BE1025324B1 - Verbeterde inrichting voor het beschermen van gewassen tegen weersinvloeden - Google Patents
Verbeterde inrichting voor het beschermen van gewassen tegen weersinvloeden Download PDFInfo
- Publication number
- BE1025324B1 BE1025324B1 BE2017/5437A BE201705437A BE1025324B1 BE 1025324 B1 BE1025324 B1 BE 1025324B1 BE 2017/5437 A BE2017/5437 A BE 2017/5437A BE 201705437 A BE201705437 A BE 201705437A BE 1025324 B1 BE1025324 B1 BE 1025324B1
- Authority
- BE
- Belgium
- Prior art keywords
- anchoring
- elements
- tensioning means
- uprights
- tensioning
- Prior art date
Links
Classifications
-
- A—HUMAN NECESSITIES
- A01—AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
- A01G—HORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
- A01G13/00—Protecting plants
- A01G13/02—Protective coverings for plants; Coverings for the ground; Devices for laying-out or removing coverings
- A01G13/0206—Canopies, i.e. devices providing a roof above the plants
Landscapes
- Health & Medical Sciences (AREA)
- General Health & Medical Sciences (AREA)
- Toxicology (AREA)
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Environmental Sciences (AREA)
- Catching Or Destruction (AREA)
Abstract
De huidige uitvinding betreft een verbeterde inrichting (en onderdelen daarvan, en een kit voor het plaatsen van de verbeterde inrichting) voor het beschermen van gewassen tegen weersinvloeden. Daarnaast betreft het een werkwijze voor het plaatsen van de verbeterde inrichting en een gebruik van de inrichting voor het beschermen van gewassen tegen weersinvloeden.
Description
VERBETERDE I NRI CHTI NG VOOR HET BESCHERMEN VAN GEWASSEN TEGEN
WEERSI NVLOEDEN
TECHNISCH DOMEI N
De uitvinding heeft betrekking op een verbeterde inrichting (en onderdelen daarvan, en een kit voor het plaatsen van de verbeterde inrichting) voor het beschermen van gewassen tegen weersinvloeden. Daarnaast betreft het een werkwijze voor het plaatsen van de verbeterde inrichting en een gebruik van de inrichting voor het beschermen van gewassen tegen weersinvloeden.
STAND DER TECHNI EK
NL 1 026 786 beschrijft een profielrail voor toepassing als een nokelement voor een inrichting voor bescherming van bijzondere culturen in de plantenteelt tegen weersinvloeden. De profielrail is voorzien van inrichtingen voor het vastzetten van draadkabels en hagelnetten.
NL 1 026 786 heeft het probleem dat de profielrail ingericht is om hagelnetten te voorzien als een overkapping tussen verschillende rijen van planten. Het plaatsen of verwijderen van een overkapping heeft bijgevolg invloed op twee plantenrijen, waardoor een flexibele afdekking per plantenrij niet mogelijk is. Daarnaast omvat NL 1 026 786 geen inrichting voor het opspannen van de hagelnetten, waardoor ophoping van water boven de netten zou kunnen plaatsgrijpen.
LIS 2014 0 259 900 beschrijft een beschermingssysteem voor het gemechaniseerd bedekken van plantengewassen in rijen. In het beschermingssysteem zijn verticale palen verbonden met longitudinale kabels en dwarskabels. Flexibele schermen zijn mechanisch aanbrengbaar over het beschermingssysteem, waarbij de schermen langs de onderkant en bovenkant ondersteund worden door de kabels.
US 2014 0 259 900 heeft het probleem dat het beschermingssysteem geen inrichtingen omvat voor het aanspannen van draadkabels ter hoogte van de palen. Dit is nadelig voor de structurele sterkte van het beschermingssysteem en heeft mogelijks een invloed op de weerstand ervan tegen atmosferische turbulentie, zoals stormweer.
NL 1 039 248 beschrijft een scherm inrichting voor fruitteelt en groenteteelt. Deze scherminrichting kan handmatig dan wel middels een automatische aandrijving
BE2017/5437 geopend of afgesloten worden. Dit wordt bereikt middels een rolbuis van de scherm inrichting die een scherm kan afrollen of oprollen.
NL 1 039 248 heeft het probleem dat het openen en sluiten van een scherm zijdelings plaatsgrijpt. Hierdoor heeft het openen of sluiten van een scherm invloed op een hele rij planten, en kan dit niet beperkt worden tot het openen of sluiten van een scherm ter hoogte van enkele planten in een rij. Bovendien zijn de schermen van verschillende rijen planten enkel gelijktijdig te bedienen.
