NL9000991A - Tweepunts grendelmechanisme voor een patioschuifdeur. - Google Patents

Description

TWEEPUNTS GRENDELMECHANISME VOOR EEN PATIOSCHUIFDEUR

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op patios chuif deur en, en meer in het bijzonder op een grendelmechanisme daarvoor.

Patiodeuren met een vast paneel en een schuifdeur om de woning te betreden en te verlaten zijn natuurlijk algemeen bekend. Het is gewenst dat dergelijke deuren zo veel mogelijk glas hebben om het open gevoel aan de woning te verschaffen.

Gewoonlijk zijn dergelijke deuren voorzien van een eenvoudig grendelmechanisme dat een vinger omvat die achter een brugstuk van het kozijn grijpt als de deur vergrendeld is. Hoewel dergelijke grendels enige veiligheid verschaffen, kunnen deze relatief gemakkelijk door een inbreker worden geopend door eenvoudig in de grendelkast te boren en de vinger vrij van het brugstuk te bewegen.

Verder is, wanneer dergelijke deuren zijn gesloten zonder te zijn vergrendeld, vaak niet gemakkelijk te zien of de deuren volledig zijn gesloten, of wanneer deze zijn dichtgeslagen, kunnen deze iets terugspringen en een open ruimte laten. In elk geval dient de deur niet als een goede afdichting tegen warmte-(of airconditioning) verliezen, en werkt verder niet als een afsluiting tegen het in de woning dringen van vuil, water en insecten. In sommige gevallen kan de deur onbedoeld voldoende open staan, zodat de grendelvinger het brugstuk zal missen, terwijl het er op lijkt dat deze is vergrendeld, waardoor een foutieve indruk van de veiligheid wordt verkregen.

Een andere patiodeurconstructie is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 4362328. Deze constructie verschaft een veilige vergrendeling voor patiodeuren, maar voorkomt niet de problemen die zich voor kunnen doen wanneer de deur met opzet niet is vergrendeld, namelijk de aanwezigheid van onbedoelde ruimten wanneer de deur wordt gesloten, waardoorheen warmte en airconditioning verdwijnt waardoor vuil, water en insecten de woning kunnen binnenkomen.

De onderhavige uitvinding is gericht op het ophef- fen van één of meer van de bovengenoemde problemen.

Volgens de onderhavige uitvinding is een grendelme-chanisme verschaft voor een patiodeur met een dun rechthoekig frame dat een ruit omgeeft en zodanig schuifbaar is in een kozijn dat een verticale framezijde aan het kozijn grenst wanneer de deur gesloten is. Een paar op verticale afstand liggende brugstukken is op het kozijn bevestigd en kan samenwerken met een paar op verticale afstand op het deurframe aangebrachte grendels die naar een open stand zijn belast en door de brugstukken naar een vergrendelstand worden bewogen wanneer de deur wordt gesloten. Pallen zetten de grendels in de vergrendelstand vast en de deurhandgrepen worden in gebruik met de pallen verbonden om de grendels naar hun open stand te bewegen wanneer de deur met een handgreep wordt geopend.

Bij voorkeur laten de deurhandgrepen een kleine beweging toe wanneer deze wordt gebruikt om de deur te openen en maakt die beweging van de handgreep de grendels los.

De handgrepen kunnen met de pallen zijn verbonden door een paar koppelstangen die zich in tegenovergestelde richtingen van de handgrepen naar de grendels uitstrekken. De beweging van een handgreep beweegt de stangen in de lengte om de pallen buiten samenwerking met de grendels te brengen.

De verbinding tussen de handgrepen en de koppelstangen kan bestaan uit hefbomen. Die hefbomen werken samen met de handgrepen om in responsie op een kleine beweging van een handgreep te draaien, en om de koppelstangen in de lengte te belasten in responsie op het draaien van de hefbomen.

Een nokrondsel kan bewegen tussen een ontgrendel-stand, die vrij is van de koppels tan gen, en een grendelstand door een verhoogd nokoppervlak dat beweging in de lengte van de koppel-stangen voorkomt. Een schuivende heugelbediening werkt zsamen met het nokrondsel en is van af de binnenzijde van de deur bedienbaar om het nokrondsel tussen zijn vergrendelde en ontgrendelde standen te bewegen.

