NL9001423A - Interactief communicatie- en transportsysteem voor stilstaande beelden. - Google Patents

Description

Titel: Interactief communicatie- en transportsysteem voor stilstaande beelden t A. Achtergrond van de uitvinding 1. Gebied van de uitvinding

De uitvinding ligt op het gebied van interactieve communicatie-en transportsystemen waarin een of meer aangesloten werkstations vanuit een bron van informatie van stilstaande beelden, of andere bulkdata, op aanvraag de informatie van in die aanvraag gespecificeerde stilstaande beelden wordt toegezonden. Meer specifiek betreft de uitvinding een interactief communicatie- en transportsysteem, waarbij communicatie ten behoeve van aanvragen tussen aanvragende werkstations en een bron van informatie van stilstaande beelden geschiedt via een communicatieweg van relatief lage snelheid, en de verzending, dat wil zeggen het eigenlijke transport, van informatie van in de aanvragen gespecificeerde stilstaande beelden vanuit de bron naar de aanvragende werkstations geschiedt via een transmissieweg van relatief hoge snelheid.

2. Stand van de techniek

Interactieve communicatie- en transportsystemen van een soort als hierboven omschreven zijn op zich bekend, bijvoorbeeld uit referentie [1] (zie onder C.). In deze referentie wordt een systeem voor geïntegreerde communicatiediensten beschreven. Dit systeem bestaat uit een eerste pakketgeschakeld ringvormig netwerk voor communicatiediensten op relatief lage snelheid, te weten tot 10 Mbit/sec, en een tweede circuit-geschakeld ringvormig netwerk, in 'overlay', voor diensten, welke een hoge snelheid vereisen. Via dit 'overlay'-netwerk, dat een achttal hoge snelheidskanalen omvat van 70 Mbit/sec elk, vinden bulkdatatransporten plaats, waarbij de toegang tot het 'overlay '-netwerk wordt bestuurd door middel van communicatie op lagere snelheid via het eerste netwerk. Een van de diensten, welke in een dergelijk netwerk kunnen worden gerealiseerd, is, zoals in sectie 6 van deze referentie summier beschreven, de zogenoemde 'stilstaande beelden' dienst. Daartoe omvat het systeem een of meer werkstations en een bron van opvraagbare informatie van stilstaande beelden, welke zowel op het eerste netwerk als het 'overlay'-netwerk zijn aangesloten. Over het eerste netwerk kan een aangesloten werkstation een aanvraag sturen naar de bron voor toezending van een in die aanvraag gespecificeerd stilstaand beeld, waarop vervolgens de bron, via een in één der daarvoor gereserveerde hoge snelheids kanalen tot stand gebrachte circuit-geschakelde verbinding met het aanvragende werkstation, deze informatie aan genoemd werkstation toezendt.

Uit referentie [2] is een werkstation bekend, dat kan worden gebruikt in een digitaal beeld communicatienetwerk. Zoals beschreven op blz. 6 in rgls. 12 - 19 van deze publicatie gebruikt dit netwerk twee communicatiekanalen, waarbij het ene algemene datacommunicatie afhandelt en tevens dient als besturingskanaal voor het tweede kanaal, waarover uitsluitend het transport van digitale bulkdata plaats vindt. Deze bulkdata kan omvatten informatie van stilstaande beelden, gedigitaliseerde spraakinformatie of andere data in de vorm van grote pakketten, welke zijn opgeslagen in een centraal gesitueerde database, de beeldenbron, en welke door een gebruiker vanaf genoemd werkstation door middel van aanvragen via het besturingskanaal opvraagbaar zijn. Zoals in de referentie [2] vanaf regel 16 op blz. 10 tot en met regel 21 op blz. 11 is beschreven, is het digitaal beeld communicatienetwerk, waarin dit bekende werkstation kan worden toegepast, zodanig van opzet, dat, nadat in de beeldenbron het aangevraagde beeld is gelokaliseerd, over het tweede kanaal eerst een circuit-geschakelde verbinding tot stand wordt gebracht met het aanvragende werkstation, waarop vervolgens de gevraagde beelddata over deze speciale verbinding wordt toegezonden. Deze toezending wordt over het besturingskanaal nog door de nodige besturingscommunicatie begeleid, en wel tot en met het vrijgeven van het tweede kanaal voor een volgende circuit-geschakelde verbinding.

De uit de referenties [1] en [2] bekende systemen hebben beide het nadeel dat voor de toezending van de bulkdata van een beeld steeds een afzonderlijke, want circuit-geschakelde verbinding met het aanvragende werkstation tot stand moet worden gebracht. Aangezien de tijdsduur dat deze verbinding staat, veel langer is dan de duur van de eigenlijke toezending van een opgevraagd beeld, wordt het tweede kanaal niet efficiënt gebruikt. Dit geldt temeer, indien bovendien toezending van een zelfde beeld aan nog een of meer andere werkstations noodzakelijk is, aangezien dan daarvoor achtereenvolgens afzonderlijke verbindingen tot stand moeten worden gebracht. Juist in interactieve toepassingen, waarbij gebruikers vanaf hun werkstations zulke beelden snel moeten kunnen opvragen, kan dit tot onaanvaardbare wachttijden leiden.

