NL8005592A - Van schroefdraad voorzien bevestigingsmiddel met af- dichtrand. - Google Patents

Description

% VO 1028 ί

Betr.: Van schroefdraad voorzien bevestigingsmiddel met afdichtraad.

' De onderhavige uitvinding heeft meer in het algemeen betrekking op een verbeterd bevestigingsmiddel en meer in het bijzonder op een verbeterd bevestigingsmiddel met schroefdraad, vaarbij tussen het bevestigingsmiddel en een verkstuk, vaarin het is geschroefd, een af-5 dichting vordt tot stand gebracht.

Er zijn talloze toepassingen vaarbij bevestigingsmiddelen in een verkstuk dienen te vorden geschroefd. Zelf-draadtappende en -vormende bevestigingsmiddelen zijn voor dit doel zeer gebruikelijk, omdat de gaten in het verkstuk, vaarin de bevestigingsmiddelen geschroefd moeten vorden, 10 niet van tevoren van invendige schroefdraad behoeven te vorden voorzien. Ook zelfborende schroeven zijn zeer gebruikelijk, omdat zij zelf van een * boorpunt zijn voorzien en daardoor zelfs geen voorgeboord gat vergen.

Schroeven of andere bevestigingsmiddelen van deze soort schrapen bij het ineen verkstuk draaien verf of andere corrosiebestendige bekle-15 dingen van het verkstukoppervlak onmiddellijk naast of rondom het aan-rakingsvlak tussen het bevestigingsmiddel en het verkstuk. De kaal gevorden delen van het verkstukoppervlak zijn dus onderhevig aan corrosie of roest, tenzij middelen aanvezig zijn om het aanrakingsgebied tussen het bevestigingsmiddel en de rond de gaten gelegen gebieden van het verk-20 stuk af te dichten. Voorts vorden door zelftappende en zelfborende schroeven spaanders geproduceerd. Deze spaanders kunnen de genoemde afdichting verstoren, tenzij ze uit het afdichtingsgebied vorden verwijderd. De spaanders kunnen voorts schadelijk zijn voor bewegende delen of electrische onderdelen die met de verbinding samenhangen, 25 of deze beschadigen.

Er zijn daarom bevestigingsmiddelen voorgesteld en gebruikt met een voor vocht ondoorlaatbare afdekking rondom de kop van het bevestigingsmiddel teneinde de kaal gevorden verkstukdelen te omsluiten en af te dichten. De bekende bevestigingsmiddelen van deze soort zijn 30 evenvel niet zo gevormd dat niet alleen vordt voorzien in een verkzame afdichting, doch ook een oplossing vordt verschaft voor het spaanderprobleem. De bekende tegen vocht afdichtende bevestigingsmiddelen vertonen dan ook het bezwaar dat spaanders in het afdichtingsgebied vorden verzameld, waardoor mogelijkerwijs, zo niet onmiddellijk, de beoogde afdichting 35 van de verbinding tussen het bevestigingsmiddel en het verkstuk onverk- 80 05 59 2 -2- zaam wordt. Voorts komen spaanders, die niet in het afdichtingsgebied achterblijven, vrij en kannen dus gemakkelijk terechtkomen op bewegende of electrische onderdelen verbonden met of aanwezig in de omgeving van de bevestiging. Zoals reeds eerder werd opgemerkt kunnen deze spaanders 5 met betrekking tot zulke onderdelen nadeel of schade veroorzaken.

Een algemeen doel van de onderhavige uitvinding is bijgevolg het verschaffen van een nieuw en verbeterd tegen vocht afdichtend bevestigingsmiddel.

Een meer specifiek doel van de onderhavige uitvinding is een tegen 10 vocht afdichtend van schroefdraad voorzien bevestigingsmiddel te verschaffen, dat een volledige en werkzame vochtafdichting geeft, ondanks de productie van spaanders bij het in het werkstuk draaien van het bevestigingsmiddel .

