NL9100754A - Inrichting voor het verplaatsen en onder druk brengen van een fluidum. - Google Patents

Description

UITTREKSEL

De onderhavige'uitvinding verschaft een inrichting voor het uitoefenen van een druk, zoals voor toepassing bij angioplastische balloncatheters of dergelijke. De inrichting bezit een nieuw snel ontgrendelmechanisme dat het snel vooruit bewegen van een van schroefdraad voorziene plunjer mogelijk maakt teneinde de aanvankelijke drukverhoging mogelijk te maken, waarna het mechanisme vervolgens kan aangrijpen op het van schroefdraad voorziene oppervlak van de plunjer teneinde een precieze besturing tijdens het uiteindelijke verhogen van de druk in de balloncatheter mogelijk te maken. Bovendien wordt een verbeterd en nieuw drukaanduidorgaan verschaft voor het aan de arts verschaffen van een analoge uitlezing van de op de balloncatheter uitgeoefende druk.

Inrichting voor het verplaatsen en onder druk brengen van een fluïdum

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op inrichtingen voor het onder druk brengen van een fluïdum, die gebruik maken van schroefplunjers, en heeft in het bijzonder betrekking op verbeterde inrichtingen voor het bedienen van de schroefplunjer en het bewaken van het resulterende onder druk brengen van het fluïdum.

Inrichtingen voor het onder druk brengen van een fluïdum, die geschikt zijn voor het naar keuze verhogen en verlagen van een gemeten druk op een gesloten fluïdumvolume zijn ontwikkeld voor toepassing bij het opblazen en leeg laten van angioplastische ballonnen in bloedvaten. Zoals bijvoorbeeld wordt beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 4.838.864 zorgt een spuitinrichting voor het opblazen en leeglaten van de catheterballon onder toepassing van een handmatig bediende schroefplunjer, teneinde een specifieke druk in de ballon te verkrijgen of te handhaven, welke wordt bewaakt met een integrale drukmeter. De onderhavige uitvinding verschaft een verbeterd mechanisme voor de schroefplunjer alsmede een verbeterd mechanisme voor het bewaken van de bestuurde flu-idumdruk.

De onderhavige uitvinding verschaft een verbeterde inrichting voor het onder druk brengen van een fluïdum, die kan worden toegepast bij angioplastische balloncatheters of dergelijke. De inrichting bezit een nieuw snel-ontgrendelme-chanisme, dat het snel vooruitbewegen van een van schroefdraad voorziene schroefplunjer mogelijk maakt teneinde de aanvankelijke drukverhoging te bewerkstelligen, alsmede het daaropvolgende aangrijpen van dit mechanisme op het van schroefdraad voorziene oppervlak van de plunjer teneinde een nauwkeurige besturing te verkrijgen tijdens de uiteindelijke drukverhoging in de balloncatheter. Bovendien wordt een verbeterd en nieuw drukaanduidorgaan verschaft, dat de arts voorziet van een analoge uitlezing van de op de balloncatheter uitgeoefende druk.

In overeenstemming met de onderhavige uitvinding wordt een ontgrendelmechanisme verschaft dat in het bijzonder geschikt is voor angioplastische opblaasinrichtingen, die het snel en selectief in of uit aangrijping bewegen van een combinatie uit van schroefdraad voorziene schroefplunjer en moer vereisen, welk ontgrendelmechanisme een huis omvat alsmede een van schroefdraad voorziene schroefplunjer die verschuifbaar is door het huis. De moer bezit slechts gedeeltelijke schroefdraden en kan zwenkbaar in en buiten aangrijping komen met de schroef plunj er door middel van een zwenkconstructie, die zelf zwenkbaar is bevestigd op een eerste zwenklager, dat is bevestigd aan het huis en is gekoppeld met de moer teneinde deze selectief in en buiten aangrijping te brengen met de schroef-plunjer.

In een voorkeursuitvoeringsvorm is de moer gevorkt teneinde een paar tegenover elkaar op een afstand gelegen be-vestigingsdelen te verschaffen die zich uitstrekken vanaf het van schroefdraad voorziene gedeelte en de gedeeltelijke schroefdraden. De bevestigingsdelen omvatten respectievelijke openingen, door welke het eerste zwenklager zich uitstrekt.

