NL9000486A - Inrichting voor het reinigen van een of meer bierleidingen. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: inrichting voor het reinigen van één of meer bierleidingen.

Als uitvinders worden genoemd: Nicolaas de Graaf teHellevoetsluis en Hendrik Frans Johan Sluyter te Rotterdam.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichtingvoor het reinigen van drank- en in het bijzonderbierleidingen, die elk bestemd zijn om enerzijds op een ineen vatsponning te steken koppelstuk te worden aangesloten,en die anderzijds naar een bijbehorende tapkraan voeren,waarbij het koppelstuk is voorzien van een aansluiting voorhet verbinden daarvan met een koolzuurhouder, ten einde hetinwendige van het vat onder koolzuurdruk te zetten, en vaneen in het vat te steken dompelbuis, die met de bijbehoren¬de leiding is of dient te worden verbonden, terwijl in dezeleiding een driewegkraan is opgenomen, die is ingericht omdeze leiding naar keuze met deze dompelbuis dan wel met eenspoelvloeistofleiding te verbinden.

Het is bekend bierleidingen op deze wijze uit te voeren, teneinde deze te kunnen doorspoelen. Dit dient in beginsel aanhet eind van een dag te geschieden, ten einde te vermijden,dat bier te lang in de leiding blijft staan. Het doorspoelenis echter omslachtig, en vereist het maken van verbindingenen/of het omleggen van driewegkranen in de nabijheid van devaten, die meestal ver van de tapkranen zijn opgesteld,terwijl voor het doorspoelen ook steeds de desbetreffendetapkranen moeten worden geopenend. Een en ander is zeeromslachtig en tijdrovend, zodat het gevaar bestaat, dat dezedagelijkse reiniging wel eens achterwege wordt gelaten. Eenverder bezwaar is, dat het niet mogelijk is leidingenafzonderlijk zonder verlies van drank te reinigen enondertussen de andere normaal te blijven gebruiken.

Voorts moeten de bierleidingen met regelmatige tussenpozengrondiger worden gereinigd. Dit geschiedt meestal doorvaklieden, die daartoe de leidingen moeten loskoppelen. Een bijkomend bezwaar daarvan is, dat deze reiniging meestal niétop het meest geschikte tijdstip kan worden uitgevoerd, daarmen afhankelijk is van de beschikbaarheid van deze vaklieden.

De uitvinding beoogt deze bezwaren te vermijden, en verschaftdaartoe een inrichting, met de in conclusie 1 genoemdekenmerken.

Hiermede kan op eenvoudige wijze een dagelijkse reiniging vande bierleidingen zonder ingrijpen van vaklieden wordenuitgevoerd.

Doordat de driewegkraan zeer nabij het koppelstuk en derhalvezeer nabij het biervat is opgesteld, is het volgens deonderhavige uitvinding mogelijk bierleidingen over althansnagenoeg de gehele lengte vanaf het biervat tot en met detapkraan zelf grondig en hygiënisch te reinigen; eenbijkomend voordeel is, dat de na het aansluiten van een nieuwvat doorgaans aanwezige luchtbel tussen het koppelstuk en detap tot verwaarloosbare proporties wordt.teruggebracht zodater dus geen gevaar voor infectie meer bestaat. Bovendienbehoeft bij de inrichting volgens de uitvinding geen hulpvan deskundigen te worden ingeroepen, terwijl het evenminnoodzakelijk is leidingen te ontkoppelen of opnieuw metelkaar te verbinden.

Voor een grondige reiniging verschaft de uitvinding eenverbetering van een inrichting volgens de aanhef vanconclusie 2 met de daarin genoemde kenmerken.

Bijzondere uitvoeringsvormen van deze inrichting zijn inconclusie 3 t/m 9 vermeld.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een koppelstuk vooreen vat, bestemd voor de inrichting volgens één of meer vande conclusies 1-9, zoals is beschreven in conclusies 10-12.