Een verder doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen 15 van een bevestigingsmiddel van deze soort, die spaanders wegleidt van het afdichtingsgebied en voor het overige de spaanders zodanig vasthoudt, dat vrije verplaatsing wordt belet.

De uitvinding verschaft daartoe een bevestigingsmiddel, gekenmerkt door een kopdeel met een tegen het werkstuk te klemmen ondervlak en een 20 voor koppeling met een schroevendraaier geschikt bovenvlak, een zich vanaf het ondervlak van het kopdeel uitstrekkend, van schroefdraad voorzien schachtdeel, met een kleinere dwarsafiaeting dan het kopdeel, alsmede het kopdeel omhullende afdichtmiddelen, welke zich vanaf het ondervlak in axiale zin uitstrekken ter afdichting van de verbinding 25 tussen het bevestigingsmiddel en een werkstuk, waaraan het is geschroefd. Het zich in axiale zin uitstrekkende gedeelte van de afdichting omvat een flens, die bij het in aanraking komen met het werkstukoppervlak naar binnen toe kan worden veavoimd, teneinde spaanders van de afdichting tussen de flens en het werkstukoppervlak weg te leiden cm te verhinderen 30 dat spaanders de afdichting nadelig kunnen beïnvloeden. .

De uitvinding zal in de navolgende beschrijving worden verduidelijkt onder verwijzing naar de tekeningen, waarvan de figuren het volgende voorstellen: fig. 1, een zijaanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, van een 35 bevestigingsmiddel met toepassing van de onderhavige uitvinding; 80 05 59 2 { * -3- fig. 2, een bovenaanzicht van het bevestigingsmiddel van fig. 1; en fig. 3, een langs door sne de, welke het bevestigingsmiddel van fig.

1 weergeeft nadat het geheel in. het werkstuk is geschroefd.

5 Het in de fig. 1 en 2 weergegeven bevestigingsmiddel 10, waarbij de onderhavige uitvinding is toegepast, is er een van een type, dat gewoonlijk wordt aangeduid als boorschroef. Uit het navolgende zal evenwel blijken dat de onderhavige uitvinding evenzeer met voordeel kan worden toegepast bij zelftappende of zelfdraadvormende schroeven, zo-10 wel als bij elk ander type bevestigingsmiddel, waarbij een afdichting tussen het bevestigingsmiddel en 'een werkstuk gewenst is. De schroef 10 bestaat in hoofdzaak uit een kopdeel 12, een schachtdeel 1¾ en een tegen vocht bestendige anhulling 16 van het kopdeel 12. Het schachtdeel 1¼ van bevestigingsmiddel of schroef 10 is aan het van het kopdeel 12 af-15 gewende uiteinde lh voorzien van een boorpunt 18. De boorpunt 18 is gegroefd en bestaat uit een segmentenpaar, waarvan er een is getoond, aangeduid met het verwijzingscijfer 20, welke door wegneming van materiaal uit·'- de cirkelvormige schachtdoorsnede zijn gevormd, waarbij delen 22 zijn achtagebleven. De boorpunt 18 heeft een werkzame diameter 20 in hoofdzaak gelijk aan de diameter van de draadbodem 2k en kleiner dan de werkzame diameter van de draadtoppen 26. De zich op de schacht lU bevindende draad, zoals bepaald door de draadbodem 2b en de draadtop 26, strekt zich schroefvormig uit vanaf de'boorpunt l6 tot het kopdeel 12.

De boorpunt 18 loopt uit in een stel snijkanten, waarvan er een 25 is aangeduid met het verwijzingscijfer 28, die zich in het werkstuk boren om daarin een gat te maken. Als de schroef 10 wordt aangedraaid vormt de door de draadbodems 2k en de draadtoppen 26 bepaalde schroefdraad 30 een overeenkomstige schroefdraad in het in het werkstuk geboorde gat, waardoor de schroef volledig ingedraaid kan worden.

