NL9001764A - Wentelploeg. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Wentelploeg.

Door Aanvraagster wordt als uitvinder genoemd:

Dipl.-Ing. Klaus Pöttinger, Grieskirchen, Bondsrepubliek Duitsland.

De uitvinding heeft betrekking op een wentelploeg met een steunwiel volgens de aanhef van conclusie 1.

Wentelploegen met een zelfkerend steunwiel geven een gewichtsbesparing ten opzichte van inrichtingen met telkens een steunwiel voor elke werkstand van de ploeg, terwijl tegelijkertijd het steunwiel in de transportstand van de ploeg als naloopwiel kan dienen.

Moeilijkheden ontstaan bij een zelfkerend steunwiel wanneer in een hellende stand het steunwiel een andere dan een rechte hoek ten opzichte van het gestel inneemt, waardoor een anders aanwezige vergrendeling van een automatische vergren-delingsinrichting niet meer mogelijk is.

Uit het Duitse gebruiksmodel 78 11 248 is een wentelploeg met zelfkerend steunwiel bekend, waarbij uitgaande van een steunwiel, waarvan de steunwieldrager voor de werkstanden van de ploeg star is te vergrendelen met het ploeggestel, waarin de naloopas wordt vastgezet, terwijl tussen steunwieldrager en console respectievelijk steunwielhouder de vergrendeling automatisch door het naar beneden zwenken van het steunwiel bij het heffen van het ploeggestel voor het keren in de andere werkstand, losgemaakt en in de andere werkstand automatisch door het omhoog zwenken van het steunwiel bij het neerzetten weer wordt vergrendeld.

Deze opstelling is door de uitvoering van de keerasvergrendeling omslachtig en de vergrendeling is storingsgevoelig, bijzonder bij hellend terrein in de werkstand van het ploeggestel en bij transport, omdat de vergrendeling bij bodem-oneffenheden ongewild tenminste gedeeltelijk open kan gaan.

Het doel van de uitvinding is de beschreven nadelen te vermijden en een werkzame, betrouwbare, bedieningsarme vergrendeling in de werkstand van de ploeg te bereiken.

Dit doel wordt bij een wentelploeg van het in de aanhef beschreven type. bereikt met de kenmerken van het kenmerkende deel van conclusie 1.

De onderconclusies, waarnaar in het bijzonder ook als deel van de beschrijving uitdrukkelijk wordt verwezen, betreft in het bijzonder voordelige uitvoeringsvormen van de uitvinding.

Door de opstelling van het steunwiel ten opzichte van de aanligplaat van het ploeglichaam ontstaat een dwarskracht, die de steunwieldrager betrouwbaar met de aanslag tegen de tegensteun op de steunwielhouder houdt en bovendien ontstaat een ontlasting van de aanligplaat van de bij het ploegen optredende aanligdruk, waarop de trekbaarheid van de ploeg als geheel wordt verbeterd. Tegelijkertijd is door de vormsluitende vergrendeling tijdens het ploegen het automatisch keren ook onafhankelijk van de stand ten opzichte van de helling volledig probleemloos mogelijk.

Daarbij is een voorloophoek van 5° als bijzonder gunstig te beschouwen, doch deze kan afhankelijk van de gesteldheid van het steunwiel en van de grootte van de op te wekken dwarskracht worden gekozen.

Daarbij is het bijzonder eenvoudig wanneer de steunwieldrager in de betreffende werkstand van het ploeggestel met een aanslag tegen een tegensteun van de steunwielhouder aanligt en daarmee krachtsluitend is vergrendeld.

De steunwielhouder is daarbij met de steunwieldrager vergrendeld, zodat de naloopas is vastgezet.

Bijzonder gunstig is het het steunwiel met de steunwielhouder, eventueel onder toepassing van een console, star met de ploeglichaamhouder van het laatste ploeglichaam te verbinden, wanneer de ploeglichaamhouder zwenkbaar aan het ploeggestel is aangebracht, in het bijzonder bij toepassing van een centrale snijbreedte-verstelling, waarbij de eenmaal ingestelde, gunstige voorloophoek bij alle instellingen van het ploeglichaam gehandhaafd blijft.