Een handmatig bediende zwenkhefboom is aangebracht tussen de op afstand van elkaar gelegen bevestigingsdelen van de moer, terwijl een tweede zwenklager zich uitstrekt tussen de bevestigingsdelen voor een verzwenking van de hefboom ten opzichte van de bevestigingsdelen, zodat het tweede zwenklager zwenkt ten opzichte van het eerste zwenklager wanneer de hefboom handmatig wordt verzwenkt. De dubbele zwenklagerconstructie maakt de handmatige verzwenking van de hefboom mogelijk voor het veroorzaken van een rollende verzwenking en translatie van de moer tijdens de selectieve verplaatsing van de gedeeltelijke moerschroefdraden tussen de aangrijp- en vrijgeefposities met de schroefplunjer. Elk der openingen door de moerbevesti-gingsdelen omvat eerste en tweede groeven, binnen welke het eerste zwenklager wordt opgenomen teneinde de respectievelijke aangrijpings- en vrijgeefposities van de gedeeltelijke moerschroefdraden losneembaar te vergrendelen. De gevorkte moer-constructie en tuimelhefboom verschaffen een voortdurende automatische uitlijning met de schroefplunjer, terwijl de omtreksranden van de moeropeningen een een lage wrijving bezittende nokgeleiding verschaffen voor de gecombineerde verzwenking en translatie van de moerconstructie, waarbij de groeven de respectievelijke aangrijp- en vrijgeefposities van de moer vergrendelen, geholpen door, een lage wrijving bezittende, pallen.

Een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting omvat tevens een cilinder en een het fluïdum verplaatsende zuiger, die op het uiteinde van de schroefplunjer is bevestigd door een passende, een snapwerking bezittende klemkoppeling voor het mogelijk maken van een verplaatsing van de zuiger zonder een rotatie ten gevolge van de door de schroefdraad veroorzaakte rotatie van de schroefplunjer, teneinde fluïdumlekkage tussen de zuiger en de cilinder te voorkomen. De voorkeursinrichting omvat tevens een integrale drukmeter, welke is geïsoleerd van het onder druk gebrachte fluïdum en die is gekoppeld met een balgconstructie, die uitwendig wordt blootgesteld aan het onder druk gebrachte fluïdum en op de druk reageert met een lineaire samendrukking en uitzetting van de balgconstructie, welke door een koppeling wordt overgebracht naar de bewa-kingsmeter. Vergeleken met bekende inrichtingen, die gebruik maken van een drukmeter van het Bourdon-pijptype, vermijdt de roestvrij stalen balgconstructie met geïsoleerde meter potentiële vervuilingen in het onder druk gebrachte fluïdum alsmede eventuele dode-luchtruimtes, die luchtbellen zouden kunnen veroorzaken, die bijzonder gevaarlijk zijn bij het gebruik van het onder druk gebrachte fluïdum voor het opblazen en leeglaten van een angioplastische ballon. Vervuilingen in het fluïdum zijn uitermate kritisch, aangezien bekend is dat ballon-catheters tijdens gebruik kunnen scheuren, waardoor het fluïdum en eventuele vervuilingen of luchtbellen in de bloedbaan komen. Derhalve moet het fluïdum, dat normaal gesproken bestaat uit een steriele zoutoplossing, vrij worden gehouden van vervuilingen en luchtbellen.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is weergegeven.

Fig. 1 toont een bovenaanzicht van een uitvoerings-i vorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding;

Fig. 2 toont een doorsnede volgens de lijn 2-2 in fig. 1;

Fig. 3 toont een doorsnede volgens een verticaal vlak, dat is aangeduid met de lijn 3-3 in fig. 1; » Fig. 4 toont een doorsnede overeenkomstig fig. 3, waarbij echter de verzwenkte positie van een handhefboom met daaraan gekoppelde moerconstructie is getoond;

Fig. 5 toont op grotere schaal een gedeeltelijke doorsnede overeenkomstig het onderste gedeelte van fig. 2, waarbij echter de handhefboom en de moerconstructie zijn getoond in de met fig. 4 corresponderende verzwenkte positie;

Fig. 6 toont een zijaanzicht van de in de fig. 1 tot 5 getoonde moerconstructie;

Fig. 7 toont een op grotere schaal weergegeven, gedeeltelijke doorsnede van het druk-translatieverbindingsdeel van de inrichting volgens fig. 2, en

Fig. 8 toont op grotere schaal een gedeeltelijke doorsnede van het zuigergedeelte van de inrichting volgens fig. 2.

