NL9101756A - Raamuitzetter. - Google Patents

Description

Raamuitzetter

De uitvinding betreft een raamuitzetter omvattende twee onderling scharnierend verbonden benen, welke aan hun van het onderlinge scharnierpunt afgekeerde eind telkens een beslag dragen ter bevestiging van de uitzetter aan een venster en een daarbij behorend kozijn, welke raamuitzetter verder grendelmiddelen bezit voor het in tenminste een hoekstand ten opzichte van elkaar vergrendelen van de benen. Dergelijke raamuitzet-ters zijn algemeen bekend. In de gesloten stand van het venster waar zij aan verbonden zijn kunnen zij evenwijdig daaraan omgeklapt worden, zodanig dat het venster niet van buitenaf kan worden geforceerd.

Verder is het wenselijk om de raamuitzetter te kunnen vergrendelen wanneer het venster geopend is. Daardoor kan verzekerd worden dat het betreffende venster niet kan dichtklappen onder invloed van bijvoorbeeeld tocht of windkrachten. Daarbij kan gedacht worden aan het vergrendelen van het venster in zijn uiterste geopende stand, doch ook kan het wenselijk zijn om het venster in een tussenstand, bijvoorbeeld een halfgeopende stand, te vergrendelen.

Het blijkt in de praktijk niet eenvoudig om een raamuitzetter te verschaffen die in alle opzichten goed funktioneert. Aan de ene kant mag namelijk de kracht die nodig is voor het hanteren van de raamuitzetter, en dus voor het openen of sluiten ven het venster, niet al te groot zijn. Aan de andere kant echter mag de vergrendelingskracht, waarmee het venster in zijn vergrendelde stand wordt gehouden, niet te laag zijn aan-gzien anders het venster te snel zou dichtklappen onder invloed van tocht of windkrachten.

Doel van de uitvinding is daarom een raamuitzetter van het hiervoor beschreven soort te verschaffen die in deze opzichten beter voldoet. Dit wordt bereikt doordat de grendelmiddelen een bladveer en tenminste een daarover afrolbaar rollichaam omvatten, waarbij tijdens de scharnierbe-weging der benen de bladveer verbogen wordt door het rollichaam zodanig dat in een grendelstand bladveer en rollichaam onder veervoorspanning samenwerken.

Volgens de uitvinding kan de gewenste grendelwerking, met andere woorden de gewenste grootte van de grendelkracht, verkregen worden door de bladveer de gewenste stijfheid te geven. De mate van verbuiging kan beïnvloed worden door elk rollichaam een bepaalde positie te geven ten opzichte van de bladveer. Ondanks de relatief hoge grendelkrachten die op deze wijze verzekerd kunnen worden, levert het rollichaam toch het voordeel van een relatief lage bedieningskracht.

De grendelwerking van de raamuitzetter kan nog verbeterd worden indien de bladveer aan zijn naar het rollichaam gekeerde zijde tenminste een holte bevat waarin het rollichaam verend opneembaar is. Hierbij treedt een grendelwerking met een klikwerking op.

Bijvoorkeur is de bladveer aan zijn twee uiteinden ondersteund op een der benen, en bevindt elk rollichaam zich op het andere been nabij het onderlinge scharnierpunt der benen. Op deze wijze is een stabiele en kompakte uitvoering mogelijk van de raamuitzetter.

Volgens een in praktisch opzicht aantrekkelijke uitvoeringsvorm wordt de raamuitzetter voorzien van in elkaar opneembare benen met een U-vormige dwarsdoorsnede, waarbij in de bodem van het buitenste been de bladveer is bevestigd en tussen de flenzen van het binnenste been elk rollichaam is opgenomen zodanig dat elk rollichaam uitsteekt ten opzichte van die flenzen.

Vervolgens zal de uitvinding aan de hand van enkele uitvoerings-voorbeelden nader worden toegelicht.

Figuur 1 toont een zijaanzicht van de raamuitzetter volgens een eerste uitvoeringsvorm, gedeeltelijk in doorsnede, in samengeklapte toestand.

Figuur 2 toont een aanzicht overeenkomstig figuur 1, in een vergrendelde tussenstand.

Figuur 3 toont een aanzicht overeenkomstig figuur 1, in een uiterste vergrendelde stand.

Figuur 4 toont een gedeeltelijk zijaanzicht van een tweede uitvoeringsvorm .

Figuur 5 toont een vooraanzicht van figuur 1.

De in figuren 1 tot 3 weergegeven raamuitzetter omvat twee benen 1, 2, die door middel van scharnier 3 scharnierend met elkaar zijn verbonden. De benen 1 en 2 zijn aan hun van het scharnier 3 af gekeerde uiteind elk voorzien van een beslag 4, 5. door middel waarvan zij bevestig-baar zijn aan een raam respectievelijk een kozijn. De beslagen 4, 5 zijn elk verdraaibaar rond een horizontaal scharnier 6, 7, alsmede rond een vertikaal scharnier 8, 9 door middel waarvan de raamuitzetter, in de in figuur 1 weergegeven positie, tegen het raam geklapt kan worden voor het in de gesloten stand vergrendelen daarvan. De raamuitzetter bevat tevens een handgreep 10, door middel waarvan de raamuitzetter kan worden gemanipuleerd .

