NL8901473A - Schermconstructie. - Google Patents
Schermconstructie. Download PDFInfo
- Publication number
- NL8901473A NL8901473A NL8901473A NL8901473A NL8901473A NL 8901473 A NL8901473 A NL 8901473A NL 8901473 A NL8901473 A NL 8901473A NL 8901473 A NL8901473 A NL 8901473A NL 8901473 A NL8901473 A NL 8901473A
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- screen
- cables
- columns
- cloth
- construction according
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01G—HORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
- A01G13/00—Protecting plants
- A01G13/02—Protective coverings for plants; Coverings for the ground; Devices for laying-out or removing coverings
- A01G13/0206—Canopies, i.e. devices providing a roof above the plants
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01G—HORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
- A01G9/00—Cultivation in receptacles, forcing-frames or greenhouses; Edging for beds, lawn or the like
- A01G9/22—Shades or blinds for greenhouses, or the like
-
- Y—GENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
- Y02—TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
- Y02A—TECHNOLOGIES FOR ADAPTATION TO CLIMATE CHANGE
- Y02A40/00—Adaptation technologies in agriculture, forestry, livestock or agroalimentary production
- Y02A40/10—Adaptation technologies in agriculture, forestry, livestock or agroalimentary production in agriculture
- Y02A40/25—Greenhouse technology, e.g. cooling systems therefor
Landscapes
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Health & Medical Sciences (AREA)
- General Health & Medical Sciences (AREA)
- Toxicology (AREA)
- Fencing (AREA)
Description
Korte aanduiding: Schermconstructie Dé uitvinding heeft betrekking op een schermconstructie voor het afschermen van een bodemoppervlak voorzien van kolommen waartussen draag-kabels zijn aangebracht, welke zich althans in hoofdzaak in horizontale richting uitstrekken en die dienen voor de ondersteuning van een scherm, dat langs de draagkabels verschuifbaar is.
In de land- en tuinbouw wordt veelvuldig gebruik gemaakt van al dan niet li cht door latende schermen uit doel^ gaas of dergelijk materiaal, die afhankelijk van de weersomstandigheden over de te beschermen gewassen kunnen worden geschoven resp. kunnen worden samengevouwen om de gewassen bloot te stellen aan zonlicht of dergelijke. Deze schermen zijn veelal slechts geschikt voor gebruik in kassen of warenhuizen.
Met de uitvinding wordt beoogd een dergelijk schermconstructie te verkrijgen, welke een doelmatige en lichte bouw heeft, en ook buiten te gebruiken is.
Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat het scherm is voorzien van een aantal zich dwars op de draagkabels uitstrekkende spankabels, die aan hun einden zijn voorzien van geleidingsorganen, die verschuifbaar zijn langs zich evenwijdig aan de draagkabels uitstrekkende rails waartussen de SDan-kabels zijn gespannen.
Doelmatig kan daarbij het scherm zijn opgehangen aan zich tussen de kolommen uitstrekkende tuidraden.
Volgens een verder aspect van de uitvinding doen bij een scherm-ronstructie van de bovengenoemde soort de aan de kolommen vastgezette draagkabels dienst als tussen de kolommen ver Lopende tui kabels voor het in de gewenste rechtopstaande stand houden van de kolommen, terwijl op enige afstand onder deze draagkabels verder zich dwars op de draagkabels uitstrekkende tuikabels zijn aangebracht en zodanig aan de kolommen zijn bevestigd, dat de tuikabels op enige afstand van de kolommen zijn gelegen.
Bij toepassing van de constructie volgens de uitvinding worden de kolommen op effectieve wijze met behulp van de verschillende tuikabels in de gewenste positie gehouden, terwijl een stel tuikabels tevens kan benut worden voor het het ondersteunen van het verschuifbare scherm, terwijl de lager gelegen tuikabels zodanig zijn opgesteld, dat in de opengevouwen stand delen van het scherm of met scherm verbonden verlengstukken met de verdere tuikabels kunnen stukken met de verdere tui kabels kunnen samenwerken om ter hoogte van de kolommen een effectieve aansluiting en afdichting bij de uiteinden van de schermen te kunnen bewerkstelligen.
De uitvinding zal hieronder nader worden uiteen gezet aan de hand van enige in bijgaande figuren schematisch weergegeven mogelijke uitvoeringsvormen van de constructie volgens de uitvinding.
Fig. 1 toont schematisch in perspectief een deel van een acherm-constructie volgens de uitvinding.
Fig. 2 toont op grotere schaal een zijaanzicht op een schermcon-structie volgens de uitvinding.
Fig. 3 toont een aanzicht op fig. 2, waarbij bepaalde delen zijn weggelaten om daarachter liggende delen te kunnen weergeven.
Fig. 4 toont op grotere schaal een detail van de schermconstructie.
Fig. 5 toont een bovenaanzicht op fig. 4.
Fig. 6 toont een zijaanzicht op fig. 4.
Fig. 7 toont een verdere uitvoeringsvoorbeeld van een doekbe-vestigingsorgaan.
Fig. 8 toont een zijaanzicht op fig. 7.
Fig. 9 toont een verdere uitvoeringsvoorbeeld van een doek-bevestigingsorgaan.
Fig. 10 toont een zijaanzicht op fig. 9.
Fig. 11 toont een verder uitvoeringsvoorbeeld van een doek” bevestigingsorgaan.
Fig. 12 toont een zijaanzicht op fig. 11.
Fig. 13 toont een zijaanzicht op een doekophangorgaan.
Fig. 14 toont een doorsnede over fig. 13 gezien volgens de lijn XIV-XIV in fig. 13.
Fig. 15 toont een verder uitvoeringsvoorbeeld van een doekophangorgaan.
Fig. 16 toont een zijaanzicht op fig. 15.
Fig. 17 toont een verder uitvoeringsvoorbeeld van een doekophangorgaan.
Fig. 18 toont een zijaanzicht op fig. 17.
Fig. 19 en 20 tonen verdere mogelijke uitvoeringsvormen van. bij de uiteinden van de schermconstructie opgestelde schermen.
Fig. 21 toont een uitvoeringsvorm van een draadspaninrichting.
Fig. 22 toont een mogelijke uitvoeringsvorm van een geveltui* met onderdelen versprongen ten opzichte van elkaar weergegeven.
Fig. 23 toont een verdere uitvoeringsvorm van een geveltui-constructie.
Fig. 24 toont een zijaanzicht op fig. 23.