30 Het kopdeel 12 bezit een voor koppelirgmet een schroevendraaier geschikt bovenvlak 32. Verder cmvat het kopdeel 12 een ondervlak 36 met een uitspringend deel 38 met een in hoofdzaak vierkante buitenomtrek en een terugspringend deel 1+0, dat zich uit strekt van de omtrek van het uitspringende deel 38 naar de buitenkant van het ondervlak 36.

35 De voor vocht ondoorlaatbare kap l6 bedekt het gehele boven- 8005592 -ι+- oppervlak 22 van het kopdeel 12 en is overeenkomtig gevormd als het bo-venoppervlak ter nadere hepaling van de schroevendraaierholte 3l+ en cm draaien van de kap l6 t.o.v. de kop 12 te voorkomen. De kap 16 strekt zich in axiale zin uit vanaf het tegen het werkstuk te vormen ondervlak 5 36 van het kopdeel 12 in de richting van het schachtdeel ll+. Bijgevolg wordt een ringvormige flens of afdichtring 1+2 gevormd. De ringvormige flens h2 is coaxiaal gelegen met betrekking tot het schachtdeel ll+ en hezit een grotere diameter dan het schachtdeel. Bijgevolg wordt een ruimte bh gevormd tussen de ringvormige flens 1+2 en het tegen het werk-10 stuk te klemmen ondervlak 26 van het kopdeel 12.

Zoals in fig.- 1 verder te zien is loopt de ringvormige flens b2 uit in een smalle rand b6 met een afgeronde buitenrand 1+8. De voor vocht ondoorlatende kap 16 is bij voorkeur gevormd van een veerkrachtig materiaal, zodat de ringvormige flens b2 met de betrekkelijk smalle en aan de 15 buitenzijde afgeronde rand b6 naar binnen toe vervormbaar is wanneer deze in aanraking kcmt met het oppervlak van het werkstuk waar het bevestigingsmiddel of de schroef 10 wordt ingedraaid.

Als een bevestigingsmiddel of een schroef 10, zoals weergegeven in fig. 1, in een gat van een werkstuk wordt gedraaid wordt, zoals reeds 20 eerder is opgemerkt, verf van het deel van het werkstukoppervlak rondom . het gat door het bevestigingsmiddel afgeschraapt. Bij zelfborende en zelf-tappende schroeven worden voorts spaanders gevormd. Zoals in het voorgaande reeds is opgemerkt zal, wanneer het bevestigingsmiddel 10 van fig. 1 in een werkstuk wordt gedraaid en de ringvormige flens b2 het 25 werkstukoppervlak raakt, de ringvormige flens 1+2 naar binnen toe vervormen (zoals het beste te zien is in fig. 3), en daarbij een afdichting vormen tussen het bevestigingsmiddel en het werkstuk. Daarbij zullen eveneens eventueel aanwezige spaanders in de ruimte 1+1+ worden geleid, weg van het door de ringvormige flens 1+2 gevormde afdiehtingsgebied.

30 Fig. 3 toont het bevestigingsmiddel 10 nadat het geheel in het werkstuk 50 is gedraaid. Zoals daarin te zien is is de ringvormige flens 1+2 naar binnen toe vervormd en aangedrukt tegen het vlak 1+0 van het tegen het werkstuk te klemmen ondervlak 36 van het kopdeel 12, Voorts is in fig. 3 te zien, dat bij het naar binnen vouwen van de ringvormige 35 flens 1+2 spaanders of verf deeltjes in de ruimte 1+1+ (fig. 1) zijn af gevoerd 8005592 ?· .¾ : -5- en eventueel omhoog tegen het vlak ^0 en de ontrek van het vlak 38.

Spaanders en verf deeltjes werden aldus weggeleid van het afdichtings-gebied tussen de ringvormige flens k2 en het oppervlak 5b van het werkstuk 50.