B. Samenvatting van de uitvinding

De uitvinding heeft ten doel bovengenoemde nadelen op te heffen. Zij bereikt dit door voor het transport over de transmissieweg van relatief hoge snelheid een bepaalde vorm van pakketschakelen ('packet switching') toe te passen. Een interactief communicatie- en transportsysteem voor het opvragen, verzenden en ontvangen van bulkdata, meer in het bijzonder van stilstaande beelden, omvattende: een datacommunicatieweg op relatief lage snelheid in een eerste datacommunicat ienetwe rk, twee of meer werkstations, welke zijn aangesloten op het eerste datacommunicatienetwerk, en welke via de genoemde datacom-municatieweg met elkaar kunnen communiceren, een transmissieweg op relatief hoge snelheid in een tweede datacommunicatienetwerk, waarop genoemde werkstations eveneens zijn aangesloten, bulkdata-bronmiddelen toegevoegd aan dan wel opgenomen in een der werkstations, via welke bronmiddelen afzonderlijk specificeerbare hoeveelheden samenhangende bulkdata toegankelijk zijn voor de werkstations, aan de bronmiddelen toegevoegde zendmiddelen, welke op een door communicatie via genoemde datacommunicatieweg voorbereide aanvraag van een werkstation zekere in die aanvraag gespecifi- ceerde bulkdata toezenden aan een eveneens in die aanvraag gespecificeerd werkstation, besteraraingsstation genoemd, via een daartoe gereserveerd datakanaal langs genoemde transmissieweg, heeft volgens de uitvinding daartoe het kenmerk, dat - de zendmiddelen pakketassembleermiddelen omvatten, welke de te verzenden gespecificeerde bulkdata samenstellen tot één enkel datapakket met een van te voren gedefinieerde structuur, waaruit tenminste het begin en het einde, en het bestemmings-station van het pakket afleidbaar zijn, elk werkstation, dat een bestemmingsstation kan zijn, is voorzien van ontvangmiddelen welke, althans gedurende de tijd dat een voor het betreffende bestemmingsstation bestemd datapakket is te verwachten, voortdurend het gereserveerde datakanaal langs genoemde transmissieweg aftasten op een voor haar bestemd datapakket, en een datapakket opnemen, zodra dit als voor haar bestemd wordt herkend.

Hoewel pakketgeschakelde ten opzichte van circuitgeschakelde verzending van de in een aanvraag gespecificeerde bulkdata met enkelvoudige bestemming de wachttijden voor een gebruiker al flink reduceert, moeten in geval van een meervoudige bestemming evenzovele pakketten met dezelfde bulkdata als inhoud maar met verschillende bestemmingsadressen worden aangemaakt en achtereenvolgens verzonden.

Om dit te voorkomen is het systeem volgens de uitvinding in een voorkeursuitvoering verder gekenmerkt, dat het systeem supervisor-middelen omvat, welke door middel van communicatie via genoemde datacommunicatieweg bewerkstelligen, dat ten behoeve van aanvragen voor de toezending van gespecificeerde bulkdata aan een of meer gespecificeerde werkstations een, respectievelijk een zelfde tijdelijke bestemmingscode wordt toegekend, en de volgorde regelen, waarin de toezending van in aanvragen gespecificeerde bulkdata moet plaats vinden. De combinatie van pakketgeschakelde toezending en een 'supervisor' -functie in het systeem laat nu echter de mogelijkheid toe van een ruimtelijke spreiding van verscheidene bulkdatabronnen over het systeem. In een verdere voorkeursuitvoering heeft de uitvinding daartoe het kenmerk, dat van een aantal der werkstations elk is voorzien van bulkdata-bronmiddelen inclusief zendmiddelen en pakket-assembleermiddelen van hierboven omschreven soort en van ontvangmid-delen van een eveneens eerder genoemde soort.

C. Referenties [1] Leerdam, M.G. van; Herlaar, J.H.; Born, S.; Lepper, P.A.P.H. de: ISLAND: A high speed optical LAN for intergrated services, Proceedings EFOC/LAN 88, Information Gatekeepers Ine., 1988, p. 414 - 419.

[2] PCT-aanvrage WO 87/05768 met titel: Workstation for use with a digital image Communications network.

D. Korte beschrijving van de tekening

De uitvinding zal nader worden toegelicht middels een beschrijving van een uitvoeringsvoorbeeld, waarbij wordt verwezen naar een tekening, waarin:

Figuur 1: schematisch weergegeven een globale opzet van een interactief communicatie- en transportsysteem volgens de uitvinding;

Figuur 2: nadere schematische uitwerking van een zendend werksta tion A volgens figuur 1;

Figuur 3: nadere schematische uitwerking van een ontvangend werkstation B volgens figuur 1.