De aanvrager merkte dat bij bestaande overkappingsstructuren ter bescherming tegen weersinvloeden (hagel, regen en dergelijke), er een aantal problemen optreden. Typisch wordt over de staanders een soort overkappend zeil of scherm gespannen tegen hagelschade. Een eerste probleem dat hierbij naar voor komt is dat dit hiervoor steeds een enkel zeil wordt gebruikt dat de rijen gewassen aan beide zijden moet beschermen (bijvoorbeeld zijdelings invallende hagelstenen), en heeft een tentvormige structuur met een nok lopende langs de rij. Dit zorgt echter ook voor ongewenste temperatuurseffecten. Omdat de zeilen vaak ook (semi)transparant zijn, kan dit leiden tot een broeikaseffect in de overkapping, waarbij de warme lucht bovendien opgesloten raakt aan de bovenzijde van de overkapping. Hierbij kunnen gemakkelijk temperatuur van 60°C bereikt worden, wat ongewenst is aangezien het schade kan toebrengen aan de gewassen (en/of de vruchten daarvan).
De huidige uitvinding beoogt een oplossing te vinden voor tenminste enkele van bovenvermelde problemen.
SAMENVATTI NG VAN DE UITVINDING
De uitvinding betreft in een eerste aspect een inrichting voor het beschermen van gewassen tegen weersinvloeden, omvattende minstens één rij van twee of meerdere op een afstand van elkaar gepositioneerde, langwerpige staanders die middels meerdere spanmiddelen met elkaar verbonden zijn, waarbij minstens twee van de spanmiddelen de opeenvolgende staanders verbinden langsheen de rij, en waarbij de spanmiddelen die de staanders verbinden langsheen de rij tussen de staanders zich substantieel horizontaal uitstrekken waarbij elk van de staanders aan een bovenste uiteinde voorzien is van een verankeringselement, waarbij het verankeringselement minstens twee verankeringsorganen omvat op onderling verschillende hoogte ten opzichte van het bovenste uiteinde van de staander, en waarbij de verankeringsorganen geschikt zijn voor het vastzetten van de spanmiddelen.
BE2017/5437
In een tweede aspect betreft de uitvinding een verankeringselement geschikt als onderdeel van een inrichting voor het beschermen van gewassen tegen weersinvloeden, waarbij het verankeringselement een getrapte structuur heeft, minstens twee verankeringsorganen, dewelke verbonden zijn via een schuin oplopende verbinding, en waarbij het verankeringselement geschikt is om vastgemaakt te worden op een longitudinale staander, waarbij de verankeringsorganen elk een substantieel vlakke steun omvatten en een slotelement geschikt om losmaakbaar bevestigd te worden op de vlakke steun via twee of meerdere bevestigingselementen, waarbij de verankeringsorganen geschikt zijn voor het vastzetten van spanmiddelen lopend tussen naburige verankeringselementen, de spanmiddelen geschikt voor het bevestigen van schermelementen aan de spanmiddelen.
In een derde aspect betreft de uitvinding een staander geschikt als onderdeel van een inrichting voor het beschermen van gewassen tegen weersinvloeden, waarbij de staander langwerpig is, en aan een bovenste uiteinde voorzien is van een verankeringselement, waarbij het verankeringselement minstens twee verankeringsorganen omvat op onderling verschillende hoogte ten opzichte van het bovenste uiteinde van de staander, en waarbij de verankeringsorganen geschikt zijn voor het vastzetten van spanmiddelen tussen naburige staanders, de spanmiddelen geschikt voor het bevestigen van schermelementen aan de spanmiddelen.
In een vierde aspect betreft de uitvinding een kit voor een inrichting voor het beschermen van gewassen tegen weersinvloeden, omvattende twee of meerdere staanders volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding en/of twee of meerdere verankeringselementen volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding, en optioneel twee of meerdere spanmiddelen en twee of meerdere schermelementen.
