NL9002885A - Deurstelsel van het zwenkschuiftype voor toepassing in een voertuig. - Google Patents

Description

Titel: Deurstelsel van het zwenkschuiftype voor toe¬passing ineenvoertuig.__

De uitvinding heeft betrekking op een deurstelselvan het zwenkschuiftype voor toepassing in een voertuig,in het bijzonder geschikt voor een voertuig vooropenbaar vervoer, welk deurstelsel tenminste ééndeurblad; ophangorgaan voor het tenminste ene deurbladwelke ophangorganen een telescopische geleider omvatten;en een aandrijfstelsel voor het tenminste ene deurbladomvat.

Zwenkschuifdeuren zijn deuren, die vanuitde gesloten stand in een eerste bewegingsfase totbuiten de deuropening worden bewogen en in een tweedebewegingsfase verder langs de voertuigwand openschuiven.

Een voordeel van zwenkschuifdeuren is, datde door dergelijke deuren uitgevoerde schuifbewegingde mogelijkheid biedt om relatief brede deuren toete passen. Indien dergelijke deuren worden toegepastin voor openbaar vervoer bestemde rijtuigen leidtzulks tot korte in- en uitstaptijden.

Een deurstelsel van het boven beschreventype is bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage8802246.

De uitvinding beoogt een deurstelsel vande boven beschreven soort ter beschikking te stellen,dat eenvoudiger is opgebouwd dan het bekende deurstelselen dat daardoor lichter kan worden uitgevoerd enrelatief weinig gevoelig is voor storingen. In hetalgemeen beoogt de uitvinding een verbeterd en betrouwbaarwerkend doch relatief eenvoudig opgebouwd deurstelselter beschikking te stellen.

Hiertoe wordt volgens de uitvinding een deurstelsel van de beschreven soort daardoor gekenmerkt, dathet aandrijfstelsel tenminste één zuiger-cilindersamenstelomvat, waarvan een eerste beweegbare deel via eenstelsel van armen en stangen met de telescopischegeleider is verbonden teneinde deze in bedrijf eenplugbeweging te doen uitvoeren, terwijl een tweededeel van het zuiger-cilindersamenstel is voorzienvan een nok, die in een nokbaan reikt, welke nokbaaneen eerste sectie heeft die zich in hoofdzaak dwarsop het tenminste ene deurblad uitstrekt en een daaropaansluitende sectie, die zich in hoofdzaak evenwijdigaan de telescopische geleider uitstrekt, waarbijde nok deel uitmaakt van een tussen een vast draaipunten een bevestigingspunt op het deurblad gemonteerdepantograafconstructie, die de beweging van de nokoverbrengt op de deur.

In het volgende zal de uitvinding nader wordenbeschreven, met verwijzing naar de bijgevoegde tekeningvan enkele uitvoeringsvoorbeelden.

Figuur 1 toont schematisch in bovenaanzichteen uitvoeringsvoorbeeld van een deurstelsel volgensde uitvinding met een enkel deurblad in de geslotenstand; figuur 2 toont schematisch het stelsel vanfiguur 1 met het deurblad in een naar buiten gedruktestand; figuur 3 toont schematisch het stelsel vanfiguur 1 en figuur 2 met het deurblad in de opengeschoven stand; figuren 4 t/m 6 tonen schematisch in bovenaanzichtop soortgelijke wijze als de figuren 1 t/m 3 eentweede uitvoeringsvoorbeeld van een deurstelsel volgensde uitvinding met twee deurbladen; figuur 7 toont schematisch op welke wijze de tweedeuren van de figuren 4 t/m 6 met elkaar kunnen zijn gekop¬peld voor het uitvoeren van de schuifbeweging; en figuren 8 en 9 tonen schematisch een mogelijkeophanging respectievelijk vergrendeling voor deuren vaneen deurstelsel volgens de uitvinding.