E. Beschrijving van een uitvoeringsvoorbeeld

Vooraf zij met betrekking tot de figuren, welke deel uitmaken van de tekening, opgemerkt, dat alle in de figuren getekende signaal-verbindingen tussen de verschillende componenten van het te beschijven systeem, ongeacht hun soort, worden aangeduid met de letter D gevolgd door een volgnummer. Verder zijn al die signaalverbindingen, waarlangs de eigenlijke beeldinformatie van de ene component van het systeem naar de andere wordt overgedragen, vet getekend.

In figuur 1 is de globale systeem opzet weergegeven van een interactief communicatie- en transportsysteem voor stilstaande beelden ('still pictures') volgens de uitvinding. Als 'still picture'-bronnen zijn in dit uitvoeringsvoorbeeld met 1, 2, 3 en 4 bij wijze van voorbeeld vier Laser Vision Players (LVP) aangeduid. Met een dergelijke bekende LVP zijn vanaf een daarvoor geschikte beeldplaat zo'n 54000 stilstaande beelden opvraagbaar. In de context van de uitvinding omvat het begrip 'still picture' echter ook de afzonderlijke beelden uit een opeenvolgende reeks van wat gangbaar bewegende beelden worden genoemd. In die zin kan dus tevens een video-camera als 'still picture '-bron dienen. Velk beeld moet worden opgezocht wordt via een 'personal computer' (PC) 5 aan de LVP's 1, 2, 3 of 4 doorgegeven via signaalverbindingen Dl, D2, D3 en D4, respectievelijk. Via de verbindingen Dl, D2, D3 en D4 kan informatie over de status van de LVP's doorgegeven worden aan de PC 5. De PC 5 is via een signaalverbinding D5 aangesloten op een netwerk 6 via welk netwerk de PC 5 een datacommunicatie verbinding met een relatief lage transmissie snelheid heeft met andere op het netwerk 6 aangesloten 'personal computers', zoals 7 en 8 respectievelijk via signaalverbindingen D24 en D25. Als netwerk kan bijvoorbeeld worden gekozen een op zich bekend 'local area net-work' (LAN), eventueel met een ringstruktuur zoals in het systeem beschreven in referentie [1]. Gevonden beeldinformatie van de LVP's 1, 2, 3 en 4 wordt respectievelijk via signaalverbindingen D6, D7, D8 en D9 aangeboden aan een 'high speed'-zender 9. Deze 'high speed'-zender 9 verpakt per beeld de ontvangen beeldinformatie, de beelddata, in een datapakket voorzien van een 'header', een bestemmingsadres, informatie over de beelddata, de eigenlijke beelddata, en een 'trailer'. Voor het ontvangen van het bestemmingsadres heeft de zender 9 een signaalverbinding D10 met de PC 5. De 'high speed'-zender 9 is via een signaalverbinding Dll aangesloten op een netwerk 10 voor datatransport met een relatief hoge transmissie snelheid. Als dergelijk 'high speed'-netwerk kan bijvoorbeeld worden gekozen een 'overlay ring' zoals eveneens beschreven in referentie [1], waarin een speciaal kanaal is gereserveerd voor het datatransport van 'still pictures'. Op dit netwerk 10 zijn een of meer 'high speed'-ontvangers 11 via evenzo-vele signaalverbindingen D12 aangesloten. Ook kunnen nog andere 'high speed'-zenders 9 daarop zijn aangesloten. Iedere ontvanger 11 heeft een signaalverbinding D13 met een EC 7. In de ontvanger 11 wordt continue de signaalverbinding Dl2 met het netwerk 10 afgetast of er een datapakket voor het desbetreffende werkstation, waarvan de onderhavige ontvanger 11 deel uit maakt, aanwezig is. Is dit het geval, dan wordt dit datapakket ingelezen en de beeldinformatie eruit via een signaalverbinding D14 naar een beeldmixer 12 gezonden. Over een signaalverbinding D15 kan de beeldmixer 12 tevens beeldinformatie afkomstig van de EC 7 worden aangeboden. Onder besturing van de EC 7 door middel van stuursignalen via een signaalverbinding D26 kan door de beeldmixer 12 via een signaalverbinding D16 een gemengd beeld worden afgeven aan een monitor 13. Dat wil zeggen, dat met deze beeldmixer 12 kan worden bewerkstelligd, dat een stilstaand beeld, dat afkomstig is van een der LVE's 1, 2, 3 of 4 op een bepaalde plaats of zelfs geheel op het scherm van de monitor 13 verschijnt.

In het volgende zal een EC waaraan een 'high speed'-zender zoals 9 en een 'still picture'-bron zoals een LVE zijn toegevoegd, ook wel een zendend werkstation A worden genoemd, in de figuur 1 aangegeven door een gestippelde rechthoek A; en een EC waaraan een 'high speed'-ontvanger zoals 11 is toegevoegd, ook wel een ontvangend werkstation B, aangegeven door een gestippelde rechthoek B. Deze werkstations en hun werking bij een aanvraag van een stilstaand beeld worden hierna meer in detail beschreven.