Fig. 25 toont een bovenaanzicht op fig. 23.
Fig. 26 toont verschillende mogelijkheden voor het uitvoeren van een doek of scherm.
Fig. 27*30 tonen verschillende mogelijke uitvoeringsvormen voor het vastzetten van kabels.
Fig. 31*37 tonen verschillende mogelijke uitvoeringsvormen van de aan de uiteinden van de in het doek of scherm opgenomen spandraden aangebrachte geleidingsorganen met daarbij behorende profielen.
Fig. 38*43 tonen verdere schermconstructies.
Fig. 44 toont nog een uitvoeringsvoorbeeld van een draadspan* inri chting.
Fig. 45 is een bovenaanzicht op fig. 44.
Fig. 46 toont een detail van een verdere uitvoeringsvorm van de schermconstructie.
Fig. 47 toont een zijaanzicht op fig. 46.
Fig. 48 en 49 tonen een ophanghoek voor het scherm in voor resp. zijaanzicht.
De schermconstructie omvat een aantal bij de buitenomtrek van de schermconstructie op regelmatige afstand van elkaar opgestelde gevelkolommen 1 en tussen de gevelkolommen opgestelde tussenkolommen 2. De gevelkolommen zijn met behulp van zich schuin uitstrekkende tuidraden 3 verbonden met niet nader weergegeven grondankers.
Verder zijn tussen de kolommen zich in de lengterichting van de 'schermconstructie en althans in hoofdzaak horizontaal verlopende tuidraden 4 aangebracht alsmede zich loodrecht op deze tuidraden 4 uitstrekkende tuidraden 5.
Zoals nader in fig. 4 is weergegeven zijn de zich dwars op de lengterichting van de schermconstructie uitstrekkende tuidraden 5 met behulp van klemplaten6 vastgeklemd tegen de onderzijden van min of meer omgekeerd V*vormige strippen 1, die ieder met een einde aan een kolom zijn bevestigd. Daarbij ligt de tuidraad 5 op enige afstand van de kolom 1 in de knik van de V“vormia aeboaen striD 1. zoals duidelijk zal zijn uit fig. 4.
De zich in de Lengterichting van de schermconstructie uitstrekkende tuidraden4 zijn met behulp van klemstukken 8 vastgeklemd tegen de zijkanten van de kolommen waarlangs de desbetreffende tuidraden 4 zich uit-st rekken.
De zich in de lengterichting van de schermconstructie uitstrekkende tui draden 4 worden benut voor het ondersteunen van schermen of doeken 9, die uit al dan niet ondoorzichtig materiaal, gaas of dergelijke kunnen zijn vervaardigd. Ieder doek is voorzien van een aantal een geheel met het doek vormende spandraden 10. Deze spandraden kunnen bijvoorbeeld in het doek zijn ingeweven of op andere wijze aan het doekmateriaal zijn bevestigd. Aan de uiteinden van de spandraden zijn geleidingsorganen, in het weergegeven voorbeeld gevormd door om verticaal staande draaiingsassen vrij draaibare rollen 11 bevestigd, die lopen in rai Is vormende profielbalken 12, die aan de buitenste geveIkolommen 1 zijn bevestigd en zich evenwijdig aan de tuidraden 4 uitstrekken. Daarbij is de uitvoering zodanig getroffen, dat de spandraden 10 met behulp van niet nader weergegeven spanorganen kunnen worden strakgespannen tussen de rai Ls 12.
Aan het doek of scherm 9 zijn verder ter plaatse van de spandraden 10 doekophangorganen 13 met het doek verbonden. Dergelijke doek" ophangorganen kunnen bijvoorbeeld zijn uitgevoerd zoals weergegeven in fig. 13 en 14.
Zoals uit fig. 13 en 14 blijkt omvat een dergelijk doekophang-orgaan een onderste horizontaal verlopend aansluitdeel 14, dat in doorsnede een min of meer C-vormige doorsnede heeft. Op dit aansluitdeel sluit een haakvormig deel 15 aan. De aansluitdelen 14 van de doekophangorganen 13 kunnen nu over de spandraad 10 worden geschoven en de haakvormige delen 15 kunnen over de zich in de lengterichting van de schermconstructie uitstrekkende tuidraden 4 worden gehaakt.
Eventueel kunnen tussen de tuidraden 4 nog extra steundraden 4' I worden aangebracht voor het dragen van het scherm 9, zoals aangegeven in fig. 1.
Zoals uit fig. 1 duidelijk zal zijn is voor ieder veld, bepaald tussen twee gezien in de lengterichting van de schermconstructie op elkaar volgende kolommen, een doek 9 aangebracht. Zoals nader in fig. 2 is afgebeeld is daarbij een uiteinde van het doek om een zich dwars op de lengterichting j van de schermconstructie uitstrekkende tuidraad 5 geslagen en daaraan vastgezet. Aan de het andere uiteinde van het doek begrenzende spandraad 10 zijn driehoekvormige doekbevestigingsorganen 16 bevestigd. Zoals uit fig. 4 duidelijk zal zijn zijn deze doekbevestigingsorganen 16 nabij hun onderste hoeken voorzien van in doorsnede C-vormige opneemgedeelten 17 voor het opnemen van de in het desbetreffende uiteinde van het doek of scherm 9 aangebrachte spandraad 10.
Verder zijn de doekbevestigingsorganen 16 met behulp van klem-platen 18 vastgeklemd aan trekdraden 19.
Zoals nader in fig. 2 is weergegeven zijn deze eindloos uitgevoerde trekdraden 19 nabij een einde van de schermconstructie gevoerd om een door de kolommen ondersteunde en zich evenwijdig aan de tuidraden 5 uitstrekkende as 20 en nabij het andere uiteinde van de schermconstructie geleid om omleidwielen 21. De as 20 is met behulp van geschikte niet nader weergegeven aandrijfmiddelen zowel in de ene alsin de andere richting om zijn draaiingsas in draaiing te brengen.
Het zal duidelijk zijn, dat indien de as 20 zodanig in draaiing wordt gebracht, dat gezien in fig. 2 het onderste part van de trekkabel naar rechts beweegt ook de doekbevestigingsorganen naar rechts zullen worden verplaatst waardoor de doeken of schermen 9 worden ontvouwen om het onder deze doeken of schermen gelegen bodemoppervlak af te schermen. Zoals in het bijzonder uit fig. 4 duidelijk zal zijn komt daarbij het met de doekbevestigingsorganen 16 verbonden uiteinden van het doek boven op de tuidraad 5 5 te liggen waaraan een uiteinde van het naburige doek is bevestigd. Op deze wijze is een goede aansluiting van de opeenvolgende doeken te realiseren.
