NL8902453A - Werkwijze voor het tussen twee voor mobiele diensten ingerichte schakelcentrales overdragen van de behandeling van een actieve verbinding met een mobiele terminal. - Google Patents

Description

Titel: Werkwijze voor het tussen twee voor mobiele diensten ingerichte schakelcentrales overdragen van de behandeling van een actieve verbinding met een mobiele terminal.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het tussen twee voor mobiele diensten ingerichte schakelcentrales overdragen van de behandeling van een actieve verbinding met een mobiele terminal in een voor mobiele communicatie ingericht telecommunicatiesysteem omvattende ten minste een mobiele terminal, een aantal voor communicatie via een radio-pad met de mobiele terminal ingerichte basisstations, met elk een werkgebied met een beperkt bereik, ten minste twee voor mobiele diensten ingerichte schakelcentrales, die elk kunnen samenwerken met een eigen groep uit het aantal basisstations, en een voor vaste telecommunicatie ingerichte centrale, die kan samenwerken met de schakelcentrales, waarbij voor het overdragen van de behandeling van een actieve verbinding met de mobiele terminal, die behandeld wordt door een eerste schakelcentrale die in verbinding staat met de voor vaste telecommunicatie ingerichte centrale, naar een bij de andere schakelcentrale behorend basisstation, een verbinding tot stand wordt gebracht tussen de eerste schakelcentrale en de andere schakelcentrale en een verbinding tussen die andere schakelcentrale en het daarbij behorende basisstation, welk basisstation een radiokanaal reserveert voor de mobiele terminal, waarna de communicatie met de mobiele terminal door dit basisstation wordt overgenomen.

Een dergelijke werkwijze is beter bekend onder de naam "handover procedure", welke naam dan ook in het hiernavolgende gebruikt zal worden. Een handover procedure dient ertoe de behandeling van een actieve verbinding met een mobiele terminal, bijv. een autotelefoon, van de ene schakelcentrale naar een volgende schakelcentrale over te dragen, hetgeen noodzakelijk is omdat elk van de bij iedere schakelcentrale behorende basisstations en dus ook iedere schakelcentraleschakelcentrale slechts een werkgebied met een beperkt bereik heeft. Met de term "actieve verbinding" wordt in het hiernavolgende de in vakkringen meer gebruikelijke term "call" bedoeld, waarbij een "call" de oproep, het gesprek en de afhandeling daarvan omvat, waarbij een gesprek zowel data als spraak kan betreffen.

Voor het toekomstige pan-Europese digitale mobiele telecommunicatiesysteem, het zgn GSM (Group Special Mobile), is reeds een handover procedure gedefinieerd. Het verloop van deze handover procedure is in het algemeen beschreven in "NetWork Aspects of the RACE Mobile Telecommunications System" door M. Meijer, gepresenteerd op de "Annual Conference of RACE project 1043, Cambridge, 23 -25 January 1989. Zeer gedetailleerd is deze handover procedure beschreven in GSM rapport GSM 03.09 - version 3.0.0 dd. 15 februari 1988.

Zoals uit het hiernavolgende zal blijken heeft de voor GSM voorgestelde handover procedure, naast een aantal aantrekkelijke aspecten, als groot bezwaar dat de schakelcentrale via welke een actieve verbinding is geïnitieerd gedurende de volledige duur van de verbinding opgenomen blijft in het communicatiepad naar de mobiele terminal, ook wanneer deze zich verplaatst naar het werkgebied van een basisstation dat behoort bij een andere schakelcentrale. Met de schakelcentrale via welke de verbinding is geïnitieerd, wordt de centrale bedoeld die de zgn. call control bevat. Deze call control betreft niet alleen het opbouwen, onderhouden en afbreken van een verbinding, maar kan ook extra diensten omvatten, zoals een wachtstand voor gesprekken indien de opgeroepen terminal bezet is of ook een terugbel service. Bij de handover procedure volgens GSM bestaat derhalve de mogelijkheid dat gedurende een groot deel van de duur van een verbinding twee schakelcentrales betrokken zijn bij het onderhouden daarvan. Dit heeft als bezwaar dat geen optimaal efficiënt gebruik wordt gemaakt van de in het mobiele telecommunicatiesysteem beschikbare eenheden. Dit bezwaar weegt nog zwaarder als in aanmerking genomen wordt, dat naar verwachting de tijdsduur van actieve verbindingen in de toekomst alleen maar zal toenemen en dus ook de duur van het gelijktijdig bij een actieve verbinding betrokken zijn van twee schakelcentrales. Een ander bezwaar is, dat de het eerst bij een actieve verbinding betrokken schakelcentrale gedurende de gehele tijd dat de verbinding actief is de tarifering verzorgt, Hierdoor is het niet mogelijk de tarifering aan te passen wanneer de mobiele terminal zich ondertussen over een grote afstand naar een gebied met een andere tariefstelling verplaatst.

