NL9001026A

NL9001026A - Flexibele schakeling en inrichting voor het vasthouden van de flexibele schakeling in de gevouwen toestand.

Info

Publication number: NL9001026A
Application number: NL9001026A
Authority: NL
Original assignee: Du Pont Nederland
Priority date: 1990-04-27
Filing date: 1990-04-27
Publication date: 1991-11-18
Also published as: EP0454272A1; AU7613491A; US5130499A; JPH04230909A; CA2041296A1

Description

AANVRAAGSTER NOEMT ALS UITVINDER: FRANK JOHAN JOZEF DIJKSHOORN

Flexibele schakeling en inrichting voor het vasthouden van de flexibele schakeling in de gevouwen toestand.

De uitvinding heeft betrekking op een flexibele schakeling omvattende een flexibele folie en een daarop aangebrachte schakeling, welke folie uit een hoofdstrook en ten minste één zijstrook bestaat.

De toepassing van flexibele schakelingen, ook wel flexfolies genoemd, in schakelkasten en versnellingsbakken neemt een steeds grotere vlucht. Hierbij liggen deze schakelingen in transmissie-olie, welke een temperatuurbereik heeft van -30°C tot +150eC. Daarom is het foliemate-riaal dat voor deze toepassing geschikt is, erg kostbaar.

De uitvinding heeft ten doel te voorzien in een flexibele schakeling van de in de aanhef genoemde soort, waarbij aan het bovengenoemde bezwaar wordt tegemoet gekomen.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat de hoofdstrook door vouwen is gevormd uit ten minste twee naast en op afstand van elkaar verlopende deelhoofdstroken die aan de aan elkaar grenzende einden onderling zijn verbonden door een hoofdverbindingsstrook, waarbij de hoofdverbindingsstrook is dubbel gevouwen en een deelhoofdstrook is gevouwen tot in het verlengde van de andere.

Hierbij wordt een lay-out van de nog niet gevouwen uitgangstoe-stand van de folie bereikt, waarbij een minimum aan basismateriaal nodig is.

Bij een verdere uitwerking van de uitvinding is de zijstrook door vouwen gevormd uit een naast en op afstand van de daarbij behorende deelhoofdstrook verlopende zijstrook die aan een einde door middel van een zijverbindingsstrook met de deelhoofdstrook is verbonden, waarbij de zijverbindingsstrook is dubbelgevouwen en de zijstrook is gevouwen tot dwars op de daarbij behorende deelhoofdstrook.

Het is echter uitermate belangrijk dat deze vouwen niet met een te kleine buigradius worden uitgevoerd, aangezien anders het gevaar te groot is dat de geëtste koperen banen op de flexibele folie breken.

Teneinde hieraan tegemoet te komen heeft de uitvinding betrekking op een inrichting voor het in een gevouwen toestand houden van een flexibele schakeling, die gekenmerkt is door ten minste één afstandhouder met vanaf een vrije buigrand daarvan zich uitstrekkende, op onderlinge afstand liggende aanligvlakken voor om de buigrand naar elkaar toegevouwen delen van een verbindingsstrook en door vasthoudmiddelen voor het langs de aanligvlakken houden van de verbindingsstrookdelen.

De minimale buigstraal wordt hierbij bepaald door de dikte van de afstandhouder.

Volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding omvatten de vasthoudmiddelen een opsluitvlak dat op een afstand die ten minste gelijk is aan de dikte van de flexibele schakeling, van het corresponderende aanligvlak van de afstandhouder verloopt.

Wanneer ook de buigradius van de tweede vouw van de flexibele schakeling niet te klein mag zijn, wordt volgens een uitwerking van de uitvinding een opsluitvlak gevormd door een aanligvlak van een zich evenwijdig aan de eerste afstandhouder uitstrekkende tweede afstandhou-der voor de vouw van de deelhoofdstrook of zijstrook, waarbij het van de eerste afstandhouder afgekeerde aanligvlak van de tweede afstandhouder is voorzien van vasthoudmiddelen voor het langs dit aanligvlak verlopende deel van de flexibele schakeling.

Volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding worden deze vasthoudmiddelen gevormd door L-vormige vasthoudelementen, waarvan de ene benen zich vanaf het van de eerste afstandhouder afgekeerde aanligvlak van de tweede afstandhouder in hoofdzaak loodrecht daarop en op de buigrand van de tweede afstandhouder en op een afstand van ten minste de breedte van de tussen de ene benen te plaatsen flexibele schakeling uitstrekken en waarvan de tweede benen met de vrije uiteinden naar elkaar toe wijzen, waarbij de afstand tussen de tweede benen en het betreffende aanligvlak van de tweede afstandhouder ten minste gelijk is aan de dikte van de flexibele schakeling.

Bij voorkeur zijn de vrije uiteinden van de tweede benen van de vasthoudelementen zodanig af geschuind, dat de afstand tussen de naar elkaar toegekeerde kopzijden daarvan in de richting van de buigrand van de tweede afstandhouder toeneemt.

Voorts zijn de buigranden van de afstandhouders bij voorkeur afgerond.

Verdere uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn omschreven in de volgconclusies.

De uitvinding zal hierna nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen. In de tekeningen tonen:

Fig. 1 een uitvoeringsvorm van een flexibele schakeling volgens de uitvinding;

Fig. 2 de lay-out van de flexibele schakeling volgens fig. 1 in de niet gevouwen toestand;

Fig. 3 een andere uitvoeringsvorm van de flexibele schakeling volgens de uitvinding;

Fig. 4 de lay-out van de in fig. 3 getoonde flexibele schakeling in de niet gevouwen toestand;

Fig. 5 een uitvoeringsvorm van een vasthoudinrichting of -klem met de daarin aan te brengen gevouwen flexibele schakeling volgens de uitvinding;

Fig. 6 een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding van een op een flexibele schakeling aangebrachte vasthoudklem; en

Fig. 7 een vasthoudklem volgens fig. 6, waarbij duidelijkheidshalve een gedeelte is weggebroken.

De in fig. 1 getoonde flexibele schakeling bestaat uit twee deelhoofdstroken 1, 2 die verbonden zijn door een hoofdverbindingsstrook 8. De hoofdverbindingsstrook 8 is dubbelgevouwen, terwijl de deelhoofd-strook 2 zodanig is gebogen, dat deze in het verlengde komt te liggen van de deelhoofdstrook 1. De deelhoofdstrook 1 is voorzien van zij- of aftakstroken 4, 6 die met de deelhoofdstrook 1 zijn verbonden door middel van de zijverbindingsstroken 10. Hetzelfde geldt voor de deelhoofdstrook 2 en de daarbij behorende zijstrook 5· De vrije uiteinden van de deelhoofdstroken 1 en 2 en de zijstroken 4, 5. 6 zijn voorzien van dwarsstroken voor aansluitdoeleinden.

In fig. 2 is de lay-out van de flexibele schakeling volgens fig. 1 weergegeven in de nog niet gevouwen toestand. De overeenkomstige onderdelen zijn van dezelfde verwijzingsnummers voorzien. Zoals uit fig. 2 blijkt, kan de flexibele schakeling volgens fig. 1 met een minimum verbruik aan materiaal worden geproduceerd en na het uitsnijden van de deelhoofdstroken 1, 2, de zijstroken 4, 5« 6 en de daarbij behorende verbindingsstroken kan door vouwen de flexibele schakeling volgens fig.

1 worden voortgebracht, waarbij de benodigde lengte van de hoofdstrook van de flexibele schakeling kan worden verkregen.

Opgemerkt wordt dat de zijstroken 4, 5> 6 nog niet in de gewenste richting zijn gebogen.

In de fig. 3 en 4 is een flexibele schakeling getoond, die om de gewenste lengte van de hoofdstrook te verkrijgen, bestaat uit drie deelhoofdstroken 1, 2 en 3 die onderling zijn verbonden door de hoofd-verbindingsstroken 8 respectievelijk 9· De hoofdverbindingsstroken en de deelhoofdstroken zijn op dezelfde wijze gebogen als bij de flexibele schakeling volgens de fig. 1 en 2. De deelhoofdstrook 1 is met de zijstroken 4, 5 en 6 verbonden door middel van de zijverbindingsstroken 10. De zijstrook 7 is door middel van de zijverbindingsstrook 10 met de deelhoofdstrook 2 verbonden ter plaatse van hoofdverbindingsstrook (9) van de deelhoofdstroken 2 en 3· De zijstroken 4, 5 en 6 zijn na het vouwen van de daarbij behorende zijverbindingsstroken 10 in dwarsrich-ting van de deelhoofdstrook 1 gebogen. Uit fig. 4 blijkt het minimale verbruik van het basismateriaal.