Zoals verder nog uit fig. 2 blijkt zijn bij het weergegeven uit-voeringsvoorbeeld debij de uiteinden van de schermconstructie opgestelde geveIkolommen 1 onderling verbonden door zich evenwijdig aan de tuidraden 5 uitstrekkende balken 22. Tussen deze balken en de bodem kunnen eventueel uit folie of gaas bestaande windschermen 23 worden aangebracht. Verder kunnen ook nog zich boven deze balken 22 tot aan de boveneinden van de gevelkolommen 1 uitstrekkende schermen 24uit gaas of dergelijk materiaal zijn aangebracht. Soortgelijke schermen 23' resp. 24' kunnen ook aan de zijkanten van de schermconstructie zijn aangebracht, zoals weergegeven in fig. 3.
Uiteraard zijn er meerdere variaties op de bovenomschreven constructie denkbaar. Zo is in fig. 7 en 8 een doekbevestigingsorgaan weergegeven, dat een min of meer trapeziumvormige steun 25 omvat. Het uiteinde van het doek 9 is daarbij tussen de onderzijden van de steun 25 en een klempLaat 26 vastgeklemd met behulp van een bout 27. Met behulp van deze bout en een verdere klemplaat 28 is de trekdraad 19 aan de steun 25 vastgeklemd.
Een soortgelijke uitvoering is weergegeven in de fig. 9 en 10, waarbij echter de trapeziumvormig steun 25 is vervangen door een I-vormige steun 29.
Het in de fig. 11 en 12 weergegeven doekbevestigingsorgaan 16' komt althans in hoofdzaak overeen met het in de fig. 4-6 weergegeven doekbevestigingsorgaan 16. Bij de hier weergegeven uitvoeringsvorm is echter het in doorsnede C-vormige verbindingsdeel 17' niet aan de onderzijde open, maar aan de zijkant, zodat ter plaatse van dit verbindingsdeel geen knik in het doek aanwezig zal zijn.
Ook voor de doekophangorganen zijn diverse variaties denkbaar. Zo is in de fig. 15 en 16 een doekophangorgaan weergegeven, dat is opgebouwd uit een tweetal delen 30 en 31 voorzien van haakvormige tegen elkaar liggende delen, die een gat 32 begrenzen voor de doorvoer van een in het doek ondersteunende tuidraad 4. Het deel 31 is voorzien van een zwaluwstaartvormig uitsteeksel 33, dat past in een overeenkomstige groef aangebracht in het deel 30.
De ondereinden van de delen 30 en 31 zijn voorzien van gebogen lippen 34 resp.
35, welke een uitsparing 36 begrenzen voor het opnemen van een een deel van het doek uitmakende spandraad 10. Door toepassing van deze constructie behoeft het doekophangorgaan niet over de gehele lengte van de spandraad 10 te worden geschoven, zoals vereist bij de uitvoering volgens fig. 13 en 14, maar kan het doekophangorgaan op de gewenste plaats met het doek worden verbonden door het daar te plaatsen met elkaar verbinden van de beide delen van het doekophangorgaan voor het opnemen van de spandraad in de uitsparing 36.
Een verdere uitvoering van het doekophangorgaan is weergegeven in fig. 17 en 18. Zoals afgebeeld wordt hier het doekophangorgaan gevormd door een beugel 37 waarin een om een horizontale as 38 draaibare rol 39 is aangebracht. Verder is aan het ondereinde van de beugel een ring 40 gekoppeld die met de spandraad 10 kan worden verbonden. Het doek of ophangorgaan kan dan met de rol 39 over een desbetreffende tuidraad. 4 afrollen.
Uiteraard zijn er op de bovenbeschreven uitvoeringsvormen aanvullingen en varianten mogelijk, zoals hieronder nader zal worden uiteen gezet. Daarbij zijn die onderdelen, die overeenkomen met in het voorgaande beschreven onderdelen van dezelfde verwi jzingsci jfers voorzienals hierbovengebruikt
Zoals in de fig. 19 en 20 is weergegeven zijn de windschermen 23 bij voorkeur opgebouwd uit twee een stompe hoek met elkaar insluitende delen, die nabij hun midden worden ondersteund door aan de kolommen 1 bevestigde afstandhouders 41. Daarbij kunnen de afstandhouders 41, zoals uit de fig. 19 en 20 blijkt, zowel aan de naar de tuidraden . 22 toegekeerde zijden van de kolommen 1 als aan de van de tuidraden 22 afgekeerde zijden van de kolommen 1 zijn bevestigd.
Door de enigszins geknikte uitvoering van de schermen 23 wordt een solide opbouw van deze schermen verkregen.
Zoals in fig. 21 is weergegeven kan een tuidraad, zoals een tuidraad 4 gemakkelijk worden gespannen met behulp van een as 42, die is gelegen in een bijvoorbeeld aan een kolom 1 bevestigde U"vormige beugel 43. Daarbij is een uiteinde van de tuikabel 4 in het tussen de benen van de beugel 43 gelegen gedeelte van de as 42 aan de as 42 bevestigt. Een buiten de beugel 43 uitstekend uiteinde van de as 42 is voorzien van platte kanten 44, zodat de as 42 om zijn lengteas kan worden gedraaid met behulp van een op het uiteinde van de as geplaatste sleutel. Verder zijn in dit buiten de beugel uitstekende uiteinde van de as 42 een aantal zich in de lengterichting van de as 42 uitstrekkende spiebanen 45 gevormd. Na spannen van de kabel 4 door verdraaiing van de as 42 om zijn lengteas kan de as 42 tegen verdraaiing worden geborgd door een in een van deze spiebanen 45 en een overeenkomstig gevormd gat in het nabijgelegen been van de beugel 43 insteken van een spie 46.
Uiteraard zijn ook andere uitvoeringsvormen van spanningrichtingen denkbaar. Zo kan men bijvoorbeeld in plaats van de as 42 een holle as toepassen, die aan beide uiteinden uitsteekt buiten de benen van de beugel en in ieder uiteinde is voorzien van twee diametraal gelegen inkepingen. De inkepingen aan het ene einde kunnen dan worden benut voor het in de inkepingen plaatsen van een hefboom om de holle as te kunnen verdraaien, terwijl de in het andere uiteinde aangebrachte inkepingen kunnen worden benut voor het insteken van een borgorgaan, dat tevens past in een in het nabijgelegen been van de beugel aangebrachte uitsparing om de as tegen draaiing te kunnen borgen.