In een vijfde aspect betreft de uitvinding een werkwijze voor het plaatsen van een inrichting voor het beschermen van gewassen tegen weersinvloeden, omvattende volgende stappen:
a. het plaatsen van twee of meerdere langwerpige staanders in een ondergrond, waarbij de staanders een verankeringselement omvatten of waarbij een verankeringselement aangebracht wordt aan een bovenste uiteinde van de staanders, en waarbij het verankeringselement minstens twee verankeringsorganen omvat op onderling verschillende hoogte ten opzichte van het bovenste uiteinde van de staander;
BE2017/5437
b. het aanspannen van de staanders middels minstens twee spanmiddelen, waarbij de spanmiddelen vastgezet worden aan de verankeringsorganen;
c. het aanbrengen van een schermelement aan en langsheen de spanmiddelen, waarbij elk schermelementen schuin afloopt vanaf het spanmiddel waaraan het is aangebracht en weg van het andere spanmiddel;
waarbij de schermelementen een ventilatieopening hebben tussen de twee spanmiddelen in, langsheen de lengte van de spanmiddelen, bij voorkeur waarbij het schermelement dat zich uitstrekt van het spanmiddel aan de laagste verankeringsorganen, zich lateraal minder ver uitstrekt van de staanders dan het andere schermelement.
In een zesde aspect betreft de uitvinding een gebruik van een inrichting volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding, voor het beschermen van gewassen tegen weersinvloeden.
BESCHRI JVI NG VAN DE Fl GUREN
Fig. 1A-B toont een mogelijke uitvoeringsvorm van een verankeringsorgaan of verankeringselement (afhankelijk van toepassing) volgens de uitvinding.
Fig. 2A-B-C-D toont een staander met verankeringselement volgens een mogelijke uitvoeringsvorm van de uitvinding, met Fig. 2B een focus op het verankeringselement, en Fig. 2C met focus op een alternatieve uitvoeringsvorm van een verankeringsorgaan met slotelement. Fig. 2D toont ten slotte een verankeringselement met daarop extra (al of niet losmaakbare) koppelstukken voor het vasthechten van spanelementen.
Fig. 3A-B-C toont een verstevigd verankeringselement volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding.
Fig. 4A toont een verankeringselement, en Fig. 4B een aantal verankeringselementen op staanders, met twee spanmiddelen daartussen opgespannen.
Fig. 5 toont een opstelling van twee rijen staanders met verankeringselementen en spanmiddelen daartussen opgespannen.
Fig. 6 toont een perspectief langsheen de longitudinale as van een verankeringselement met twee spanelementen lopende naar een neerhoudelement (of neerhoudorgaan).
BE2017/5437
GEDETAI LLEERDE BESCHRI JVI NG
Tenzij anders gedefinieerd hebben alle termen die gebruikt worden in de beschrijving van de uitvinding, ook technisch en wetenschappelijke termen, de betekenis zoals ze algemeen begrepen worden door de vakman in het technisch veld van de uitvinding.
Voor een betere beoordeling van de beschrijving van de uitvinding, worden de volgende termen expliciet uitgelegd.
“Een”, ”de” en “het” refereren in dit document naar zowel het enkelvoud als het meervoud tenzij de context duidelijk anders veronderstelt. Bijvoorbeeld, “een segment” betekent een of meer dan een segment.
Wanneer “ongeveer” of “rond” in dit document gebruikt wordt bij een meetbare grootheid, een parameter, een tijdsduur of moment, en dergelijke, dan worden variaties bedoeld van +/-20% of minder, bij voorkeur +/-10% of minder, meer bij voorkeur +/-5% of minder, nog meer bij voorkeur +/-1% of minder, en zelfs nog meer bij voorkeur +/-0.1% of minder dan en van de geciteerde waarde, voor zoverre zulke variaties van toepassing zijn in de beschreven uitvinding. Hier moet echter wel onder verstaan worden dat de waarde van de grootheid waarbij de term “ongeveer” of “rond” gebruikt wordt, zelf specifiek wordt bekendgemaakt.
De termen “omvatten”, “omvattende”, “bestaan uit”, “bestaande uit”, “voorzien van”, “bevatten”, “bevattende”, “behelzen”, “behelzende”, “inhouden”, “inhoudende” zijn synoniemen en zijn inclusieve of open termen die de aanwezigheid van wat volgt aanduiden, en die de aanwezigheid niet uitsluiten of beletten van andere componenten, kenmerken, elementen, leden, stappen, gekend uit of beschreven in de stand der techniek.
Het citeren van numerieke intervallen door de eindpunten omvat alle gehele getallen, breuken en/of reële getallen tussen de eindpunten, deze eindpunten inbegrepen.
