48 is aangebracht. Bij het inschroeven van de wartels 44 in bijbehorende, in een zijwand 43 en een bodem 45 aangebrachte buisstompen 50 met inwendige schroefdraad 51 stuit elke nok 48 tegen de aan het uiteinde van een doosbuisstomp 50 aangebrachte breekpoort 52, waardoor de breekpoort 52 verwijderd wordt en het door elke wartel 44 heen in het inwendige van de verbindingsdoos 54 voeren van elektrische leidingen kan plaatsvinden. Een afgeronde nok 48 wordt bij voorkeur toegepast indien de verbindingsdoos 54 is vervaardigd van een harde, brosse kunststof. Indien het materiaal van de verbindingsdoos 54 daarentegen relatief buigzaam en taai is, kan met voordeel een nok toegepast worden met een gepunt uitein-♦ de, zoals bij 49 met streeplijnen is aangegeven.

In fig. 5 zijn breekmiddelen in de vorm van een van een nok 56, 56a voorziene ring 58, 58a aangebracht. Wederom zal door het inschroeven van een wartel 18 in een doosbuisstomp 50 een verwijdering van een breekpoort 52 op de reeds aan de hand van de voorgaande figuren geïllustreerde wijze kunnen plaatsvinden.

Claims

1. Samenstel van een elektrische verbindingsdoos, welke ten minste één vanuit een de verbindingsdoos begrenzende wand uitstekende, van inwendige schroefdraad voorziene doosbuis-stomp omvat die aan het van de buitenzijde van de doos afgekeerde uiteinde is afgesloten door een breekpoort, en een wartel waarvan een uiteinde buisvormig is en van uitwendige schroefdraad is voorzien en is bestemd om vanaf de buitenzijde van de verbindingsdoos in een doosbuisstomp geschroefd te worden, met het kenmerk. dat in gemonteerde toestand tussen de naar de wartel (18; 44) toegekeerde zijde van de breekpoort (14; 38; 52) en de naar de breekpoort toegekeerde zijde van het buisvormige warteluiteinde (20; 46) breekmiddelen (16; 42; 56, 58) zijn aangebracht welke zich langs een gedeelte van de binnenomtrek van de doosbuisstomp (10; 30; 50) uitstrekken, waarbij de axiale lengte van de inwendige schroefdraad (12; 31; 51) van de doosbuisstomp kleiner is dan de som van de axiale lengten van de breekmiddelen en de uitwendige schroefdraad (22; 47) van het buisvormige warteluiteinde .

2. Samenstel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de breekmiddelen een of meer aan de van de binnenzijde van de verbindingsdoos (2; 26; 54) afgekeerde zijde van de breekpoort (14; 38; 52) en langs de omtrek daarvan aangebrachte nokken (16; 42; 56) omvatten.

3. Samenstel volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat een nok (16; 56) is aangebracht langs het naar een dekselopening van de verbindingsdoos (2; 26; 54) gerichte gedeelte van de omtrek van een in een zijwand van de verbindingsdoos aangebrachte breekpoort (14; 38; 52).

4. Samenstel volgens conclusie 3, met het kenmerk. dat de breekmiddelen een of meer aan de naar de breekpoort (52) gerichte zijde van het buisvormige warteluiteinde (46) en langs de omtrek daarvan aangebrachte nokken (48, 49) omvatten.

5. Samenstel volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de nokken (48) aan de naar de breekpoort (52) gerichte zijde zijn afgerond.

6. Samenstel volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de nokken (49) aan de naar de breekpoort (52) gerichte zijde van een gepunt uiteinde zijn voorzien.

7. Samenstel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de breekmiddelen een ring (58) omvatten met een diameter die kleiner is dan de kleinste inwendige diameter van de van schroefdraad (51) voorziene doosbuisstomp (50), op welke ring aan een uiteinde daarvan een of meer nokken (56) zijn aangebracht .

8. Verbindingsdoos, kennelijk bestemd voor gebruik in een samenstel volgens een van de conclusies 1-3.

9. Wartel, kennelijk bestemd voor gebruik in een samenstel volgens een van de conclusies l of 4 - 6.

10. Ring, kennelijk bestemd voor gebruik in een samenstel volgens conclusie 1 of 7.