Hoewel in het bovenstaande is gesproken over het gebruik maken van tuidraden 3 voor het ondersteunen van de kolommen is in fig. 22 een uitvoeringsvoorbeeld weergegeven, waarbij gebruik wordt gemaakt van een tuigstang 47. Het van schroefdraad voorziene boveneinde 48 van deze tui stang is opgenomen in een aan de kolom bevestigde van inwendige schroefdraad voorziene bus 49. Het ondereinde van de tuistang 47 is voorzien van een verdikte kop 50, welke zich afsteunt tegen een tussen de benen van een beugel 51 aangebrachte plaat 52. De beugel 51 is bevestigd aan het boveneinde van een trekstang 53, welke is verbonden met een ingegraven, niet nader weergegeven grondanker.
In de fig. 23-25 is een uitvoeringvoorbeeld weergegeven, waarbij een tuistang 54 met zijn boveneinde is gevoerd door een boring, welke is aangebracht in een horizontaal opgestelde as 55, die is gelegen in aan een kolom bevestigde steunplaten 56. Het boven de as 55 uitstekende uiteinde van de stang 54 is voorzien van een aangelaste kop 57.
Het ondereinde van de tuistang 54 is gevoerd door een boring aangebracht in een plaat 58, terwijl het onder de plaat gelegen deel van de tuistang 54 is voorzien van een vergrote kop 59»
De plaat 58 is met behulp van een aantal zich evenwijdig aan de tuistang 54 uitstrekkende bouten 60 verbonden met een zich evenwijdig aan de plaat 58 uitstrekkende plaat 61, die met behulp van een stang 62 is verbonden met een niet nader weergegeven grondanker.
Het zal duidelijk zijn, dat met behulp van de bouten 60 de tuistang 54 kan worden gespannen.
Zoals verder nog in de fig. 23-25 is weergegeven, kan de as 20 op doelmatige wijze worden ondersteund door rollen 63, die in groepen van drie aan aan de kolommen 1 bevestigde steunplaten 64 vrij draaibaar zijn bevestigd. Zoals weergegeven in de figuren liggen daarbij de tot een groep behorende wielen 63 over 90 0 ten opzichte van elkaar om de hartlijn van de as 20 versteld, waarbij twee rollen 63 de as aan de onderzijde ondersteunen en twee rollen 63 de as 20 ondersteunen aan de naar het inwendige van de schermconstructie toegekeerde zijde van de as.
Zoals afgebeeld in fig. 24 zijn een tweetal op afstand van elkaar gelegen platen 64 aangebracht. Het is echter ook mogelijk te volstaan met een enkele plaat 64, aan weerszijden waarvan de rollen 63 zijn aangebracht.
Fig. 26 toont delen van een scherm of doek 9 met verschillende mogelijkheden van daarin opgenomen spandraden waarbij delen van het doek in perspectief zijn weergegeven en de verschillende mogelijke uitvoerings-vormen van de spandraden 10 tevens schematisch in aanzicht of doorsnede zijn aangeduid.
Een eerste mogelijkheid is om een spandraad 10A door het doek te rijgen, zodat steeds een deel van de spandraad onder en daarop aansluitende delen van de spandraad boven het doek 9 zijn gelegen.
Een andere mogelijkheid is om de spandraad in het doek in te weven, zoals is aangeduid voor een spandraad 10B.
Bij de uitvoeringsvorm van de spandraad 10C is de spandraad 10C verbonden met een de spandraad omgevende versterkende strook 65, die aan het doek 9 is vastgenaaid, gelijmd of gelast.
De spandraad 10D wordt gevormd door een in het doek ingeweven versterkte strook van gewenste breedte, welke ingeweven strook 1OD is gevormd met behulp van draden, die althans nagenoeg geen rek zullen vertonen.
Verder kunnen spandraden 10E resp. 10F boven op respectievelijk onder tegen het doek worden gelegd en daaraan met behulp van bevestigings-stroken 66 resp. 67 worden verbonden. Het zal duidelijk zijn, dat zo vele mogelijkheden voor het uitvoeren van spandraden en voor het tot stand brengen van de verbinding tussen spandraden en doek mogelijk zullen zijn binnen de beschermingsomvang van de uitvinding.
Afhankelijk van de pLaats waar de schermconstructie moet worden opgesteld en de daar beschikbare materialen zijn meerdere mogelijkheden denkbaar voor het bevestigen van span- en/of tüidraden. Zo tonen fig. 27 en 28 een uitvoering, waar bijvoorbeeld de kolommen 2 worden gevormd door op zich bekende hoekprofielen, waar tui- of spandraden 4 en 5 met behulp van klemplaten 6 kunnen zijn vastgeklemd.
Fig. 29 toont een uitvoeringsvoorbeeld van een steunconstructie, welke geschikt is om te worden bevestigd aan een ronde paal of buis. De bevestigingsconstructie omvat hierbij een verticaal staande plaat 68, welke aan een uiteinde 69 haaks is afgebogen. In dit haaks afgebogen uiteinde is een holle ronde uitsparing 70 aangebracht. Op enige afstand boven het afgebogen gedeelte 69 is met de plaat 68 de V-vormige strip 7 verbonden met behulp van een een geheel met deze strip vormend verlengstuk 71, dat is voorzien van een recht boven de uitsparing 70 gelegen half ronde uitsparing 72. Met behulp van U-vormige beugels 73, waarvan de van schroefdraad voorziene uiteinden kunnen worden gestoken door in de plaat 68 aangebrachte gaten 74, kan de plaat 68 en de door met de plaat 68 verbonden onderdelen worden geklemd aan een paal of buis, die is opgenomen in de halfronde uitsparingen 70 en 71 en wordt omgeven door de benen van de U-vormige beugels 73 verbindende middengedeelten. Instelling op de gewenste hoogte is hierbij makkelijk uit te voeren. '
De draden 4 en 5 kunnen weer met behulp van gebruikelijke klem-platen op de in fig. 29 weergegeven wijze worden vastgeklemd.