In een eerste aspect betreft de uitvinding een inrichting voor het beschermen van gewassen tegen weersinvloeden, omvattende minstens één rij van twee of meerdere op een afstand van elkaar gepositioneerde, langwerpige staanders die middels meerdere spanmiddelen met elkaar verbonden zijn, waarbij minstens twee van de spanmiddelen de opeenvolgende staanders verbinden langsheen de rij, en waarbij de spanmiddelen die de staanders verbinden langsheen de rij tussen de staanders zich
BE2017/5437 substantieel horizontaal uitstrekken waarbij elk van de staanders aan een bovenste uiteinde voorzien is van een verankeringselement, waarbij het verankeringselement minstens twee verankeringsorganen omvat op onderling verschillende hoogte ten opzichte van het bovenste uiteinde van de staander, en waarbij de verankeringsorganen geschikt zijn voor het vastzetten van de spanmiddelen.
Door de verankeringsorganen zodanig te positioneren op de staanders en het verankeringselement dat deze op een verschillende hoogte staan ten opzichte van elkaar (en ten opzichte van de grond waarin de staander aangebracht worden), wordt verzekerd dat de spanmiddelen op een rij staanders ook op verschillende hoogte opgespannen kunnen worden. Hierdoor wordt het mogelijk om afzonderlijke schermelementen (zeilen en dergelijke) aan weerszijden aan te brengen aan de spanmiddelen waarbij een tussenliggende opening aanwezig is voor ventilatie, en er zo geen grote temperatuurverschillen (hoge temperatuur aan nok) veroorzaakt worden door de structuur van de inrichting. Daarnaast worden eventuele inwerkende krachten (wind) ook beter verspreid, aangezien de verankeringsorganen niet langer aan eenzelfde hoogte, en dus op eenzelfde zone van de staander/verankeringselement, aangehecht worden. Bij grote krachten aan beide kanten zou dit bij het oude systeem gemakkelijker tot breuk kunnen leiden, terwijl het systeem volgens de uitvinding deze krachten optimaal verdeelt. Daarnaast is het ook belangrijk op te merken dat de opening tussen de zeilen in dit geval (minstens gedeeltelijk) verticaal staat. Gezien de meeste windstromen substantieel horizontaal lopen (of toch zeker windstromen op geringe hoogte) zal een opening die minstens gedeeltelijk verticaal staat, zorgen voor een optimale ventilatie onder de zeilen. Bovendien kunnen plotse windstoten van onderuit of van bovenuit op de zeilen eenvoudiger afgeleid worden langsheen de opening. Dit is vooral belangrijk bij windstoten van onderuit die mogelijk scheuren kunnen veroorzaken in de schermen of beschadiging van de staanders (of deze zelfs ‘ontwortelen’) van oude installaties, omdat de schermen daarbij als een parachute zouden optreden. Door deze opening tussen de schermen te voorzien kunnen van onderuit komende windstoten eenvoudig afgeleid worden langsheen de zeilen, zonder schade.
Merk hierbij verder op dat de hoogte van de staanders (of tenminste, de hoogte waarop de verankeringsorganen zich bevinden) sterk kan variëren afhankelijk van het type gewassen en de noden.
Gewassen die door deze inrichting volgens de huidige uitvinding beschermd kunnen worden tegen weersinvloeden omvatten doorgaans gewassen gekend in de fruitteelt en groenteteelt. De weersinvloeden betreffen onder meer zon, regen, sneeuw, hagel,
BE2017/5437 wind, vorst en stormweer. Vochtgevoelige gespecialiseerde culturen, zoals bijvoorbeeld kersen, abrikozen, frambozen, aardbeien, druiven, etc., kunnen aanzienlijk worden beschadigd door regen, vooral tijdens de laatste dagen voor de oogst. Kersen bijvoorbeeld kunnen zoveel water absorberen tijdens periodes van hevige en/of langdurige neerslag dat ze barsten en bijgevolg niet meer als dusdanig verkocht kunnen worden. Bescherming van kersen tegen hevige en/of langdurige neerslag is dus van groot belang voor de kwaliteit ervan. De inrichting volgens de huidige uitvinding kan tevens aangewend worden ter bescherming van gewassen tegen vraat van onder meer vogels en insecten. Naast het beschermen van gewassen tegen weersinvloeden kan de inrichting volgens de huidige uitvinding ook gebruikt worden voor de bescherming van gebouwen of andere weersgevoelige objecten, voor bescherming tijdens werken aan muren van gebouwen op steigers, en/of voor de bescherming van dieren tegen weersinvloeden. Het is mogelijk om het beschermde object te gebruiken als een structureel onderdeel van de inrichting, hetgeen de inspanningen kan verminderen voor het realiseren van een inrichting volgens de uitvinding.
