NL8902139A - Volgens het coriolis-principe werkende stromingsmeetinrichting (iii). - Google Patents

Description

Volgens het Coriolis-principe werkende stromingsmeetinrichting. (III)

De uitvinding heeft betrekking op een volgens het Coriolis-princi¬pe werkende stromingsmeetinrichting met een aansluitinrichting, dieenerzijds met een toevoerzijdige en een afvoerzijdige aansluitbuis enanderzijds met twee nabij elkaar liggende meetbuislussen verbonden is,die door een oscillatie-opwekker in tegengestelde richting in oscilla¬tie gebracht kunnen worden en van sensoren voor de opname van een, vande relatieve beweging afhankelijke meetgrootheid voorzien zijn.

Inrichtingen van deze soort zijn bijvoorbeeld uit DE-AS-2.822.087of EP-OS-239.679 bekend. Daarbij zijn de meetbuislussen in twee paral¬lelle vlakken aangebracht, die ofwel boven elkaar of naast elkaar lo¬pen.

Indien men na elkaar verschillende media door de meetinrichtingwil sturen, volgt bij het omschakelen de moeilijkheid, dat het oude me¬dium zich met het nieuwe medium vermengt. Dit kan tot storende reac¬ties, uitvallen en dergelijke leiden.

De uitvinding beoogt een meetinrichting van de in de inleiding be¬schreven soort aan te geven, die voor het voorkomen van een dergelijkevermenging volledig leeg gemaakt kan worden.

Dit probleem wordt volgens de uitvinding daardoor opgelost, dat demeeste buislussen boven elkaar aangebracht zijn en dat telkens van hetene naar het andere einde van elke lus een continue helling aanwezigis.

Omdat binnen elke meetbuislus een continue helling aanwezig is,kan de meetbuislus gemakkelijk leeg gemaakt worden. Slechts het onder¬ste uiteinde hoeft met een afvoer verbonden te worden. Aansluitend kanhet nieuwe medium ingevoerd worden zonder dat het tot een vermengingmet het oude medium komt.

Doelmatig is het, de boven elkaar aangebrachte meetbuislussen inserie te schakelen. Er volgt dan een continue hellingbaan over beideTussen.

Verder verdienen twee heilingtrajecten de voorkeur, die vanuit eenhoogste positie telkens tot een van de beide uitlaateinden leiden. In¬dien beide aansluiteinden met een afvoer verbonden worden, wordt devloei stofzuil ongeveer in het gebied van de hoogste positie gescheidenen de leegmaking heeft plaats naar beide zijden.

Bijzonder voordelig is het, dat de meetbuis en de aansluitbuisdoor een meervoudig gebogen afzonderlijke buis gevormd is, waarvanvooraf bepaalde segmenten op de aansluitinrichting bevestigd zijn. Een dergelijke afzonderlijke buis vergemakkelijkt de vervaardiging en mon¬tage. Hij bezit doorlopend dezelfde dwarsdoorsnede en vormt geen zak¬ken, waarin zich vuil kan verzamelen. Verder is het, anders dan bij sa¬mengestelde buissegmenten niet noodzakelijk, om op de afdichting op debuissegmenteinden te letten.

Hierbij verdient het de voorkeur, dat de aansluitinrichting ge¬deelde huishouders voor de opname van de vooraf bepaalde afzonderlijkebuissegmenten bezit. De afzonderlijke buissegmenten worden eenvoudig inhet ene deel van de huishouder gelegd. Dan wordt het buishouderdeeldaaroverheen gelegd en beide delen worden met elkaar verbonden hetgeentelkens naar gelang materiaal door lassen, solderen, kleven, schroevenof ook door een wrijvingssluiting kan plaatshebben.

Voordelen biedt het ook, dat de einden van de beide meetbuizen indrie boven elkaar aangebrachte huishouders gefixeerd zijn. Door dezeeenvoudige maatregel worden de meetbuislussen spiraal vormig vervormd,zodat de gewenste doorlopende helling volgt.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm is er voor gezorgd, dat de aan¬sluit! nrichting een met de aansluitbuizen verbonden eerste blok, eenmet de meetbuislussen verbonden tweede blok en tenminste een paar ve¬rende verbindingsbuizen tussen de beide blokken bezit en dat het tweedeblok boven elkaar drie rechte en parallelle huishouders bezit, die deeinden van de meetbuislussen en van de verbindingsbuizen opnemen.