In de fig. 1 en 2 is een uitvoeringsvorm van de inrichting 10 volgens de onderhavige uitvinding in het algemeen weergegeven. De inrichting 10 bezit een cilindrisch spuitli-chaam en een fluïdumverplaatsingskamer 12 met een integrale handgreep 11, welke kamer 12 transparant is voor het zichtbaar maken van het fluïdum in de holte 12a tijdens het aanzuigen en afgeven van het fluïdum. Derhalve is het spuitlichaam 12, met volumetrische aanduidingen 13, met het oog op de transparantheid gegoten uit polycarbonaat of overeenkomstige geschikte harsen. In het spuitlichaam 12 is een zuiger 14 verschuifbaar verplaatsbaar, en deze draagt een paar op zijn omtrek bevestigde O-ring-vormige fluïdumafdichtingen 16 voor het handhaven van de druk en ter verhindering van een lekkage voorbij de zuiger 14. De kamer 12a staat in verbinding met een fluïdum-buis 19, die werkzaam kan zijn verbonden met de balloncathe-terconstructie (niet getoond) door middel van een fluïdumver-binding of fitting 19a. Aan het voorste uiteinde van de inrichting bevindt zich het drukbewakingsorgaan 30, dat de arts een aanduiding verschaft van de druk in de kamer 12a. Het drukaanduidorgaan volgens de voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding verschaft ten opzichte van de stand van de techniek voordelen met betrekking tot werking en veiligheid, en zal later in detail worden beschreven.

Zoals het duidelijkst blijkt uit fig. 8 is de zuiger 14 bevestigd op een niet van schroefdraad voorzien geleidings-neusuiteinde 18a van een van schroefdraad voorziene schroef- plunjer 18. De schroefplunjer 18, zie fig. 1, bezit een integrale handpalmknop 17 ter vereenvoudiging van de beweging daarvan. Het geleidingsneusuiteinde 18a roteert vrij in een centrale lagerholte 14a van de zuiger 14. Het achterste uiteinde van de zuiger 14 bezit een axiale inlaatopening 14b, via welke het geleidingsneusuiteinde 18a de holte 14a binnentreedt, terwijl een tussengelegen ringvormig kraagdeel 18b een enigszins grotere diameter bezit dan zowel het geleidingsneusuiteinde 18a als de zuigeropening 14b. De kraag 18b wordt via de opening 14b in een ringvormige uitgespaarde ruimte 14c gedrukt wanneer de zuiger 14 met een op snapwerking gebaseerde klemkoppeling op het geleidingsneusuiteinde 18a wordt bevestigd, waardoor wordt verhinderd dat de kraag 18b wordt teruggetrokken uit of de inlaatopening 14b verlaat, wanneer de schroef 18 wordt teruggetrokken teneinde fluïdum in de holte 12a aan te zuigen, zoals hierna nader zal worden toegelicht. Derhalve zijn het geleidingsneusuiteinde 18a, kraag 18b en belaste oppervlak 18c vrij roteerbaar ten opzichte van de gekoppelde zuiger 14, zodat de zuiger lineair vooruit en achteruit wordt bewogen teneinde een lekkage van het onder druk staande fluïdum uit de holte 12a tussen de O-ringen 16 van de zuiger en het spuitlichaam 12 te vermijden.

Zoals zichtbaar is in fig. 1 en 2 is een moercon-structie 20 aangebracht in het achterste gedeelte van het spuitlichaam 12, welke moerconstructie gedeeltelijke schroefdraden 20a bezit die naar keuze in en buiten aangrijping brengbaar zijn met de schroefdraad 18d op de schroefplunjer 18 door een verplaatsing van de gehele moerconstructie 20 door een gecombineerde zwenk- en translatiebeweging, die het duidelijkst zichtbaar is in de fig. 4 en 5 in vergelijking tot de aangrijping van de schroefdraad van de moer op de schroefplun-jerschroefdraden 20a resp. 18d, die is getoond in fig. 3. De moerconstructie 20 en de schroefdraden 20a worden naar keuze weggenomen van de schroefplunjer 18 teneinde een handmatige snelle verplaatsing van de schroefplunjer 18 en de zuiger 14 mogelijk te maken, in het bijzonder voor het aanzuigen van een zoutoplossing in het spuitlichaam 12a vanuit de aangesloten buis en hierop aangesloten zoutoplossingvoorraadreservoir (niet getoond). Het wegnemen van de moer en de schroefdraden 20a maakt tevens een snel vooruit bewegen van de schroefplun- jer 18 en de zuiger 14 mogelijk teneinde de zoutoplossing uit de holte 12a via de buis 19 af te geven, wanneer de buis 19 is verbonden met een op te blazen angioplastische ballon (die niet is getoond en die vooraf onder toepassing van een ballon-catheter in een bloedvat of hartklep is geplaatst). Het snel terugtrekken van de schroefplunjer 18 met de zuiger 14 maakt tevens het snel aanzuigen van het fluïdum in de holte 12a mogelijk voor het snel leegmaken van een ballon. Tevens kan, voorafgaande aan het aansluiten van de catheter, de schroef— plunjer 18 worden gebruikt voor het garanderen, dat alle luchtbellen zijn geëlimineerd uit de steriele zoutoplossing in de inrichting 10 en de daarop aangesloten fluïdumbuis 19. Zoals in het voorgaande is opgemerkt maakt de transparantheid van het spuitlichaam 12 een visuele controle mogelijk, dat geen luchtbellen met het fluïdum in de holte 12a zijn aangezogen, of indien deze zijn aangezogen, dat de luchtbellen zijn verwijderd.