De onderhavige uitvinding verschaft een stevig grendelen tegen hardhanding door de patiodeur binnenkomen.

De onderhavige uitvinding waarborgt ook dat de pa-tiodeur automatisch zal worden vergrendeld wanneer deze wordt gesloten en kan toch gemakkelijk worden bediend om de deur te openen, zelfs wanneer de gebruiker in een noodgeval in paniek is.

De onderhavige uitvinding kan verder gemakkelijk in een verscheidenheid aan patiodeuren worden geïnstalleerd zonder de raamruimte in de deur aanzienlijk te verminderen.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening waarin bij wijze van voorbeeld een uitvoeringsvorm van een mechanisme volgens de uitvinding is weergegeven. In de tekening toont:

Fig. 1 een perspectievisch aanzicht van een patio- deur, fig. 2 een dwarsdoorsnede van de bovenste grendel en het brugstuk in de open stand, fig. 3 een dwarsdoorsnede zoals fig. 2, maar met de deur in zijn sluitstand, fig. 4 een uit elkaar getrokken aanzicht van de handgreep en het bedieningsmechanisme, fig. 5 in perspectief de samenwerking van de handgreep, de hefbomen en de koppelstangen van het bedieningsmechanisme, fig. 6 een bovenaanzicht van het bedieningsmechanisme in de ontgrendelde stand, fig. 7 een aanzicht zoals fig. 6, maar in de vergrendelde stand, en fig. 8 een gedeeltelijk aanzicht van de verbinding tussen de koppelstang en de grendelpal.

Een patioschuifpui 10 bestaat uit een in een woning aan te brengen kozijn 12, met een vast paneel 16, en een schuifdeur 18. Het paneel 16 en de deur 18 hebben een relatief dun frame 20 dat een transparante ruit 22 omgeeft. Een buitenhandgreep 24 is op de buitenzijde van de schuifdeur 18 aangebracht en een binnenhand-greep 26 (zie de figuren 4-7) op de binnenzijde.

Aan de zijde van het kozijn 12 waaraan de schuif- deur 18 grenst wanneer deze is gesloten, zijn twee brugstukken 30 bevestigd, één bij de bodem van het kozijn 12 en de andere bij de top. Deze brugstukken 30 bestaan in de figuren 2 en 3 uit een U-vormige steun 32 met een diens benen verbindende stang 34.

Een grendelmechanisme 36 is aangebracht langs de zijde van het deurframe 20 die bij gesloten deur 18 aan het kozijn 12 grenst. Het grendelmechanisme 36 is in de lengte aangebracht en neemt weinig ruimte langs het deurframe 20 in, zodat de ruit 22 een maximale afmeting kan hebben, zoals dat bij schuifpuien zeer belangrijk wordt gevonden.

Het grendelmechanisme 36 kan zijn opgenomen in een inham van een deurframe, doch ook ter beschikking staan in een smalle, vooraf samengestelde kast die gewoon aan de zijde van het deurframe 20 is bevestigd.

Het grendelen zal nu worden toegelicht aan de hand van het bovenste brugstuk 30 van de figuren 2 en 3. Het onderste brugstuk zal op identieke wijze door het grendelmechanisme 36 worden gegrepen.

Een ten opzichte van de deur 18 stationaire gren-delkast 40 bevat een draaipen 42 waaromheen een grendel 44 kan draaien. De grendel 44 is haakvormig met een steel 46 en een grijper 48.

Eén einde 52 van een torsieveer 50 rust tegen de grendelkast 40 en een ander einde 54 belast de grendel 44 tegen-kloksgewijze in de figuren 2 en 3. De grendel 44 wordt belet om te-genkloksgewijze voorbij de in fig. 2 weergegeven stand te draaien door een schoudergedeelte 56 van de grendel 44 dat in aanraking komt met de grendelkast 40.