De uitvinding beoogt te voorzien in een handover procedure die de belangrijkste voordelen van de voor GSM gedefinieerde handover procedure bezit, maar die het bovenstaand beschreven bezwaar niet kent en waarbij dus na het voltooien van de handover procedure steeds nog maar een enkele schakelcentrale in het communicatiepad naar de mobiele terminal is opgenomen. Volledigheidshalve wordt hierbij nog opgemerkt, dat alhoewel de uitvinding beoogt te voorzien in een werkwijze die met voordeel kan worden toegepast bij GSM, de toepassing niet tot GSM beperkt behoeft te zijn, maar ook mogelijk is bij andere mobiele telecommunicatiesystemen..

De uitvinding voorziet hiertoe in een werkwijze van voornoemde soort, waarbij tevens een verbinding tot stand wordt gebracht tussen de voor vaste telecommunicatie ingerichte centrale en de andere schakelcentrale en waarbij, nadat de verbinding met de mobiele terminal door het bij de andere schakelcentrale behorende basisstation is overgenomen, de gehele behandeling van de verbinding wordt overgenomen door die andere schakelcentrale en de verbinding tussen de beide schakelcentrales, en tussen de eerste schakelcentrale en de voor vaste telecommunicatie ingerichte centrale wordt verbroken.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, hierin toont: figuur 1, een schematische weergave van de structuur van een GSM-netwerk; figuur 2a-b, een schematische weergave van een bekende handover procedure in een GSM-netwerk; figuur 3a-d, een schematische weergave van de handover procedure volgens de uitvinding ; figuur 4, een zeer algemene schematische weergave van een mobiel telecommunicatiesysteem en figuur 5, een stroomdiagram van de werkwijze volgens de uitvinding.

Figuur 1 toont schematisch de structuur van een GSM-netwerk. Een dergelijk netwerk bestaat uit een aantal mobiele stations (MS) die de terminals, bijvoorbeeld de telefoontoestellen, van de mobiele abonnees weergeven. Elk mobiel station kan via een radioweg verbonden worden met een basisstation (BS), hetwelk een zend/ontvangeenheid is met een werkgebied met een beperkt bereik, een zogenaamde cel. Ieder mobiel station dat zich binnen de cel van een bepaald basisstation bevindt en een actieve verbinding heeft, staat via een radioverbinding met dat basisstation in contact. In een cel kunnen zich meerdere mobiele stations met een actieve verbinding bevinden, waarbij dus al deze mobiele stations verbonden zijn met hetzelfde basisstation. Een aantal basisstations behoort tot een mobiele schakelcentrale (MSC), hetgeen een lokale centrale is, zoals deze ook in vaste telecommunicatie netwerken voorkomen, en die onder andere de schakelfuncties bevat,aangevuld met de specifieke functies die nodig zijn om mobiele telecommunicatie te kunnen bedrijven. Eén MSC heeft derhalve een werkgebied dat alle cellen van de bijbehorende basisstations omvat.

Een database (DB) is met de mobiele schakelcentrales verbonden en bevat de data die betrekking hebben op de mobiele aspecten van het GSM-systeem. Tenslotte is voorzien in een transit centrale (TX), hetgeen een centrale is zoals ook in vaste telecommunicatiesystemen, zoals ISDN, wordt toegepast. Deze centrale bevat schakelfuncties en dergelijke. Met één TX zijn meerdere MSC's verbonden. De TX is op zijn beurt verbonden met een conventioneel, niet getoond vast telecommunicatienetwerk.

Wanneer een MS zich verplaatst van de ene cel, bijvoorbeeld het werkgebied van BS 1.2, naar een andere cel, bijvoorbeeld het werkgebied van BS 2.1 zal deze MS verbonden moeten worden met het basisstation dat bij deze nieuwe cel behoort. Een bestaande actieve verbinding zal dusnaar het nieuwe basisstation moeten worden geherrouteerd tijdens het actief zijn van de verbinding, zodat geen onderbreking optreedt. Dit herrouteren wordt "handover" genoemd.