Teneinde naar keuze het in aangrijping (fig. 3) of buiten aangrijping (fig. 4) brengen van de gedeeltelijke moerschroef draden 20a met respectievelijk van de schroefplunjer-schroefdraden 18d mogelijk te maken is de moerconstructie 20 naar keuze verplaatsbaar door het handmatig activeren van een moerontgrendelmechanisme, dat in fig. 2 door het verwijzings-cijfer 22 is aangeduid. Het ontgrendelmechanisme 22 is bevestigd tussen een paar op afstand van elkaar gelegen flenzen 12b die zich in dwarsrichting uitstrekken vanaf het spuitlichaam 12. Het ontgrendelmechanisme 22 wordt geactiveerd door een handtuimelhefboom 24, die selectief wordt verzwenkt om een eerste zwenklagerpen 26, die is bevestigd in het spuitlichaam 12 en de basis van de op een afstand van elkaar gelegen flenzen 12b met elkaar verbindt, zoals getoond in fig. 5.

Zoals zichtbaar is in de fig. 3, 4 en 5 omvat de moerconstructie 20 in een onderste basisgedeelte gevormde gedeeltelijke schroefdraad 20a alsmede een uitstekend gevorkt gedeelte dat een paar op een afstand van elkaar gelegen langgerekte armen of bevestigingsdelen 20b vormt. De bevestigings-delen 20b bezitten elk een grote uitsparing 20c, door welke de eerste lagerpen 26 zich uitstrekt, zodat de moerconstructie 20 aangrijpt op, doch niet zwenkbaar wordt gedragen door de eerste zwenkpen 26.

Door de hefboom 24 strekt zich een tweede zwenkpen 28 uit, en de uiteinden van de tweede zwenkpen 28 zijn bevestigd of gelagerd in de tegenover elkaar gelegen moerbevestigingsde-len 20b, zodat de hefboom 24 en de moer 20 verzwenkbaar zijn gekoppeld door de pen 28. De zwenkbeweging van de hefboom 24 wordt beperkt door de eerste zwenklagerpen 26, door welke de hefboom zwenkbaar wordt ondersteund en met het spuitlichaam 12 wordt verbonden. Wanneer derhalve de moerconstructie 20 stevig aangrijpt op de schroefplunjer 18, zoals getoond in fig. 3, is de hefboom 24 verticaal geplaatst, zoals getoond in stippellijnen, zodat de tweede zwenkpen 28 zich verticaal boven de eerste zwenkpen 26 en de schroefplunjer 18 bevindt. De hefboom 24 wordt echter verder gezwenkt voorbij het "dode punt" over een kleine hoek c ten opzichte van de verticaal naar een vergrendelde positie van de moerconstructie, die dan losneembaar is vergrendeld door de aangrijping van de eerste zwenklagerpen 26 in een eerste in de moeropening 20c gevormde groef 20d. Een extra losneembare vergrendeling wordt verschaft door de aangrijping van een kleine palverhoging 8 die uitsteekt vanaf ten minste één der spuitlichaamflenzen 12b, en die zich losneembaar uitstrekt in een uiteinde van de lagerboring 2Of van het bevestigingsgedeelte 20b, door welke de tweede zwenklagerpen 28 zich uitstrekt en die in de grendelpositie voorbij de dode stand van de hefboom 24 tijdens het aangrijpen van de moer op één lijn met de boring is gelegen. De dode-puntsvergrendeling van de hefboom 24 garandeert, dat een kleine beweging van de hefboom 24, die zou kunnen worden opgewekt door de fluïdumdruk in de holte 12a, die uitgeoefend wordt op de schroefplunjer 18, een verplaatsing van de hefboom 24 met zich mee zal brengen naar de verticale positie van de hefboom 24 toe, hetgeen resulteert in een steviger aangrijpen van de schroefplunjer 18 op de moerconstructie 20, in plaats van het losser raken of buiten aangrijping komen daarvan.