De toepassing van de verbindingsbuizen leidt daartoe, dat invloe¬den van buitenaf, zoals inspankrachten of -momenten, vibraties en der¬gelijke van het tweede blok en de daarop bevestigde meetbuislussen opafstand gehouden worden. Dit geeft een hogere meetnauwkeurigheid. Bo¬vendien kunnen de blokken met naar verhouding kleinere massa uitgevoerdworden, zodat ze temperatuurveranderingen van de vloeistof snel volgen.In samenhang met de spanning van de afzonderlijke buis kan de lengtevan de huishouders uiterst kort gemaakt worden, zodat de bij tempera¬tuurveranderingen optredende lengteveranderingen van het tweede blokverwaarloosd kunnen worden.

In het bijzonder kan het eerste blok op het onderste einde van hettweede blok aangebracht evenals op zijn tegenover elkaar liggende voor¬vlakken van de aansluitbuizen, of op een zijvlak van een onderste ver-bindingsbuis en op zijn bovenzijde van een bovenste verbindingsbuisvoorzien zijn. Dit geeft een gedrongen bouwvorm met korte stijgbuis.

Voor de constructie verdient het de voorkeur, dat de meetbuislus¬sen uit rechte, in de verticale projectie ten opzichte van elkaar enten opzichte van de aansluithuizen ongeveer parallelle buissegmenten bestaan, die door 180°-krommingen met elkaar verbonden zijn, en dat heteerste blok binnen de lusprojectle ligt. Er ontstaat een langwerpigemeetlnrichting, die een In vergelijking kleine dwarsdoorsnederuimte no¬dig heeft en daarom In een beveiligingsbuis Ingebouwd kan worden. OokIs de uitvoering met rechte bulssegmenten bij de vervaardiging uit eenafzonderlijke buis zeer eenvoudig, omdat slechts enkele buigingen uit¬gevoerd moeten worden.

De uitvinding wordt in het vervolg aan de hand van een in de teke¬ning weergegeven, voorkeursuitvoeringsvoorbeeld nader toegelicht. Hier¬bij tonen: fig. 1 een ruimtelijke weergave van een stromingsmeetinrichtingvolgens de uitvinding en fig. 2 een zijaanzicht met schematisch weergegeven verdere delen.

De weergegeven stromingsmeetinrichting bezit een toevoerzijdigeaansluitbuis 1 en een afvoerzijdige aansluitbuis 2, die van - eventueelvan flens voorziene - uitwendige aansluiteinden la en 2a naar tegenoverelkaar liggende voorzijden van een eerste blok 3 leiden. Dit is viatwee verende verbindingsbuizen 4 en 5 met een middenblok 6 verbonden.Daaraan zijn twee boven elkaar liggende meetbuislussen 7 en 8 beves¬tigd. Deze bestaan telkens uit drie rechte buissegmenten 9, 10 en 11resp. 12, 13 en 14 evenals telkens twee 180°-krommingen 15 en 16 resp.17 en 18. Zoals fig. 2 weergeeft, bestaat van de hoogste positie S uitnaar beide zijden toe een continue helling.

De gehele buisconstructie is uit een enkele buis R gebogen enwordt door de beide blokken 3 en 6 in de juiste positie gehouden. Voordit doel vormt het blok 3 twee huishouders 19 en 20, terwijl het blok 6drie huishouders 21, 22 en 23 vormt. De laatste bestaan uit drie paral¬lelle doorboringen, terwijl de eerste een gebogen verloop hebben. Om deovereenkomstige buissegmenten in de huishouders te kunnen leggen be¬staat het blok 3 uit een achterste deel 24 en een voorste deel 25,waarbij de delingsnaad door de beide huishouders 19 en 20 gaat. Hetblok 6 bestaat uit een achterste deel 26 en een voorste deel 27, waar¬van de delingsnaad wederom door de drie huishouders 21, 22 en 23 gaat.Bij de vervaardiging wordt zo tewerk gegaan, dat eerst de buis R gebo¬gen wordt. Dan worden de te fixeren buissegmenten eenzijdig in eenblokdeel gelegd. Dan wordt het andere blokdeel daar boven gelegd en hetgeheel met elkaar verbonden.

De beide meetbuislussen 7 en 8 bezitten in het midden van de seg¬menten 10, 13 een oscillatie-opwekker 28 en nabij de einden van dezebuissegmenten sensoren 29 en 30 voor de vaststelling van een van de os- cillatiebeweging afhankelijke meetgrootheid.

Om verschillende media te kunnen meten kan de aansluitbuis 1 viaventielen 31, 32 en 33 met buisleidingen 34, 35 resp. 36 verbonden wor¬den. Een ander ventiel 37 dient voor verbinding met een afvoer 38, viawelke ook lucht kan binnen komen. De aansluitbuis 2 is via een ventiel39 met een afvoer 40, via welke ook lucht kan binnen komen en via drieventielen 41, 42 en 43 met leidingen 44, 45 resp. 46 verbonden.