5 Zoals uit het voorgaande kan worden begrepen zijn de spaanders b2 ook in het bevestigingsmiddel 10 opgesloten geraakt» waardoor zij zich niet meer vrij kunnen verplaatsen en tussen bewegende delen of electrische onderdelen geraken. Bijgevolg is een volledige en werkzame afdichting gevormd tussen het bevestigingsmiddel 10 en het werk-10 stuk 50, die vrij is van spaanders en verfdeeltjes, die onmiddellijk of na verloop van tijd de bedoelde afdichting van de verbinding tussen het bevestigingsmiddel en het werkstuk zelf kunnen tenietdoen, 80 0 5 59 2

Claims (8)

1. Bevestigingsmiddel, gekenmerkt door : een kopdeel met een tegen het-werkstuk te klemmen ondervlak en een voor koppeling met een schroevendraaier geschikt bovenvlak; een zich vanaf het ondervlak van het kopdeel uitstrekkend, van schroefdraad voorzien schachtdeel, met een j. kleinere dwars afmeting dan het kopdeel; alsmede het kopdeel omhullende afdichtmiddelen, welke zich vanaf het ondervlak in axiale zin uitstrekken ter afdichting van de verbinding tussen het bevestigingsmiddel en een werkstuk, waarin het is geschroefd..

2. Bevestigingsmiddel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het zich axiaal uitstrékkende deel van de afdichtmiddelen bestaat uit een vervormbare flens.

3. Bevestigingsmiddel volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de flens bij het in aanraking komen met het werkstuk naar binnen toe vervormbaar is, teneinde spaanders weg te leiden van de afdichting tus-sen de flens en het werkstukoppervlak, cm te voorkomen dat deze deeltjes de afdichting verstoren. b. Bevestigingsmiddel volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de flens en het tegen het werkstuk te klemmen ondervlak een ruimte bepalen voor het ontvangen van spaanders wanneer de flens wordt ver-2q vormd, welke ruimte gescheiden is van de door de flens af gedichte verbinding.

5. Bevestigingsmiddel volgens conclusie k, met het kenmerk, dat de flens eindigt in een smalle rand, welke het vervormen van de flens en het wegleiden van de spaanders bevordert, 2^ 6. Bevestigingsmiddel volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het tegen het werkstuk te klemmen ondervlak een hoger gelegen vlak omvat voor het opnemen van de flens wanneer deze naar binnen vervormt.

7. Bevestigingsmiddel volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de dwarsdoorsnede van het schachtdeel cirkelvormig is, terwijl de 2q flens ringvormig is en coaxiaal is opgesteld ten opzichte van het schachtdeel.

8. Bevestigingsmiddel, gekenmerkt door: een kopdeel met een tegen het werkstuk te klemmen ondervlak en een voor koppeling met een schroevendraaier geschikt bovenvlak; een zich vanaf het ondervlak van het 25 kopdeel uitstrekkend, van schroefdraad voorzien schachtdeel, met een 80 05 59 2 -7- * a kleinere dwarsaiheting dan het kopdeel; alsmede door het kopdeel gedragen afdlchtmiddelen, welke een afdichtring omvatten cm de verbinding af te dichten tussen het tegen het werkstuk te klemmen ondervlak van het kopdeel en het oppervlak van een werkstuk» waarin het bevestigings-5 middel wordt geschroefd, welke afdichtring bij het tot stand brengen van de afdichting naar binnen toe vervormbaar is voor het van de afdichting wegleiden van werkstukspaanders, die bij het inschroeven worden gevormd.

9. Bevestigingsmiddel volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de afdichtring ten opzichte van het tegen het werkstuk te klemmen onder-10 vlak een ruimte bepaalt voor het opvangen van werkstukspaanders.

10. Bevestigingsmiddel volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de afdichtmiddelen het gehele kopdeel van het bevestigingsmiddel omhullen. 80 05 59 2