Teneinde de moerconstructie 20 vrij te maken van de schroefplunjer 18 voor een snelle verplaatsing van de schroef-plunjer en de zuiger 14, zoals in het voorgaande toegelicht, wordt de hefboom 24 met voldoende kracht handmatig verzwenkt om de pal 8 uit de boring 20f los te maken, zodat de hefboom 24 vanuit de in fig. 3 getoonde positie naar links verzwenkt naar de in fig. 4 getoonde positie, hetgeen resulteert in een rollende verzwenking van de moerconstructie 20 (door middel van de pen 28 gekoppeld met de hefboom 24); de rollende ver-zwenking van de moerconstructie wordt bepaald door een glijdend aangrijpen van het omtreksnokoppervlak van de moeropening 20c op de stationaire primaire zwenklagerpen 26 tijdens de beweging daarvan vanuit de groef 20d naar de groef 20e. De beweging van de moerconstructie 20 en de groeven 20d en 20e ten opzichte van de pen 26 veroorzaakt zowel een tegen de wijzers van de klok in gerichte rotatie van de gedeeltelijke moerschroefdraden 20a alsmede een benedenwaartse translatie, waardoor de moerschroefdraden 20a vrijkomen van de schroef— plunjerschroefdraden 18d, totdat de pen 26 terecht komt in de verplaatste groef 20e voor het losneembaar vergrendelen van de ontstane vrijgeefpositie van de moerconstructie 20.

Op de flens 12b is een tweede pal 9 aangebracht die in de boring 2Of kan worden geplaatst wanneer de tegen de wijzers van de klok in gerichte verzwenking van de hefboom 24 en moerconstructie 20 heeft geleidt tot de positie van fig. 4. De moerconstructie 20 is met een kleine speling A tussen de flenzen 12b aangebracht, zodat een geringe axiale beweging van de moerconstructie 20 ten gevolge van het glijdend aangrijpen van de pallen 8 en 9 tijdens de zwenkbewegingen van de hefboom 24 en de moerconstructie 20 tussen de aangrijp- en vrijgeefposities (fig. 3, fig. 4) van de moerconstructie mogelijk wordt.

De speling A staat tevens een kleine axiale verplaatsing van de moerconstructie 20 toe teneinde een centrering van de gedeeltelijke moerschroefdraden 20a tijdens het opnieuw aangrijpen op de schroefplunjerschroefdraden 18d te verschaffen. Wanneer derhalve de vrijgemaakte moerconstructie 20 in de positie volgens fig. 4 opnieuw in aangrijping moet worden gebracht met de schroefplunjer 18 in de positie volgens fig. 3, na het uitvoeren van de gewenste snelle verplaatsing van de schroefplun-jer en zuiger 14, wordt de tuimelhefboom 24 handmatig in de richting van de wijzers van de klok geroteerd, waardoor de moerconstructie 20 wordt opgetild en geroteerd, zodat de groeven 20e en 20d worden verplaatst en de lagerpen 26 de groef 20d bereikt teneinde een vergrendeling van de moerconstructie in de aangrijppositie te verschaffen, hierbij geholpen door het uit de opening 2Of verwijderen van pal 9 en het hierin opnemen van de bovenste pal 8. De gevorkte moerconstructie 20 en de tuimelhefboom 24 verschaffen derhalve een voortdurende zelfcentrering met de schroefplunjer. De omtreksranden van de moeropening 20c verschaffen een een lage wrijving bezittende nokgeleiding voor de gecombineerde zwenk- en translatiebewe— ging van de moercanonstructie 20, zodat de groeven 20e en 20d zorgen voor een vergrendeling van de respectievelijke aangrijp- en vrijgeefposities van de moer, hierbij geholpen door de een lage wrijving bezittende pallen 8 en 9.