De figuren 1 t/m 3 tonen een wand 1, die bijvoorbeeld een wand van een voertuig kan zijn,met een deuropening 2, die middels een deurblad 3afgesloten dan wel vrijgegeven kan worden. Het deur¬blad 3 hangt aan een ter hoogte van de bovenzijdevan de deuropening 2 geplaatste telescopische geleider5, die zich in hoofdzaak evenwijdig aan de wand 1in in hoofdzaak horizontale stand uitstrekt. Hetdeurblad is op gebruikelijke wijze van schematischbij 4 aangegeven soepele randstroken voorzien, diein de gesloten stand op de randen van de deuropeningaansluiten.

Zoals in figuur 2 en figuur 3 is te zienomvat de telescopische geleider 5 in dit voorbeeldeen buitenste element 6; een binnenste element 7en een tussenelement 8. Het deurblad is op gebruikelijkewijze nabij één rand aan het binnenste element 7bevestigd en kan voorts met een geleidingsorgaan9 over het buitenste element glijden of rollen. Hetgeleidingsorgaan dient in het getoonde voorbeeldtevens als aangrijpingsorgaan voor het aandrijfstelsel,doch hiertoe kunnen desgewenst ook andere middelenzijn voorzien.

Het buitenste element van de telescopischegeleider is nabij elk uiteinde scharnierbaar verbondenmet een trek/duwarm, die de zogenaamde plugbewegingverzorgt. Deze plugbeweging is een zich in hoofdzaak dwars op het vlak van de deuropening afspelende bewegingvan het deurblad, waarmee het deurblad in de deuropeningwordt geduwd, dan wel uit de deuropening wordt geduwd.

In het getoonde voorbeeld is het buitenste elementvan de telescopische geleider nabij elk uiteindevoorzien van een lip 10,11, waarmee een trek/duwarm14,15 is verbonden. Voorts is tenminste één schematischin figuur 3 aangegeven rechtgeleidingsorgaan 20 voorzien,dat bewerkstelligt dat de telescopische geleiderals geheel slechts dwars op het vlak van de deuropeningkan bewegen. De armen 14,15 zijn elk met het vande bijbehorende lippen 10,11 af gekeerde einde scharnierendverbonden met een gebogen tweede arm 16 respectievelijk17, die in een vast draaipunt 18 respectievelijk19 om een vertikale as kan draaien. De voorbij dedraaipunten 18,19 gelegen einden van de armen 16,17zijn elk scharnierend verbonden met een koppelstang21,22. De koppelstangen zijn weer elk scharnierendverbonden met één der uiteinden van een evenaar 23,die een vast draaipunt 24 heeft. De evenaar is voorzienvan een ter hoogte van het vaste draaipunt 24 bevestigdebedieningsarm 25, waarvan het vrije uiteinde viaeen verbindingsstang 26 en een hefboom 27 met vastdraaipunt 28 scharnierend is verbonden met het eneuiteinde, in dit voorbeeld de zuigerstang 29, vaneen dubbelwerkende hydraulische of pneumatische cilinder30. De cilinder is voorzien van een nok 31, die ineen ongeveer L-vormige nokbaan 32 loopt. De nokbaan32 heeft een eerste relatief lange rechte sectie,die zich in hoofdzaak evenwijdig aan de telescopischegeleider uitstrekt en een relatief korte gebogensectie, waarvan het vrije einde in hoofdzaak dwars op het vlak van de deuropeninggeleider gericht is.

De nok 31 vormt voorts het ene hoekpunt vaneenpantograafconstructie 33, die een vervormbaarstangenparallellogram 34 omvat. De ene tegenover denok 31 gelegen stang 35 van het stangenparallellogramis verlengd en scharnierbaar in een vast draaipunt36 bevestigd. De andere, op de ene stang aansluitendeen tegenover de nok 31 liggende stang 37 is eveneensverlengd en is scharnierend aan het deurblad 3 bevestigd.In het getoonde voorbeeld is de stang 37 scharnierendbij 38 aan het geleidingsorgaan 9 bevestigd.