De staanders zijn op een bepaalde afstand van elkaar geplaatst. De afstanden, waaronder de afstanden tussen staanders onderling in een rij en de afstanden tussen staanders behorende tot aanliggende rijen (later in dit document verder besproken), kunnen gevarieerd worden in functie van het te telen gewas. De afstanden tussen rijen kunnen bijvoorbeeld gelegen zijn tussen 2 m en 6 m en de afstanden tussen staanders binnen een rij kunnen bijvoorbeeld 8 m tot 1 0 m bedragen. Een constante afstand tussen staanders binnen een rij, en een constante afstand tussen staanders van verschillende rijen is daarenboven bevorderlijk voor de structurele sterkte van een inrichting volgens de huidige uitvinding. De staanders zijn geplaatst in ten minste twee rijen. Elke rij is bij voorkeur ingericht om de richting van een rij van gewassen te volgen. De staanders kunnen in de limiet geplaatst worden in een oneindig aantal rijen. Het aantal rijen is doorgaans afhankelijk van de grootte van de beschikbare ondergrond waar gewassen geteeld kunnen worden, en van de effectief aanwezige gewassen. De staanders kunnen hout, kunststof, metaal, bijvoorbeeld aluminium of staal, en/of beton omvatten. Bij voorkeur zijn de staanders uitgevoerd in gegalvaniseerd staal of roestvrij staal. De staanders zijn bij voorkeur hol uitgevoerd. De staanders zijn volgens een uitvoeringsvorm direct in een ondergrond bevestigd. In een alternatieve uitvoeringsvorm kunnen de staanders opgenomen worden in kernen en dergelijke die in de ondergrond bevestigd zijn, zodat een bescherming tegen bodemvochtigheid, of rotten van de staanders nabij het maaiveld kan worden bereikt.
BE2017/5437
Bovendien kan een relatief eenvoudige montage en demontage van de inrichting volgens de huidige uitvinding op deze manier worden gerealiseerd.
De spanmiddelen zijn kabelvormige, draadvormige of touwvormige materialen die geschikt zijn om de staanders met elkaar te verbinden en om de staanders op te spannen. De spanmiddelen zijn kabelvormig, draadvormig of touwvormig uitgevoerd en kunnen bestaan uit natuurlijke vezels, zoals bijvoorbeeld hennep of vlas, uit een synthetisch materiaal, zoals bijvoorbeeld nylon, polypropeen of polyesters, of uit een metaal, zoals bijvoorbeeld staal. Bij voorkeur omvatten de spanmiddelen hoofdzakelijk gegalvaniseerd staal of roestvast staal, een sterk en duurzaam materiaal.
De staanders zijn typisch langwerpige elementen die verankerd kunnen worden in de ondergrond (dit op een groot aantal gekende manieren, die daarom niet verder besproken zullen worden). Deze kunnen uit een groot aantal materialen bestaan, typisch zullen de staanders metaal omvatten, zoals staal (roestvast) of andere, maar ook houten staanders zijn mogelijk (of combinaties). Eén van de voornaamste voorwaarden is dat het materiaal voor een hoge mate van vormvastheid zorgt bij de staanders (die dus niet mogen buigen of plooien) onder (laterale) krachten. Hiernaast is het ook mogelijk dat de staanders en de verankeringselementen apart voorzien worden, en de verankeringselementen vastgehecht worden op de staanders. De staanders kunnen hierbij bijvoorbeeld hout omvatten, terwijl de verankeringselementen metaal (bvb. roestvrij staal) omvatten.
In een mogelijke uitvoeringsvorm van de staander betreft dit een langgerekt lichaam met een bovenste eind en een onderste eind, waarvan het onderste eind een bodemverankering omvat, waarbij de bodem verankering een puntig uiteinde en ten minste één schroef (of meerdere gescheiden stukken schroef) omvat, de schroef omvattende een schroefblad dat permanent verbonden is met het lichaam van de staander.
Een bodemverankering met puntig uiteinde en een schroefblad is een effectief middel om een staander te bevestigen in een ondergrond. Het scherpe aspect van het puntig uiteinde vergemakkelijkt de initiële penetratie van een staander in een ondergrond en het schroefblad is een effectief middel om de staander middels een draaibeweging in de ondergrond te draaien en de staander gaandeweg bijkomend te verankeren door de verankering uitgeoefend door het schroefblad.