Bij handover kan de situatie bestaan dat een mobiel station zich verplaatst van het werkgebied van een basisstation naar een ander basisstation, bijvoorbeeld van basisstation 1.1 naar basisstation 1.2, die beide tot dezelfde mobiele schakelcentrale, in dit geval MSC1, behoren. Deze situatie zal in het onderhavige geval niet worden besproken, aangezien het GSM-voorstel voor dit type handover al een bevredigende oplossing biedt. De onderhavige aanvrage heeft uitsluitend betrekking op het geval dat een mobiel station zich verplaatst vanuit de cel van een basisstation behorende tot een eerste mobiele schakelcentrale, naar de cel van een basisstation behorende tot een tweede mobiele schakelcentrale, in figuur 1 dus van bijvoorbeeld BS 1.2 naar BS 2.1.

De besturingsfuncties die van belang zijn voor een handover procedure zijn in het bijzonder "call control" en "handover control". In het GSM-systeem zijn deze functies toegewezen aan de mobiele schakelcentrale die aanvankelijk in de actieve verbinding van TX naar MS behandelt.

Figuur 2 toont schematisch het verloop van de handover procedure volgens het bestaande GSM-voorstel. Figuur 2a toont de uitgangssituatie waarin MSC1 de oorspronkelijk in de verbinding tussen TX en MSI opgenomen mobiele schakelcentrale is, die derhalve de functies "call control" en "handover control" bevat. In figuur 2a zijn in doorgetrokken lijnen de functionele verbindingen aangegeven tussen de diverse eenheden van het GSM-netwerk in een uitgangssituatie waarin MSI via BS 1.2 en MSC1 verbonden is met TX.

Wanneer MSI zich verplaatst van de cel van BS 1.2 naar de cel van BS 2.1 wordt een handover procedure gestart van BS 1.2 naar BS 2.1. De handover procedure volgens GSM verloopt in een viertal stappen.

Stap 1: vanuit MSC 1, waarin zich de "handover control" bevindt, wordt aan MSC2 gevraagd om een verbinding op te zetten van MSC2 naar MSI. Daartoe wordt een verbinding van MSC2 naar BS 2.1, alsook een radiokanaal in BS 2.1 gereserveerd. MSC2 deelt aan MSC1 onder andere mee welk radiokanaal gereserveerd is. De tijdens stap 1 gevormde verbindingen zijn in figuur 2a in stippellijnen aangegeven. Stap 2: MSC1 vormt een verbinding tussen MSC1 en MSC2. MSC2 koppelt deze verbinding door met de verbinding tussen MSC2 en BS 2.1. Tenslotte koppelt MSC1 de verbinding MSC1-MSC2 aan de verbindingen TX-MSC1 en MSC1-BS 1.2 door middel van een zogenaamde brug. De opbouw en het functioneren van een dergelijke brug is onder andere bekend uit het bovengenoemde GSM-rapport. De tijdens de tweede stap gevormde functionele verbinding is in figuur 2a met een puntstreep-lijn aangegeven. De diverse interne verbindingen binnen de MSC's en de basisstations zijn terwille van de duidelijkheid niet aangegeven.

Stap 3: MSI kan nu omschakelen van het ene, "oude" radiokanaal naar het andere, "nieuwe" radiokanaal en schakelt dus over van BS 1.2 naar BS 2.1. Deze omschakeling wordt bevestigd door de "handover control" van MSC1. Figuur 2b toont de situatie die verkregen is na afloop van de derde stap.

Stap 4: MSC1 geeft de verbinding MSC1-BS 1.2 alsook het radiokanaal van BS 1.2 vrij en schakelt de verbinding TX-MSC1 door met de verbinding MSC1-MSC2. Hierdoor wordt de brug verwijderd uit de verbinding van TX naar MSI. Tijdens de vierde stap zijn de in figuur 2b in stippellijn getoonde communicatiepaden verwijderd. Uit deze figuur blijkt dat er bij de handover procedure volgens het GSM voorstel geen efficiënt gebruik gemaakt wordt van de beschikbare verbindingen. Het meest doelmatig zou de verbinding zijn volgens de weg MS1-BS 2.1 - MSC2 - TX, hetgeen de kortste weg is van TX naar MSI. Bij het GSM-voorstel is de verbinding tussen MSC1 en MSC2 nodig omdat MSC1 noodzakelijkerwijs voortdurend in de verbinding opgenomen moet zijn omdat in MSC1 de functie "call control" en de daaraan gerelateerde functies zijn opgenomen.

