NL8901833A - Volgens het coriolis-principe werkende stromingsmeetinrichting (ii). - Google Patents

Volgens het coriolis-principe werkende stromingsmeetinrichting (ii). Download PDF

Info

Publication number
NL8901833A
NL8901833A NL8901833A NL8901833A NL8901833A NL 8901833 A NL8901833 A NL 8901833A NL 8901833 A NL8901833 A NL 8901833A NL 8901833 A NL8901833 A NL 8901833A NL 8901833 A NL8901833 A NL 8901833A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
tube
measuring device
flow measuring
hoses
block
Prior art date
Application number
NL8901833A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Danfoss As
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Danfoss As filed Critical Danfoss As
Publication of NL8901833A publication Critical patent/NL8901833A/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01FMEASURING VOLUME, VOLUME FLOW, MASS FLOW OR LIQUID LEVEL; METERING BY VOLUME
    • G01F1/00Measuring the volume flow or mass flow of fluid or fluent solid material wherein the fluid passes through a meter in a continuous flow
    • G01F1/76Devices for measuring mass flow of a fluid or a fluent solid material
    • G01F1/78Direct mass flowmeters
    • G01F1/80Direct mass flowmeters operating by measuring pressure, force, momentum, or frequency of a fluid flow to which a rotational movement has been imparted
    • G01F1/84Coriolis or gyroscopic mass flowmeters
    • G01F1/8409Coriolis or gyroscopic mass flowmeters constructional details
    • G01F1/8413Coriolis or gyroscopic mass flowmeters constructional details means for influencing the flowmeter's motional or vibrational behaviour, e.g., conduit support or fixing means, or conduit attachments
    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01FMEASURING VOLUME, VOLUME FLOW, MASS FLOW OR LIQUID LEVEL; METERING BY VOLUME
    • G01F1/00Measuring the volume flow or mass flow of fluid or fluent solid material wherein the fluid passes through a meter in a continuous flow
    • G01F1/76Devices for measuring mass flow of a fluid or a fluent solid material
    • G01F1/78Direct mass flowmeters
    • G01F1/80Direct mass flowmeters operating by measuring pressure, force, momentum, or frequency of a fluid flow to which a rotational movement has been imparted
    • G01F1/84Coriolis or gyroscopic mass flowmeters
    • G01F1/845Coriolis or gyroscopic mass flowmeters arrangements of measuring means, e.g., of measuring conduits
    • G01F1/8468Coriolis or gyroscopic mass flowmeters arrangements of measuring means, e.g., of measuring conduits vibrating measuring conduits
    • G01F1/8481Coriolis or gyroscopic mass flowmeters arrangements of measuring means, e.g., of measuring conduits vibrating measuring conduits having loop-shaped measuring conduits, e.g. the measuring conduits form a loop with a crossing point
    • G01F1/8486Coriolis or gyroscopic mass flowmeters arrangements of measuring means, e.g., of measuring conduits vibrating measuring conduits having loop-shaped measuring conduits, e.g. the measuring conduits form a loop with a crossing point with multiple measuring conduits

Landscapes

  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Fluid Mechanics (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Measuring Volume Flow (AREA)