Als schermelementen kunnen hagel- of schaduwnetten, folies, of combinaties hiervan aangewend worden, zoals welbekend in toepassingen voor de fruitteelt en groenteteelt. De spanning op de schermelementen uitgeoefend middels de
BE2017/5437 verbindingselementen beperkt beweging van de schermelementen, bijvoorbeeld door het waaien van de wind, in voldoende mate. Dit draagt bij tot een efficiënte bescherming van gewassen tegen weersinvloeden door de erboven opgespannen schermelementen.
In een mogelijke uitvoeringsvorm kunnen gootvormige structuren tussen de schermelementen van verschillende rijen worden aangebracht. Deze gootvormige structuren fungeren als een opvang- en afvoermechanisme van water.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm heeft het verankeringsorgaan een getrapte structuur, waarbij de verankeringsorganen zich op verschillende hoogte van de getrapte structuur bevinden langsheen een longitudinale as van de staander, en waarbij opeenvolgende verankeringsorganen overzijds staan van elkaar ten opzichte van de longitudinale as.
Deze getrapte structuur heeft het voordeel dat een ventilatieopening voorzien is die (gedeeltelijk) verticaal gepositioneerd is. Deze kan de temperatuur kan reguleren onder schermen die opgespannen worden vanaf de spanmiddelen. Door de verankeringsorganen telkens aan overstaande zijde te plaatsen (ten opzichte van onder- of bovenliggend verankeringsorganen), worden de krachten optimaal verdeeld, en wordt de bevestiging van schermelementen aan de spanmiddelen (die gespannen worden tussen de verankeringsorganen van naburige staanders/verankeringselementen) bovendien ook eenvoudiger. Ten slotte is het in de genoemde configuratie ook mogelijk om een derde ‘niveau’ van verankeringsorganen te voorzien op de staanders, waar een extra schermelement kan aan vastgehecht worden.
Hierbij dient verder in gedachten genomen te worden dat de schermelementen geplaatst kunnen worden en vanuit bovenaanzicht gedeeltelijk overlappend liggen. Zo zal bij voorkeur een eerste schermelement dat zich van een eerste spanmiddel uitstrekt dat aan een eerste verankeringsorgaan is bevestigd aan een eerste zijde (ten opzichte van de staander), zich uitstrekken naar de tegenoverliggende zijde. Hetzelfde geldt dan met een tweede schermelement dat zich van een tweede spanmiddel uitstrekt dat aan een tweede verankeringsorgaan is bevestigd aan een tweede zijde (dus aan de tegenoverliggende zijde), en waarbij het tweede schermelement zich uitstrekt naar de eerste zijde, die tegenoverliggend is ten opzichte van de tweede zijde. Op die manier wordt een ventilatieopening gecreëerd die bij plaatsing zijdelings en naar beneden toe opent, wat ervoor zorgt dat neerslag of andere objecten (of vogels of insecten) niet of nauwelijks kunnen toegang vinden tot de gewassen zelf via de ventilatieopening. Dit is bovendien een sterk voordeel gezien lokaal er sterke
BE2017/5437 tendensen bestaan qua windrichting die neerslagrichting sterk bepaalt. Door een schuine en naar beneden gerichte opening te voorzien, kan ook deze zijwaarts invallende neerslag niet of moeilijk de gewassen beschadigen.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm zijn de verankeringsorganen onderling minstens 8 cm gedistantieerd, bij voorkeur minstens 10 cm, bij verdere voorkeur minstens 14 cm; en zijn de verankeringsorganen bij voorkeur onderling hoogstens 40 cm gedistantieerd. De aanvrager merkte dat een dergelijke afstand toelaat om een ventilatieopening te creëren die optimaal een luchtstroom toelaat doorheen de opening en situaties vermijdt waarbij de schermelementen te veel wind kunnen vangen langs onder uit, zonder dat de opening te breed wordt en zo de mogelijkheden tot beschadiging van de gewassen door regen, hagel of andere weersinvloeden onvoldoende zou reduceren.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvatten de verankeringsorganen een substantieel vlakke steun dat substantieel rigide bevestigd is aan het verankeringselement, en zich substantieel loodrecht uitstrekken ten opzichte van een longitudinale as van de staander, en waarbij de verankeringsorganen verder een slotelement omvat, bij voorkeur een substantieel vlak plaatelement, geschikt om losmaakbaar bevestigd te worden op de vlakke steun en daarbij de spanmiddelen vast te zetten, bij voorkeur waarbij het slotelement via minstens twee, bij verdere voorkeur vier of meer, bevestigingselementen bevestigd kan worden op de vlakke steun, bij nog verdere voorkeur waarbij de bevestigingselementen bouten en moeren omvatten.