Fig. 30 toont een uitvoeringsvorm, welke bijvoorbeeld bijzonder geschikt is om op het boveneinde van een ronde paal of buis te worden geplaatst. De ondersteunconstructie omvat hierbij een bus 75, die aan zijn bovenzijde is afgesloten door een plaat 76. De zo gevormdebus kan over het boveneinde van een een kolom vormende ronde paal of buis 77 worden geschoven.
Aan de plaat 76 is de V-vormige strip 7 bevestigd op de weergegeven wijze. Daarbij is op het boven op de plaat 76 liggende gedeelte van de strip 7 nog een zich omhoog uitstrekkend oor 78 bevestigd, waaraan eveneens een draad 4 met behulp van een klemplaat 6 kan worden vastgeklemd.
Fig. 31 toont meer gedetai lleerd de in f ig.3 afgebeelcLe profielbalk 12, welke is voorzien van een tweetal zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende wanddelen 79 en 80, die onderling zijn verbonden door in zich loodrecht op deze wanddelen uitstrekkend verbindingsgedeelte 81. De van het verbindings-gedeelte 81 afgekeerde rand 82 van het plaatdeel 79 is V-vormig afgebogen voor geleiding van de met behulp van een verbindingsstuk 83 met het uiteinde van de spandraad 10 verbonden vrij draaibare geleidingsrol 11.
Op het van het verbindingsdeel 81 afgekeerde uiteinde van het wanddeel 80 sluit een zich een geheel daarmee vormend schuin naar beneden in de richting van de spandraden 10 en het daarmede verbonden doek 9 uitstrekkend wandgedeelte 84aar>dat nabij zijn vrije uiteinde weer enigszins in een van het doek afgekeerde richting is afgeboggen. Door zo het deel 84 van de profielbalk 12 af te buigen in de richting van het doek wordt de ruimte tussen het doek en het vrije uiteinde van het deel 84 van de profielbalk 12 minimaal gemaakt om naar binnen dringen van vreemd materiaal zo goed moge lijk tegen te gaan.
Een verdere uitvoeringsvorm van een profielbalk is weergegeven in fig. 32. De hier weergegeven profielbalk 85 is althans in hoofdzaak U-vormig met benen van ongelijke hoogte. Het vrije uiteinde van het kortste been is dubbelgevouwen en haaks omgezet ten opzichte van het overige deel van dit been, zoals afgedeeld in fig. 32. Dit dubbelgevouwen en haaks omgezette deel 86 van de profielbalk dient als geleiding voor een met de spandraad 10 verbonden rol 87, die aan zijn omtrek is voorzien van een groef 88 waarin het deel 86 zich uitstrekt.
Fig. 33 toont een profielbalk 89 voorzien van een verticaal plaatdeel 90 op het boveneinde waarvan een zich schuin naar beneden toe uitstrekkend plaatdeel 91 aansluit. Aan het van het plaatdeel 90 afgekeerde uiteinde van het plaatdeel 91 sluit een verder plaatdeel 93 aan. Het vrije uiteinde van het plaatdeel 93 is op de in fig. 33 weergegeven wijze V'vormig gebogen voor het vormen van een geleidingsdeel voor een rol 11, op soortgelijke wijze als is afgebeeld in fig. 31.
Het in fig. 34 weergegeven profiel 95 is althans in hoofdzaak U“vormig met twee benen van verschillende lengtes, terwijl het langste been is voorzien van een een geheel daarmee vormend min of meer V-vormig verlengstuk 96 voor de geleiding van een rol 11 op soortgelijke wijze als weergegeven in fig. 31.
In plaats van een rol aan ieder uiteinde van een spandraad 10 kunnen met het uiteinde van een spandraad 10 ook twee rollen zijn verbonden, zoals weergegeven in fig. 35“37.
Bij het in fig. 35 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld worden door een met het uiteinde van een spandraad te verbinden verbindingsstuk 97 een tweetal rollen 98 ondersteund, die de vorm van een afgeknotte kegel hebb^a, zodanig dat hun doorsnedes in een naar elkaar toegekeerde richting geleidelijk afnemen. De rollen lopen daarbij tegen . de onder dezelfde helling verlopende randen van een min of meer C“vormige gestelbalk 99, welke op zijn beurt is vastgelast aan een deel van het gestel van de schermconstructie uit makende profielbalk 100.
Bij de in fig. 36 weergegeven uitvoeringsvorm zijn met hetver-bindingsstuk 97 dubbelkegelvormig uitgevoerde wielen of rollen 101 gekoppeld, die zich afsteunen tegen de overeenkomstige geprofileerde benen een C" vormig profiel 102, dat op zijn beurt is vastgelast aan een deel van de gestelconstructie uit makende T-balk 103.
Bij het in fig. 37 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld zijn aan verbindingsstuk 97 een tweetal rollen 104 gekoppeld waarvan buitenomtrek een afgeronde vorm heeft. Deze rollen lopen in een overeenkomstig geprofileerde in doorsnede C-vormige profielbalk 105, die op zijn beurt is vastgelast aan een deel van het gestel van de schermconstructie uit makende U-balk 106.
Het zal duidelijk zijn, dat op de in de fig. 35~37 weergegeven constructies variaties resp. combinaties van onderdelen van deze constructies denkbaar zijn.
In de fig. 38 en 39 is een uitvoeringsvorm weergegeven, waarbij onder de schermen 9 schermen 109 voor de afvoer van regenwater zijn aange-bracht. Deze schermen zijn aan een uiteinde vastgezet aan de gestelcon-structie van de scherminstalLatie en aan het andere einde verbonden met een buis 110 waarin een niet nader weergegeven aandrijfmotor is opgenomen. Daarbij is de as 110 verplaatsbaar langs steundraden 111, die zich vanaf de plaats waar het ene uiteinde van het scherm 1Π9 aan de gestelconstructie is bevestigd schuin naar beneden toe uitstrekken en met hun laagst gelegen uiteinden zijn verbonden met een aan de kolommen bevestigde goot 112, die in het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld met de kolommen 1 of 2 is verbonden met behulp van de kolommen omgevende bussen 113.
In het geval van regen kan met het scherm ontrollen, door de pijp 110, langs de steundraden 111 naar beneden te laten bewegen in de richting volgens pijl P, tot de pijp 100 in de goot 112 komt te liggen, zoals weergegeven in fig. 39..Voor het oprollen van het scherm om de pijp kan men de pijp weer in tegengestelde richting verplaatsen. De verplaatsing van de pijp wordt bewerkstelligd door het in werking stellen van de in de pijp bevestigde motor. De uitgaande as van deze motor is op zichzelf bekende wijze geleid in een zich langs de beoogde bewegingsbaan van de pijp 100 uitstrekkende geleiding, zodanig; dat deze uitgaande as slechts in deze geleiding kan verschuiven maar niet verdraaien. .