Het is echter uitermate belangrijk dat de beschreven vouwen in de flexibele schakeling met gecontroleerde buigradii gebeuren, omdat anders het gevaar op breken van de geëtste koperen banen te groot is. Een bij voorkeur toe te passen uitvoeringsvorm van een vasthoudklem of -clip die aan de genoemde eis voldoet is in de fig. 5 t/m 7 getoond. In fig. 5 is een gedeelte van de flexibele schakeling getoond, die bestaat uit de deelhoofdstroken 1 en 2 en de hoofdverbindingsstrook 8, die in een vorm zijn gebogen, die geschikt is voor het inbrengen in de clip 11. De flexibele schakeling wordt volgens de pijl in fig. 5 in de clip ingébracht. In fig. 6 is de flexibele schakeling in de in de clip 11 ingebrachte toestand getoond. Fig. 7 toont deze toestand op vergrote schaal, waarbij duidelijkheidshalve een gedeelte van de clip is weggenomen.

De clip 11 bestaat uit een afstandhouder 12 met een vrije buigrand 13 waaromheen het vouwgedeelte van de hoofdverbindingsstrook aanligt, terwijl de twee vouwvlakken daarvan aanliggen tegen de zijvlakken van de afstandhouder 12. De dikte van de afstandhouder 12, in het bijzonder nabij de buigrand 13 bepaalt de buigradius van de genoemde vouw, zodat door het kiezen van deze dikte een minimum buigstraal is gewaarborgd.

Bij voorkeur is de buigrand 13 afgerond. Door de afronding is de kans op beschadiging van de koperen banen tot het minimum gereduceerd.

De gevouwen flexibele schakeling wordt in de in de clip geschoven toestand gehouden door de opsluitvlakken die worden gevormd door de wand 14 van een zijplaat en een tweede afstandhouder 15. De gebogen delen van de flexibele schakeling passen in de ruimten begrensd door de wand l4 en de eerste afstandhouder 12 respectievelijk de eerste afstandhouder 12 en de tweede afstandhouder 15. De buigrand 16 van de tweede afstandhouder 15 is eveneens afgerond om beschadiging van de koperen banen te vermijden.

De tweede afstandhouder 15 is voorzien van vasthoudmiddelen voor het aanliggend tegen het buitenvlak van de tweede afstandhouder 15 vasthouden van de deelhoofdstrook 2 van de flexibele schakeling. Deze vasthoudmiddelen worden gevormd door vasthoudelementen 17, 18 respectievelijk 19, 20. De ene benen 17, 19 van de L-vormige vasthoudelementen strekken zich loodrecht op het buitenvlak van de tweede afstandhouder 15 naar buiten uit. De afstand tussen deze benen van de vasthoudelementen is ten minste gelijk aan de breedte van het tussen de benen te plaatsen gedeelte van de flexibele schakeling. Dit deel van de flexibele schakeling wordt op de plaats gehouden door de tweede benen 18, 20 van de vasthoudelementen. Het is duidelijk dat het tegen de tweede afstandhouder 16 aangebrachte deel van de flexibele schakeling wat de dikte betreft past in de ruimte begrensd door het buitenvlak van de tweede afstandhouder 15 en de binnenzijde van de tweede benen 18, 20. Deze benen 18, 20 zijn aan de naar elkaar toegekeerde kopzijden afgeschuind, waarbij de afstand tussen de betreffende kopzijden in de richting van de buigrand 16 van de tweede afstandhouder 15 toeneemt. Dit vergemakkelijkt het plaatsen van het gedeelte van de deelhoofdstrook 2 tegen de tweede afstandhouder 15. Bij voorkeur zijn de genoemde kopzijden afgerond.