Hier zij nog opgemerkt dat, indien in een ontvangend werkstation B de voorkeur wordt gegeven aan twee monitoren de beeldinformatie van de ontvanger 11 via de signaalverbinding Dl4 rechtstreeks naar de monitor 13 kan worden geleid. Daarbij wordt de signaalverbinding D15 dan met een tweede monitor verbonden, en kan de beeldmixer 12 vervallen.

Uiteraard is het mogelijk dat een werkstation zowel een zender 9 met bijbehorende 'still picture'-bron als ontvanger 11 omvat.

In figuur 2 is een zendend werkstation A nader uitgewerkt, en met name de zender 9 daarin. Als bron van stilstaande beelden is slechts LVE 1 aangeduid. In dit voorbeeld wordt aangenomen, dat deze een bron is, gebaseerd op analoge videosignalen. De LVE 1 is via de signaalverbinding Dl verbonden met 'personal computer' 5. Het analoge videosignaal afkomstig van LVP 1 wordt via de signaalverbinding D6 aangeboden zowel aan een coder 14 als aan een synchronisatiescheider 15. De coder 14 zet het analoge videosignaal om in een digitaal beeldsignaal. Deze coder heeft een instelbare 'bitrate', en is bijvoorkeur van het type Delta-Sigma coder. Het digitale beeldsignaal geproduceerd door de coder 14 wordt via een signaalverbinding D17 aangeboden aan een pakketsamensteller 16. Deze pakketsamensteller 16 plaatst dit digitale beeldsignaal via een signaalverbinding D20 eerst in een zendergeheugen 17, alvorens er een datapakket van samen te stellen. Tijdens het samenstellen voert de pakketsamensteller 16 tevens een 'bitstuffer'-functie uit om 'header'-simulatie in het pakket te voorkomen. De synchronisatiescheider 15 stelt de tijdsduur vast gedurende welke de LVP 1 een videosignaal met beeldinformatie afgeeft van precies één beeld. Een met deze tijdsduur corresponderend signaal wordt via een signaalverbinding D19 aan de pakketsamensteller 16 doorgegeven. Een andere functie welke in de pakketsamensteller 16 is opgenomen, is het genereren van een 'bitrate'-kloksignaal voor de coder 14. Dit 'bitrate'-kloksignaal wordt aan de coder 14 toegevoerd via een verbinding D18. Door verandering van de 'bitrate' kan de coder, afhankelijk van de gewenste kwaliteit van het te transporteren stilstaande beeld, softwarematig worden ingesteld, bijvoorbeeld op een waarde gelegen tussen 35 en 200 Mbit/sec. Daarbij geldt uiteraard, dat naarmate een hogere 'bitrate' wordt ingesteld, bij een gegeven transmissiesnelheid van de transmissieweg door het netwerk 10, bijvoorbeeld bij 70 Mbit/sec, de tijdsduur van het transport van een enkel beeld langer is. De gewenste 'bitrate' is dan ook afhankelijk van de toepassing.

De aanwezigheid van het zendergeheugen 17 laat toe dat het digitale beeldsignaal met een andere snelheid, bijvoorbeeld een hogere van 140 Mbit/sec, in het geheugen kan worden geplaatst, dan de snelheid waarmee dit beeldsignaal ten behoeve van het transport over de transmissieweg van het netwerk 10 weer vanuit het geheugen, via een signaalverbinding D21, moet worden uitgelezen (i.c. 70 Mbit/sec). De benodigde informatie ten behoeve van het in- en uitlezen van het zendergeheugen 17 wordt via een signaalverbinding D22 door de pakket samensteller 16 aan het zendergeheugen 17 doorgegeven. De eigenlijke verzending van een pakket geschiedt onder controle van de EC 5, waartoe over de signaalverbinding D10 signalen met de pakketsamensteller 16 worden uitgewisseld.

Een door de pakketsamensteller 16 samengesteld pakket heeft bijvoorbeeld de volgende struktuur: - een veld voor een 'header' met 2 bytes aan bitposities, - een veld voor een bestemmingsadres met 1 byte aan bitposities, - een veld voor een lengte-indicatie (in bits of bytes) van het hierna te noemen beelddataveld met 3 bytes aan bitposities, - een veld voor de eigenlijke beelddata met het in het veld voor de lengte-indicatie aangegeven aantal bitposities, en - een veld voor een 'trailer' met 2 bytes aan bitposities, en wel in de hier aangegeven volgorde.

In figuur 3 is een ontvangend werkstation B (zie figuur 1) nader uitgewerkt, en met name de 'high speed'-ontvanger 11 daarin.