Bij het in de fig. 40 en 41 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld is een met het scherm 9 overeenkomend scherm 9' aangebracht waarvan de spandraden 10' zich uitstrekken tussen niet nader weergegeven profielen, die zijn bevestigd aan een tweetal op afstand van elkaar gelegen rijen kolommen 2' terwijl de spandraden zijn gevoerd onder een steunkabel 114, welke zich uitstrekt tussen kolommen 21 * die midden tussen de kolommen 2' zijn opgesteld. Zoals uit de figuren duidelijk zal zijn is daarbij dé opstelling zodanig, dat de spandraden 10'zich vanaf hun aankoppelpunten aan de aan kolommen 2' bevestigde profielen schuin naar beneden onder een hoek van ten minste 6 0 uitstrekken in de richting van steunkabél114. Aan de kolommen 21 * is een zich evenwijdig aan de steunkabel 114 uitstrekkende goot 115 onder het scherm 9' bevestigd. In recht onder de steunkabel 114 gelegen punten zijn in de figuren niet nader weergegeven gaten aangebracht. Het zal duidelijk zijn, dat indien het scherm wordt dichtgetrokken voor het afschermen van de daaronder gelegen ondergrond op het scherm 9' vallend hemelwater door het scherm zal kunnen worden opgevangen en in de richting van de goot 115 worden afgevoerd.
Bij de uitvoeringsvorm volgens de fig. 42 en 43 zijn aan weers-zijden van een rij achter elkaar opgestelde kolommen 2" de uiteinden van doeken of schermen 9" vastgezet. De andere uiteinden van deze doeken of schermen 91' zijn bevestigd aan meeneembuizen 116, die verschuifbaar zijn langs steunkabels 117. Zoals duidelijk zal zijn uit de fig. 42 en 43 strekken daarbij ide steunkabels zich vanaf de rij kolommen 21' schuin omhoog uit in de richting van aan weerszijden van deze zij kolommen 2'' opgestelde rijen kolommen 2' waar de van de koüommen 2'1 afgekeerde uiteinden van de steunkabels 117 zijn vastgezet.
De meeneembuizen zijn voorzien van zich vanaf de buis omhoog uit-strek.kende verbindingsstukken 118, waarvan de van de meeneembuizen 116 afgekeerde einden zijn bevestigd aan een eindloze trekdraad 119. Daarbij is de gezien in fig. 43 aan de linkerzijde van de figuur afgëbeelde meeneem-buis 116 bevestigd aan het gezien in fig. 43 voorste part van de eindloze trekdraad 119, terwijl het verbindingsdeel 11'8, verbonden met de gezien in fig. 43 rechts van de kolommen 2'' gelegen meeneembuis 116 is verbonden met het gezien in fig. 43 achterste part van de trekdraad. Ter hoogte van de kolom 2'1 zijn daarbij de beide parten van de eindloze trekdraad 119 geleid langs de onderzijde van een tweetal met de kolommen 2 * * verbonden achter elkaar gelegen geleide-wielen 120.
Het zal duidelijk zijn, dat bij verplaatsing van het gezien in fig. 43 voorste part van de eindloze trekdraad 119 in de richting volgens pij l U de schermen 9'1 tussen de kolommen 2'1 en 2' worden gespannen, terwijl bij het bewegen van dit voorste part van de trekdraadinrichting tegengesteld aan pijl Q de schermen nabij de kolommen zullen worden samengevouwen.
Onder de bevestigingspunten van de schermen 9M aan de kolommen 21' is aan de kolommen 2" nog een goot 120 bevestigd. Het zal duidelijk zijn, dat indien de schermen tussen de kolommen 21' en 2' zijn gespannen op de schermen vallend hemelwater over de schermen nsar de goot 120 zal stromen om vanuit de goot op de gebruikelijke wijze te kunnen worden afgevoerd.
Figuren 44 en 45 tonen een uitvoeringsvorm ,waarbij een uiteinde van een tuidreac' 4 is gevoerd door een holle bus 121,die aan de buitenomtrek is voorzien van schroefdraad.Zoals uit de figuren 44 en 45 duidelijk zal zijn omgeeft de holle bus 121 de tuidraac! 4 coaxiaal en is de hart- lijn van de holle bus 121 in het verlengde gelegen van de hartlijn van de rechtlijnige gespannen tuidraad 4.
Aan aan een uiteinde buiten de holle bus 121 uitstekende uiteinde van de tuidraad 4 is een wartel 122 of dergelijke op een of andere geschikte wijze vastgezet ten einde te verhinderen, dat het uiteinde van de tuidraad 4 uit de bus 121 kan worden getrokken.
De holle bus 121 strekt zich uit door een pijp 123,die met een uiteinde is vastgezet aan het gestel van de schermconstructie .
Op het uiteinde van de holle bus 121,dat is afgekeerd van de zich tussen de tuidraad van de schermconstructie uittrekkende tuidraad zijn een moer 124 en contramoer 125 geschroefd. De moer 124 ligt aan tegen een tegen het uiteinde van de buis 123 aanliggende ring 126 .
Het zat duidelijk zijn ,dat door verdraaien van de op de holle bus 121 geschroefde moer 124 de tuidraad 4 meer of minder kan worden gespannen,terwijl indien de gewenste spanning de tuidraad 4 is bereikt de moer 124 tegen lostrillen kan worden geborgd met behulp van de contramoer 125.
Door toepassing van deze constructie kan de tuidraad 4 op eenvoudige wijze worden gespannen,terwijt de tuidraad4 daarbij over zijn gehele lengte rechtlijnig blijft en dus geen ongewenste buigingen of knikken in de tuidraad zullen optreden.
Zoals verder nog in figuur 44 is aangeduid kan boven het profiel 85,dat dient voor de geleiding van de aan de uiteinden van de in scherm ondergebrachte spankabels 10 aangebrachte oeleidingsrollen 88 nog een af-schermorgaan 127 worden aangebracht om te verhinderen ,dat ongewenste materialen in het profiel 85 terecht komen.