De verankeringsorganen dienen voldoende stevig bevestigd te zijn aan het verankeringselement, en de staander zelf, om grote krachten te kunnen weerstaan, bijvoorbeeld bij sterke windstoten. Omdat schermelementen die bevestigd worden aan de spanmiddelen een voornamelijk verticale kracht of druk zullen uitoefenen op de verankeringsorganen, zullen deze typisch substantieel vlak zijn, en bij plaatsing substantieel horizontaal gepositioneerd zijn, loodrecht ten opzichte van de longitudinale as van de staander.
Merk op dat in deze uitvoeringsvorm gekozen is voor een losmaakbaar slotelement, echter, er dient opgemerkt te worden dat ‘losmaakbaar’ hier geïnterpreteerd dient te worden als de mogelijkheid toestaand tot het openen van het slotelement. Met andere woorden, een scharnierend slotelement kan evengoed voorzien worden, of zelfs een rigide slotelement waarbij het verwijderen van de bevestigingselementen zorgt voor
BE2017/5437 het openen van het slotelement, en het plaatsen van de bevestigingselement zorgt voor het sluiten van het slotelement.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm zijn de verankeringselementen modulair opgebouwd uit verankeringsorganen die bevestigd kunnen worden op elkaar. Zodoende kan gekozen worden hoeveel ‘trappen’ er aanwezig zijn in het verankeringselement, afhankelijk van de noodzaak (2, 3 of zelfs meer).
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de inrichting verder minstens twee schermelementen, dewelke zich minstens gedeeltelijk uitstrekken langsheen de rij, waarbij een eerste van de spanmiddelen zich uitstrekt langsheen de rij en daarbij vastgezet wordt op de ten opzichte van de staanders meest proximale (onderste) verankeringsorganen, en waarbij een tweede van de spanmiddelen zich uitstrekt langsheen de rij en daarbij vastgezet wordt op het verankeringsorgaan dat volgt op het meest proximale verankeringsorgaan van elke staander;
waarbij een eerste van de schermelementen langsheen een lengte van het eerste schermelement bevestigd is aan het eerste spanmiddel, en een tweede van de schermelementen langsheen een lengte van het tweede schermelement bevestigd is aan het tweede spanmiddel, en waarbij de schermelementen zich lateraal ten opzichte van de rij neerwaarts aflopend uitstrekken.
Zoals eerder aangegeven, strekken de schermelementen zich bij voorkeur uit naar de overliggende zijde ten opzichte van de zijde van het verankeringsorgaan waar het spanmiddel waar de schermelementen aan bevestigd zijn, aan bevestigd is. Op deze manier wordt een zijdelingse en neerwaarts gerichte ventilatieopening gecreëerd tussen de twee schermelementen langsheen de rij, waarbij de schermelementen vanuit een bovenaanzicht (langsheen de longitudinale as van de staander) gedeeltelijk overlappen.
In een verder voorkeurdragende uitvoeringsvorm strekt het tweede schermelement zich horizontaal ten opzichte van de staander verder uit dan het eerste schermelement. Algemeen wordt dit effect bereikt door een langer tweede schermelement te gebruiken.
Alternatief (of in combinatie) kunnen de schermelementen ook onder een verschillende hoek opgesteld worden (ten opzichte van de grond of een horizontaal vlak).
Het algemene doel van deze asymmetrische opstelling van de schermelementen zorgt ervoor dat langs de tweede zijde (zijde van het twee schermelement) van de rijen, er
BE2017/5437 een zich verder uitstrekkende dekking is voor de gewassen. Dit is hoofdzakelijk interessant omdat in veel streken de wind hoofdzakelijk uit één richting (of een bepaald stuk van het kompas) komt, zeker bij sterke winden, en algemeen de winden verre van willekeurig verdeeld zijn. Hierdoor valt neerslag voornamelijk langs deze richting schuin in. Het is dan ook interessant om een langer schermelement te voorzien aan de zijde waar de wind en neerslag voornamelijk uit komen. De rijen van gewassen en de inrichting zelf, worden dan aangelegd zodanig dat de rijen dwars staan op de meest voorkomende windrichting.