De benen 1, 2 van de raamuitzetter bezitten een U-vormige dwarsdoorsnede, zoals ook te zien is in figuur 5· Bij been 1 is de bodem van de U-vormige doorsnede gedeeltelijk weggenomen, ter plaatse van de blad-veer 11. Deze bladveer 11 is aan zijn twee uiteinden bevestigd aan de randen 12, 13 die deze uitsparing begrenzen.

Nabij het scharnier 3 is been 2 voorzien van twee rollen 14, 15. Zoals weergegeven in figuur 2 kan elk van deze rollen 14, 15 in een holte 16 snappen in de bladveer. In de in figuur 2 weergegeven toestand is de raamuitzetter vergrendeld in een tussenstand, waarbij het raam in halfopen toestand verkeert.

In figuur 3 is de raamuitzetter verder opengezwaaid, en bevindt de rol 14 zich in de uitsparing 16 van bladveer 11. In deze stand staat het raam maximaal open.

Beide rollen 14, 15 zijn draaibaar rond een as 17, 18. Deze assen 17, 18 zijn opgehangen in de flenzen 19, 20 van been 2. De flenzen 19, 20 zijn ter plaatse van de rollen 14, 15 en het scharnier 3 een weinig dichter bij elkaar geplaatst, teneinde een stabiele ondersteuning te garanderen. Verder zijn aldaar blokken 27 tussengeplaatst. Schematisch is het overgangsgebied 21 aangegeven, waar de flenzen 19, 20 overgaan in aansluitende, zich op grotere afstand van elkaar bevindende flenzen. De afstand van deze laatste flenzen is zodanig dat been 2 past binnen been 1.

Dankzij het feit dat de rollen 14, 15 af rolbaar zijn over het oppervlak van bladveer 11, kan de raamuitzetter gemakkelijk met de hand open- of dichtgezwaaid worden door handgreep 10 te grijpen. Zelfs als de bladveer een vrij sterke veerkracht uitoefent op de rollen, levert deze handeling niet al te veel moeilijkheden op. Zodra één der rollen in de uitsparing 16 terecht komt, is dankzij de relatief grote veerkracht van de bladveer toch een goede vergrendelinge verzekerd.

Bij de in figuur 4 weergegeven variant is op been 2 slechts een enkele rol 22 aangebracht, bevestigd op as 23 aan de flenzen 19, 20 van been 2. De bladveer 24 bezit nu twee uitsparingen 25, 26. Beide uitsparingen 25, 26 zijn geschikt voor het opnemen van de rol 22 en bepalen aldus twee verschillende grendelstanden van de benen 1, 2 ten opzichte van elkaar.

Claims (6)

1. Raamuitzetter omvattende twee onderling scharnierend verbonden benen, welke aan hun van het onderlinge scharnierpunt afgekeerde eind telkens een beslag dragen ter bevestiging van de uitzetter aan een venster en een daarbij behorend kozijn, welke raamuitzetter verder grendel-middelen bezit voor het in tenminste een hoekstand ten opzichte van elkaar vergrendelen van de benen met het kenmerk dat de grendelmiddelen een bladveer en tenminste een daarover afrolbaar rollichaam omvatten, waarbij tijdens de scharnierbeweging der benen de bladveer verbogen wordt door het rollichaam zodanig dat in een grendelstand bladveer en rollichaam onder veervoorspanning samenwerken.

2. Raamuitzetter volgens conclusie 1, waarbij de bladveer aan zijn naar het rollichaam gekeerde zijde tenminste een holte bevat waarin het rollichaam verend opneembaar is.

3. Raamuitzetter volgens conclusie 1 of 2, waarbij de bladveer aan zijn twee uiteinden is ondersteund op een der benen, en elk rollichaam zich bevindt op het andere been nabij het onderlinge scharnierpunt der benen.

4. Raamuitzetter volgens conclusie 1, 2 of 3» voorzien van in elkaar opneembare benen met een U-vormige dwarsdoorsnede, waarbij in de bodem van het buitenste been de bladveer is bevestigd en tussen de flenzen van het binnenste been elk rollichaam is opgenomen zodanig dat elk rollichaam uitsteekt ten opzichte van die flenzen.

5· Raamuitzetter volgens een der voorgaande conclusies in combinatie met conclusie 2, waarbij twee rollichamen zijn voorzien welke zodanig op en der benen zijn gepositioneerd dat zowel in een tussenstand als in de uiterste gespreide stand der benen een grendelwerking is verzekerd .

6. Raamuitzetter volgen een der conclusies 2 of 3. ^ in combinatie met 2, waarbij de bladveer is voorzien van twee holten welke beide een grendelstand bepalen.