Deze ontvanger omvat een detectiecircuit 20 voor het detecteren van een 'header' of 'trailer' van een pakket. Daartoe tast dit circuit continue de aan de signaalverbinding Dll met het netwerk 10 verschijnende datastroom af op een bitreeks, welke als een 'header' dan wel als een 'trailer' van een pakket kan worden herkend. Wordt er een 'header' of een 'trailer' door het circuit 20 gedetecteerd, dan wordt dit via een bidirectionele signaalverbinding D48 doorgegeven aan een besturingsschakeling 27. Het detectiecircuit ontvangt daartoe van de besturingsschakeling 27 de te detecteren 'header' en 'trailer'. De informatie na een gedetecteerde 'header' wordt vervolgens via een signaalverbinding D40 doorgegeven aan een bit-'destuffer' 21, welke eventueel door de 'high speed'-zender ge'stuf'de bitreeksen in de doorgegeven informatie weer herstelt. De bit-'destuffer' 21 ontvangt daartoe van de besturingsschakeling 27 via een signaalverbinding D47 het 'stuf'-woord. Ontdaan van de 'header' en de 'stuf'-bits, wordt het pakket via een signaalverbinding D41 doorgegeven aan een checkschake-ling 22, welke schakeling controleert of het in het pakket aanwezige bestemmingsadres overeenkomt met een stationsadres, waaronder op dat moment het werkstation B adresseerbaar is voor datapakketten via netwerk 10. Dit stationsadres kan een permanent dan wel semi-permanent toegekend adres zijn toegekend bij opstart van het systeem. Dit stationsadres is echter bijvoorkeur tijdelijk, dat wil zeggen dynamisch, toegekend voor de duur van de toezending van slechts een of een beperkt aantal datapakketten. Zo'n tijdelijk stationsadres kan het werkstation B bijvoorbeeld worden toegekend in een datacommunicatie over het netwerk 6 tussen de PC 7 van werkstation B en een andere PC van een ander op het netwerk aangesloten werkstation, waaraan een zogenoemde 'supervisor'-functie is toegevoegd. Zie hierna. De PC 7 geeft dit stationsadres via signaalverbinding D13 door aan de bestu-ringsschakeling 27, en deze geeft het op zijn beurt via een signaalverbinding D46 door aan de checkschakeling 22. Indien het stationsadres overeenkomt, wordt het pakket zonder 'header', 'stuf'-bits en bestemmingsadres doorgegeven aan een stripschakeling 23, welke het begin van het pakket ontdoet van de overige informatie met betrekking tot de eigenlijke beelddata, en welke deze informatie opslaat, maar tevens via een signaalverbinding D45 doorgeeft aan een geheugen-adresseerschakeling 25. De eigenlijke beelddata wordt vanuit de stripschakeling 23 vervolgens doorgegeven via een signaalverbinding D43 en onder een via een stuurverbinding D44 uitgeoefende besturing van de geheugenadresseerschakeling 25 in een ontvangergeheugen 24 geplaatst. Indien het gehele beeld is ingelezen, dat wil zeggen, indien er in de ontvanger 11 zoveel beelddatabits zijn ingelezen en geteld door de geheugenadresseerschakeling 25 als de lengte-indicatie in het desbetreffende veld van het pakket aangaf, moet er, indien het beeld goed is overgezonden, door het detectiecircuit 20 een 'trailer' worden gedetecteerd. Het resultaat van deze detectie wordt via de signaalverbinding D48 aan de besturingsschakeling 27 doorgegeven. Deze besturingsschakeling 27 geeft dit op haar beurt via de signaalverbinding D49 vervolgens door aan de geheugenadresseerschakeling 25. Staat de totale beeldinformatie goed in het ontvangergeheugen 24, dan wordt deze vervolgens met de juiste frequentie vanuit het ontvangergeheugen 24 periodiek gelezen, en via een signaalverbinding D50 toegevoerd aan een decoder 26. De uitleessnelheid moet ten behoeve van de decoder 24 vanzelfsprekend zijn afgestemd op de 'bitrate', welke is gebruikt aan de zendzijde in een zender 9. Is de decoder van een met de aan de zendzijde toegepaste Delta-Sigma coder corresponderend type, dan geschiedt deze afstemming automatisch. Is aan de zendzijde echter een ander type coder met een instelbare 'bitrate' gebruikt met een overeenkomstige decoder 26, welke de mogelijkheid van automatische afstemming op de 'bitrate' niet heeft, dan zal deze voor de juiste instelling nog een afzonderlijk 'bitrate'-kloksignaal toegevoerd moeten krijgen. Deze variant is in dit uitvoeringsvoorbeeld niet verder uitgewerkt. De decoder 26 levert een analoog videosignaal dat via de signaalverbinding D14 naar de beeldmixer 12, en vanaf deze via de signaalverbinding D16 op het scherm van de monitor 13 kan worden getoond.

In het systeem volgens de uitvinding is een supervisor-functie opgenomen, welke aan de ontvangers 11 van ontvangende werkstations B tijdelijke stationsadressen kan toekennen, en de volgorde regelt waarin de verschillende zenders (een of meer dan een) de pakketten van de aangevraagde beelden over de transmissieweg door het netwerk 10 mogen verzenden. Door het toekennen van een zelfde tijdelijk stations-adres aan meer dan een ontvanger kunnen op eenvoudige wijze gebruikers van de werkstations met deze ontvangers worden gegroepeerd, zodat een beeld door middel van slechts één aanvraag tegelijkertijd aan een groep van gebruikers kan worden toegezonden. Deze supervisorfunctie zal nu worden toegelicht zowel in het geval deze centraal wordt uitgevoerd als ook in geval de uitvoering ervan gespreid geschiedt in elk werkstation.