De werking van de beschreven inrichting isals volgt. In de in figuur 1 getoonde geheel geslotenstand van het deurblad 3 bevindt de nok 31 zich nabijhet uiteinde van het gebogen gedeelte van de nokbaan32 en de zuigerstang 29 van de cilinder 30 bevindtzich in de uiterste stand. In die stand liggen dekoppelstangen 21,22 en de evenaar 23 in hoofdzaakin eikaars verlengde en wordt de telescopische geleidermet het deurblad via de gebogen armen 16,17 en detrek/duwarmen 14,15 in de sponning van de deuropeninggetrokken. In een praktische uitvoeringsvorm wordtbij voorkeur gebruik gemaakt van het op zichzelfbekende overcentersluitprincipe, waarbij de evenaarnog iets voorbij de in figuur 1 getoonde dode standis verdraaid. Hierdoor wordt te allen tijde verhinderddat het deurblad door direkt op het deurblad uitgeoefendekrachten, zoals bijvoorbeeld zuigkrachten, opent.

Om het deurblad te openen wordt de cilinder30 zodanig bekrachtigd, dat de zuigerstang wordtingetrokken. De cilinder wordt daarbij vastgehoudendoor de nok 31, die zich in de zich dwars op de lengterichting van de zuigerstang uitstrekkende omge¬bogen sectie van de nokbaan bevindt. Via de hefboom27, de verbingsstang 26 en de bedieningsarm 25 wordtde evenaar 23 nu rechtsom gedraaid. Gelijktijdigwordt de telescopische geleider 6 via de stangenen armen 14,16,21 respectievelijk 15,17,22 dwarsop het vlak van de deuropening naar buiten gedrukt,zoals aangegeven in figuur 2, daarbij het deurblad3 meenemend.

Bij deze buitenwaartse "ontplug"-bewegingwordt ook de arm 37 van de pantograafconstructiemeegetrokken hetgeen tot gevolg heeft, dat de nok31 zich in de nokbaan verplaatst tot aan het beginvan de relatief lange rechte sectie.

De evenaar 23 bevindt zich nu in een standdwars op het vlak van de deuropening en kan nietverder draaien. Hiertoe kunnen desgewenst nabij deevenaar en/of de hefboom 27 geschikte aanslagen zijnaangebracht.

Bij verdere bekrachtiging van de cilinderbeweegt derhalve de cilinder zelf langs de zuigerstang,waarbij de nok 31 door de rechte sectie van de nokbaangeleid wordt. Deze rechtlijnige beweging van de nok31 wordt via de pantograafconstructie vergroot overgebrachtnaar het scharnierpunt 38, waar de pantograafarm37 aan de deur 3 is bevestigd, zodat het deurbladlangs de wand 1 schuift en de deuropening vrijgeeft.

Daarbij worden de elementen 7 en 8 van de telescopischegeleider 5 uitgetrokken. De eindsituatie is in figuur3 getoond.

Het sluiten van het deurblad vindt in omgekeerdevolgorde plaats. De cilinder 30 wordt in tegengestelde zin bekrachtigd en beweegt zich langs de nokbaan totde telescopische geleider geheel ingeschoven is enhet deurblad zich recht voor de deuropening bevindt.

Op dat moment bevindt de nok 31 zich aan het beginvan de gebogen sectie. Bij verdere bekrachtigingvan de cilinder wordt de zuigerstang 29 naar buitengeduwd, waardoor de evenaar linksom wordt gedraaid.

Via de stangen en armen 14,16,21 en 15,17,22 wordtdaarbij de telescopische geleider naar de wand 1getrokken, daarbij het deurblad meenemend (plugbeweging).Via de pantograafconstructie wordt daarbij tevensde nok in de gebogen sectie van de nokbaan geduwd.

Het deurblad bevindt zich nu weer in de geslotensectie en de evenaar is bij voorkeur juist voorbijhet dode punt gedraaid.

De onderzijde van het deurblad kan bijvoorbeeldmet behulp van een balkonstang, voorzien van eenarm, die met een nok in een op het deurblad aangebrachtegeleider loopt, worden geleid. Een voorbeeld vaneen dergelijke constructie is beschreven in de Nederlandseoctrooiaanvrage 8201964.