Het gebruik van een dergelijk koppelstuk heeft als belangrijkvoordeel, dat de gehele dompelbuis, met inbegrip Van hetvooruiteinde kan worden gereinigd, zonder leidingen ofkoppelstukken e.d. te ontkoppelen of met elkaar te verbinden. ...Een dergelijk koppelstuk is op zich bekend uit ΕΡ-Α-0 269 152, doch dit koppelstuk bezit een aantal nadelenBij reinigen met spoelvloeistof staat de druk daarvanrechtstreeks op het ventiel van het vat, waardoorreinigingsvloeistof in het vat kan komen en de daarin nogaanwezige drank kan verontreinigen. In het bijzonder is bierzeer gevoelig voor verontreinigingen, daar het snel eenbijsmaak krijgt en/of 'doodslaat'. Voorts komt het dikwijlsvoor, dat het ventiel van een vat, na te zijn aangeslagendoor een dompelbuis, bij verwijdering van de dompelbuis,wanneer het vat nog niet leeg is, lekt. In het koppelstukvolgens EP-A-0 269 152 wordt bovendien gebruik gemaakt vanzogenaamde libventielen, welke onderhevig zijn aan slijtage,waardoor het gevaar bestaat, dat bijvoorbeeld bier despoelvloeistofleiding binnentreedt. Deze nadelen worden doorhet koppelstuk volgens de uitvinding vermeden.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een tapkraanbestemd voor gebruik bij de inrichting volgens één of meervan de conclusies 1-12, zoals omschreven in conclusies 13 en14. Een dergelijke tap vermijdt de noodzaak van hethandmatig aansluiten van de reinigingsmiddelterugvoerleidingop de tapkraan, waardoor foutief aansluiten of eventuelelekkageproblemen worden vermeden.

Tenslotte heeft de uitvinding betrekking op eenvolgorderegelaar, zoals is omschreven in conclusie 15.

In het navolgende zal de uitvinding nader worden toegelichtaan de hand van de bijgaande tekening; hierin toont:fig. 1 een overzichtsschema van een tapinstallatie volgens deonderhavige uitvinding, fig. 2 en 3b-c desbetreffende achtereenvolgendereinigingsstappen van een werwijze voor het reinigen vandrankleidingen onder gebruikmaking van de inrichting uitfig. 1, fig. 4 een uitvoeringsvorm van het koppelstuk volgens deuitvinding, en fig. 5(a ) en (b) een uitvoeringsvorm van de in een tapkraan volgens de uitvinding als driestandenschuif toe te passenschijven.

In fig. 1 zijn met la-ld tapkranen met 23a-d afvoerenaangegeven bij vier tappunten. Deze tapkranen zijn vialeidingen, die door een koeltoestel 2 gaan, met vaten 3a, 3b,3c, respectievelijk 3d verbonden. Vlak boven deze vaten, teweten vlak boven het koppelstuk van het desbetreffende vat,bevinden zich omschakelingsmiddelen 4a, 4b, 4crespectievelijk 4d welke kunnen omschakelen om dedrankleiding 5a, 5b, 5c en 5d met het vat 3a, 3b, 3c en 3ddanwel een spoelvloeistofleiding 6a, 6b, 6c, 6d teverbinden. Met 7 is een koolzuurgascylinder aangegeven,welke met de desbetreffende koppelstukken van de vaten isverbonden om deze vaten onder druk te houden en de drank vankoolzuur te voorzien.

De uit de driewegkranen 4a, 4b, 4c en 4d aftakkendespoel vloeistof leidingen 6a, 6b, 6c., 6d zijn via eenstroomverdeler 8 verbonden met een kranenstelsel 9, 10, 11 en12, waarvan de werking bij de beschrijving van de navolgendefiguren zal worden toegelicht. Nabij kraan 12 bevindt zicheen afvoer 24.

De verwijzingscijfers 13 en 14 geven sponsvangers aan, en 26een pomp.