Zoals weergegeven in figuren 46 en 47 kan ter plaatse, van het doek-bevestigingsorgaan 29 het doek zijn voorzien van een verlengstuk 128,dat bij dichtgetrokken doek komt te liggen tegen detuidraden 5 respectievelijk tegen aan de kolommen 2 bevestigde uitstekende armen 129,waaraan de tuidradën 5 met behulp van klemplaten 6 zijn vastgeklemd. Ook op deze wijze kan ter plaatse van de kolommen 2 bij dichtgetrokken scherm 9 een goede afdichting worden verkregen.
Het zal duidelijk zijn,dat het in de figuren 46 en 47 weergegeven doekbevestigingsorgaan overeenkomt jpet dat in figuur 19 weergegeven doekbevestigingsorgaan, waarbij hier echter een enigzins andere klemplsat 130 wordt gebruikt voor het vastklemmen van het in het einde van het doek aangebrachte spankabel. Het doek 9 is aan de tuidraad of draagkabel 4 opgehangen met haken 131, die in het doek en om de in het doek aangebrachte spankabels 10 zijn ingehaakt. De tuidraad of draagkabels 4 zijn zelfs met behulp van klemplaten 6 vastgeklemd aan aan de boveneinden van de kolommen 2 bevestigde omhooguitstrekkende armen 132.
Een voorkeursuitvoeringsvorm van de haak 131 is weergegeven in de fig. 48 en -49. De haak kan daarbij zodanig op de draad 4 worden opgehangen dat zich een been 132 aan iedere zijde van de draad uitstrekt.
Opgemerkt wordt, dat indien gewenst het doek 9 geperforeerd kan zijn. uitgevoerd om eventueel op het doek 9 vallend hemelwater door te laten zodat in het bijzonder bij vlak opgestelde doeken 9 geen ongewenst hoge belasting op het doek wordt uitgeoefend, indien het doek in ontvouwen stand wordt blootgesteld aan een regenbui.
Claims (24)
1. Schermconstructie voor het afschermen van een bodemoppervlak voorzien van kolommen waartussen draagkabels zijn aangebracht,welke zich althans in hoofdzaak in horizontale richting uitstrekken en die dienen voor de ondersteuning van een scherm,dat langs de draagkabels verschuifbaar is, met het kenmerk,dat het scherm is voorzien van een aantal zich dwars op de draagkabels uitstrekkende spankabels',die aan hun einden zijn voorzien van geleidingsorganen,die verschuifbaar zijn langs zich evenwijdig aan de draagkabels uitstrekkende rails waartussen de spankabels zijn gespannen.
2. Schermconstructie volgens conclusie 1,met het kenmerk, dat een spankabel in het doek is geregen zodanig,dat opvolgende delen van de spankabel onder respectievelijk boven het doek zijn gelegen.
3. Schermconstructie volgens conclusie 1,met het kenmerk,dat de spankabels in het doek zijn ingeweven.
4. Schermconstructie volgens conclusie 1,met het kenmerk, dat de spankabels met behulp van de spankabels althans gedeeltelijk omgevende ver-bindingsstroken met het doek zijn verbonden.
5. Schermconstructie volgens conslusie 1,met het kenmerk,dat een spankabel wordt gevormd door een in het doek ingeweven strook van althans nagenoeg niet rekbare draden.
6. Schermconstructie volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk,dat de aan de einden van de spankabels aangebrachte geleidings-organen worden gevormd door rollen,die zich afsteunen· op de randen van profielbalken.
7. Schermconstructie volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk,dat het scherm is opgehangen aan zich tussen de kolommen uitstrekkende tuidraden.
8. Schermconstructie volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk,dat op regelmatige afstand van elkaar aan de spankabels doek-ophangorganen zijn gekoppeld met behulp waarvan het doek is opgehangen aan zich tussen de kolommen uitstrekkende tuikabels ,zodanig,dat de doek-ophangorganen in de lengterichting van de tuikabels Langs de tuikabels verschuifbaar zijn.
9. Schermconstructie volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk,dat een scherm nabij een uiteinde is vastgezet en nabij het andere einde van het scherm met het schermdoek bevestigingsorganen zijn verbonden,welke het doek verbinden met een eindloze aandrijfkabel,welke in twee tegengestelde richtingen aan te drijven is voor het openen respectievelijk sluiten van het doek.
10. Schermconstructie volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk,dat een zich dwars op de verplaatsingsrichting van het scherm uitstrekkende tuikabels zodanig aan de kolommen is bevestigd,dat deze tuikabel gerekend in de verplaatsingsrichting van het scherm op enige afstand van de kolommen is gelegen.
11. Schermconstructie volgens conclusie 10,met het kenmerk,dat de uitvoering zodanig is ,dat in de stand van het scherm,waarin deze een en onder gelegen bodenoppervlak afschermt,een uiteinde van het scherm respectievelijk een aan het uiteinde van het scherm aangebracht verlengstuk rust op de zich dwars op de verplaatsingsrichting van het scherm uitstrekkende tuikabel.
12. Schermconstructie volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk, dat een uiteinde van een tuikabel is bevestigd aan een door een kolom ondersteunde as ,welke om een horizontale zich loodrecht op de lengterichting van de tuitkabel uitstrekkende draaiingsas draaibaar en in meerdere standen tegen verdraaiing vastzetbaar is.
13. Schermconstructie volgens een der voorgaande conclusies 1-11,met het kenmerk,dat een uiteinde van de tuikabel is gevoerd door een aan zijn buitenomtrek van schroefdraad voorziene buis,welke is opgenomen in een de buis en het daarih opgenomen deel van de tuikabel concentrisch omgevende bus,terwijl op de van schroefdraad voorziene buis een zich tegen een uiteinde van de bus uitsteunende moer is aangebracht,een en ander zodanig,dat door verdraaing van de moer de tuitkabel te spannen is.
14. Schermconstructie volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk,dat de kolommen met behulp van zich vanaf hun verbindingspunten aan de kolommen schuin naar beneden toe uitstrekkende tuistangen met grondankers zijn gekoppeld,terwijl middelen zijn aangebracht om de tuistangen in hun lengterichting te verstellen.
15. Schermconstructie volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk,dat klemorganen voor het vastklemmen van tuikabels zijn verbonden aan een verbindingsstuk,dat losneembaar met een kolom te verbinden is.
16. Schermconstructie volgens conclusie 15,met het kenmerk,dat het verbindingsstuk in hoogterichting ten opzichte van de kolom verstelbaar is.