Wanneer MSI zich opnieuw verplaatst kan dit zijn naar een basisstation behorende bij dezelfde mobiele schakelcentrale als waartoe het basisstation behoort waarmee MSI momenteel verbonden is of naar een basisstation dat weer behoort bij MSC1 of ook naar een basisstation dat behoort bij een derde mobiele schakelcentrale, MSC3. In het geval dat MSI zich verplaatst naar een basisstation behorende tot MSC1 wordt opnieuw een handover procedure doorlopen die in feite de inverse is van de bovenstaand beschreven procedure en waarbij uiteindelijk, indien MSI zich verplaatst naar de cel van BS 1.2 de verbinding verloopt via de weg MS1-BS 1.2-MSC1-TX. Na deze handover procedure is MSI dus weer via de kortste weg verbonden met TX. Indien MSI zich verplaatst naar een basisstation BS 3.1 behorende bij MSC3, wordt dit mede gedeeld aan MSC1, waar zich alle aan de verbinding gerelateerde besturing bevindt en MSC1 zal MSC3 vragen een verbinding op te zetten naar BS 3.1 en BS 3.1 zal een radiokanaal reserveren, dit is dus identiek aan de bovenstaand beschreven stap 1.

Vervolgens zet MSC1 een verbinding op naar MSC3, waarop MSC3 deze verbinding doorverbindt met de verbinding MSC3-BS 3.1. MSC1 installeert een brug waarmee de verbindingen TX-MSC1 en MSC1-MSC2 alsook MSC1-MSC3 aan elkaar worden gekoppeld. Vervolgens schakelt MSI om van radiokanaal en wordt zodoende verbonden met BS 3.1. Tenslotte geeft MSC1 de verbinding MSC1-MSC2 vrij en koppelt de verbindingen TX-MSC1 en MSC1-MSC3 door, waardoor de brug wordt verwijderd. Ook de verbinding MSC2-BS 2.1 en het radiokanaal van BS 2.1 worden vrijgegeven. Ook nu is MSI weer in de weg van TX naar MSI opgenomen, zodat ook nu weer niet de kortste weg van TX naar MSI gerealiseerd is.

De handover procedure volgens GSM heeft het voordeel dat het vaste gedeelte van het telecommunicatie systeem, dat wil zeggen het gedeelte "boven" de MSC’s vanaf de transit centrale en verder het netwerk in, op geen enkele wijze bemerkt dat er sprake is van mobiele telecommunicatie in het onderste gedeelte van het netwerk, tussen de mobiele stations, de basisstations en de mobiele schakelcentrales.

Het nadeel van de procedure is echter dat de mobiele schakelcentrale via welke de verbinding aanvankelijk werd opgezet gedurende de gehele duur van een verbinding actief is, zodat de handover naar een volgende MSC tot een extra verbinding leidt.

De uitvinding voorziet in een nieuwe handover procedure waarbij na afloop van de handover de kortste weg van de TX naar het mobiele station behouden blijft, zodat de diverse tot het netwerk behorende netwerk behorende componenten, in het bijzonder de MSC's efficiënter gebruikt worden. De handover procedure volgens de uitvinding bestaat uit 2 fasen, waarbij de eerste fase vrijwel volledig overeenkomt met de bovenstaand beschreven handover procedure volgens GSM en de tweede fase leidt tot het herstellen van de kortste weg tussen TX en MSI.

Zoals onderstaand zal blijken is bij de handover procedure volgens de uitvinding ook het overdragen van de "call control" functie nodig van de ene MSC naar de andere. Daartoe wordt in het GSM-netwerk een nieuwe, handover-besturingseen-heid (HCü) geïntroduceerd die de totale aan de handover gerelateerde besturing en de daarmee verbonden signalering afhandelt. Deze HCÜ is geen fysieke eenheid, maar een functonele eenheid, die bijv. in iedere MSC aanwezig kan zijn.