Genoemd kranenstelsel is verbonden met een waterleiding 15 eneen voorraadvat (buffervat) 16, waarin zich een vlotter 17 eneen straalpomp 18 bevinden. De straalpomp 18 is enerzijds metde driewegkraan 12 verbonden, en de aanzuigverbinding is viaeen driewegkraan 19 met een reinigingsmiddelvoorraadvat 20verbonden.

Het bijzondere van deze inrichting is, dat zich nabij detappunten bedieningspanelen 21a, 21b, 21c, 21d bevinden,waarmee een volgorderegelaar 22 kan worden bestuurd, welkevolgorderegelaar op zijn beurt alle driewegkranen in hetsysteem bestuurt. Voorts kunnen in de sponsvangers 13, 14tasters zijn aangebracht om de aanwezigheid van een spons te detecteren, welke tasters dan eveneens met devolgorderegelaar 22 zijn gekoppeld.

In fig. 2 en volgende zijn de achtervoegsels a t/m d van deverwijzingscijfers weggelaten, omdat de in deze figurengetoonde onderdelen steeds voor één drankleiding zijngetekend. In fig. 2 is een eerste werkingsstap getoond voorhet reinigen van drankleidingen, te weten het spoelen metwater. Hiertoe is bijvoorbeeld de tapkraan 1 via dekoelinstallatie 2 verbonden met de driewegkraan 4, welke zo isgeschakeld, dat de drankleiding 5 met de spoelvloeistof-leiding 6 is verbonden. Deze spoelvloeistofleiding 6 gaatvia de stroomverdeler 8, de driewegkranen 9 en 11 van hetkranensysteem naar de waterleiding 15. Door nu de tapkraan teopenen, wordt de gehele leiding met water gespoeld.Voorafgaande aan deze gehele bewerking heeft een gebruikernabij het desbetreffende tappunt via bedieningspaneel 21aangegeven de leiding 5 te willen spoelen. Devolgorderegelaar 22 heeft naar aanleiding van het gegevensignaal de desbetreffende kranen en de stroomverdeler op dein fig. 2 getoonde wijze ingesteld.

Bij het op deze wijze spoelen van een leiding wordt de daarinaanwezige drank door het spoelwater weggedrukt, en kan dezenagenoeg geheel worden gebruikt. Op dezelfde wijze worden ookde andere leidingen gespoeld. Tijdens het spoelen of reinigenvan één leiding kunnen de andere leidingen gewoon wordengebruikt.

Een grondige reiniging is in fig. 3 weergegeven. Dezereiniging wordt pas uitgevoerd nadat eerst volgens fig. 2 isgespoeld. Bij deze reiniging schakelt de volgorderegelaar 22eerst alle kranen zoals is getoond in fig. 3a, nadat degebruiker het uiteinde van een verbindingsleiding 25 met hetuiteinde van de tapkraan 1 heeft verbonden. Om er zorg voorte dragen, dat de leiding niet wordt gespoeld totdat hetdesbetreffende leidinguiteinde op de tapkraan is bevestigd,kan zich in de tapkraan en/of het eind van de reinigings- middelterugvoerleiding 25 een taster bevinden, die eveneensmet de volgorderegelaar 22 is gekoppeld. Het aansluitstuk vandeze reinigingsmiddelterugvoerleiding 25 zal bij voorkeur vaneen terugslagklep zijn voorzien die bij het opsteken op eentapkraan wordt gelicht.