Het is ook mogelijk aan de onderzijde vanhet deurblad een soortgelijk stangenstelsel als aande bovenzijde toe te passen, waarbij het stangenstelseldan bijvoorbeeld van de bovenzijde af aangedrevenzou kunnen worden. Hiertoe zou bijvoorbeeld ter hoogtevan het draaipunt 28 een balkonstang gebruikt kunnenworden. Soortgelijke opmerkingen gelden voor de inde figuren 4 t/m 6 getoonde uitvoeringsvorm.

De figuren 4 t/m 6 tonen een deurstelselvolgens de uitvinding met twee deurbladen 40,41 eneen dubbelwerkende telescopische geleider 42. Overeen- komstige elementen zijn van dezelfde verwijzingscijfersvoorzien als gebruikt in de figuren 1 t/m 3.

Het in de figuren 4 t/m 6 getoonde stelselomvat weer een cilinder 30, waarvan echter de zuigerstang29 de nok 31 draagt, terwijl het andere einde vande cilinder direkt met de bedieningsarm 25 van deevenaar 23 is verbonden. In de gesloten stand vande deurbladen 40,41 is de zuigerstang 29 ingetrokkenen bevindt de nok 31 zich weer in de gebogen sectievan de nokbaan 32. De nok is weer verbonden met eenpantograafconstructie 33, die voorts tussen een vastscharnierpunt 36 en een bevestigingspunt op één derdeurbladen (in dit voorbeeld deurblad 40) is verbonden.Uitgaande van de in figuur 4 getoonde gesloten stand,waarin de evenaar zich bij voorkeur juist voorbijde dode stand bevindt, kan de deur worden geopenddoor de cilinder te bekrachtigen. Daar de zuigerstangdoor de zich in de gebogen sectie van de nokbaanbevindende nok wordt vastgehouden beweegt de cilinderzelf naar rechts, daarbij de evenaar verdraaiend.

De evenaar bedient daarbij via de stangen en armen 16,21 respectievelijk 15,26 de trek/duwarmen 14 en 15, die de dubbelwerkende telescopische geleider naar buiten duwen (ontplugbeweging). Hierbij wordt via de pantograafconstructie de nok 31 tot voor het rechte traject van de nokbaan geschoven, zodat bij verdere bekrachtiging van de cilinder 30 de zuigerstang naar buiten kan schuiven. De pantograafconstructie is met het linker deurblad 40 verbonden, zodat dit deurblad de beweging van de nok 31 volgt en langs de wand 1 van het voertuig schuift tot de nok 31 het einde van de nokbaan heeft bereikt en/of de telescopische geleider geheel is uitgeschoven.

De pantograafarm 37 is bevestigd aan eenaan het deurblad 40 gemonteerde arm 43, die in ditvoorbeeld tevens als geleidingsorgaan dient, datlangs de telescopische geleider kan bewegen. De arm43 heeft in dit voorbeeld een zich voorbij het scharnierpunt38 uitstrekkende vrij uiteinde, dat met een snaar,riem of ketting 44 is verbonden, die over twee wielenof rollen 45,46 is geleid. De wielen of rollen 45,46bevinden zich elk nabij een der uiteinden van hetvaste deel van de telescopische geleider 41. De snaar,riem of ketting 44 is voorts verbonden met een soortgelijkearm 47 van het andere deurblad 41, en wel zodanigdat een naar links schuivend deurblad 40 het anderedeurblad 41 naar rechts doet schuiven en omgekeerd.

De deurbladen schuiven derhalve gelijktijdig uitelkaar of naar elkaar toe. Eén en ander is duidelijksheids-halve nog eens schematisch getoond in figuur 7. Figuur7 toont schematisch de keerwielen of rollen 45,46en de om de wielen of rollen gelegde riem, snaarof ketting 44, die met de bovenste sectie aan hetlinker deurblad 40 is bevestigd, via de schematischaangegeven arm 43. Het rechter deurblad is via deschematisch aangegeven arm 47 aan de onderste sectievan de riem, snaar of ketting verbonden. Indien hetdeurblad 40 door de pantograafconstructie naar linkswordt bewogen, zoals met een pijl 48 aangegeven,wordt het rechter deurblad 41 via de arm 47 naarrechts getrokken. Evenzo bewerkstelligt een bewegingnaar rechts van deurblad 40 een beweging naar linksvan deurblad 41.