Description

Volgens het Coriolis-prlncipe werkende stromingsmeetinrichting (II)
De uitvinding heeft betrekking op een volgens het Coriolis-princi-pe werkende stromingsmeetinrichting, met een aansluitinrichting, dieenerzijds is verbonden met een aan de toevoerzijde en afvoerzijde lig¬gende afsluitbuis en anderzijds met twee naast elkaar liggende meetbuis-slangen, die tegengesteld in trilling kunnen worden gezet door eentrillingsopwekker en zijn voorzien van sensoren voor het registrerenvan van de relatieve beweging afhankelijke meetgrootheid.
Bij een bekende inrichting van deze soort (EP-OS-O.239.679 Al)dient een groot massief blok voor het met elkaar verbinden van de aan-sluitbuizen en de beide meetbuisslangen. Hiertoe zijn aan tegenoverelkaar liggende kopse zijd telkens drie bij de hoeken van een driehoekgeplaatste aansluitopeningen aangebracht, waarin de einden van de aan-sluitbuizen en de meetbuisslangen zijn bevestigd. Hierbij zijn de aan¬sluitopeningen voor de aansluitbuizen en de beide einden van elke meet-buisslang axiaal in lijn met elkaar gebracht. Binnen het blok lopenkanalen, die de aansluitopeningen zodanig met elkaar verbinden, dat debeide meetbuisslangen in serie liggen en in zelfde richting wordendoorstroomd door het te meten fluïdum. De vervaardiging van een derge¬lijke meetinrichting is kostbaar, omdat een groot aantal buisdelen moetworden voorgefabriceerd en met het blok moet worden verbonden.
De uitvinding heeft tot doel een meetinrichting van de hierbovenbeschreven soort te verschaffen, die eenvoudiger van constructie is enmakkelijker kan worden gemonteerd.
Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat de beidemeetbuisslangen zijn gevormd door een meerdere malen gebogen enkele buisen doordat de aansluitinrichting een huishouder voor het ontvangen vaneen doorgaand, de beide meetbuisslangen verbindend enkel buisgedeeltebezit.
De toepassing van de enkele buis leidt tot aanzienlijke vervaardi-gingsvereenvoudigingen, omdat de geheel meetslangconstructie niet meeris samengesteld uit afzonderlijke stukken, maar uit een doorgaande buiskan worden gebogen, die dan alleen nog maar met de huishouders moetworden verenigd. Bij de overgangsplaatsen van de ene naar de anderemeetbuis blijft de stromingsdwarsdoorsnede constant. Deze is ook nietbeïnvloed door soldeerplaatsen en dergelijke en geeft geen afdichtpro-blemen. Er wordt geen zak verkregen, waarin zich vuil zou kunnen verza¬melen. Er vallen geen reacties tussen het te meten medium en het sol-deermateriaal te vrezen. Er kan doorlopend worden gerekend op een ge- gelijkmatige dikte van de buis.
De genoemde voordelen gelden voor de gehele meetinrichting, ookals aansluitbuizen zijn gevormd door de enkele buis en de aansluitin-richting huishouders voor het ontvangen van twee doorgaande, aan deaansluitbuizen aansluitende delen van de enkele buis bezit. Bij dezeuitvoeringsvorm wordt in de gehele meetinrichting slechts een enkelebuis toegepast, die op bepaalde plaatsen is gefixeerd door de huishou¬ders. Er is doorlopend een constante doorstroomdwarsdoorsnede aanwezig.Nergens zijn zakken, storende soldeerplaatsen te vrezen. De meetinrich¬ting wordt "hygiënisch geboren" en blijft deze eigenschap houden. Omdater zich over de gehele meetslanglengte geen soldeerplaatsen en dergelij¬ke bevinden, bestaat ook geen gevaar van de overbelasting van dergelijkeplaatsen bij het trillen van de slangen.
Bij een voorkeursuitvoeringsvorm is er voor gezorgd, dat de aan-sluitinrichting een met de aansluitbuizen verbonden eerste blok en tenminste één paar verende verbindingsbuizen tussen de beide blokken bezit,waarbij ook de verbindingsbuizen zijn gevormd door de enkele buis enwaarbij beide blokken elk twee huishouders voor het ontvangen van door¬gaande aan de verbindingsbuizen aansluitende delen van de enkele buisbezitten, met de verende verbindingsbuizen kan zonder moeilijkheden bijhet buigen van de enkele buis rekening worden gehouden. Ze zorgen ervoordat het tweede blok in verre gaande mate vrijblijft van uitwendigeinvloeden, zoals inspankrachten en -momenten, vibraties en dergelijke.Ten gevolge hiervan kan worden afgezien van de toepassing van het tot nutoe gebruikelijke, zeer stabiele blok met grote afmetingen. De kleineblokken passen zich bij een temperatuurwisseling van het medium zeersnel aan de veranderde temperatuur aan. Dit alles verhoogt de meetnauw-keurigheid.