Door middel van de pomp 26 wordt water uit het vat 16rondgepompt, waarbij tevens met behulp van straalpomp 18 uithet reinigingsmiddelvoorraadvat 20 onder tussenkomst vandriewegkraan 19 reinigingsmiddel in het voorraadvat 16 wordtgevoerd. Het voorraadvat 16 is tijdens de voorgaandebewerking en eveneens tijdens het normale gebruik van deinstallatie met water gevuld. Uit het voorraadvat 16 beweegthet water met de reinigingsvloeistof via pomp 26,driewegkraan 11 en 10 naar sponsvanger 14. De in dezesponsvanger 14 aanwezige spons wordt door de stroommeegetrokken doorreinigingsmiddelterugvoerleiding 25 via detapkraan 1, de drankleiding 5, de driewegkraan 4, despoelvloeistofleiding 6 en de stroomverdeler 8 naar desponsvanger 13. De eventueel in sponsvanger 13 aanwezigetaster geeft na ontvangst van de spons een signaal aan devolgorderegelaar 22. De reinigingsvloeistof met water beweegtvia de sponsvanger 13 door dé driewegkraan 9 en 12 terug naarhet vat 16. De kraan 19 wordt door de volgorderegelaar 22zolang open gehouden, totdat voldoende reinigingsvloeistof inhet voorraadvat 16 is gepompt.

Vervolgens schakelt de volgorderegelaar 22 de kranen in hetkranensysteem zoals is getoond in fig. 3b, om de stromings-richting door de drankleiding 5 om te keren. Door dezeomkering van de stromingsrichting wordt de in fig. 3a in desponsvanger 13 gevangen spons teruggevoerd naar desponsvanger 14 onder reiniging van de gepasseerde leidingen.De in de sponsvanger 14 aanwezige taster geeft een signaalaan de volgorderegelaar 22, wanneer de spons is gevangen.

De in fig. 3a en 3b genoemde bewerkingen kunnen een aantalmalen worden herhaald, mits wordt geëindigd met de bewerking volgens fig. 3b.

Ter afsluiting van de reinigingsbewerking dient dedrankleiding 5 nog te worden gespoeld. Daartoe worden doorvolgorderegelaar 22 de kranen zodanig ingesteld als isgetoond in fig. 3c. In deze instelling voert de pomp 26 wateruit het vat 16 onder hoge druk door de leiding via dedriewegkranen 11 en 9, de sponsvanger 13, de stroomverdeler8, de reinigingsleiding 6, de driewegkraan 4 en dedrankleiding 5 door de tapkraan 1, de reinigingsmiddel-terugvoerleiding 25, de sponsvanger 14, de driewegkranen 10en 12 naar een afvoerpunt 24. De aanwezigheid van hetvoorraadvat 16 geeft een buffervoorraad water voor dezebewerking, daar de snelheid, waarmee de pomp het water doorde leidingen stuwt, te groot is om rechtstreeks aan dewaterleiding te worden onttrokken. Door zoals is afgebeeld bij27 in fig. 1 en 3b, de rondvoerleiding vanaf de driewegkraan19 naar de straalpomp 18 in de normale stand van deze kraanmet de spoelleiding te verbinden, wordt deze pomp steeds vanreinigingsmiddel ontdaan.

Na deze reinigingsbewerking wordt kraan 4 omgeschakeld om dedrankleiding 5 opnieuw met het vat 3 te verbinden, ofwelwordt eerst een nieuw vat aangeslagen alvorens dedriewegkraan 4 wordt omgeschakeld.

Het gebruik van een inrichting volgens de uitvinding heeftals belangrijk voordeel, dat men vanaf een tappunt dedesbetreffende drankleiding kan spoelen, terwijl de anderetappunten in gebruik blijven. Tevens kan worden gereinigdzonder het vat af te koppelen en is het gevaar van zeep in dena het reinigen te tappen drank geminimaliseerd.

De volgorderegelaar is niet strikt noodzakelijk mits de doorde op de regelaar bestuurde onderdelen op een overeenkomstigewijze kunnen worden bediend. Ook zijn de tasters nietnoodzakelijk.

De gehele uitvinding kan eveneens in hoge mate wordenvereenvoudigd, door de reinigingsvloeistof niet in twee richtingen door de leidingen te voeren, doch in één richting,waarbij de vloeistofstroom wordt gepulseerd. Dit pulserenwordt bij voorkeur uitgevoerd bij een turbulente stroming vande vloeistofstroom. Hierdoor kan kranenstelsel 9 en 10worden weggelaten en kan eveneens zonder sponsjes wordengewerkt, waardoor sponsvangers 13, 14 kunnen wordenweggelaten.