Thans opnieuw verwijzend naar fig. 1 en 2 blijkt, dat de fluïdumdruk in de spuitholte 12a wordt bewaakt door een de druk metend en aanduidend orgaan 30. Het getoonde drukmeetor-gaan maakt gebruik van een meterbewegingsorgaan 31, dat is geïsoleerd van het fluïdum in de holte 12a. Deze isolatie elimineert enigerlei vervuiling van het fluïdum met deeltjes of opgeloste materialen, zoals zouten of verdunningsmiddelen, waaraan het fluïdum wordt blootgesteld in vroeger toegepaste drukmeters van het Bourdon-type en verbindingen, die tevens een bron van dode luchtruimtes vormen, die het in de holte 12a binnentreden van luchtbellen veroorzaken met hieruit volgende ongelukken ten gevolge van luchtbellen tijdens de angioplasti-sche ballonprocedures. Het bewegingsorgaan 31 is aan één uiteinde 32a met een drukoverbrengstang 32 gekoppeld. Het tegenovergelegen uiteinde 32b van de stang is inwendig bevestigd aan het drukregistratievlak 34a van een balgconstructie 34. De balgconstructie 34 is bij voorkeur vervaardigd uit roestvrij staal teneinde een vervuiling van het blootgestelde fluïdum te vermijden. Zoals het best zichtbaar is in fig. 7 steekt de balgconstructie 34 uit in de fluïdumholte 12a, waarbij het inwendige echter is geïsoleerd van het onder druk staande fluïdum. Het drukregistratievlak 34a is aan zijn buitenzijde blootgesteld aan de fluïdumdruk in de holte 12a en reageert op de druk door een lineaire verplaatsing en hieruit volgende omkeerbare uitzetting of indrukking van de balgconstructie 34, zoals aangeduid door pijlen B. De hierop aangesloten drukoverbrengstang 32 brengt derhalve de lineaire verplaatsing van het drukregistratievlak 34a over naar het meterbewegingsorgaan 31, dat de lineaire stangbeweging overbrengt in een rotatiebewe-ging van de indicatienaald 36a. Een tweede naald 36b in de vorm van een "verklikker" kan worden toegepast, die is verbonden met een terugstelknop 38. Wanneer, het ..meterbewegingsorgaan 31 de naald 36a beweegt zal deze aangrijpen op de verklikker-naald 36b en deze doen bewegen, welke verklikkernaald zijn positie vasthoudt nadat de druk van de balloncatheter is afgenomen, waardoor de hoogste druk door de verklikkernaald 36a wordt aangeduid totdat de terugstelknop 38 wordt gebruikt. Geschikte meterbewegingsorganen 31 zijn commercieel verkrijgbaar van Medi-Gauge Ine. uit Bloomington, Minnesota en van Toomey Engineering Systems Co., Ine. uit Westfield, Massachusetts .

Teneinde een maximale lichtdoorlatendheid en zichtbaarheid van het drukmeterscherm 40 te verkrijgen, in het bijzonder onder verduisterde operatiekameromstandigheden ter bevordering van de zichtbaarheid van ultrageluid- of röntgenstralenmonitors, is het schermhuis 42, omvattende deksel en zijkanten, transparant en bij voorkeur integraal met het spuitlichaam 12 gevormd, met een, in fig. 2 getoonde, kleine hellingshoek ter bevordering van de zichtbaarheid.

In fig. 7 is zichtbaar, dat een afgedichte koppeling voor de fluïdumbuis 19 wordt verschaft door een integraal gevormd plugdeel 44, dat een 0-ring 46 draagt teneinde het voorste uiteinde van het spuitkanaal 12 af te sluiten en af te dichten. Verder bezit de plug 44 een cilindrisch bevestigings-gedeelte 44a dat het achterste uiteinde van de balgconstructie draagt alsmede is voorzien van een boring 44b, waarin de druk-overbrengstang 32 en geleidingsringen 32a zijn aangebracht. De bodem van de plug is gefixeerd door middel van een bodemwand 50, die tevens de onderwand vormt van het meterhuis 42, door welke de fluïdumbuis 19 passeert naar een koppeling 19a, waarmee deze kan worden verbonden met bijvoorbeeld een fluïdumtoe-voer of een angioplastische ballon.

De werking kan als volgt worden samengevat. De inrichting wordt gevuld met een steriele zoutoplossing, die wordt aangezogen in de holte van het spuitlichaam, waarna de toevoerbuis wordt ontkoppeld en wordt gekoppeld aan een balloncatheter, die vooraf in een bloedvat is geplaatst, zoals bijvoorbeeld een hartklep, of in een vernauwing van een slagader of ader. De spuitplunjer wordt vervolgens heen en weer bewogen voor het selectief verhogen en verlagen van de flu-idumdruk in de ballon, namelijk op een wijze die wordt vereenvoudigd door het snel verschuiven van de.schroefplunjer en het langzaam schroefsgewijs verplaatsen van de schroefplunjer, mogelijk gemaakt door het snel-ontgrendelmechanisme voor het veroorzaken van het naar keuze door de moerconstructie aangrijpen op of vrijgeven van de schroefplunjer. De druk wordt tijdens de angioplastische procedure nauwkeurig bewaakt door de integrale drukmeter, die is geïsoleerd van het onder druk staande fluïdum.