Aangenomen wordt dat op het ogenblik de stroming van een vloeistofgemeten wordt die via de leiding 34 aan- en de leiding 44 afgevoerdwordt. Voor het overgaan op een andere vloeistof worden eerst de ven¬tielen 31 en 41 gesloten en de ventielen 37 en 39 geopend. Dientenge¬volge kan de meetinrichting via de afvoeren 38 en 40 leeg gemaakt wor¬den, waarbij de vloeistofzuil in het gebied van de hoogste plaats $ uitelkaar scheurt. Dan worden de ventielen 37 en 39 gesloten en het ven¬tiel 32 en 42 geopend. Nu kan een andere vloeistof vanuit de leiding 35via de meetinrichting naar de leiding 45 stromen.

Vanzelfsprekend is dit principe ook geschikt voor anders gevormdemeetbuislussen, bijvoorbeeld cirkelvormig gebogen of tennisracketvormi¬ge lussen. De lussen behoeven zich ook niet naar beide zijden van eenblok uit te strekken. Ze kunnen zich ook beiden volledig aan een zijdevan dit blok bevinden, zoals dit in de techniek bekend is. Voor hetleegmaken kan het ventiel ook met een bron met geringe bovendruk ver¬bonden zijn.

Voor verdere details wordt naar de gelijkluidende aanvragen "vol¬gens het Coriolis-principe werkzame stroominrichting" (I), (II) en (IV)van de aanvraagster verwezen.

Claims (9)

1. Volgens het Coriolis-principe werkende stromingsmeetinrichting,met een aansluitinrichting, die enerzijds met een toevoerzijdige en eenafvoerzijdige aansluitbuis en anderzijds met twee nabij elkaar liggendemeetbuislussen verbonden is, die door een oscillatie-opwekker in tegen¬gestelde richting in oscillatie verplaatst kunnen worden en van senso¬ren voor de opname van een van de relatieve beweging afhankelijke meet-grootheid voorzien zijn, met het kenmerk, dat de meetbuislussen (7, 8}boven elkaar aangebracht zijn en dat telkens van het ene naar het ande¬re einde van elke lus een continue helling aanwezig is.

2. Meetinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de bo¬ven elkaar aangebrachte meetbuislussen (7, 8) in serie geschakeldzijn.

3. Meetinrichting volgens conclusie 1 of 2, gekenmerkt door tweeheilingtrajecten, die vanuit een hoogste positie telkens naar een vande beide aansluiteinden leiden.

4. Meetinrichting volgens een van de conclusies 1 tot 3, met hetkenmerk, dat de meetbuizen en de aansluitbuizen door een meervoudig ge¬bogen afzonderlijke buis (R) gevormd is, waarvandaan vooraf bepaaldesegmenten op de aansluitinrichting bevestigd zijn.

5. Meetinrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat deaansluitinrichting gedeelde huishouders (19, 20; 21, 22, 23) voor deopname van de vooraf bepaalde afzonderlijke buissegmenten bevat.

6. Meetinrichting volgens een van de conclusies 1 tot 5, met hetkenmerk, dat de einden van de beide meetbuizen in drie boven elkaaraangebrachte huishouders (21, 22, 23) gefixeerd zijn.

7. Meetinrichting volgens een van de conclusies 1 tot 6, met hetkenmerk, dat de aansluitinrichting een met de aansluitbuizen (1, 2)verbonden eerste blok (3), een met de meetbuislussen (7, 8) verbondentweede blok (6) en ten minste een paar verende verbindingsbuizen (4, 5)tussen de beide blokken bezit en dat het tweede blok boven elkaar drierechte en parallelle huishouders (22, 23, 24) bevat, die de einden vande meetbuislussen (7, 8) en van de verbindingsbuizen opnemen.

8. Meetinrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat heteerste blok (3) bij het onderste einde van het tweede blok (6) aange¬bracht is evenals aan zijn tegenover elkaar liggende voorvlakken met deaansluitbuizen (1, 2) op een zijvlak van een onderste verbindingsbuis(5) en op zijn bovenzijde van een bovenste verbindingsbuis (4) voorzienis.

9. Meetinrichting volgens een van de conclusies 1 tot 8, met hetkenmerk, dat de meetbuislussen (7, 8) uit rechte, in de verticale pro¬jectie ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de aansluithuizen(1, 2) ongeveer parallelle buissegmenten (9 tot 14) bestaan, die door180"-krommingen (15-18) met elkaar verbonden zijn en dat het eersteblok (3) binnen de lusprojectie ligt.