In fig. 4 is een koppelstuk 28 getoond met een dompelbuis 29,welke zich in een geleidingshuls 30 bevindt, die is voorzienvan een kooldioxydetoevoer 31. Deze huls 30 is in een vatting32 gestoken, aan de onderzijde van het koppelstuk 28 bevindtzich een kraag 30', die in een vatsponning 33 van een vat 3is gestoken. Tussen de onderdelen 30 en 30' bevindt zich eenschuif 34 met een doorgaande opening 35 en een bakvormigeuitsparing 36, De doorgaande opening 35 dient om dedompelbuis 29 door te laten wanneer het vat wordtaangeslagen. De beweging 29' van de dompelbuis 29 kan met dehand of met bijvoorbeeld hydraulische middelen wordenuitgevoerd. De bakvormige uitsparing 36 dient om in de infig. 4 getoonde stand van de schuif 34 de dompelbuis met despoelvloeistofleiding 6 te verbinden. De schuif 34 is met eenaandrijfstand 38 verbonden en in een huis 37 opgenomen.

De schuif 34 kan op allerlei wijzen worden verplaatst, o.a.door een elektromotor of een hydralische zuiger met de stang38 te verbinden. Het is echter noodzakelijk, dat vóór deverplaatsing van de schuif 34, de dompelbuis tot boven deschuif 34 is teruggetrokken. Dit kan eenvoudig doorbijvoorbeeld mechanisme of elektronische vergrendelings-middelen worden gewaarborgd, zoals tasters en dergelijke,die bijv. met de volgorderegelaar zijn gekoppeld.

Schuif 34 bestaat doorgaans uit keramiek, waarbij hetvoordelig is de schuif 34 langs dichtingsoppervlakken 41 en42 uit keramiek te laten schuiven.

Met 40 is een verenpakket aangegeven, dat dient om eengelijkmatige verplaatsing van de schuif 34 te waarborgen.

Het in fig. 4 getoonde koppelstuk 28 is geschikt om zowel inde inrichting volgens de uitvinding te worden toegepast bijhet gebruik van heen en weer bewegende sponsjes, als bij hetgebruik van een pulserende reinigingsvloeistofstroom in éénrichting.

Het zal duidelijk zijn dat alle aandrijvingen en eventueletasters van het koppelstuk met de volgorderegelaar 22 kunnenzijn verbonden.

Fig. 5(a) en 5(b) tonen bovenaanzichten van schijven 43 en44, doorgaans uit keramiek, van een uitvoeringsvorm van eendriestandenschuif voor een in de inrichting volgens deuitvinding toe te passen tapkraan 1. Fig. 5(a) toont devaste schijf 43 met drankleidingtoevoeropening 45,ontluchtingsopening 46 en reinigingsmiddelterugvoerleiding-opening 47. Fig. 5(b) toont de draaischijf 44 die zich onderschijf 43 in de tapkraan 1 bevind. Deze omvat eendrankuitvoeropening 48 en een U-vormige uitsparing 49. Dezeuitsparing kan ook worden vervangen door een U-vormige buis.In de in de figuur getoonde stand van de schijven, d.w.z. bijsamenvallen van pijlen A en B, staat de drankleiding 5 inverbinding met de drankuitvoeropening 48. Door de schijf (b)te draaien, zodat pijl C met pijl A samenvalt wordt dedranktoevoeropening 45 afgesloten en komt de drankuitvoer¬opening 48 in verbinding met de ontluchtingsopening 46, zodatresten drank in de tapkraan 1 daaruit kunnen stromen. Verderkan de drankleiding 5 met de reinigingsmiddelterugvoerleiding25 in verbinding worden gesteld door schijf (b) zo tedraaien, dat pijlen A en D samenvallen. Bij voorkeur wordteerst een ontkoppelingsmechanisme in werking gesteld om detapkraan 1 in de laatste stand te kunnen draaien, om tevoorkomen, dat onverhoeds drank de reinigingsmiddelterug-voerleiding 25 instroomt.