In het eenvoudigste geval zijn de huishouders voor het daar inleg¬gen van de buisdelen gedeeld. Na het inleggen behoeven alleen maar debeide delen op elkaar worden geplaatst en met elkaar worden verbonden,hetgeen al naar gelang de toegepaste materialen, door kleven, solderen,lassen, schroeven of door eenvoudig sluiting door wrijving kan plaats¬vinden.
Hierbij kan de aansluitinrichting ten minste een gedeeld blokbezitten, waarvan de deelnaad loopt door ten minste twee huishouders.Dergelijke blokken kunnen gemakkelijk worden gemonteerd en worden gehan¬teerd.
In plaats daarvan kunnen de blokken elk om de betreffende buisde¬len worden gegoten of gespoten.
De toepassing van de doorgaande enkele buis maakt het ook mogelijkdat een meetbuiseinden ontvangende blok huishouders met een zeer geringeaxiale lengte bezit. Deze kan in het bijzonder kleiner zijn dan degrootste breedte van het blok. Deze geringe lengte leidt ertoe, dat bijeen temperatuurverandering de in de buisrichting werkzame warmteuitzet-ting uiterst gering is. De meetbuisslangen worden daardoor door thermi¬sche spanningen ten hoogste in te verwaarlozen mate beïnvloed. Ook ditverhoogt de meetnauwkeurigheid.
Bij een voorkeursuitvoeringsvorm is de axiale lengte van de huis¬houders kleiner dan 10%, bij voorkeur kleiner dan 5% van de in dezelfderichting gemeten grootste afmeting van de meetslangen.
Het verdient in het bijzonder aanbeveling dat de enkele buisoverwegend bestaat uit rechte buisdelen, die voor het vormen van debeide meetbuisslangen via vier bochten van 180° en voor het verdereleiden naar de aansluitbuizen via verdere buigplaatsen met elkaar zijnverbonden. Dit vergemakkelijkt de vervaardiging, omdat in totaal zesbuigplaatsen voldoende zijn.
Bij voorkeur lopen de rechte buisdelen in hoofdzaak evenwijdig aanelkaar. Dit geeft een langwerpige meetinrichting, die in een vlak datloodrecht staat op de buisdelen een kleine dwarsdoorsnede nodig heeft endaardoor bijvoorbeeld in een beschermingsbuis kan worden ondergebracht.
Hierbij verdient het aanbeveling dat de huishouders voor de meet¬buiseinden naast elkaar zijn geplaatst en evenwijdige buisdelen ontvan¬gen. Deze zeer eenvoudige uitvoeringsvorm leidt ertoe dat de meetbuis¬slangen iets spiraalvormig zijn vervormd. Omdat deze vervorming echterin beide meetbuisslangen op dezelfde wijze plaatsvindt, leidt dit totgeen beïnvloeding van het meetproces.
Het is ook voordelig dat de in de richting van de rechte buisdelengemeten lengte van de meetbuisslangen met betrekking tot de door debochten van 180° bepaalde hoogte daarvan een verhouding L/H geeft vangroter dan 6, bij voorkeur ongeveer 10. Deze afmeting leidt tot eenmeetinrichting, die niet alleen een kleine dwarsdoorsnede heeft, maarbovendien een hoge meetgevoeligheid en mechanische stabiliteit bezit.Immers, een belangrijk deel van de trillingsbeweging wordt opgenomendoor een torsie van de meetbuizen, die mechanisch een kleinere belastinggeeft dan een overeenkomstige buiging.
De uitvinding wordt hierna aan de hand van de in tekening weerge¬geven uitvoeringsvoorbeelden van voorkeursuitvoeringsvormen nader toege¬licht.
Fig. 1 geeft schematisch een stromingsmeetinrichting volgens deuitvinding weer.
Fig. 2 geeft schematisch een gewijzigde uitvoeringsvorm weer.
Fig. 3 geeft perspectivisch een constructieve oplossing weer.
Fig. 4 geeft een eerste blok weer.
Fig. 5 geeft een tweede blok weer.
Fig. 6 geeft een gewijzigde uitvoeringsvorm van het tweede blok weer.
Fig. 7 geeft perspectivisch een tweede constructieve oplossing weer.
Fig. 8 geeft perspectivisch een derde constructieve oplossing weer
Fig. 9 geeft perspectivisch een vierde constructieve oplossing weer.
Fig. 10 geeft een zijaanzicht weer van de constructie volgensfig. 9.
Fig. 11 geeft een perspectivisch aanzicht weer van een vijfdeconstructieve oplossing.
Fig. 12 geeft perspectivisch een zesde constructieve oplossing weer.
