NL8902303A

NL8902303A - Houder met deksel uit kunststofmateriaal.

Info

Publication number: NL8902303A
Application number: NL8902303A
Authority: NL
Original assignee: Brink Gereedschappenfab Bv V D
Priority date: 1989-09-14
Filing date: 1989-09-14
Publication date: 1990-07-02
Also published as: GB2235920A; GB9001289D0

Description

Houder met deksel uit kunststofmateriaal.

De uitvinding heeft betrekking op een houder met deksel, beide vervaardigd uit kunststofmateriaal, waarbij de wand van de houder langs de bovenrand is voorzien van een verdikt deel en het deksel van een in hoofdzaak U-vormige rand die inwendig een holte bezit, zodanig dat het deksel op de houder kan worden gedrukt en de bovenrand van de houder in de holte van het deksel kan snappen, waarbij de houder nabij de bovenrand is voorzien van een radiaal lopende flensrand met bij de buitenomtrek daarvan een ongeveer haaks er op staande kraag, zodanig dat tussen de wand van de houder en de kraag de ene poot van de U-vormige rand van het deksel kan komen te vallen, waarbij de kraag tenminste gedeeltelijk wegzwenkbaar is uitgevoerd om de vrije onderrand van het deksel te kunnen bereiken en het deksel van de houder te verwijderen.

Een dergelijke houder met deksel is bekend uit EP-A-0 132 897. Bij deze bekende houder met deksel is de verbinding tussen de buitenomtrek van de flensrand en de daarmee verbonden kraag zodanig uitgevoerd en is de kraag zodanig flexibel, dat de kraag in zijn geheel kan worden omgeklapt en dus, gezien vanaf de bovenrand van de houder, naar beneden toe kan steken. De kraag moet ook voldoende flexibel zijn daar hij aan de vrije bovenrand is voorzien van een naar binnen toe stekend deel, dat komt te vallen over een naar buiten toe stekende rand, die is verbonden met het deksel.

Bij het aanbrengen van het deksel op de houder moet in elk geval de kraag uit kunnen wijken om de doorgang van de verdikte delen van de naar beneden toe stekende poot van het deksel tussen de kraag en de houderwand mogelijk te maken. De kraag moet dus voldoende flexibel zijn. Dit kan bezwaren opleveren wanneer een aantal houders naastelkaar worden geplaatst en tegen elkaar aan worden gedrukt.

Wanneer de kraag geheel wegklapbaar is kan niet worden gecontroleerd of een houder reeds eerder werd geopend. Getracht is dit te ondervangen door het plaatselijk dun uitvoeren van de verbinding tussen flensrand en kraag, zodat bij dit scharnierpunt breuk op kan treden wanneer de kraag te ver naar buiten toe wordt gedrukt. Daar dit naar buiten toe drukken echter toch moet plaatsvinden bij het aanbrengen van het deksel op de houder, zal het deksel ook van de houder kunnen worden verwijderd wanneer de kraag voorzichtig iets naar buiten toe wordt gedrukt, zodat nog geen breuk op de verbindingsplaats optreedt.

De uitvinding beoogt nu de bovengenoemde bezwaren op te heffen en voorziet er daartoe in, dat de kraag in hoofdzaak cilindrisch is en een deel bezit dat zich aan de andere zijde van de flensrand uitstrekt, waarbij tussen dit deel en de wand van de houder in axiale vlakken lopende verstij-vingsribben zijn aangebracht terwijl tussen twee ribben in een deel van de flensrand en van de daarnaast liggende kraag door inkervingslijnen met de verdere delen van flensrand en kraag is verbonden, zodanig dat dit deel kan worden weggebroken om het verwijderen van het deksel van de houder mogelijk te maken, waarbij de vrije, in hoofdzaak cilindrische poot van de dekselrand een lengte bezit die nagenoeg even groot is als de afstand tussen de bovenrand van de houder en de flensrand daarvan en de buitendiameter van de genoemde poot van de dekselrand slechts weinig kleiner is dan de inwendige diameter van de kraag van de houder.

Op deze wijze wordt de houder voorzien van een in hoofdzaak cilindrische stevige kraag. Ook bij het vast tegen elkaar aandrukken van een aantal houders zal hierdoor geen gevaar bestaan, dat de houders worden vervormd en deksels van houders afspringen.

Doordat verder de vrije poot van de dekselrand zich tot dicht bij de flensrand van de houder uitstrekt en dicht langs de kraag van de houder loopt, is het nagenoeg onmogelijk het deksel van de houder te verwijderen zonder wegtrekken van het speciaal daartoe voorziene deel van kraag en flensrand.