Claims (15)

1. Inrichting voor het reinigen van drank- en in hetbijzonder bierleidingen, die elk bestemd zijn om enerzijdsmet een in een vatsponning te steken koppelstuk te wordenaangesloten, en die anderzijds naar een bijbehorende tapkraanvoeren, waarbij het koppelstuk is voorzien van eenaansluiting voor het verbinden daarvan met eenkoolzuurhouder, ten einde het inwendige van het vat onderkoolzuurdruk te zetten, en van een in het vat te stekendpmpelbuis, die met de bijbehorende leiding is of dient teworden verbonden, terwijl in deze leiding een driewegkraan isopgenomen, die is ingericht om deze leiding naar keuze· metdeze dompelbuis dan wel met een spoelvloeistofleiding teverbinden,met het kenmerk, dat ae driewegkraan (4a, 4b, 4c, 4d) met het bijbehorendekoppelstuk één geheel (28) vormt, en is voorzien van eenaandrijfmiddel, dat door middel van een bijbehorend en nabijde desbetreffende tapkraan (la, lb, lc, ld) opgesteldbedieningsonderdeel (21a, 21b, 21c, 21d) op afstand kanworden bediend, teneinde elke leiding (5a-5d) vanaf dedriewegkraan (4a-4d) en de tapkraan (la-ld) afzonderlijk tekunnen spoelen. •

2. Inrichting volgens conclusie I, verbonden of te verbindenmet een ondvoerstelsel, dat is ingericht voor het door middelvan een rondvoerpomp vanuit een voorraadhouder door één ofmeer bierleidingen rondvoeren van een reinigingsvloeistof enreinigingslichamen, en het terugvoeren van deze vloeistofnaar de voorraadhouder, en voorzien van onderdelen voor hettegenhouden van deze lichamen bij het verlaten van eenaangesloten leiding,met het kenmerk, dat de spoelvloeistofleiding (6a-6d) van de of elke driewegkraan (4a-4d) is verbonden met een stroomverdeler {8),die is ingericht om steeds een driewegkraan met de eneaansluiting van het rondvoerstelsel te verbinden, terwijl deandere aansluiting van dit stelsel is verbonden met eenterugvoerleiding, die anderzijds met de afloop van dedesbetreffende tap (la-ld) kan worden gekoppeld, welkeaansluitingen van dit stelsel elk zijn voorzien van een opafstand te bedienen omkeerkranensamenstel, dat is ingerichtom de reinigingsmiddelstroom afwisselend in de ene en deandere zin rond te voeren, waarbij de tegenhoudonderdelen(13, 14) in de verbinding en tussen de verdeler (8) en hetomkeer-samenstel zijn opgenomen, een en ander zodanig, datelke leiding (5a-5d) afzonderlijk kan worden gereinigd.

3. Inrichting volgens conclusie 2,met het kenmerk, dat de spoelvloeistofleiding (6a-6d) door tussenkomst van eenafsluiter zodanig met het omkeersamenstel is verbonden, datin de stand van dit samenstel, waarin de reinigingsvloeistofnaar een tapkraan (la-ld) wordt gevoerd, bij opening van dezeafsluiter de spoelvloeistoftoevoer met de verdeler (8) wordtverbonden, terwijl de verbinding met de voorraadhouder (16)wordt onderbroken.

4. Inrichting volgens conclusie 3,met het kenmerk, dat in de terugvoerverbinding tussen het omkeersamenstel ende voorraadhouder (16) een op afstand te bedienendriewegkraan (12) is opgenomen, waarmede naar keuze dezeverbinding met de voorraadhouder (16) dan wel eenspoelvloeistofafvoer (24) kan worden verbonden.