Figuur 3a toont schematisch het GSM netwerk bij het begin van een handover procedure volgens de uitvinding. De handover-besturingseenheid HCU bezit signaleringsverbindingen met de TX en met de mobiele schakelcentrales MSC1 en de MSC2. Ter wille van de eenvoud is in figuur 3 de wel noodzakelijke database DB niet getoond, terwijl in figuur 3 b-d ook de HCÜ niet getoond is. Wanneer MSI zich verplaatst van de cel behorend bij BS 1.2 naar de cel van BS 2.1 verloopt de handover procedure aanvankelijk op een wijze die vergelijkbaar is met de stappen 1 tot en met 4 die bovenstaand onder verwijzing naar figuur 2a,b zijn toegelicht. Na afloop van stap 4 zijn de diverse in figuur 3b getoonde verbindingen gerealiseerd. Tot en met deze vierde stap maakt het niet uit of de handover besturingseenheid HCü gedacht wordt deel uit te maken van MSC1 of gezien wordt als een aparte eenheid. Het enige verschil met de bovenbeschreven handover procedure is dat tijdens de tweede stap in MSC2 een call control functie wordt gereserveerd. Deze functie wordt gesynchroniseerd met de call control functie MSC1. Vanaf het moment dat deze synchronisatie bereikt is blijven beide call control functies synchroon verlopen, waarbij de call control in MSC1 een "meester"functie heeft en dus daadwerkelijk de beslissingen neemt, terwijl de call control in MSC2 een "slaaf"functie heeft en derhalve geen beslissingsbevoegdheid kent.

Nadat de in figuur 3b getoonde situatie is bereikt verloopt de handover procedure volgens de uitvinding als volgt: stap 5: de HCü signaleert dat een verbinding moet worden opgezet tussen MSC2 en TX, waarvoor in MSC2 een brug wordt geïnstalleerd die de verbindingen TX-MSC2 en MSC2-MSC1 alsook MSC2-BS 2.1 aan elkaar koppelt. De verbinding tussen TX en MSC2 wordt door de TX gerelateerd aan de actieve verbinding die reeds bestaat. De nu verkregen situatie is in figuur 3c getoond.

Stap 6: de TX kan nu omschakelen van de verbinding TX-MSC1 naar TX-MSC2.

Stap 7: HCü signaleert dat de call control in MSC2 de feitelijke call control moet overnemen van de call control in MSC1 en vanaf nu wordt de verbinding dus bestuurd door de call control MSC2, waarmee de call control MSC1 niet langer relevant is.

Stap 8: uiteindelijk zal de call control functie in MSC1 worden vrijgegeven alsook de verbindingen TX-MSC1 en MSC1-MSC2. De brug die tot dan toe in MSC2 aanwezig was wordt verwijderd en de verbindingen TX-MSC2 en MSC2-BS 2.1 zullen worden doorverbonden. De dan verkregen situatie is getoond in figuur 3d. Uit deze figuur blijkt dat dankzij de handover procedure volgens de uitvinding na afloop van deze procedure weer de kortste weg is gerealiseerd tussen TX en MSI.

Figuur 4 toont een zeer schematische weergave van een mobiel telecommunicatie systeem waarin het blok X een achterliggend vast telecommunicatie systeem, bijvoorbeeld een ISDN-netwerk, weergeeft met verbindingen XI tot en met X3. Via deze verbindingen is het vaste telecommunicatie systeem verbonden met mobiele schakelcentrales MSC1 tot en met MS3, met elk een aantal uitgangen Y. Verder is voorzien in een HCU en een DB die dezelfde functie hebben als bovenstaand beschreven is. De MSC’s zijn via de Y- verbindingen verbonden met het zend-ontvangsysteem Y, dat via een radioweg verbonden is met het terminalsysteem Z. Aan de hand van figuur 4 kan de handover procedure volgens de uitvinding als volgt functioneel worden omschreven, waarbij wordt verondersteld dat bij een bestaande actieve verbinding de configuratie van de verbindingen verloopt van Xi via Yi.k naar uiteindelijk een mobiel station in het systeem Z. Wanneer er verder wordt verondersteld dat de handover plaats vindt van verbinding Yi.k naar Y j.l, waarbij i Φ j dan leidt de handover procedure tot stap 1: opzetten van de connectie MSCi/MSCj stap 2: opzetten van de connectie Yj.l, naar uiteindelijk MS. stap 3: opzetten van de connectie Xj tussen het achterliggende telecommunicatie systeem en MSCj. stap 4: omschakelen van connectie Yi.k. naar Yj.l door uiteindelijk de MS.

stap 5: omschakelen van het achterliggende telecommunicatie systeem van connectie Xi naar Xj.

stap 6: installeren van een "brug"tussen de connecties Xi, Yi.k en MSCi/MSCj in MSCi.

stap 7: doorverbinden van de connecties Xi en MSCi/MSCj in MSCi, hierdoor wordt de "brug" verwijderd, stap 8: installeren van een "brug" tussen de connecties Xj, Yj.l en MSCi/MSCj in MSCj.

stap 9: doorverbinden van de connecties Xj en Yj.l in MSCj, hierdoor wordt de "brug" verwijderd.

stap 10: reserveren van slaaf "call control" in MSCj, parallel aan meester "call control" in MSCi.

stap 11: synchroniseren van slaaf "call control" in MSCj met meester "call control" MSCi.

stap 12: vrijgeven van connectie Xi.