Een grendelpal 60 is draaibaar rond een draaipen 62 die aan de grendelkast 40 is bevestigd. Eén einde 66 van een torsieveer 64 rust tegen de grendelkast 40 (met een gedeelte dat loopt door een gat 68 van de kast 40) en het andere einde 70 dat tegen de grendelpal 60 rust, belast de grendelpal 60 kloksgewijze in de figuren 2 en 3. Het kloksgewijze draaien van de pal 60 wordt begrensd door de grendel 44. De pal 60 wordt in fig. 2 neerwaarts getrokken door de torsieveer 64, zoals hierna zal worden beschreven.

De grendel 44 omvat een oor 74 en de pal 60 een schouder 76 die met het oor 74 kan samenwerken om dit in zijn grijpende (grendelende) stand van fig. 3 te houden.

De werking van de grendel 44 is als volgt. Wanneer de deur 18 open is, staat de grendel 44 in de stand van fig. 2 met zijn grijpgedeelte 48 boven de stang 34 van het brugstuk. Wanneer de deur 18 wordt gesloten (door deze in fig. 2 naar rechts te bewegen) werkt de steel 46 van de grendel 44 eerst samen met de stang 34 van het brugstuk, hetgeen de grendel 44 kloksgewijs laat draaien wanneer de deur 18 verder wordt gesloten. Het draaien van de grendel 44 laat het grijpgedeelte 48 rond de stang 34 van het brugstuk grijpen totdat deze bij volledig gesloten deur 18 de stang 34 van het brugstuk vastpakt, zoals is weergegeven in fig. 3. In die stand heeft het oor 74 de schouder 76 vrijgemaakt, zodat de pal 60 ook door zijn torsieveer 64 opwaarts wordt belast naar de in fig. 3 weergegeven stand.

In de in fig. 3 weergegeven grendelstand is de grendel 44 dus in zijn grijpstand gefixeerd door het in aanraking zijn van het oor 74 en de schouder 76. De deur 18 is dus effectief vergrendeld en kan niet worden geopend voordat de grendel 44 door de pal 60 is losgemaakt op een wijze die hieronder zal worden beschreven.

Thans zal het orgaan worden beschreven om de grendels 44 te lossen om de gesloten deur 18 te kunnen openen.

In fig. 4 zijn twee kasten 80 en 82 (zie fig. 1) aan gebracht op tegenoverliggende zijden van de deur 18. Door verhoogde bussen 48 (slechts op de binnenkast 82 zichtbaar) kunnen zich passende bouten (niet weergegeven) uitstrekken, zodat de kasten 80, 82 aan tegenoverliggende zijden van het deurframe 20 kunnen worden bevestigd.

De handgrepen 24, 26 zijn met L-vormige pennen 86a-d bevestigd aan het inwendige van de respectieve kasten 80, 82, waarbij zich één been daarvan door een bus 88 op armen 90 van de handgrepen 24, 26 uitstrekt. De handgrepen 24, 26 kunnen aldus rond een verticale hartlijn draaien.

De openingen 92 van de kast, waardoorheen zich de handgreeparmen 90 uitstrekken, zijn bij voorkeur slecht iets groter dan de armen, om de draaiing van de handgrepen 24, 26 te begrenzen. Er is slechts een kleine beweging van een handgreep 24 of 26 nodig om de deur 18 te ontgrendelen. Dit geeft niet alleen een solide gevoel, maar voorkomt ook dat de persoon die de deur 18 opent, zijn hand tussen de handgreep 24 of 26 en de deur 18 zal klemmen.

Het andere been van de L-vormige pennen 86a-d steekt in bovenste hefbomen 100a-b resp. onderste hefbomen 102a-b die draaibaar zijn rond horizontale hartlijnen. De L-vormige pennen 86a-d zijn op geschikte wijze in de kasten 80 en 82 bevestigd, bijvoorbeeld door het aanbrengen van platen (niet weergegeven) over de pennen 86a-d.

Elke handgreeparm 90 bezit een oor 104 dat samenwerkt met oren 106 van de hefbomen 100a-b, 102a-b, zodat door het draaien van een handgreep 24, 26 ook zijn bijbehorende hefbomen 100a, 102a of 100b, 102b zullen draaien (fig. 5).