Zoals reeds opgemerkt, is het ook mogelijk aan deonderzijde van het deurblad een soortgelijk stangenstelselals aan de bovenzijde toe te passen, waarbij het stangenstel¬sel dan van de bovenzijde af aangedreven wordt. Voor deuitvoeringsvorm met twee deurbladen, volgens figuren 4t/m 6 zou de onderzijde uitgevoerd kunnen worden volgensfiguren 8 en 9.

De figuren 8 en 9 tonen weer schematisch een deur-stelsel volgens de uitvinding met twee deurbladen 40,41voorzien van een op de deurbladen nabij de onderzijdedaarvan aangebrachte geleider, waarin een nok 52,53 loopt.

Figuur 8 toont de situatie in gesloten toestand.

De evenaar 49 en het daarmee verbonden stangenstelsel50,51,60,61 staat door de dode stand en houdt zo de deurendieft en vergrendeld. Met de evenaar verbonden is een toege¬voegd mechanisme, bestaande uit aandrijfstang 55, koppel¬stang 54 en grendels 56,57, die ingrijpen in op de deur¬bladen aangebrachte nokken 58,59. Het doel hiervan isom per deurblad een vierpunts-vergrendeling te realiseren.Twee aangrijppunten aan de bovenzijde ter plaatse vande uiteinden van de teleskoop en bij de armen 43,47 entwee punten aan de onderzijde bij de nokken 52,53 en nokken58,59 vormen samen acht aangrijppunten voor een stelselmet twee deurbladen. De onderste evenaar wordt via eenstangenstelsel of met behulp van kabels aangedreven vanafde bovenste evenaar.

Figuur 9 toont de situatie met de deuren halfgeopend. De nokken 58,59 lopen uit de grendels 56,57,die in de getekende stand blijven staan, terwijl de deurenverder openen. Als de deuren sluiten worden op het laatstemoment de grendels 56,57 weer achter de nokken 58,59gehaakt.

Opgemerkt wordt, dat na het voorgaande diversemodificaties voor de deskundige voor de hand liggen.

Zo zou in plaats van een zuiger-cilindersamenstel eenander soort actuator, bijvoorbeeld een elektrische lineaireactuator kunnen worden toegepast. Dergelijke modificatiesworden geacht binnen het kader van de uitvinding te vallen.

Claims (16)

1. Deurstelsel van het zwenkschuiftype voortoepassing in een voertuig, in het bijzonder geschiktvoor een voertuig voor openbaar vervoer, welk deurstelseltenminste één deurblad; ophangorganen voor het tenminsteene deurblad, welke ophangorganen een telescopischegeleider omvatten; en een aandrijfstelsel voor hettenminste ene deurblad omvat, met het kenmerk, dat het aandrijfstelsel tenminste één zuiger-cilindersamenstelomvat, waarvan een eerste beweegbaar deel via een stelsel vanarmen en stangen met de telescopische geleider is verbondenteneinde deze in bedrijf een plugbeweging te doen uitvoeren,terwijl een tweede deel van het zuiger-cilindersamenstel isvoorzien van een nok, die in een nokbaan reikt, welke nokbaaneen eerste sectie heeft die zich in hoofdzaak dwarsop het tenminste ene deurblad uitstrekt en eendaarop aansluitende sectie, die zich in hoofdzaakevenwijdig aan de telescopische geleider uitstrekt,waarbij de nok deel uitmaakt van een tussen een vastdraaipunt en een bevestigingspunt op het deurbladgemonteerde pantograafconstructie, die de bewegingvan de nok overbrengt op de deur.