Met name de gespreide uitvoering past goed in een LAN-orage-ving, waar in principe alle functies kunnen zijn gedistribueerd over alle aangesloten stations. Door afwezigheid van een centraal station raag dan een grotere mate van bedrijfszekerheid worden verwacht.

Voor een centrale uitvoering van de supervisorfunctie is aan een op het netwerk 6 aangesloten PC, bijvoorbeeld de PC 5 van het werkstation A (figuur 1) of ook een willekeurig PC zoals PC 8, een supervisorprogramma SUPVIS, ook kortweg de supervisor genoemd, toegevoegd. Wil een gebruiker bijvoorbeeld van het werkstation B een beeld opvragen voor zichzelf en/of andere gebruikers bij een bron, dan start deze een 'still picture'-applicatie STIPIA op in de PC 7. Er wordt vanuit gegaan, dat deze applicatie op zo'n moment al bekend is met welke bronnen waar op het systeem zijn aangesloten en aan welke PC het supervisorprogramma is toegevoegd· De applicatie STIPIA van PC 7 vraagt in communicatie via netwerk 6 bij de supervisor een stations-adres aan voor zijn eigen ontvanger, of eventueel ook voor die van een of meer andere gebruikers, al dan niet inclusief zichzelf, in geval de gebruiker wenst te groeperen. De supervisor gaat na of dezelfde applicatie STIPIA nog op andere PC's van andere werkstations actief is. Indien dit het geval is dan kan ook door de supervisor worden beslist om te groeperen en aan gebruikers, die op dat moment van dezelfde applicatie gebruik maken, hetzelfde stationsadres te geven.

Indien de applicatie het niet vereist en de supervisor niet beslist om te groeperen, wordt een vrij stationsadres voor de ontvanger bij de aanvragende applicatie toegekend, anders een groepssta-tionsadres. De supervisor geeft dit adres in communicatie via netwerk 6 door aan de aanvragende applicatie van PC 7, en in geval van een groepsstationsadres ook aan de applicaties in de PC's van de andere gebruikers in de groep. Iedere betrokken applicatie zorgt door middel van interne communicatie er vervolgens voor, dat dit toegekende stationsadres via de besturingsschakeling 27 wordt doorgegeven aan de checkschakeling 22 (zie figuur 3).

Nu kan de eigenlijke beeldaanvraag door de applicatie STIPIA vanaf de PC 7 plaatsvinden. Deze aanvraag wordt over het netwerk 6 verzonden naar het werkstation voorzien van een 'still picture'-bron, bijvoorbeeld werkstation A met PC 5. Zo'n aanvraag bevat als informatie tenminste een beeldspecificatie, bijvoorbeeld een beeldnummer, en het toegekende (groeps-)stationsadres, en eventueel ook een indicatie van een door de gebruiker gewenste beeldkwaliteit. In het geval dat in het systeem aan meer dan een werkstation een 'still picture'-bron is - toegevoegd, wordt deze informatie ook verzonden, weer via het netwerk 6, naar de PC met de supervisor. In dat geval wordt vanuit de supervisor in communicatie via netwerk 6 geregeld, welke zender van welk zendend werkstation aan de beurt is voor het zenden van welk pakket.

Dit om te voorkomen, dat meer zenders tegelijkertijd gaan zenden, en daardoor pakketten worden verminkt. Opgemerkt wordt, dat er hierna van wordt uitgegaan dat elk werkstation voorzien van een 'still picture'-bron niet alleen met een zender 9 maar ook met een ontvanger 11, althans met het detectiecircuit 20 voor het detecteren van een pakket-'header' of -'trailer' daaruit, is toegerust. Na ontvangst van de aanvraag in PC 5 wordt eerst een beeldzoekopdracht voor het gespecificeerde beeld naar de betreffende LVP verzonden, en vervolgens het stationsadres en de beeldkwaliteitsindicatie aan de pakketsamensteller 16 doorgegeven. De pakketsamensteller 16 geeft daarop de beeldkwaliteitsindicatie door als 'bitrate'-instelsignaal via de signaalverbin-ding D18 aan de coder 14. Indien het beeld is gevonden en vervolgens door de coder 14 over de verbinding D17 in gedigitaliseerde vorm wordt aangeboden, dan kan de pakketsamensteller 16 hiervan een volledig pakket samenstellen en gereed houden voor verzending in het zenderge-heugen 17. Indien er in het systeem slechts één bron is opgenomen, wordt een gereed pakket meteen op de signaalverbinding Dll met het netwerk 10 gezet. Is er meer dan één werkstation voorzien van een bron, dan wacht de pakketsamensteller 16 in de zender 9 eerst op een commando tot zenden afkomstig van de supervisor, dat de betreffende zender via netwerk 6 en zijn PC moet bereiken. Zodra zender 9 begonnen is met zenden, geeft de PC 5 van deze zender aan de PC met de supervisor door, dat zijn zender begonnen is met zenden. Vervolgens geeft de supervisor een volgende zender het commando tot zenden, steeds via netwerk 6, dat deze een pakket mag verzenden als de zender 9, die op dat moment nog aan het zenden is, gereed is met zenden. Na ontvangst van het commando tot zenden tracht het werkstation met deze volgende zender met zijn detectiecircuit 20 op de verbinding D12 een pakket-1 trailer' te detecteren. Is dit het geval, dan betekent dit, dat de vorige zender gereed is met zenden, en wordt dit intern doorgegeven aan de eigen zender. Dit is het eigenlijke teken dat daadwerkelijk met het verzenden van een pakket over het netwerk 10 mag worden begonnen.