Naast de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding zijn in het kader van de uitvinding diverse wijzigingen mogelijk. Het is bijvoorbeeld mogelijk, dat de drukbewakingsmeter is losgemaakt van het spuitlichaam en wordt gebruikt als afzonderlijke eenheid. Bovendien zou de balgconstructie zodanig kunnen worden gewijzigd, dat deze inwendig onder druk wordt gebracht door het bewaakte fluïdum. Bovendien kan de lineaire beweging van de balgconstructie worden omgezet in een analoge of digitale elektronische weergave, hetzij rechtstreeks hetzij via een mechanische versterkingskoppeling voor het bekrachtigen van een lineair variabele directionele transmittor (LVDT) of een lineaire tapse geleidende kunststofstrook, zoals wordt vervaardigd door Waters Manufacturing Inc. uit Wayland, Massachusetts, of door een nauwkeurige regelbare weerstand. Volgens een ander alternatief kan tevens een standaard drukoverbrenger worden toegepast door middel van een rechtstreekse verbinding via een verbindingspoort in de kamerwand of door het achter een dun uitgevoerd gedeelte in de kamerwand bevestigen van de overbrenger, welk dun uitgevoerd gedeelte als scheidingsmem-braan zou fungeren teneinde een vervuiling van de overbrenger of een lekkage van de zoutoplossing uit de inrichting te vermijden. Derhalve vallen deze en andere wijzigingen binnen het kader van de uitvinding.

Claims (15)

1. Bedieningsmechanisme voor het snel en naar keuze in en buiten schroefdraadaangrijping bewegen van een van schroefdraad voorziene schroefplunjer en moer, in het bijzonder voor toepassing bij de schroefplunjer van een bestuurde fluïdumplunjer, met een huis en een van schroefdraad voorziene schroef plunj er, die verschuifbaar is in het huis, en een moer met gedeeltelijke schroefdraden, die in en buiten aangrijping brengbaar zijn met de van schroefdraad voorziene schroefplun-jer, gekenmerkt door een zwenkorgaan (24), dat verzwenkbaar is aangebracht op een zwenklager (26), dat is bevestigd aan het huis (12) en dat is gekoppeld met de moer (20) voor een ver-zwenking van het zwenkorgaan (24) en de moer (20) teneinde de moer (20) te verplaatsen voor het naar keuze schroefdraadsge-wijs aangrijpen op de schroefplunjer.

2. Mechanisme volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het zwenkorgaan (24) tevens een handmatig bediende hefboom (24) omvat, terwijl de moer (20) tevens een bevestigings-gedeelte (20b, 20b) omvat waaraan de hefboom (24) is gekoppeld voor het handmatig verzwenkend bewegen van de van gedeeltelijke schroefdraden (20a) voorziene, moer.

3. Mechanisme volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de hefboom (24) verzwenkbaar is bevestigd op een tweede zwenklager (28) dat is aangebracht op het bevestigingsgedeelte (20b) van de moer (20), teneinde een verzwenking van de hefboom (24) ten opzichte van het bevestigingsgedeelte (20b) mogelijk te maken gelijktijdig met de verzwenking van de hefboom (24) en de moer (20) tijdens de verplaatsing van de gedeeltelijke schroefdraden (20a).

4. Mechanisme volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de moer (20) zodanig verplaatsbaar is ten opzichte van het eerste zwenklager (26) dat zowel een translatie alsmede een rotatie van het moerdeel (20) en de gedeeltelijke schroefdraden (20a) ten opzichte van het eerste zwenklager (26) en de schroef (18) mogelijk wordt gemaakt.

5. Mechanisme volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de moer (20) tevens een geleidingsorgaan (20d, 20e) bezit voor het geleiden van de beweging ten opzichte van het eerste zwenklager (26).

6. Mechanisme volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het geleidingsorgaan een nokoppervlak (20d, 20e) omvat, dat verschuifbaar aangrijpt op het eerste zwenklager (26) tijdens de verplaatsing van de moer.

7. Mechanisme volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het nokoppervlak (20d, 20e) een omtreksoppervlak van een opening (20c) in de moer (20) is, door welke opening zich het eerste zwenklager (26) uitstrekt.