Elke bovenste hefboom 100a-b bezit een verplaatst oor 110a-b, en elke onderste hefboom 102a-b bezit een verplaatst oor 112a-b. De oren 110a-b van de bovenste hefbomen 100a-b werken samen met een flens 120 van een zich opwaarts uitstrekkende koppelstang 122 en de oren 112a-b van de onderste hefbomen 102a-b werken samen met een flens 124 van een zich neerwaarts uitstrekkende koppelstang 126.

De koppelstangen 122, 126 strekken zich uit naar de boven- en ondereinden van het grendelmechanisme 36 en zijn bevestigd aan de grendelpallen 60 die behoren bij elke grendel 44 (fig. 3), zodat verticale beweging van de koppelstangen 122, 126 de grendelpallen 60 rond hun pennen 62 doet draaien.

De werking van deze constructie is als volgt.

Wanneer iemand de binnenhandgreep 26 vastpakt en dan de deur 18 opentrekt (naar achteren en naar links in fig. 4), zal de handgreep 26 iets rond de verticale hartlijn draaien, waarbij de oren 104 op de handgreeparmen 90 meebewegen.

De oren 104 werken samen met de oren 106 van de bijbehorende hefbomen 100b en 102b, waarbij het verplaatste oor 110b van de bovenste hefboom 100b samenwerkt met de flens 120 om de bovenste koppelstang 122 neerwaarts te trekken, en het verplaatste oor 112b van de onderste hefboom 102b samenwerkt met de flens 124 om de onderste koppelstang 126 opwaarts te trekken.

Deze beweging van de koppelstangen 122, 126 laat de pallen 60 draaien om de grendels 44 te lossen, die dan vrij van de stang 34 kunnen draaien (naar de in fig. 2 weergegeven stand), wanneer de deur 18 open schuift.

De werking is gelijk wanneer aan de buitenhandgreep 24 wordt getrokken voor het openen van de deur 18, waarbij de koppelstangen 122, 1126 door de andere bovenste en onderste hefbomen 100a, 102a worden bewogen.

Er wordt nu verwezen naar het grendelmechanisme 36 dat ontoelaatbaar openen van de deur 18 van buitenaf voorkomt.

Een nokrondsel 130 is in de figuren 6 en 7 draaibaar aangebracht op een pen 132 van een zich dwars uitstrekkende aanbrengplaat 134. Het nokrondsel 130 bezit twee boogvormige gleuven 136 die samenwerken met twee aanslagen 138 op de aanbrengplaat 134 om het draaien van het nokrondsel 130 te begrenzen tussen een ontgrendelstand (fig. 6) en een vergrendelstand (fig. 7).

De omtrek van het nokrondsel 130 omvat nokopper-vlakken 140 op zijn top en bodem en tanden 142 op de zijden. De nokoppervlakken 140 hebben een hieronder te beschrijven variërende straal rond de draaiingshartlijn van het nokrondsel 130 (bepaald door de pen 132).

In de binnenkast 82 is een heugelbediening 150 aangebracht door een aanbrengplaat 152 aan bussen 154 op de binnenzijde van de kast 82 te bevestigen. Zoals het best in fig. 4 is weergegeven omvat de bediening 150 een knop 156 die door een opening 158 van de kast 82 in de woonruimte uitsteekt. De opening 158 is langwerpig, zodat iemand in de woning de bediening tussen vergrendel- en ontgrendelstanden op en neer kan schuiven.

Het binnenoppervlak van de bediening 150 omvat tan- den 160 die in de tanden 142 van het nokrondsel grijpen, zodat verticale beweging van de bediening 150 het nokrondsel 130 draait·

Het zal duidelijk zijn dat de tanden 160 aan slechts één zijde van de bediening 150 in de tanden 142 van het nokrondsel grijpen. Het aanbrengen van twee reeksen tanden 160 (zoals weergegeven in fig. 4) maakt de eenheid echter gemakkelijk aanpasbaar aan het gebruik bij zowel een naar links als naar rechts sluitende deur.