Dat een gebruiker bij het opvragen van een beeld tevens de mogelijkheid wordt gegeven een gewenste beeldkwaliteit op te geven, berust op de volgende overweging. Indien een via het systeem geraad- pleegde 'still picture'-bron van dien aard is, dat gebruikers deze als het ware snel 'doorbladeren' tot een bepaald beeld is gevonden, dat nauwkeuriger wordt bekeken, is het niet noodzakelijk om alle beelden met dezelfde hoge kwaliteit te transporteren. Door een mindere kwaliteit te kunnen kiezen, waarbij de coder 14 op een overeenkomstig lagere 'bitrate' wordt ingesteld, zullen de wachttijden voor de gebruiker korter worden en zal het transportmedium minder zwaar worden belast. Indien het gezochte beeld is gevonden, kan dit beeld alsnog met hogere kwaliteit worden opgevraagd en toegezonden.

Een andere mogelijkheid is dat de supervisorfunctie gespreid is over alle werkstations, die een aansluiting hebben op het netwerk 10. Een voorbeeld van zo'n gespreide vorm van de supervisorfunctie wordt hierna beschreven in combinatie met een 'token passing'-protocol. Om de totale supervisorfunctie in het systeem te realiseren moet elk werkstation vanaf zijn positie in het systeem zijn aandeel in die functie uitvoeren. Dit aandeel wordt hierna aangeduid met visor-functie. Ter uitvoering van deze visorfunctie is in de EC van ieder aangesloten werkstation een visorprogramma toegevoegd. Indien een werkstation wordt aangezet, dit is actief wordt, kijkt dit visorprogramma of een ander werkstation reeds actief is. In elk actief werkstation houdt het visorprogramma voortdurend de status bij van het hele 'high speed'-netwerk 10, hetgeen wil zeggen een lijst van werkstations, die voorzien zijn van een zender, en een lijst van momentaan aan zekere werkstations toegekende stationsadressen met bijbehorende beeldaanvragen bestemd voor die stationsadressen. Is er reeds een ander werkstation actief dan zorgt het visorprogramma ervoor, dat alle relevante gegevens met betrekking tot de status van het 'high speed'-netwerk worden gecopieerd van dat reeds actieve werkstation naar het zoëven actief geworden werkstation. Dit copiëren geschiedt volledig via het lage snelheidsnetwerk 6. Wordt een werkstation als eerste actief, dan gaat dit werkstation uit van een lege lijst van toegekende stationsadressen. Wil een gebruiker vanaf zijn werkstation een beeld-aanvraag doen bij een zendend werkstation voorzien van een 'still picture'-bron, dan zorgt het in het werkstation van de gebruiker aanwezige visorprogramma, dat een stationsadres, al dan niet voor een groep van bestemmingen, wordt toegekend aan de ontvanger(s) van de werkstation(s), waaraan het beeld moet worden toegezonden. Zodra dit stationsadres is toegekend, wordt de beeldaanvraag via het netwerk 6 gezonden naar het zendende werkstation voorzien van de bron met het gewenste beeld. Tevens worden alle gegevens met betrekking tot deze aanvraag in communicatie over het netwerk 6 kenbaar gemaakt aan alle werkstations die aangesloten zijn op het netwerk 10, zodat de diverse visorprogramma's de door hen bijgehouden status kunnen bijwerken. De lijst van werkstations voorzien van zenders is in feite een lijst van adressen, die deze zendende werkstations hebben in het netwerk 6. Deze lijst vormt een cyclische rij. Via het netwerk 6 wordt volgens deze cyclische rij door middel van een speciaal bericht voortdurend een teken ('token') doorgegeven aan het volgende werkstation in de rij. Indien dat werkstation een pakket te verzenden heeft houdt dat werkstation het teken vast totdat het werkstation met zijn ontvanger, althans met zijn 'header'/'trailer'-detectiecircuit (20) op zijn verbinding D12 met het netwerk 10 een 'trailer' heeft gedetecteerd.

Dit is het sein om zijn eigen pakket daadwerkelijk over het 'high speed'-netwerk 10 te verzenden, en het bericht met het teken via het netwerk 6 naar het volgende werkstation uit de cyclische rij toe te zenden. Aangezien het bericht met het teken qua lengte zeer kort kan zijn, is de transmissietijd ervan ook zeer kort, ook al wordt het over een lage snelheidsnetwerk verstuurd. Het bericht met het teken over het netwerk 6 komt in het algemeen dus eerder aan dan dat de 'trailer' van het pakket, dat op dat moment over netwerk 10 wordt verzonden, kan worden gedetecteerd in het detectiecircuit 20 van het werkstation, dat op dat moment het teken krijgt toegezonden. Dit garandeert dat de paketten steeds zoveel mogelijk aaneengesloten over het netwerk 10 kunnen worden getransporteerd.