5. Inrichting volgens conclusies 2-4,met het kenmerk, dat de voorraadhouder (16) door middel van een op afstand te bedienen afsluiter (19) is verbonden met een houder voorreinigingsmiddel (20), wélke afsluiter (19) is ingericht omeen bepaalde hoeveelheid reinigingsmiddel aan de vloeistoftoe te voegen.

6. Inrichting volgens conclusie 5,met het kenmerk, dat de afsluiter (19) voor het reinigingsmiddel is verbondenmet de zuigzijde van een straalpomp (18), die in de rondvoer-leiding is opgenomen.

7. Inrichting volgens conclusie 6,met het kenmerk, dat de afsluiter (19) een driewegkraan is, die in de normalestand de zuigzijde van de pomp met de rondvoerleidingverbindt.

8. Inrichting volgens een van de conclusies 2-4,met het kenmerk, dat de aansluiting van de reinigingsmiddelterugvoerleiding(25) op een tapkraan (la-ld) en elke tapkraan is voorzien vantasters, die zodanig met het aandrijfmiddel van de verdeler(8) zijn gekoppeld, dat het rondvoerstelsel alleen dan inwerking kan komen, wanneer deze aansluiting op de met de .stand van de verdeler (8) overeenkomende tapkraan (la-ld) isgeplaatst.

9. Inrichting volgens een van de conclusies 2-8,met het kenmerk, dat de tegenhoudonderdelen (13, 14) voor de reinigingslichamen zijn voorzien van tasters, die zodanig methet aandrijfmiddel voor het omkeersamenstel zijn gekoppeld,dat dit pas kan worden omgeschakeld, wanneer deze lichamen inhet met de voor het omschakelen gewenste tegenhoudonderdeel(13, 14) zijn aangekomen.

10. Koppelstuk voor een vat, bestemd voor de inrichtingvolgens een of meer van de conclusies 1-9, omvattende een ophet spongat van een vat te plaatsen koppeling, een coaxiaaldaarin verschuifbare dompelbuis, en aansluitingen voordrank-, kooldioxide- en spoelvloeistofleidingen,gekenmerkt door een dwars op de langsas van de dompelbuis (29) gerichte schuif(34) met twee standen, die in de ene stand dedompelbuisverschuiving toelaat, en in de andere stand bijteruggetrokken dompelbuis (29) onder afsluting van dedoorgang naar het vat (3a-3d) een verbinding tussen despoelvloeistofleiding (6) en de drankleiding (5a-5d) langsde kop van de dompelbuis (29) vormt.

11. Koppelstuk volgens conclusie 10,met het kenmerk, dat de schuif (34) een vlakke bakschuif met geringe hoogteis.

12. Koppelstuk volgens conclusie 11,met het kenmerk, dat de schuif (34) op elkaar geklemde schijven (34,41,42)uit roestvrij staal en/of keramiek omvat.

13. Tapkraan bestemd voor gebruik bij de inrichting volgenseen of meer van de voorgaande conclusies, tenminsteomvattende een tapopening, een drankleidingaansluiting endesgewenst een ontluchtingsopening, met het kenmerk, dat deze is uitgevoer als een driestandenschuif, waarin in deeerste stand een verbinding met de drankleiding (5a—5d) en detapopening(48) wordt gevormd, in de tweede stand deverbindingen zijn afgesloten en de tapopening (48) met eenontluchtingsopening (46) is verbonden, en in de derde standde drankleiding (5a-5d) met de reinigingsmiddelterugvoer- leiding (25) in verbinding staat.

14. Dranktap volgens conclusie 13,met het kenmerk, dat de schuif is uitgevoerd als een vlakke draaischuif.

15. Inrichting volgens een van de conclusies 2-14,met het kenmerk, dat de op afstand te bedienen afsluit- en/of omschakel-onderdelen, tasters e.d. met een volgorderegelaar (22) zijngekoppeld.