In deze uitvoeringsvorm van de vasthoudklip staat de buigrand 16 van de tweede afstandhouder 15 loodrecht op de buigrand 13 van de eerste afstandhouder 12. Indien de strook 2 van de flexibele schakeling dwars op de strook 1 daarvan moet worden gericht, kan de buigrand 16 onder een hoek van bijvoorbeeld 45° ten opzichte van buigrand 13 verlopen. Hierbij moeten de vasthoudelementen 17, 18 en 19, 20 een andere plaats hebben en moeten de ene benen 17, 19 van de vasthoudelementen loodrecht op de buigrand 16 verlopen. De vorm van de tweede afstandhouder zou dan van de rechthoekige vorm afwijken. Het is duidelijk dat ook andere vormen van vasthoudelementen mogelijk zijn.

De eerste en tweede afstandhouders 12, 15 zijn met elkaar verbonden door middel van een eerste verbindingselement 21 of vormen daar een geheel mee. Bij de getoonde uitvoeringsvorm vormt het verbindingselement 21 een geheel met de zijplaat 14. Voorts is een tweede verbindingselement 22 aanwezig, dat bij deze uitvoeringsvorm een geheel vormt met de eerste en tweede afstandhouder 12, 15 en het zij-element 14. Door deze configuratie wordt de flexibele schakeling goed in de gevouwen toestand gefixeerd.

Op afstand van de buigrand 13 van de eerste afstandhouder 12 is een verbindingsbalk 23 aanwezig, die de zijplaat of zijelelement 14 met de tweede afstandhouder 15 verbindt. Het is duidelijk dat de afstand tussen de binnenzijde van deze verbindingsbalk 23 en de buigrand 13 van de eerste afstandhouder groot genoeg is voor het inbrengen van de vouw in de flexibele schakeling 1, 2.

De buigrand 13 van de eerste afstandhouder 12 is voorzien van een verhoging 2k die zich voorbij de buigrand uitstrekt. Deze verhoging heeft de functie, dat de om de buigrand 13 liggende vouw van de flexibele schakeling 1, 2 niet gemakkelijk,uit de vasthoudclip 11 kan glijden.

Een soortgelijke functie heeft het element 25 dat ervoor zorgt dat de over de buigrand 16 van de tweede afstandhouder 15 gelegde vouw op de plaats wordt gehouden. Dit element 25 ontstaat, doordat de buigrand 16 van de afstandhouder 15 op afstand ligt van het invoervlak van de vasthoudklip 11. De lengte tussen het element 25 en het verbindingselement 21 is uiteraard gelijk aan of groter dan de breedte van de strook 2 van de flexibele schakeling.

Bij voorkeur is de vasthoudclip vervaardigd uit isolerend materiaal, zodat kortsluitingen tussen koperen banen zijn uitgesloten.

Uit de fig. 5» 6 en 7 blijkt duidelijk dat de clip gemakkelijk over de voorgebogen folie kan worden geschoven en deze automatisch vergrendelt.

Claims

1. Flexibele schakeling omvattende een flexibele folie en een daarop aangebrachte schakeling, welke folie uit een hoofdstrook en ten minste één zijstrook bestaat, met het kenmerk, dat de hoofdstrook door vouwen is gevormd uit ten minste twee naast en op afstand van elkaar verlopende deelhoofdstroken (1, 2) die aan de aan elkaar grenzende einden onderling zijn verbonden door een hoofdverbindingsstrook (8), waarbij de hoofdverbindingsstrook is dubbelgevouwen en een deelhoofd-strook is gevouwen tot in het verlengde van de andere.

2. Flexibele schakeling volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de zijstrook door vouwen is gevormd uit een naast en op afstand van de daarbij behorende deelhoofdstrook verlopende zijstrook (4, 5» 6 of 7) die aan één einde van een zijverbindingsstrook (10) met de deelhoofdstrook (1, 2, 3) is verbonden, waarbij de zijverbindingsstrook is dubbelgevouwen en de zijstrook is gevouwen tot dwars op de daarbij behorende deelhoofdstrook.

3. Inrichting voor het in een gevouwen toestand houden van een flexibele schakeling volgens conclusie 1 of 2, gekenmerkt door ten minste één afstandhouder (12) met vanaf een vrije buigrand (13) daarvan zich uitstrekkende op onderlinge afstand liggende aanligvlakken voor om de buigrand naar elkaar toegevouwen delen van een verbindingsstrook (8, 9, 10) en vasthoudmiddelen voor het langs de aanligvlakken houden van de verbindingsstrookdelen.