In de buitenkast 80 is een heugel 166 aangebracht door een soortgelijke aanbrengplaat 168 aan bussen 170 te bevestigen en deze grijpt in de andere tanden 142. De heugel 166 kan door een koppelstang worden bediend, die met een slot (niet weergegeven) is verbonden dat van buitenaf toegankelijk is, zodat een sleutel kan worden gebruikt om de heugel 166 verticaal te schuiven om het nokrondsel 130 naar zijn vergrendel- of ontgrendelstand te draaien.

Een bovenste grendelstuk 180 en een onderste gren-delstuk 182 zijn verticaal heen en weer beweegbaar aangebracht op de aanbrengplaat 134. De grendelstukken 180 en 182 bezitten gleuven 184, 186, waarin leidpennen 188, 190 zijn opgenomen. Een einde van elk grendelstuk 180 beweegt op het nokoppervlak 140 van het nokrondsel 130. Het andere einde van beide grendelstukken 180, 182 bezit een flens 192, 194 die ligt tegen respectieve koppelstangflenzen 120, 124 (fig. 4).

De werking van deze constructie is als volgt.

In de in fig. 6 weergegeven ontgrendelstand staat de heugelbediening 150 zodanig dat de grendelstukken 180, 182 rusten op dat gedeelte van het nokoppervlak 140 dat de kleinere straal heeft. Aldus kan het bovenste grendelstuk 180 naar zijn onderste stand bewegen en kan het onderste grendelstuk 182 naar zijn hoogste stand bewegen (hoewel de zwaartekracht het onderste grendelstuk 182 in hoofdzaak omlaag zal houden, behalve gedurende het openen van de deur 18). Wanneer één van de handgrepen 24, 26 vervolgens naar het openen van de deur 18 wordt getrokken, kunnen de koppelstangen 122, 126 langs hun hartlijn worden bewogen als gevolg van het draaien van de bijbehorende hefbomen 100a, 102a of 100b, 102b om aan de pallen 60 te trekken om de grendels 44 te lossen.

In de in fig. 7 weergegeven vergrendelstand staat de heugelbediening 150 echter zodanig dat de grendelstukken 180 en 182 rusten op dat gedeelte van het nokoppervlak 140, dat de grotere straal heeft (dat wil zeggen, op de grootste afstand liggen van de draaiingshartlijn van het nokrondsel 130). In deze stand worden de grendelstukken 180, 182 in hun uiterste standen gehouden (opwaarts voor het bovenste grendelstuk 180, neerwaarts voor het onderste grendelstuk 182). In deze stand grenzen de flenzen 192 en 194 van de grendelstukken 180, 182 aan de flenzen 120, 124 van de koppelstangen 122, 126 om te voorkomen dat deze langs hun hartlijnen worden bewogen door de bijbehorende hefbomen 100a-b, 102a-b. Dan zal, wanneer de deur 18 is gesloten, het aan een handgreep 24, 26 trekken de pallen 60 de klinken 44 niet lossen en zullen de grendels voorkomen dat de deur 18 wordt geopend.

De bovenbeschreven constructie verschaft een stevige grendel met solide gevoel wanneer de deur is gesloten, zodat de deur geen onbedoelde ruimte heeft wanneer deze is gesloten (hetzij als gevolg van een onbedoeld onvoldoende sluiten, of als gevolg van het iets terugspringen van de deur wanneer deze is dichtgeslagen). Aldus zal de deur zowel als een goede afsluiting tegen warmte (of airconditioning)-verliezen werken, en als een goede afsluiting om het ongewenste in de woning dringen te voorkomen van vuil, water en insecten, terwijl deze ook gemakkelijk wordt geopend indien gewenst (zelfs indien de persoon om éên of andere reden in paniek is).

De bovenbeschreven structuur verschaft verder een stevig grendelen voor de patiodeur, die niet gemakkelijk door een indringer kan worden gebroken. Deze structuur verschaft verder een geruststelleng dat de deur goed is gesloten, zodat wanneer de bewoner denkt dat hij de deur heeft vergrendeld er zeker van kan zijn dat de deur werkelijk is vergrendeld.