Fig. 13 geeft perspectivisch een zevende constructieve oplossing weer.
Fig. 14 geeft perspectivisch een achtste constructieve oplossing weer.
Fig. 15 geeft een verdere gewijzigde uitvoeringsvorm van eentweede blok weer.
Fig. 1 geeft een volgens het Coriolis-principe werkende stromings-inrichting 1 weer, die is ondergebracht in een beschermingsbuis 2.Hierbij steken alleen maar twee flenzen 3 en 4 voor het verbinden meteen buissysteem naar buiten. De flenzen zijn verbonden met een aan detoevoerzijde liggende aansluitleiding 5 resp. met een aan de afvoerzijdeliggende aansluitleiding 6. De naar elkaar toegekeerde einden wordendoor een eerste blok 7 opgenomen. Dit is via twee verende verbindings-buizen 8 en 9» die ieder in serie liggen met een aansluitbuis 5 resp. 6,verbonden met een tweede blok 10. Deze draagt twee elk door een meetbuis11, 12 gevormde meetbuisslangen 13 rep. 14. Deze strekken zich nagenoegDver dezelfde lengte aan beide zijden van het tweede blok 10 uit, zijnin serie met elkaar geschakeld en aan hun einde met telkens een verbin-ïingsbuis 8, 9 verbonden. In het midden van de meetbuisslangen bevindensich de delen van een alleen maar aangeduide trillingsopwekker 15, die de meetbuisslangen 13 en l4 in tegengestelde richting in trilling zet.Eveneens slechts aangeduide sensoren 16 en IJ geven een van de relatievebeweging van de buizen afhankelijke meetgrootheid, bijvoorbeeld een metde relatieve snelheid evenredige spanning af.
De verende verbindingsbuizen 8 en 9 zorgen ervoor dat het tweedeblok 10 en de daardoor gedragen meetbuisslangen 13 en 14 in verregaandemate vrij van uitwendige invloeden, zoals inklemkrachten en -momenten,vibraties, en dergelijke blijft.
Omdat de uit rechte en halfcirkelvormig gebogen buisdelen bestaan¬de meetbuisslangen 13 en 14 een in vergelijking met de hoogte H grotelengte L hebben, worden de meetbuizen in verminderde mate op buiging enin verhoogde mate op torsie belast, wat de materiaalbelasting vermin¬dert. Bovendien wordt een hoge gevoeligheid verkregen bij de meting vande doorgaande stroomhoeveelheid.
In het uitvoeringsvoorbeeld hebben de meetbuisslangen een lengte Lvan 34 cm en een hoogte H van 6 cm. Bij een andere uitvoeringsvorm wasL = 37 cm en H = 4 cm. De afmetingen kunnen naar behoefte ook groterworden gekozen.
De blokken J en 10 kunnen massa-arm uitgevoerd worden, zodat detemperaturen daarvan bij temperatuurwijzigingen van het medium sneldaarmee verandert. Het blok 10 kan in de richting van de lengte L van demeetbuisslangen kort worden gehouden, zodat de temperatuuruitzettingenin deze richting klein is en geen thermische spanningen op de meetbuis¬slangen 13 en 14 worden uitgeoefend. Dit geeft een hoge meetnauwkeurig-heid en temperatuurstabiliteit.
Bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 2 worden voor overeenkomstigedelen met 100 vermeerderde verwijzingscijfers gebruikt. Tussen heteerste blok 107 en het tweede blok 110 zijn nog twee verdere blokken 118en 119 geplaatst. Dientengevolge lopen verende verbindingsbuizen 108 en109 tussen het eerste blok 107 en het verdere blok 118, verende verbin¬dingsbuizen 108a en 109a tussen beide verdere blokken 118 en 119 alsmedeverende verbindingsbuizen 108b en 109b tussen de verdere blokken 119 enhet tweede blok 110. De volgende serieschakeling wordt verkregen. Aan-sluitbuis 105 - verbindingsbuis 108 - verbindingsbuis 109a - verbinding108b - meetbuisslang 113 - meetbuisslang 114 - verbindingsbuis 109b-verbindingsbuis 108a - verbindingsbuis 109 - aansluitbuis 106.
Bij deze uitvoeringsvorm kunnen uitwendige beïnvloeden nog beterver worden gehouden van het tweede blok 110 èn de meetbuisslangen 114en 115.
Bij alle volgende uitvoeringsvormen bestaan de aansluitbuizen, verbindingsbuizen en meetbuizen uit een meerdere malen gebogen enkelebuis R. Bij tekeningen zijn de trillingsopwekker en de sensoren eenvou-digheidshalve weggelaten. Deze bevinden zich ongeveer op de in fig. 1weergegeven plaats van de meetbuisslangen. In afhankelijk van het soortsensor komen ook andere plaatsen in aanmerking.
Bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 3 t/m 5 worden voor overeen¬komstige delen ten opzichte van fig. 1 met 200 vermeerderde verwijzings-cijfers gebruikt. Het eerste blok 207 bestaat uit een bovengedeelte 220en een ondergedeelte 221, die in samengestelde toestand twee huishouders222 en 223 vormen. De huishouders gaan telkens vanaf een kops vlak naareen zijvlak van het blok 207·
Het tweede blok 210 bestaat eveneens uit een bovengedeelte 224 enondergedeelte 225, die gemeenschappelijk drie huishouders 226, 227 en228 in de vorm van evenwijdig aan elkaar liggende doorbraken vormen. Bijde gewijzigde uitvoeringsvorm volgens fig. 6 is het blok 210 voorzienvan groeven 229, 230 en 231, die telkens kunnen worden afgesloten dooreen inzetstuk 232, zodat huishouders 226a, 227a en 228a in de vorm vanevenwijdige doorbraken achterblijven.
De enkele buis R wordt meerdere malen gebogen en op vooraf bepaal¬de plaatsen gelegd in de huishouders 222, 223, 226, 227 en 228, die doorhet samenvoegen van het bovengedeelte en het ondergedeelte worden geslo¬ten. Dan worden het bovengedeelte en het ondergedeelte van het eersteresp. tweede blok met elkaar en met de vooraf bepaalde buisdelen verbon¬den, waarbij de soort van verbinding afhankelijk is van de materialen.De buis kan bestaan uit staal, messing of dergelijke. De blokken kunnenbestaan uit staal, messing of een ander metaal. De verbinding vindt opdoelmatige wijze door solderen of lassen plaats, ook komen echter klevenof eenvoudig klemmen in aanmerking.
Als eindeffect wordt een structuur verkregen, waarbij de aansluit-buizen 205 en 206 aan tegen elkaar liggende kopse zijden in het eersteblok 207 komen en de verbindingsbuizen, zoals de buizen 208, aan tegenelkaar liggende zijvlakken van dit blok 207 naar buiten komen. De ver¬bindingsbuizen gaan met ombuigbochten over in een rechtlijnig buisge-deelte 233, dat wordt ontvangen door de huishouder 228 en dat het eind-gedeelte van de meetbuis 212 vormt. Een halfcirkelvormige bocht 234 isdaarop aangesloten, die is verbonden met een recht buisgedeelte 235,dat zich over de gehele lengte van de meetbuisslang 214 uitstrekt. Ervolgt een halfcirkelvormige bocht 236, waaraan weer een zich nagenoegover de gehele lengte uitstrekkend rechtlijnig buisgedeelte 237 isaangesloten, dat in het midden in de huishouder 227 is gevat, aan de ene zijde een deel van de meetbuisslang 213 en aan de andere zijde een deelvan de meetbuisslang 214 vormt. Opnieuw volgt een halfcirkelvormigebocht 238, een rechtlijnig gedeelte 239. een halfcirkelvormige bocht 240en een rechtlijnig gedeelte 241, dat in de huishouder 226 is gevat en inmet de verbindingsbuis 208 overeenkomstige verbindingsbuis overgaat. Debeide meetbuisslangen 213, 214 zijn daardoor in het midden van hunaxiale lengte opgehangen aan een naar verhouding smal blok 210. Als elkemeetbuisslang wordt beschouwd als een uit twee haarspelden samengesteldestructuur, zijn de benen van elke haarspeld praktisch even lang.
Een zo gevormde enkele buis R kan gemakkelijk uit een rechte buisworden vervaardigd, omdat alleen de halfcirkelvormige bochten 234, 236, 240 alsmede de zich in de nabijheid van de verbindingsbuis 208 bevinden¬de bochten moeten worden gemaakt. Omdat de rechte buisdelen 233, 237 en 241 worden gelegd in de evenwijdige huishouders 226, 227 en 228, hebbende meetbuisslangen 213 en 214 enigszins een spiraalvorm, de daarbijbehorende buisdelen lopen echter evenwijdig aan elkaar. Omdat het alleenmaar gaat om het fixeren van de buizen, behoeven de huishouders geengrote lengte te hebben. In het bijzonder bij het tweede blok 210 kan delengte van de huishouder zo klein worden gekozen, dat temperatuuruitzet-tingen in de buisrichting praktisch geen rol spelen. Deze huishoudershebben een lengte van slechts enige centimeters. Er wordt naar gestreefdom deze lengte zo kort mogelijk te houden, bijvoorbeeld 2 cm.
Zoals fig. 3 weergeeft, ligt het eerste blok 207 tussen de beidemeetbuisslangen 213 en 214, Ook de beide aansluitbuizen 205 en 206bevinden zich tussen de beide meetbuisslangen. Hierdoor wordt een bui¬tengewoon compacte bouwvorm verkregen, waarvan de totale hoogte slechtsiets groter is dan de hoogte H van de meetbuisslangen.