Een gunstige oplossing voor de uitvoering van de ver- grendelingsinrichtingen ontstaat wanneer de grendel op de steunwieldrager en de steunwielhouder en de rusten op de keerashuls zijn aangebracht. Daarbij xs het voordelig veer-belaste grendels toe te passen en voor alles voor een vastzetten voor de ontgrendelde stand van de vergrendelingsinrichtingen te zorgen.

Voor de compacte uitvoering van de steunwielopstelling is het voordelig voor de vergrendelingsinrichting voor de keeras een vrije stand op de steunwielhouder aan te brengen, waardoor de keeras en de keerashuls en de steunwieldrager korter kunnen worden uitgevoerd.

De uitvinding wordt aan de hand van de tekening van een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding beschreven.

Fig. 1 toont schematisch het zijaanzicht van een wentelploeg in werkstand, fig. 2 een bovenaanzicht van het achterste gedeelte van het ploeggestel met de steunwielopstelling in de werkstand van het ploeggestel, fig. 3 een zijaanzicht van het achterste gedeelte van het ploeggestel met de steunwielopstelling in de transportstand van het ploeggestel, en fig. 4 het vooraanzicht van een detail van de steun-wielbevestiging gezien in de richting van de pijl A en in het lood gedraaid.

De in fig. 1 weergegeven wentelploeg is aan het voorste einde voorzien van een aanbouwbok 25, waaraan het ploeggestel 1 samen met de ploeglichamen 2 door middel van een hydraulisch te bedienen werkcilinder 26 om een keeras in twee werkstanden 11 en een daartussenliggende transportstand 12 zwenkbaar is aangebracht.

Aan het achterste einde van het ploeggestel is een steunwiel aangebracht, waarbij de steunwieldrager 6 star met het ploeggestel 1 is te vergrendelen.

Zoals uit fig. 2 en 3 blijkt, is het steunwiel 5 gelagerd in twee draagarmen 27, 27', die aan de steunwieldrager 6 zijn gelagerd.

Het steunwiel 5 is in de steunwieldrager 6 om een dwars op de ploegrichting 10 respectievelijk rijrichting 28 aangebrachte wieldrageras 29 in hoogte verstelbaar gelagerd.

In een boring van de steunwieldrager 6 is een ongeveer in de ploegrichting 10 respectievelijk de rijrichting 28 gerichte keeras 8 gezet en geborgd, die draaibaar in een keerasbus 22 is gelagerd en die de rust 18 van een vergrendelingsinrichting 16 voor de keeras draagt, waarin voor het transport een veerbelaste grendel 17 gelegd kan werden, terwijl het ploeggestel zich in de transportstand 12 bevindt (fig. 4). Aan de keerasbus 22 is een naloopas 9 gelast, die in een naloopasbus 23 van de steunwielhouder 7 is gelagerd.

De naloopas 9 is vast te zetten met een vergrendelingsinrichting 19 voor de naloopas, waarvan de veerbelaste grendel 20 op de steunwielhouder 7 is gelagerd en met een als boring uitgevoerde rust 21 van de keerasbus 22 wordt vergrendeld, wanneer de ploeg in de werkstand 11 gebracht moet worden. Voor de transportstand 12 wordt de vergrendelingsinrichting 19 voor de naloopas ontgrendeld en de vergrendelingsinrichting 16 voor de keeras vergrendeld.

Bij de beide vergrendelingsinrichtingen 16 en 19 zijn de grendels 17 en 20 in de ontgrendelde stand vast te zetten, bijvoorbeeld doordat een grendelarm 31, 31' in een vasthoudsleuf en in vergrendelde stand onder veerkracht in de rusten 18 en 21 wordt gehouden.

De steunwielhouder 7 is direct of boven een console aan een flens 32 van de ploeglichaamhouder 4 geschroefd, die om een stelas 33 samen met het laatste ploeglichaam 2 zwenk-baar aan het ploeggestel is gelagerd, waarbij de zich tegen de ploegrichting 10 in openende voorlcophoek 13, waaronder het steunwiel 5 ten opzichte van de aanligplaat 3 van het ploeglichaam 2 staat, wordt gehandhaafd en waarbij in de betreffende werkstand 11 van het ploeggestel 1 de steunwieldrager 6, onder de werking van de zijwaartse kracht van het steunwiel 5, met de telkens naar de steunwielhouder 7 toegekeerde aanslag 14, 14' tegen een tegensteun 15, 15' van de steunwielhouder 7 wordt gedrukt en daardoor krachtsluitend vergrendeld wordt vastgehouden, waarbij de optredende zijwaartse kracht de aanligplaat van het ploeg-lichaam 2 gedeeltelijk van de op de voorrand uitgeoefende aanligkracht ontlast en daardoor de ploegweerstandvermindert.