Bij een houder met deksel volgens de onderhavige uitvinding kunnen de flensrand en de daarmee verbonden kraag stijf zijn uitgevoerd, daar zij niet flexibel behoeven te zijn. Slechts het deksel zal een zekere flexibiliteit moeten bezitten om het aanbrengen ervan op de houder mogelijk te maken.

Gebleken is dat door het op de boven beschreven wijze uitvoeren van flensrand en kraag een aanmerkelijke materiaal-besparing kan worden bereikt. Zo kan de wand van de houder aanzienlijk dunner worden uitgevoerd terwijl toch de gewenste stevigheid van de houder wordt gerealiseerd. Het is duidelijk dat door de materiaalbesparing ook de produktie-, de transportkosten en dergelijke worden verlaagd.

Volgens een uitwerking van de uitvinding kan de vrije poot van de dekselrand ongeveer in het midden van de lengte van de poot zijn voorzien van een nagenoeg in een radiaal vlak lopend deel, zodanig dat het zich bij de flensrand bevindende cilindrische deel van de poot een grotere diameter bézit dan het verdere cilindrische deel van de poot.

Hierdoor wordt allereerst een verstijving van de poot van de dekselrand bereikt waardoor weer het ongewenst verwijderen van het deksel, zonder sporen na te laten, wordt bemoeilijkt.

Verder kan op deze wijze de flensrand breder worden gemaakt en daardoor de ermee verbonden kraag op grotere afstand van de houder worden gebracht, zodat de houder wordt verstijfd. Doordat ook dan de vrije poot van de dekselrand zich toch dicht bij de kraag bevindt, is het ongewenst verwijderen van het deksel van de houder nagenoeg onmogelijk.

Gewezen kan nog worden op NL-A-8202324 waaruit een houder en deksel bekend zijn waarbij de houder is voorzien van een flensrand en een daarmee verbonden kraag, die zich slechts aan die zijde van de flensrand uitstrekt, die is afgekeerd van de opening van de houder. Tussen de kraag en de wand van de houder zijn verstijvingsribben aangebracht, De kraag is aan zijn ondereinde voorzien van een ongeveer radiaal lopend deel waarvan de buitenrand is voorzien van een opstaande kraag, zodat zij tezamen een U-vormige gleuf insluiten. De vrije bovenrand van de laatstgenoemde kraag is voorzien van een naar binnen toe gerichte verdikking, die samenwerkt met een naar buiten toe gerichte verdikking van een buitenste dekselrand. Bij het aanbrengen van het deksel op de houder zal de met de houder verbonden kraag iets naar buiten toe moeten worden gedrukt. Hierdoor is het ook mogelijk het deksel van de houder te verwijderen, zonder dat dit naderhand duidelijk kan worden geconstateerd.

Tussen de bovenrand van de houder en het deksel is geen directe verbinding aanwezig, zodat het gevaar bestaat dat er een minder goede afsluiting tussen houder en deksel wordt bereikt. De afsluiting kan ook teniet worden gedaan bij een zekere vervorming van de houder en/of het deksel.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld, weergegeven in de tekening, waarin:

Fig.l gedeeltelijk een aanzicht en gedeeltelijk een vertikale doorsnede toont over een houder met deksel volgens de uitvinding;

Fig.2 een onderaanzicht toont van de houder van fig.l;

Fig.3 een perspectivisch aanzicht toont van een houder met deksel volgens fig.l maar met bepaalde delen weggesneden en met een randdeel verwijderd;

Fig.4 een doorsnede toont, op vergrote schaal, over een deel van de bovenrand van de houder en het daarop aangebrachte deksel;

Fig.5 een bovenaanzicht toont van een deel van de houder daar waar zich het verwijderbare randdeel bevindt; en

Fig.6 een zijaanzicht toont van het deel van de kraag van fig.5.

Fig.l toont de houder 1, bestaande uit een in hoofdzaak cilindrische wand 2 en de bodem 3. De bovenrand 4 van de houder is voorzien van een verdikt deel 5, zoals dit in het bijzonder blijkt uit fig.4. De bovenrand is eveneens voorzien van een flensrand 6 en van een haaks daarop staande kraag 7. De kraag 7 omvat een bovenste deel 8 en een onderste deel 9. Het onderste deel 9 van de kraag 7 is met de wand 2 van de houder 1 verbonden door een aantal in axiale vlakken lopende verstijvingsribben 10.

Zoals weergegeven in fig.l is op de houder 1 een deksel 11 aangebracht. Het deksel 11 bestaat uit het bovenvlak 12 waarvan de omtreksrand is verbonden met een korte poot 13 van een in hoofdzaak U-vormige rand 14, waarvan de andere, langere poot is aangeduid met 15. De poot 15 is ongeveer in het midden van zijn lengte voorzien van een nagenoeg in een radiaal vlak lopend deel 16, zodanig dat de poot 15 bestaat uit de delen 17 en 18.