De uitvoeringsvorm volgens fig. 7 komt overeen met die volgensfig. 1, waarbij de meetinrichting alleen maar op zijn kop is geplaatst,daarbij worden dezelfde verwijzingscijfers als in fig. 1 gebruikt.
De uitvoeringsvorm volgens fig. 8 komt overeen met die volgensfig. 3· Daarom worden dezelfde verwijzingscijfers gebruikt. Verschil isalleen, dat de verbindingsbuis 208a met de aan de toevoerzijde liggendeaansluitbuis 205 is verbonden en aan de onderzijde van het eerste blok207a naar buiten treedt. Hetzelfde geldt voor de andere verbindingsbuis.Hiermede kunnen naar verhouding korte en daarom stijve verende verbin¬dingen worden bereikt.
Bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 9 en 10 worden ten opzichtevan fig. 1 met 300 vermeerderde verwijzingscijfers gebruikt. Hier liggende beide meetbuisslangen 313 en 314 boven elkaar, omdat ook de buishou- ders 326, 327 en 328 in een verticaal vlak liggen. Door de spiraalvormhebben de rechtlijnige buisdelen 333. 335. 337. 339 en 34l een continuverval naar de aan de afvoerzijde liggende aansluitleiding 306 toe. Dezemeetinrichting is geplaatst tussen een driewegomschakelklep 342 en een5 driewegomschakelklep 3^3· De omschakelklep 242 kan de aansluitbuis 305naar keuze verbinden met een het te meten medium transporterende leiding344 of met de atmosfeer 345· Met omschakelklep 343 kan de aansluitbuis306 naar keuze worden verbonden met een leiding 246 voor het te metenmedium of met een afvoer 3^7· Als nu bij de klep 342 de weg naar deI atmosfeer 345 en bij de klep 343 de weg naar de afvoer 347 wordtgeopend, kan het gehele systeem automatisch worden geledigd. Als daaropaansluitend via de leidingen 344 en 346 een ander medium wordt geleid,waarvan de doorstroom moet worden gemeten, vindt geen menging met restenvan het voorgaande medium plaats. Bij deze constructie bevindt heteerste blokdeel 307 zich in de projectie van de meetbuisslangen 313 en314.
Fig. 11 geeft een uitvoeringsvorm weer met 400 vermeerderde ver-wijzingscijfers. Ook hier is het tweede blok 410 verticaal geplaatst.Het eerste blok 407 ligt echter buiten de verticale projectie van demeetbuisslangen 413 en 4l4. Het is op de halve hoogte het tweede blok410 geplaatst, zodat nagenoeg rechtlijnige verbindingsbuisdelen kunnenworden gebruikt.
Bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 12, waarbij met 500 vermeer¬derde verwijzingscijfers worden gebruikt, is een bijzonderheid, dat heteerste blok 507 in langsrichting evenwijdig met de langsrichting van hettweede blok 510 loopt. Op deze wijze kan de as van aansluitbuizen 505 en506 loodrecht op de vlakken van de meetslangen 513 en 514 worden ge¬plaatst.
Bij de uitvoeringsvorm volgens fig. 13 worden met 600 vermeerderdeverwijzingscijfers gebruikt. Hier zijn de meetbuizen zoals hiervoor aantegen elkaar liggende kopse zijden van het het tweede blok 610 aange¬bracht. De verbindingsbuizen 608 treden daarentegen uit het bovenstezijvlak van dit blok naar buiten. Op deze wijze gelukt het om de meet¬buisslangen 613 en 6l4 in twee evenwijdige vlekken onder te brengen. Deverbindingbuizen 608 geven een ombuiging over 180°.
Zoals fig. 14 met 700 vermeerderde verwijzingscijfers weergeeft,kan de parallelle plaatsing van de meetbuisslangen 713 en 714 ook totstand worden gebracht zodanig dat de verbindingsbuizen J08 niet zijnvoorzien van een ombuiging over 180*.
In deze gevallen moet echter een iets anders uitgevoerd tweede blok worden toegepast, zoals deze in fig. 15 met het blok 610 is weerge¬geven. Dit bezit drie groeven 629, 630 en 631, die door overeenkomstigevulstukken, 632, 632a en 632b kunnen worden afgedekt, zodat huishouders626, 627 en 628 overblijven. Deze huishouders zijn aangepast aan de vormvan de gebogen buisdelen.
Voor wat betreft de verdere bijzonderheden wordt verwezen naar degelijkluidende octrooiaanvragen "volgens het Coriolis-principe werkendestromingsmeetinrichting" (I), (III) en (IV) van aanvraagster.
De verende verbindingsbuizen kunnen ook in combinatie met anderedan in de figuur weergegeven, gevormde meetbuisslangen worden toegepast,bijvoorbeeld cirkelvormige slangen.