Claims (10)

1. Grendelmechanisme voor een patioschuifdeur (10) met een dun rechthoekig frame (20) dat een ruit (22) omgeeft, waarbij een verticale framezijde in de gesloten stand van de deur aan een verticaal gedeelte van een kozijn (12) grenst, voorzien van: tenminste één handgreep (24, 26) die op het frame (20) is aangebracht; eerste en tweede op verticale afstand van elkaar gelegen brugstukken (30) die aan het kozijn (12) zijn bevestigd; eerste en tweede op verticale afstand op het frame aangebrachte grendels (44) die beweegbaar zijn tussen een eerste stand, waarin zij vrij zijn van de brugstukken, en een tweede stand, waarin de brugstukken worden vastgegrepen bij het sluiten van de deur; organen (50) om de grendels continu naar hun eerste stand te belasten; organen (60, 64) om de grendels in hun tweede stand vast te houden; en organen om de vasthoudorganen te lossen in responsie op het met een handgreep openen van de deur, welke losorganen in de lengte langs de framezijde zijn ondergebracht.

2. Grendelmechanisme volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een orgaan is aangebracht om de losorganen tegen het lossen van de vasthoudorganen te sluiten, welk sluitorgaan van de binnenzijde van de deur bedienbaar is.

3. Grendelmechanisme volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de vasthoudorganen van alle grendels (44) zijn voorzien van: een oor (74) op de grendel (44), en tenminste één grendelpal (60) die naar de grendel is belast om met het grendeloor samen te werken als de grendel zich in zijn tweede stand bevindt.

4. Grendelmechanisme volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat organen zijn aangebracht om de tenminste ene handgreep iets te laten bewegen bij het openen van de deur; en dat het losmaakorgaan is voorzien van: een eerste koppelstang (120) die zich opwaarts uitstrekt en samenwerkt met de pal (60) die bij de eerste grendel (44) behoort, een tweede koppelstang (122) die zich neerwaarts uitstrekt en samenwerkt met de pal (60) die bij de tweede grendel behoort; en organen om de koppelstangen in de lengte te belasten om de pallen buiten samenwerking met het klinkoor te bewegen in respons op de kleine handgreepbeweging.

5. Grendelmechanisme volgens conclusie 4, eet het kenmerk, dat een orgaan is aangebracht om de koppelstangen tegen beweging in de lengte te grendelen.

6. Grendelmechanisme volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het grendelorgaan is voorzien van een nokrondsel (130) dat beweegbaar is tussen een ontgrendelstand, die vrij is van de koppelstangen (122, 124), en een vergrendelstand waarin een verhoogd nokoppervlak (140) met de koppelstangen samenwerkt om beweging in de lengte van de koppelstangen te voorkomen.

7. Grendelmechanisme volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat een schuivende heugelbediening (150) met het nokrondsel (130) samenwerkt en van de binnenzijde van de deur bedien-baar is om het nokrondsel (130) tussen de vergrendelstand en ontgrendelstand te bewegen.

8. Grendelmechanisme volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het belastingsorgaan voor de koppelstangen is voorzien van: tenminste één hefboom (100, 102) die met de handgreep samenwerkt om in responsie op een kleine beweging van de handgreep te draaien, welke hefboom verder met de koppelstang is verbonden om de koppelstang in de lengte te belasten in responsie op het draaien van de hefboom.

9. Grendelmechanisme volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat op de verticale framezijde een tweede handgreep is aangebracht/ waarbij één van de handgrepen zich op de binnenzijde van de deur bevindt en de andere op de buitenzijde/ en dat voor elke koppelstang een tweede draaibare hefboom samenwerkt met de tweede handgreep om in respons op een kleine beweging van de tweede handgreep te draaien, welke tweede hefboom verder met een koppelstang is verbonden om de koppelstang in de lengte te belasten in respons op het draaien van de tweede hefboom.

10. Grendelmechanisme zoals weergegeven in de tekening en/of besproken aan de hand daarvan.