2. Deurstelsel volgens conclusie 1, met hetkenmerk, dat de nok met het hoekpunt van een stangen-parallellogram is gekoppeld, waarbij de ene tegenover het genoemde hoekpunt gelegen zijde van het parallellogram verlengd is en scharnierend met een vast punt isverbonden, terwijl de andere tegenover het genoemdehoekpunt gelegen zijde van het parallellogram reikendeeinde scharnierend met het tenminste ene deurbladis gekoppeld.

3. Deurstelsel volgens conclusie 1 of 2, methet kenmerk, dat het eerste beweegbare deel van hetzuiger-cilindersamenstel is gekoppeld met een bedieningsarmvan een evenaar.

4. Deurstelsel volgens conclusie 3, met hetkenmerk, dat het eerste beweegbare deel via een stangen-stelsel, dat een om een vast punt draaibare hefboomomvat, met de bedieningsarm van de evenaar is verbonden.

5. Deurstelsel volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat elk uiteinde van de evenaar is gekoppeldmet een om een vast draaipunt draaibare arm, waarbijhet van de evenaar af gekeerde einde van elke draaibarearm is gekoppeld met een trek/duwarm, die weer metde telescopische geleider is verbonden nabij éênder uiteinden daarvan.

6. Deurstelsel volgens conclusie 5, met hetkenmerk, dat de om een vast draaipunt draaibare armengebogen armen zijn.

7. Deurstelsel volgens één der conclusies 3 t/m 6, met het kenmerk, dat de evenaar in de geslotenstand van het tenminste ene deurblad tot juist voorbijde dode stand kan worden gedraaid.

8. Deurstel volgens éên der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat de telescopische geleider isvoorzien van een rechtgeleiding, die slechts eenbeweging van de telescopische geleider als geheel in een richting dwars op de lengterichting van detelescopische geleider toestaat.

9. Deurstelsel volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het bevestigingspunt van depantograafconstructie met het tenminste ene deurbladligt op een aan het deurblad aangebrachte vaste arm,die tevens is voorzien van met de telescopische geleidersamenwerkende geleidemiddelen.

10. Deurstelsel volgens één der voorgaande conclusies,waarbij het deurstelsel twee uit elkaar schuifbare deurbladen omvat, met het kenmerk, dat het ene deur¬blad met de pantograafconstructie is gekoppeld endat het andere deurblad via aandrijfmiddelen methet ene deurblad is gekoppeld.

11. Deurstelsel volgens conclusie 10, met hetkenmerk, dat de aandrijfmiddelen een eindloze riem,snaar of ketting omvatten, die om twee keerwielenis gelegd, welke keerwielen nabij de uiteinden vande telescopische geleider zijn gemonteerd, en waarbijde ene sectie van de riem, snaar of ketting met het ene deurblad en de andere sectie met het andere deurbladis verbonden, zodat de deurbladen in bedrijf tegengesteldbewegen.

12. Deurstelsel volgens conclusie 10 of 11, methet kenmerk, dat elk deurblad is voorzien van eenvaste arm, die met een sectie van de riem, snaar of ketting is verbonden.

13. Deurstelsel volgens conclusie 12, met hetkenmerk, dat de vaste arm van elk deurblad tevens is voorzien van geleidemiddelen, die met de telescopischegeleider samenwerken.

14. Deurstelsel volgens één der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat het aandrijfstelsel zich terhoogte van de bovenzijde van het tenminste ene deurblad bevindt en dat ter hoogte van de onderzijde van hettenminste ene deurblad een tweede evenaar is gemonteerd,die via een stelsel van stangen en armen met het tenminsteene deurblad is gekoppeld, waarbij de met het deurbladgekoppelde arm scharnierbaar en verschuifbaar met hetdeurblad is gekoppeld.

15. Deurstel volgens conclusie 14, met het kenmerk,dat de tweede evenaar in de gesloten stand van het ten¬minste ene deurblad is gekoppeld, waarbij de met het ten¬minste ene deurblad tot juist voorbij de dode stand kanworden gedraaid.

16. Deurstelsel volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat de tweede evenaar door het zich ter hoogte van debovenzijde van het tenminste ene deurblad bevindende aan¬drijf stelsel wordt aangedreven via een stelsel van stangenen/of kabels.