Claims (11)

1. Volgens het Coriolis-principe werkende stromingsmeetinrichting,met een aansluitinrichting, die enerzijds is verbonden met een aan de> toevoerzijde liggende en een aan de afvoerzijde liggende aansluitbuis enanderzijds met twee bij elkaar liggende meetbuisslangen, die door eentrillingsopwekker in tegengestelde richting in trilling kunnen wordengezet en zijn voorzien van sensoren voor het registreren van een van derelatieve beweging afhankelijke meetgrootheid, met het kenmerk, dat de) beide meetbuisslangen (13, 14; 113, H4; 213, 214; 213, 214; 313, 314.*413, 4l4; 513» 514; 613, 614; 713, 714} zijn gevormd door een meerderemalen gebogen enkele buis (R) terwijl de aansluitinrichting een huishou¬der (227 , 227a, 627) voor het ontvangen van een doorgaande, de beidemeetbuisslangen verbindende gedeelte van een de buis bezit.
2. Stromingsbuisinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat ook de aansluitbuizen (5, 6; 105, 106; 205, 206; 305, 306; 405, 406;505, 506; 605, 6Ο6; 705, 706) zijn gevormd door de enkele buis (R)terwijl de aansluitinrichting huishouders (22, 223} bezit voor hetontvangen van twee doorgaande, aan de aansluitbuis aansluitende delenvan de enkele buis.
3. Stromingsmeetinrichting volgens conclusie 1 of 2, met hetkenmerk, dat de aansluitinrichting een met de aansluitbuizen verbondeneerste blok (10; 110; 210; 310; 410; 510; 610; 710) bezit en ten minsteeen paar verende verbindingsbuizen (8, 9; 108, 108a, 108b, 109m, 109a,109b; 208, 208; 308, 309; 408, 409; 508, 509; 608; 708) tussen de beideblokken, waarbij ook de verbindingsbuizen zijn gevormd door de enkelebuis (R) terwijl beide blokken elk twee huishouders (222, 223; 226, 228;226a, 228a; 626 , 628} bezitten voor het ontvangen van doorgaande aan deverbindingsbuizen aansluitende delen van de enkele buis.
4. Stromingsmeetinrichting volgens een der conclusies 1 t/m 3, methet kenmerk, dat de huishouders (22, 223; 226, 227, 228; 226a, 228a;626, 627, 628) voor het inleggen van buisdelen zijn gedeeld.
5. Stromingsmeetinrichting volgens een der conclusies 1 t/m 4, methet kenmerk, dat de aansluitinrichting ten minste een gedeeld blok (207,210; 210a; 610) bezit, waarvan de deelvoeg ten minste loopt door tweehuishouders (222, 223; 226, 227, 228; 226a, 228a, 626, 627, 628).
6. Stromingsmeetinrichting volgens een der conclusies 2 t/m 5* methet kenmerk, dat een de meetbuiseinden ontvangen blok (210; 210a) huis¬houders (226, 227, 228; 226a, 227a, 228a) bezit met een axiale lengte,die kleiner is dan de grootste breedte van het blok.
7. Stromingsmeetinrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk,dat de axiale lengte van de huishouders kleiner is dan 10#, bij voorkeurkleiner is dan 5# van de in dezelfde richting gemeten grootste afmeting(L) van de meetslangen.
8. Stromingsmeetinrichting volgens een der conclusies 1 t/m 7. methet kenmerk, dat de enkele buis (R) overwegend bestaat uit rechte buis-delen (205; 233, 235. 237. 239. 24l, 206), die voor het vormen van debeide meethuisslangen via vier* bochten van 180° (234, 236. 238, 240) envoor het verder geleiden naar de aansluitbuizen via verdere buigplaatsenmet elkaar zijn verbonden.
9. Stromingsmeetinrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk,dat de rechte buisdelen (205; 233. 235, 237. 239. 351. 206) in hoofdzaakevenwijdig aan elkaar lopen.
10. Stromingsmeetinrichting volgens conclusie 9. met het kenmerk,dat de huishouders (226, 227, 228; 226a, 227a, 228a) voor de meet-buiseinden naast elkaar zijn geplaatst en evenwijdige buisdelen ontvan¬gen.
11. Stromingsmeetinrichting volgens een der conclusies 8 t/m 10,met het kenmerk, dat de in de richting van de rechte buisdelen gemetenlengte (L) van de meetbuisslangen met betrekking tot de door de bochtenvan 180° bepaalde hoogte (H) een verhouding geeft van L/H groter dan 6,bij voorkeur ongeveer 10.
NL8901833A 1988-08-26 1989-07-14 Volgens het coriolis-principe werkende stromingsmeetinrichting (ii). NL8901833A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
DE3829059 1988-08-26
DE3829059A DE3829059A1 (de) 1988-08-26 1988-08-26 Nach dem coriolis-prinzip arbeitendes stroemungsmessgeraet