17. Schermconstructie volgens een der voorgaande conclusies,met het kenmerk,dat schermen zijn aangebracht , welke in de geheel uitgeschoven stand een hoek met de horizontaal insluitend,terwijl nabij de laaqste uiteinden van deze schermen een door de kolommen ondersteunde goot voor afvoer van hemelwater is opgesteld.
18. Schermconstructie volgens conclusie 17,met het kenmerk,dat nabij een einde van een scherm een buis met het scherm is gekoppeld,welke huis verschuifbaar is langs zich onder een hoek met de horizontaal uitstrekkende steundraden.
19. Schermconstructie volgens een der voorgaande conclusies 17 of 18, met het kenmerk,dat een scherm is aangebracht,dat een tweetal een hoek met elkaar insluitende delen omvat,die zich vanaf het laagst gelegen deel van het scherm schuin omhoog in van elkaar afgekeerde richtingen uitstrekken,waarbij het laagste deel van het scherm is voorzien van gaten,die zijn gelegen boven een door de kolommen ondersteunde goot voor de afvoer van hemelwater,terwijl het scherm in een richting evenwijdig aan de lengterichting van de goot verschuifbaar is voor het ontvouwen respectievelijk samenvouwen van het scherm.
20. Schermconstructie volgens conclusie 19,met het kenmerk,dat in het scherm opgenomen spankabels nabij het Laatste punt van het scherm zijn geleid onder een tussen de kolommen aangebrachte steunkabel.
21. Schermconstructie voor het afschermen van een bodemoppervlak voorzien van kolommen waartussen draagkabels zijn aangebracht,welke zich althans in hoofdzaak in horizontale richting uitstrekken en die dienen voor de ondersteuning van een scherm,dat langs de draagkabels verschuifbaar is,met het kenmerk,dat de aan de kolommen vastgezette draagkabels dienstdoen als tussen de kolommen verlopende tuikabels voor het in de gewenste rechtopstaande stand houden van de kolommen ,terwijl op enige afstand onder deze draagkabels verder zich dwars op de draagkabels uitstrekkende tuikabels tussen de kolommen zijn aangebracht en zodanig aan de kolommen zijn bevestigd, dat de tuikabels op enige afstand van de kolommen zijn gelegen.
22. Schermconstructie volgens conclusie 21,met het kenmerk,dat de verdere tuikabels zijn vastgeklemd tegen de onderzijde van aan de kolommen bevestigde uitstekende armen.
23. Schermconstructie volgens conclusie 21 of 22, met het kenmerk, dat de armen aan de van de kolommen afgekeerde zijden van de verdere tui-kabels zijn voorzien van verlengingen, welke zich vanaf de bevestigingspunten van verdere tuikabels aan de armen schuin naar beneden toe uitstrekken.
24. Schermconstructie, althans nagenoeg zoals hierboven is omschreven en/of is afgebeeld in bijgaande figuren.
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8901473A NL8901473A (nl) | 1989-06-09 | 1989-06-09 | Schermconstructie. |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL8901473A NL8901473A (nl) | 1989-06-09 | 1989-06-09 | Schermconstructie. |
NL8901473 | 1989-06-09 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8901473A true NL8901473A (nl) | 1991-01-02 |
Family
ID=19854809
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8901473A NL8901473A (nl) | 1989-06-09 | 1989-06-09 | Schermconstructie. |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
NL (1) | NL8901473A (nl) |
Cited By (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US5311699A (en) * | 1991-07-30 | 1994-05-17 | David Huffman | Shade house |
US20190119944A1 (en) * | 2016-05-23 | 2019-04-25 | Rem Tec S.R.L. | System for covering flat surfaces |
EP4056030A1 (en) * | 2021-03-11 | 2022-09-14 | Marzena Dominiak | System for protecting crops against weather conditions |
-
1989
- 1989-06-09 NL NL8901473A patent/NL8901473A/nl not_active Application Discontinuation
Cited By (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US5311699A (en) * | 1991-07-30 | 1994-05-17 | David Huffman | Shade house |
US20190119944A1 (en) * | 2016-05-23 | 2019-04-25 | Rem Tec S.R.L. | System for covering flat surfaces |
US11102939B2 (en) * | 2016-05-23 | 2021-08-31 | Rem Tec S.R.L. | System for covering flat surfaces |
EP4056030A1 (en) * | 2021-03-11 | 2022-09-14 | Marzena Dominiak | System for protecting crops against weather conditions |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US4339114A (en) | Fencing system | |
US5513470A (en) | Drainage system for retractable roof | |
US9174107B2 (en) | Customizable enclosure system for tennis courts | |
GB2029870A (en) | Lockbar for securing flexible material egfencing | |
US20040074157A1 (en) | Sliding roof shade | |
EP0396569A1 (en) | Improvements relating to support structures | |
NL2016830B1 (nl) | Inrichting voor het beschermen van gewassen tegen weersinvloeden | |
NL8901473A (nl) | Schermconstructie. | |
DE60023442T2 (de) | Eine Schutzvorrichtung für Steinschlag, mit beutelförmigen Rückhaltenetz mit Verankerungskabeln an Ober- und Unterseite | |
CN103299007A (zh) | 遮阳蓬 | |
NL2004091C2 (nl) | Zonwering en gebruik van een zonwering. | |
EP0504074A1 (fr) | Hangar associant une ossature métallique et une bâche | |
US20030150171A1 (en) | Method for roofing a lightweight construction and roof structure | |
JP6995538B2 (ja) | 自立型オーニング | |
KR101077983B1 (ko) | 휘장망 설치구 | |
BE1025324B1 (nl) | Verbeterde inrichting voor het beschermen van gewassen tegen weersinvloeden | |
KR102614699B1 (ko) | 도르래를 이용한 차양막 | |
JP2000192666A (ja) | 仮設屋根 | |
NL7809424A (nl) | Kweekruimte. | |
BE1029716B1 (nl) | Een terrasoverkapping en werkwijze voor het vervaardigen daarvan | |
EP0583068B1 (en) | Crowd control barrier | |
NL2000698C2 (nl) | Kas- of warenhuis met buitenscherm. | |
FR2885763A1 (fr) | Serre integrant au moins une toile d'ombrage mobile entre une position repliee et une position deployee entre une couverture plastique et des moyens supports | |
DE202004008828U1 (de) | Pavillon-, bzw. zeltähnliche Konstruktion | |
CN208691891U (zh) | 一种模块化防雹网单体 |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
A1B | A search report has been drawn up | ||
BV | The patent application has lapsed |