Stap 13: vrijgeven van connectie MSCi/MSCj.

stap 14: doorverbinden van de connecties MSCi/MSCj en Yj.l in MSCj .

stap 15: overdracht van call control van MSCi naar MSCj. stap 16: vrijgeven van call control in MSCi.

Deze stappen kunnen in een willekeurie volgorde worden doorlopen,mits wordt voldaan aan de volgende regels: -stap 1 wordt uitgevoerd voor stap 6; -stap 1 wordt uitgevoerd voor stap 8; -stap 2 wordt uitgevoerd voor stap 8; -stap 3 wordt uitgevoerd voor stap 8; -stap 1 wordt uitgevoerd voor stap 14; -stap 2 wordt uitgevoerd voor stap 14; -stap 6 wordt uitgeveord voor stap 4; -stap 8 wordt uitgevoerd voor stap 5; -stap 4 wordt uitgevoerd voor stap 7; -stap 5 wordt uitgevoerd voor stap 9; -stap 5 wordt uitgevoerd voor stap 12; -stap 5 wordt uitgevoerd voor stap 13; -stap 10 wordt uitgevoerd voor stap 11; -stap 11 wordt uitgevoerd voor stap 15; -stap 15 wordt uitgevoerd voor stap 16; -einde handover nadat alle stappen zijn uitgevoerd.

Opgemerkt wordt dat indien stap 8 eerder plaats vindt dan stap 4, stap 14 niet behoeft te worden uitgevoerd.

Figuur 5 toont een mogelijk stroomschema van de handover procedure volgens de uitvinding. Hierbij wordt er van uitgegaan dat voor signalering tussen de centrales het signaleringssysteem no.7 (SS no.7) wordt gebruikt. Dit is een internationaal gestandaardiseerd signaleringssysteem dat geoptimaliseerd is voor toepassing in digitale telecommunicatie systemen samen met centrales die worden bestuurd door processoren; dat tevens de huidige en toekomstige behoeften voor het uitwisselen van informatie voor transacties tussen centrales in telecommunicatie netwerken, zoals call control, management en onderhoud vervult en dat tenslotte zorgt voor een betrouwbaar transport, in de juiste volgorde van de uit te wisselen informatie, zonder dat verlies of duplicatie van de informatie optreedt. Tevens wordt binnen SS no.7 als service voor lagere niveaus ( de zgn. Lower Level Service) gebruik gemaakt van het zogenaamde "transaction capabilities application part" (TCAP), dat als doel heeft de uitwisseling van informatie tussen netwerkknopen mogelijk te maken en dat diensten aanbiedt voor bepaalde toepassingen, zonder hiervan afhankelijk te zijn. In een SS nummer 7 netwerk wordt TCAP gebruikt tussen netwerkknooppunten onderling, bijvoorbeeld centrales; tussen centrales en bijvoorbeeld databases en specifieke eenheden en tussen netwerkservice-centra.

In figuur 5 worden signalen van en naar een zogenaamde interworking entiteit aangegeven met een (X) en berichten die behoren tot het peer-to-peer protocol tussen de verschillende entiteiten geschreven in kleine letters.

Handover vindt plaats wanneer de identiteit van de BS is bepaald waarheen gerouteerd moet worden.

Nadat de HCU het "ha-request" bericht heeft ontvangen, stuurt deze een "perform handover" bericht naar MSC2. Dit bericht bevat alle parameters, die MSC2 nodig heeft om door de BS waarnaartoe moet worden gerouteerd een radio-kanaal te laten toewijzen evenals de identiteit van die BS.