Claims (9)

1. Interactief communicatie- en transportsysteeem voor het opvragen, verzenden en ontvangen van bulkdata, meer in het bijzonder van stilstaande beelden, omvattende: - een datacommunicatieweg op relatief lage snelheid in een eerste datacommunicatienetwerk, - twee of meer werkstations, welke zijn aangesloten op het eerste datacommunicatienetwerk, en welke via de genoemde datacommunicatieweg met elkaar kunnen communiceren, - een transmissieweg op relatief hoge snelheid in een tweede datacommunicatienetwerk, waarop genoemde werkstations eveneens zijn aangesloten, - bulkdata-bronmiddelen toegevoegd aan dan wel opgenomen in een der werkstations, via welke bronmiddelen afzonderlijk specificeerbare hoeveelheden samenhangende bulkdata toegankelijk zijn voor de werkstations, - aan de bronmiddelen toegevoegde zendmiddelen, welke op een door communicatie via genoemde datacommunicatieweg voorbereide aanvraag van een werkstation zekere in die aanvraag gespecificeerde bulkdata toezenden aan een eveneens in die aanvraag gespecificeerd werkstation, bestemmingsstation genoemd, via een daartoe gereserveerd datakanaal langs genoemde transmissie-weg, met het kenmerk, dat - de zendmiddelen pakketassembleermiddelen omvatten, welke de te verzenden gespecificeerde bulkdata samenstellen tot één enkel datapakket met een van te voren gedefinieerde structuur, waaruit tenminste het begin en het einde, en het bestemmingsstation van het pakket afleidbaar zijn, - elk werkstation, dat een bestemmingsstation kan zijn, is voorzien van ontvangmiddelen welke, althans gedurende de tijd dat een voor het betreffende bestemmingsstation bestemd datapakket is te verwachten, voortdurend het gereserveerde datakanaal langs genoemde transmiss ieweg aftasten op een voor haar bestemd datapakket, en een datapakket opnemen, zodra dit als voor haar bestemd wordt herkend.

2. Interactief communicatie- en transportsysteem volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat het systeem verder supervisormiddelen omvat, welke door middel van communicatie via genoemde datacomraunicatieweg bewerkstelligen, dat ten behoeve van aanvragen voor de toezending van gespecificeerde bulkdata aan een of meer gespecificeerde werkstations een, respectievelijk een zelfde tijdelijke bestemmingscode wordt toegekend, en de volgorde regelen, waarin de toezending van in aanvragen gespecificeerde bulkdata moet plaats vinden.

3. Interactief communicatie- en transportsysteem volgens conclusie 2 met het kenmerk, dat van een aantal der werkstations elk is voorzien van bulkdata-bronmiddelen inclusief zendmiddelen en pakketassembleer-middelen van een soort als omschreven in conclusie 1 en van ontvang-middelen van een soort als eveneens omschreven in conclusie 1.

4. Interactief communicatie- en transportsysteem volgens conclusie 2 of 3 met het kenmerk, dat de supervisormiddelen zijn toegevoegd aan een datacommunicatie-eenheid tenminste aangesloten op het eerste netwerk.

5. Interactief communicatie- en transportsysteem volgens conclusie 4 met het kenmerk, dat de supervisormiddelen zijn toegevoegd aan een der werkstations.

6. Interactief communicatie- en transportsysteem volgens conclusie 4 met het kenmerk, dat de supervisormiddelen zijn toegevoegd aan een der werkstations tenminste voorzien van bronmiddelen.

7. Interactief communicatie- en transportsysteem volgens conclusie 2 of 3 met het kenmerk, dat de supervisor-middelen gespreid zijn toegevoegd aan elk der werkstations.

8. Interactief communicatie- en transportsysteem volgens een der voorafgaande conclusies 1, —, 7 met het kenmerk, dat de bulkdata-bronmiddelen verder omvatten - een analoog-beeldsignaalbron, welke van een aangevraagd beeld een analoog beeldsignaal afgeeft, - Δ/D-conversiemiddelen met een instelbare "bitrate', welke het analoge beeldsignaal omzetten in een digitaal beeldsignaal met de dan ingestelde 'bitrate', en - 'bitrate'-instelmiddelen, welke de A/D-conversiemiddelen instellen op een met een in een aanvraag voor een beeld gespecificeerde beeldkwaliteit overeenkomende 'bitrate'.

9. Interactief communicatie- en transportsysteem volgens een der voorgaande conclusies 1, —, 8 met het kenmerk, dat het eerste en het tweede netwerk deel uit maken van een breedbandig netwerk, dat tenminste een datacommunicatiekanaal van relatief lage snelheid en een transmissiekanaal van relatief hoge snelheid omvat.