8. Mechanisme volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de moer (20) een gevorkt gedeelte (20b, 20b) bezit, dat een paar op een afstand tegenover elkaar gelegen bevestigings-delen (20b, 20b) bezit die zich uitstrekken vanaf een van schroefdraad voorzien gedeelte (20a, 20a) dat is voorzien van de gedeeltelijke schroefdraden (20a), welke bevestigingsdelen (20b, 20b) respectievelijke openingen (20c, 20c) bezitten door welke zich het eerste zwenklager (26) uitstrekt, terwijl tussen de op een afstand van elkaar gelegen bevestigingsdelen (20b, 20b) een hefboom (24) is aangebracht, waarbij een tweede zwenklager (28) zich uitstrekt tussen de bevestigingsdelen (20b, 20b) voor een verzwenking van de hefboom (24) ten opzichte van de moer (20), zodanig dat het tweede zwenklager (28) ten opzichte van het eerste zwenklager (26) verzwenkt tijdens een verzwenking van de hefboom (24) en de selectieve verplaatsing van de gedeeltelijke moerschroefdraden (20a).

9. Mechanisme volgens conclusie 1, gekenmerkt door een eerste (8, 20d) en een tweede (9, 20e) grendelorgaan voor het losneembaar vergrendelen van de moer (20) in de eerste en de tweede positie, die corresponderen met het door de gedeeltelijke moerschroefdraden (20a) schroefdraadsgewijs aangrijpen op of vrijgeven van de schroefdraad (18d) van de schroefplunjer (18).

10. Mechanisme volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het zwenkorgaan (24) losneembaar verzwenkbaar is naar een stand voorbij een dood punt, waarin de moerconstructie schroefdraadsgewijs in aangrijping is met de schroefplunjer (18), zodat een axiale kracht op de schroefplunjer (18) een stevigere aangrijping met de moerconstructie (20) veroorzaakt.

11. Mechanisme volgens conclusie 1, gekenmerkt door de toepassing van een fluïdumverplaatsingskamer (12a), die is bevestigd op het huis (12) en door welke,een .fluïdum door mid- del van een zuiger, die is bevestigd op de schroefplunjer, wordt verplaatst, waarbij een snelle verplaatsing van de schroefplunjer plaatsvindt wanneer de moer buiten aangrijping daarmee is en een langzamere, schroefdraadsgewijze verplaatsing van de schroefplunjer plaatsvindt wanneer de moer schroefdraadsgewijs daarop aangrijpt.

12. Mechanisme volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de zuiger (14) is bevestigd aan het uiteinde (18a) van de schroefplunjer (18) door corresponderende, een snapwerking uitoefenende klempassing-koppelingsdelen (14c, 18b), die zijn gevormd op de zuiger (14) en het schroefplunj eruiteinde (18a) voor het toestaan van een verplaatsing van de zuiger (14) zonder rotatie ten gevolge van de rotatie van de schroefplunjer (18) tijdens het schroefdraadsgewijs daarop aangrijpen, teneinde een fluïdumlekkage tussen de zuiger (14) en de kamer (12a) te voorkomen.

13. Mechanisme volgens conclusie 11, gekenmerkt door een verbindingssamenstel (32, 34) voor het overbrengen van de fluïdumdruk in de kamer (12a), omvattende een samendrukbare en uitzetbare balgconstructie (34) met een drukregistratievlak (34a), dat verplaatsbaar is langs een in hoofdzaak lineaire, axiale baan (B) tijdens het uitzetten en samendrukken, een overbrengingsdeel (32) dat is gekoppeld aan het registratie-vlak (34a) en samen daarmee verplaatsbaar is voor het aanduiden van de op het registratievlak (34a) uitgeoefende druk, die wordt weergegeven door de verplaatsing van het overbrengdeel (32).

14. Mechanisme volgens conclusie 13, gekenmerkt door een op het registratievlak aangesloten omzetdeel voor het omzetten van de lineaire verplaatsing in een elektronische aanduiding daarvan.

15. Drukoverbrengsamenstel (32, 34) voor het overbrengen van een druk, zoals bij het bewaken van een flu-idumdruk of dergelijke, gekenmerkt door een samendrukbare en uitzetbare balgconstructie (34) met een drukregistratievlak (34a), dat verplaatsbaar is langs een in hoofdzaak lineaire baan (B) tijdens het uitzetten en samendrukken van de balgconstructie (34), en met een aan het registratievlak (34a) gekoppeld omzetorgaan voor het omzetten van de lineaire verplaatsing in een elektronische aanduiding daarvan..-,..