MSC2 vraagt aan de database een zogenaamd handover nummer op door middel van de uitwisseling van de berichten "allocate handover number" en "send handover report". Dit nummer wordt gebruikt voor het routeren van de call van MSC1 naar MSC2. Wanneer een radio-kanaal beschikbaar is in MSC2, wordt een "radio channel acknowledgement" bericht gestuurd van MSC2 naar HCU dat de identiteit van het nieuwe radio-kanaal en het handover nummer bevat.

Wanneer er geen radio-kanaal beschikbaar is in MSC2, wordt dit gemeld aan de HCU, die daarop de handover procedure zal

V

beëindigen. De bestaande verbinding naar de MS wordt niet vrijgegeven.

Wanneer het "radio channel acknowledge" bericht is ontvangen, stuurt de HCU een "connection MSC1/MSC2" bericht naar MSC1, dat de identiteit van het radio-kanaal en het handover nummer bevat. Hierna zet MSC1, onder gebruikmaking van het handover nummer voor routering, een connectie op van MSC1 naar MSC2 hetgeen wordt weergegeven door de uitwisseling van de berichten "IAM" en "ACM" van het signaleringssysteem SS nummer 7. MSC2 initieert de handover procedure op het radio-pad wanneer de "ACM" is verzonden, dit is weergegeven door "HB-INDICATION". Na ontvangst van de "ACM", informeert MSC1 de HCU dat de connectie met MSC2 is opgezet, hetgeen is weergegeven door het "connection MSC1/MSC2 accept" bericht. MSC1 "koppelt" vervolgens de connecties tussen de TX en MSC1, de MSC1 en MSC2, en MSC1 en de bijbehorende BS met elkaar, door middel van een zogenaamde "brug". Hierna initieert MSC1 de handover procedure aan de MSCl-kant, dit is weergegeven door het "HA-INDICATION" bericht.

Nadat de MS succesvol is overgeschakeld van de "oude" BS naar de "nieuwe" BS, stuurt MSC2 hiervan een indicatie naar HCU, door middel van het "send end signal" bericht. De HCU stuurt hierop een "free radio channel" bericht naar MSC1.

Hierop verbindt MSC1 de connecties tussen de TX en MSC1, en tussen de MSC1 en MSC2 door, de "brug" wordt dus verwijderd, en geeft het oude radio-kanaal vrij. Een bevestiging van het doorverbinden en het vrijgeven wordt door MSC1 naar de HCU gezonden door middel van het "free radio channel accept" bericht.

Om niet tot een conflictsituatie te komen met het protocol van het gebruikte SS No.7, moet MSC2 een antwoordsignaal genereren, het "ANSWER" bericht, wanneer het "HB-CONFIRM" bericht is ontvangen.

Wanneer de connectie tussen MSC1 en MSC2 niet kan worden opgezet, hetgeen zal worden aangegeven in een ander bericht dan het "ACM" bericht, wordt dit doorgegeven aan de HCU die daarop de handover procedure beëindigt.

De HCU stuurt een "channel TX/MSC2" bericht naar de TX.

Hierop treft de TX de voorbereidingen voor het opzetten van een connectie van de TX naar MSC2, wat door het "IAM" bericht wordt geïllustreerd. Nadat MSC2 deze "IAM" ontvangen heeft, zendt MSC2 een "ACM" terug en "koppelt" de opgezette connectie naar de TX aan de connecties tussen MSC1 en MSC2, en de connectie tussen de MSC2 en de "nieuwe" BS. Dit wordt gedaan door middel van een "brug". Hierna wordt een "ANSWER" bericht naar de TX gestuurd.

Na ontvangst van het "ANSWER" bericht, schakelt de TX van de connectie die loopt van de TX naar de MSC1, naar de connectie die loopt van de TX naar MSC2. Na deze omschakeling wordt hiervan een indicatie gestuurd naar HCU, hetgeen geïllustreerd is door het "channel TX/MSC2 accept" bericht. Teneinde de aan handover gerelateerde procedures te stoppen, zend de HCU "end signal" berichten naar zowel de TX, MSC1 en MSC2. Hierop geeft de TX de connectie tussen de TX en MSC1 vrij door het versturen van een "RELEASE" bericht. Hierna zal MSC1 de connectie tussen MSC1 en MSC2 vrijgeven, waarop MSC2 de "brug" verwijdert en de connectie tussen TX en MSC2 en de connectie tussen MSC2 en de BS zal doorverbinden.