De U-vormige rand 14 van het deksel is voorzien van een inwendige holte 19 voor het daarin opnemen van het verdikte deel 5 van de rand 4.

Zoals in het bijzonder blijkt uit fig.4 zal de afstand tussen de binnendiameter van het kraagdeel 8 en de buitendiameter van het deel 18 van de U-vormige rand 14 van het deksel slechts zo groot zijn als noodzakelijk is om het deksel 11 op de houder 1 aan te kunnen brengen. Bij dit aanbrengen zal namelijk de poot 15 van de U-vormige rand 14 van het deksel iets uit moeten kunnen wijken om de rand 14 van het deksel over het verdikte deel 5 te kunnen laten snappen. Daarna is het niet meer zonder meer mogelijk het deksel 11 van de houder 1 te verwijderen.

Om het deksel van de houder te kunnen verwijderen is het noodzakelijk een deel 20 van de flensrand 6 en van de ermee verbonden kraag 7 te verwijderen. Daartoe zijn bij dit deel 20 tussen de flensrand 6 en de wand 2 van de houder en in de flensrand 6 en de kraag 7 insnijdingen danwel holten 21 aangebracht, zodanig dat bij een zekere krachtsuitoefening op het deel 20, dit kan worden losgebroken, zoals in het bijzonder blijkt uit fig.3. In het algemeen zal bij het deel 20 geen verstijvingsrib aanwezig zijn.

Na het wegbreken van het deel 20 kan daar ter plaatse de onderrand van het deksel omhoog worden gedrukt en kan het deksel gemakkelijk worden verwijderd. Na gebruik van een deel van de inhoud van de houder 1 kan het deksel weer worden aangebracht, waarbij een goede afdichting wordt verkregen door de snappende werking van het deksel over het verdikte randdeel 5 heen. Het blijft echter zichtbaar, dat de verpakking niet meer ongeschonden is.

Het zal duidelijk zijn, dat slechts een mogelijke uitvoeringsvorm van de houder met deksel volgens de uitvinding in de tekening is weergegeven en hierboven beschreven en dat vele wijzigingen kunnen worden aangebracht zonder buiten de uitvindingsgedachte te vallen.

Claims

1. Houder (1) met deksel (11) waarbij de wand (2) van de houder (1) langs de bovenrand (4) is voorzien van een verdikt deel (5) en het deksel van een in hoofdzaak U-vormige rand (14) die inwendig een holte (19) bezit, zodanig dat het deksel (11) op de houder (1) kan worden gedrukt en de bovenrand (5) van de houder (1) in de holte (19) van het deksel (11) kan snappen, waarbij de houder (1) nabij de bovenrand (4) is voorzien van een radiaal lopende flensrand (6) met bij de buitenomtrek daarvan een ongeveer haaks er op staande kraag (7), zodanig dat tussen de wand (2) van de houder (1) en de kraag (7) de ene poot (15) van de U-vormige rand (14) van het deksel (11) kan komen te vervallen, waarbij de kraag (7), tenminste gedeeltelijk, wegzwenkbaar is uitgevoerd om de vrije onderrand van het deksel (11) te kunnen bereiken en het deksel (11) van de houder (1) te verwijderen, met het kenmerk, dat de kraag (7) in hoofdzaak cilindrisch is en een deel (9) bezit dat zich aan de andere zijde van de flensrand (6) uitstrekt, waarbij tussen dit deel (9) en de wand (2) van de houder (1) in axiale vlakken lopende ver-stijvingsribben (10) zijn aangebracht, terwijl tussen twee ribben (10) in een deel (20) van de flensrand (6) en van de daarnaast liggende kraag (7) door inkervings-lijnen (21) met de verdere delen van flensrand (6) en kraag (7) is verbonden, zodanig dat dit deel (20) kan worden weggebroken om het verwijderen van het deksel (11) van de houder (1) mogelijk te maken, waarbij de vrije, in hoofdzaak cilindrische poot (15) van de deksel-rand (14) een lengte bezit die nagenoeg even groot is als de afstand tussen de bovenrand (4) van de houder (11) en de flensrand (6) daarvan en de buitendiameter van de genoemde poot (15) van de dekselrand (14) slechts weinig kleiner is dan de inwendige diameter van de kraag (7) van de houder (1).

2. Houder met deksel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de vrije poot (15) van de dekselrand ongeveer in het midden van de lengte van de poot is voorzien van een nagenoeg in een radiaal vlak lopend deel (16), zodanig dat het zich bij de flens-rand (6) bevindende cilindrische deel (18) van de poot (15) een grotere diameter bezit dan het verdere cilindrische deel (17) van de poot (15).