Aangezien de grendel 17 van de vergrendelingsinrich-ting 16 voor de keeras samen met de steunwieldrager 6 van de ene werkstand 11 van het ploeggestel 1 in de andere wordt gezwenkt, is een vrije stand 24 op de steunwielhouder 7 aangebracht, waarin de grendel 17 kan zwenken, zodat de opstelling compacter kan worden opgebouwd.

Het steunwiel 5 is in hoogte verstelbaar via een ver-stelspindel 34, die enerzijds aan het vrije einde van de keeras 8 in een bevestigingsorgaan 35 en anderzijds aan het draaggestel 27, 21' in een tweede bevestigingsorgaan 36 is gelagerd.

Bijzonder voordelig is de toepassing van de steunwiel-opstelling bij toepassing van een centrale verstelling voor de snijbreedte van het ploeglichaam 2, zoals die in fig. 1, 2 en 3 is aangeduid.

Claims (7)

1. Wentelploeg met een steunwiel, dat via een steun-wielhouder met het ploeggestel is verbonden, om een steun-wieldrageras met een verstelinrichting in hoogte verstelbaar is, en met de steunwieldrager om een in hoofdzaak in ploegrichting wijzende keeras tussen de werkstanden van het ploeggestel zwenkbaar en om een in hoofdzaak loodrecht op de keeras staande en in de werkstand van het ploeggestel horizontaal aangebrachte, in een steunwielhouder gelagerde naloopas in de transportstand van het ploeggestel zwenkbaar is gelagerd, waarbij ofwel met een vormsluitende vergrendelingsinrichting voor de naloopas de naloopas in de werkstanden van de ploeg bij het ploegen ten opzichte van het ploeggestel vastgezet of met een vormsluitende vergrendelingsinrichting voor de keeras de keeras in de transportstand van het ploeggestel voor het transport van de ploeg ten opzichte van de naloopas is vastgezet, met het kenmerk, dat het steunwiel (5) in de werkstand (11) van het ploeggestel ten opzichte van de ploegrichting (10) en daardoor ten opzichte van de aanligplaat (3) van het ploeglichaam (2) een tegen de ploegrichting (10) in openende voorloophoek (13) insluit en een dwarskracht teweegbrengt, waarvan de grootte en richting de steunwieldrager (6) met een aanslag (14) tegen een tegensteun (15) van de steunwielhouder (7) in een krachtsluitende vergrendeling houdt.

2. Wentelploeg volgens de voorgaande conclusie, met het kenmerk, dat het steunwiel (5) met de ploegrichting (10) en daardoor met de aanligplaat (3), bij voorkeur van het laatste ploeglichaam (2), een voorloophoek (13) van 5° insluit.

3. Wentelploeg volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het steunwiel (5) met de steunwielhouder (7) star is bevestigd aan een aan het ploeggestel (1) zwenkbaar en vastzetbaar gelagerde ploeglichaamhouder (4), bij voorkeur via een console.

4. Wentelploeg volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de keeras (8) die star met de steunwieldrager (6) is verbonden, de grendel (17), bij voorkeur een veerbelaste grendel, van de vergrendeling,s-inrichting voor de keeras (16) en de keerashuls (22) , waarin de keeras (8) draaibaar is gelagerd, de rust (18) ervan draagt.

5. Wentelploeg volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de naloopas (9), die star is bevestigd aan de keerashuls (22), draaibaar in de naloopashuls (23) is gelagerd, waarbij de grendel (20), bij voorkeur een veerbelaste grendel, van de vergrendelingsinrichting (19) van de naloopas op de steunwielhouder (7) en de rust (21) ervan, bij voorkeur als rustboring uitgevoerd, op de keerashuls (22) is aangebracht.

6. Wentelploeg volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de steunwielhouder (7) voorzien is van een vrije stand (24) voor de grendel (17) en de rust (18) van de vergrendelingsinrichting (16) voor de keeras.

7. Wentelploeg volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de beide vergrendelingsinrichtmgen (19 en 16) met hun grendels (20 en 17) in een open stand zijn vast te zetten.