Zoals is weergegeven in het stroomdiagram van figuur 5 bevat de handover procedure eveneens de transfer van call control van MSC1 naar MSC2. In het stroomdiagram van handover is daarom het volgende verondersteld: - wanneer MSC1 door het verzenden van het "IAM" bericht een verbinding opzet tussen MSC1 en MSC2, wordt de huidige toestand waarin de call control functie zich bevindt meegestuurd. Hierop zal MSC2 een call control functie reserveren en synchroniseren. Vanaf dit moment zijn er dus twee call control functies, een in MSC1 en een in MSC2, die parallel zijn. De call control functie van MSC1 behoudt echter de feitelijke control en kan worden gezien als de "meester", terwijl de call control functie van MSC2 de "slaaf" is; - alle berichten die gerelateerd zijn aan call control, en door MSC1 vanuit de TX, voordat deze heeft omgeschakeld van de connectie tussen de TX en MSC1 naar de connectie tussen de TX en MSC2, en vanuit de "oude" BS ontvangen worden, evenals alle acties die eventueel door de call control functie worden ondernomen, worden doorgezonden naar MSC2, zodat de "slaaf" control functie synchroon kan blijven; - alle berichten die gerelateerd zijn aan call control, en door MSC1 vanuit de TX, nadat deze heeft omgeschakeld van de connectie tussen de TX en MSC1 naar de connectie tussen de TX en MSC2, en de vanuit "nieuwe" BS ontvangen worden, worden doorgezonden naar MSC1, die daardoor alle call control berichten blijft ontvangen, en de "meester" kan blijven.

In deze toestand geldt dat de call control functie die zich in MSC1 bevindt, totaal afhankelijk is van het doorzenden van de call control berichten door MSC2.

HCU zal uiteindelijk de feitelijke overdracht van call control initiëren door het versturen van het "take over control" bericht naar MSC2. MSC2 zal hierop de call control overnemen. MSC2 zal geen call control berichten meer doorsturen naar MSC1, maar stuurt daarentegen een "transfer call control" bericht naar MSC1. Hierop geeft MSC1 zijn call control functie vrij en stuurt hiervan een bevestiging naar MSC2, door middel van het "transfer call control accept" bericht.

MSC2 stuurt na de feitelijke overname van call control een "handover report" bericht naar de database DB, voor het eventueel actualiseren van de huidige locatie van de MS.

MSC2 bericht uiteindelijk de call control overname aan de HCU door middel van het "take over control accept" bericht.

Claims (2)

1. Werkwijze voor het tussen twee voor mobiele diensten ingerichte schakelcentrales overdragen van de behandeling van een actieve verbinding met een mobiele terminal in een voor mobiele communicatie ingericht· telecommunicatiesysteem omvattende ten minste een mobiele terminal (MS), een aantal voor communicatie via een radio-pad met de mobiele terminal ingerichte basisstations (BS), met elk een werkgebied met een beperkt bereik, ten minste twee voor mobiele diensten ingerichte schakelcentrales (MSC), die elk kunnen samenwerken met een eigen groep uit het aantal basisstations, en een voor vaste telecommunicatie ingerichte centrale (TX), die kan samenwerken met de schakelcentrales, waarbij voor het overdragen van de behandeling van een actieve verbinding met de mobiele terminal, die behandeld wordt door een eerste schakelcentrale die in verbinding staat met de voor vaste telecommunicatie ingerichte centrale, naar een bij de andere schakelcentrale behorend basisstation, een verbinding tot stand wordt gebracht tussen de eerste schakelcentrale en de andere schakelcentrale en een verbinding tussen die andere schakelcentrale en het daarbij behorende basisstation, welk basisstation een radiokanaal reserveert voor de mobiele terminal, waarna de communicatie met de mobiele terminal door dit basisstation wordt overgenomen, met het kenmerk dat tevens een verbinding tot stand wordt gebracht tussen de voor vaste telecommunicatie ingerichte centrale en de andere schakelcentrale en dat, nadat de verbinding met de mobiele terminal door het bij de andere schakelcentrale behorende basisstation is overgenomen, de gehele behandeling van de verbinding wordt overgenomen door de andere schakelcentrale en de verbinding tussen de beide schakelcentrales en tussen de eerste schakelcentrale en de voor vaste telecommunicatie ingerichte centrale wordt verbroken.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat na het tot stand brengen van de verbinding tussen beide schakel- centrales de behandeling van de actieve verbinding in beide schakelcentrales synchroon loopt, waarbij de eerste schakel-centrale de beslissingsbevoegdheid heeft, totdat de andere schakelcentrale de gehele behandeling overneemt.