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8901833A true NL8901833A (nl) 1990-03-16

Family

ID=6361681

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8901833A NL8901833A (nl) 1988-08-26 1989-07-14 Volgens het coriolis-principe werkende stromingsmeetinrichting (ii).

Country Status (10)

Country Link
US (1) US5020375A (nl)
JP (1) JPH02105017A (nl)
DE (1) DE3829059A1 (nl)
DK (1) DK416889A (nl)
ES (1) ES2014876A6 (nl)
FR (1) FR2635864A1 (nl)
GB (1) GB2224840A (nl)
IT (1) IT1233179B (nl)
NL (1) NL8901833A (nl)
SE (1) SE8902494L (nl)

Families Citing this family (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5425277A (en) * 1991-01-22 1995-06-20 Lew; Hyok S. Inertia force flowmeter with symmetrized looped conduit
US5357811A (en) * 1992-02-11 1994-10-25 Exac Corporation Single tube coriolis flow meter with floating intermediate section
FR2707395B1 (fr) * 1993-07-09 1995-10-06 Facom Outil de mesure d'un couple, tel qu'une clé dynamométrique électronique.
US20040258750A1 (en) * 1999-06-28 2004-12-23 Gerard Alaux Timed dual release dosage forms comprising a short acting hypnotic or a salt thereof
US20030124030A1 (en) * 2001-12-27 2003-07-03 Neopoxy Corporation System and method for delivering reactive fluids to remote application sites
JP3782421B2 (ja) * 2004-02-03 2006-06-07 株式会社オーバル コリオリ流量計
JP3782422B2 (ja) * 2004-02-05 2006-06-07 株式会社オーバル コリオリ流量計

Family Cites Families (10)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE239679C (nl) *
US4127028A (en) * 1977-06-07 1978-11-28 Halliburton Company Coriolis mass flow rate metering means
US4311054A (en) * 1978-11-13 1982-01-19 Halliburton Company Mass flowmeter with sensor gain control
US4711132A (en) * 1984-06-04 1987-12-08 Exac Corporation Apparatus for mass flow rate and density measurement
EP0188572B1 (en) * 1984-07-11 1992-01-15 Exac Corporation Improved apparatus for mass flow rate and density measurement
US4747312A (en) * 1986-02-21 1988-05-31 Fischer & Porter Co. Double-loop Coriolis type mass flowmeter
US4730501A (en) * 1986-05-19 1988-03-15 Exac Corporation Single tube parallel flow coriolis mass flow sensor
EP0271605B1 (de) * 1986-10-02 1990-12-27 Krohne AG Massendurchflussmessgerät mit Einrichtung zur Ermittlung der Corioliskraft
US4803867A (en) * 1987-04-28 1989-02-14 Dahlin Erik B Fluid measurement apparatus providing flow tube strain relief
US4852409A (en) * 1988-06-09 1989-08-01 Fischer & Porter Company Signal recovery system for mass flowmeter

Also Published As

Publication number Publication date
DE3829059A1 (de) 1990-03-08
IT1233179B (it) 1992-03-16
GB8919409D0 (en) 1989-10-11
SE8902494L (sv) 1990-02-27
DK416889A (da) 1990-02-27
DK416889D0 (da) 1989-08-24
US5020375A (en) 1991-06-04
SE8902494D0 (sv) 1989-07-10
ES2014876A6 (es) 1990-07-16
JPH02105017A (ja) 1990-04-17
GB2224840A (en) 1990-05-16
FR2635864A1 (fr) 1990-03-02
IT8967720A0 (it) 1989-08-25
DE3829059C2 (nl) 1992-06-04

Similar Documents

Publication Publication Date Title
AU593907B2 (en) Single tube parallel flow coriolis mass flow sensor
CN100397047C (zh) 科里奥利质量流量计
EP0320508B2 (en) Improved parallel path coriolis mass flow meter
US7946187B2 (en) Mass flowmeter
NL8901833A (nl) Volgens het coriolis-principe werkende stromingsmeetinrichting (ii).
US5717145A (en) Detector for an ultrasonic flow meter
US4738143A (en) High temperature Coriolis mass flow rate meter
JPS6391519A (ja) 質量流れ測定器
US5675093A (en) Coriolis mass flow sensor including a single connection and support structure
JPH0373811A (ja) 流量測定装置
GB2212613A (en) Improvements in single vibrating tube transducers
JP2002540390A (ja) 減少したフラッグ寸法を有するコリオリ流量計
DK0754934T3 (da) Coriolis-massestrømningsmåler med mindst ét målerør
FR2394065A1 (fr) Appareil de mesure du debit-masse d'un fluide
KR100340673B1 (ko) 코리올리 질량유량계 및 그 제조방법
NL7909101A (nl) Stroommeter.
WO2000026618A1 (en) Device for temperature compensation in an acoustic flow meter
JPH11337383A (ja) コリオリ質量流量計
JP3058094B2 (ja) 質量流量計
NL8902139A (nl) Volgens het coriolis-principe werkende stromingsmeetinrichting (iii).
US10215605B1 (en) Coriolis mass flowmeter and sensor assembly thereof
NL1005138C2 (nl) Pijpleidingdeel voorzien van temperatuurmeet voorzieningen.
JPH11351939A (ja) コリオリ質量流量計
CA1234300A (en) Mass flowmeter
NL8303981A (nl) Ultrasone stroomsnelheidsmeter.