4. Inrichting volgens conclusie 3. met het kenmerk, dat de vasthoudmiddelen een opsluitvlak (14, 15) omvatten, dat op een afstand die ten minste gelijk is aan de dikte van de flexibele schakeling, van het corresponderende aanligvlak van de afstandhouder (12) verloopt.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat een opsluitvlak wordt gevormd door een aanligvlak van een zich evenwijdig aan de eerste afstandhouder (12) uitstrekkende tweede afstandhouder (15) voor de vouw van de deelhoofdstrook of zijstrook, waarbij het van de eerste afstandhouder (12) afgekeerde aanligvlak van de tweede afstandhouder (15) is voorzien van vasthoudmiddelen (17. 18, 19. 20) voor het langs dit aanligvlak verlopende deel van de flexibele schakeling.

6. Inrichting volgens conclusie 5. met het kenmerk, dat de vasthoudmiddelen worden gevormd door L-vormige vasthoudelementen (17, 18, 19, 20), waarvan de ene benen (17, 19) zich vanaf het van de eerste afstandhouder (12) afgekeerde aanligvlak van de tweede afstandhouder (15) in hoofdzaak loodrecht daarop en op de buigrand (16) van de tweede af standhouder (15) en op een afstand van ten minste de breedte van de tussen de ene benen te plaatsen flexibele schakeling uitstrekken en waarvan de tweede benen (18, 20) met de vrije uiteinden naar elkaar toe wijzen, waarbij de afstand tussen de tweede benen en het betreffende aanligvlak van de tweede afstandhouder (15) ten minste gelijk is aan de dikte van de flexibele schakeling.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de vrije uiteinden van de tweede benen (18, 20) van de vasthoudelementen zodanig zijn afgeschuind, dat de afstand tussen de naar elkaar toegekeerde kopzijden daarvan in de richting van de buigrand (16) van de tweede afstandhouder (15) toeneemt.

8. Inrichting volgens een van de conclusies 3“7 met het kenmerk, dat de buigranden (13, 16) van de afstandhouders (12, 15) zijn afgerond.

9. Inrichting volgens een van de conclusies 5“8» met het kenmerk, dat de eerste en tweede afstandhouders (12, 15) met elkaar zijn verbonden door middel van een eerste verbindingselement (21) dat zich evenwijdig aan de buigrand (13) van de eerste afstandhouder (12) uitstrekt.

10. Inrichting volgens een van de conclusies 1-9. met het kenmerk, dat de eerste en tweede afstandhouders (12, 15) met elkaar zijn verbonden door middel van een tweede verbindingselement (22) dat zich loodrecht op de buigrand (13) van de eerste afstandhouder (12) uitstrekt.

11. Inrichting volgens een van de conclusies 5“10, met het kenmerk, dat de buigrand (16) van de tweede afstandhouder (15) onder een hoek staat ten opzichte van die van de eerste afstandhouder (12).

12. Inrichting volgens een van de conclusies 5“H. met het kenmerk, dat tegenover de van de tweede afstandhouder (15) afgekeerde zijde van de eerste afstandhouder (12) op afstand daarvan een zich loodrecht op het eerste verbindingselement (21) verlopende en daarmee verbonden zijplaat (14) aanwezig is, die met de tweede afstandhouder (15) is verbonden door een verbindingsbalk (23). die zich vanaf de evenwijdig aan en op afstand van het eerste verbindingselement (21) verlopende rand van de zijplaat (14) op afstand van de buigrand (13) van de eerste afstandhouder uitstrekt.

13. Inrichting volgens een van de conclusies 3~12, met het kenmerk, dat de buigrand (13) van de eerste afstandhouder (12) aan de invoerzijde van de inrichting een verhoging (24) bezit.

14. Inrichting volgens een van de conclusies 5~13. met het kenmerk, dat de buigrand (16) van de tweede afstandhouder (15) op afstand ligt van het invoervlak van de flexibele schakeling over een lengte die gelijk is aan of groter is dan de breedte van het daaromheem te buigen flexibele schakelingsdeel.

15. Inrichting volgens een van de conclusies 3-15» met het kenmerk, dat deze uit isolerend materiaal bestaat.