In een verder voorkeurdragende uitvoeringsvorm zijn de verankeringselementen allen aan minstens één, bij voorkeur aan twee laterale zijden (ten opzichte van de rij waarin de staanders staan)), voorzien van één, bij voorkeur twee langwerpig spanelementen, bij voorkeur substantieel cilindrisch, voor het ondersteunen van de schermelementen, en waarbij het spanelement aan een eerste uiteinde een eerste verbindingselement omvat voor het vastmaken van het spanelement aan één van de verankeringsorganen. Bij voorkeur betreft het twee spanelementen aan elke zijde van de verankeringselementen waarbij de twee spanelementen op een onderling verschillende hoogte bevestigd worden aan de verankeringselementen en substantieel evenwijdig lopen met elkaar, zodanig dat de schermelementen tussen de twee spanelementen gehouden worden, en op die manier op hun plaats gehouden worden.
Door de langwerpige spanelementen te voorzien, worden de schermelementen voldoende ondersteund en ook omlaag gehouden, en wordt het risico van schade door windstoten gereduceerd. De spanelementen staan bij voorkeur onder een hoek van ongeveer 10° ten opzichte van de horizontale opgesteld, maar variatie hierop is zeker mogelijk, algemeen kan een range tussen volledig horizontaal (0°) tot 60° zeker worden uitgewerkt, maar in de praktijk wordt geopteerd voor een vlakkere vorm om zo beter de gewassen te kunnen afdekken, en is een range van 5° tot 30° optimaal, bij voorkeur zelfs tot maximaal 20° of 15°. Merk op dat bij voorkeur de overstaande spanelementen aan de distale uiteinden (ten opzichte van elkaar) verbonden worden door een verder spanmiddel (of meerdere), dit om de spanelementen sterker op hun plaats te houden.
Bij voorkeur worden aan beide zijden van de rijen per verankeringselement twee spanelementen voorzien die op verschillende hoogte vastgehecht worden. Op deze wijze kunnen de schermelementen voorzien worden langsheen de rijen tussen de twee spanelementen. In bepaalde uitvoeringsvormen kunnen de schermelementen zelfs automatisch ontrold en/of opgerold worden rond een as langsheen de rij, en worden ze steunend op de spanelementen geplaatst en onder de iets hoger liggende
BE2017/5437 spanelementen, optioneel aan één daarvan of aan beide verbonden. Het ont- en oprollen kan bijvoorbeeld met een motorisch aandrijfmiddel dat aangestuurd kan worden (en/of op basis van sensoren of voorafbepaalde instellingen - zoals neerslag, tijd en dergelijke - werkt). Dit kan via een oprolorgaan dat aan een uiteinde langsheen de lengte van de schermelementen kan bevestigd worden, en de schermelementen rond zich heen rolt, zij het manueel of geautomatiseerd.
In een nog verder voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat het spanelement een tweede verbindingselement aan een tweede uiteinde, waarbij het tweede verbindingselement aangepast is voor het verankerd worden, al of niet rechtstreeks, aan een neerhoudelement.
Door de tweede, ‘losse’, zijde van de schermelementen te verbinden via een tweede verbindingselement aan een neerhoudelement, wordt verzekerd dat de schermelementen onder een gewenste hoek opgespannen worden en bovendien op hun plaats gehouden worden door de neerhoudelementen (waardoor windstoten het scherm niet kunnen beïnvloeden).
In een nog verder voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de inrichting minstens twee van de rijen staanders, waarbij de rijen substantieel parallel lopen ten opzichte van elkaar, verder omvattende minstens twee neerhoudelementen aangepast voor het verankeren van een tweede verbindingselement van de spanelement van een schermelement van twee naburige rijen staanders, bij voorkeur waarbij de neerhoudelementen tussen twee naburige rijen staanders onderling verbonden worden via één of meerdere extra spanmiddelen. Alternatief vormen de neerhoudelementen een enkelvoudig neerhoudorgaan geschikt om meerdere spanmiddelen aan te verankeren, waarbij het enkelvoudig neerhoudorgaan zich langsheen en tussen de rijen staanders uitstrekt.
Bij voorkeur omvat de inrichting verder een aantal spanmiddellinks om meerdere spanmiddelen vast te hechten aan elkaar op een punt. Deze links zijn aangepast om spanmiddelen die substantieel loodrecht staan te fixeren, en worden bij voorkeur gebruikt ter hoogte van de neerhoudorganen (zie ook Fig. 5, element 11). De links kunnen bijvoorbeeld twee plaatelementen zijn met elk een groeve daarin om de spanmiddelen daarin te houden, waarna de plaatelementen aan elkaar bevestigd worden. Bij voorkeur worden de spanmiddellinks vervolgens nog vastgezet op de neerhoudorganen (bijvoorbeeld via bouten).
BE2017/5437
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de inrichting minstens twee van de rijen staanders, waarbij de rijen substantieel parallel lopen ten opzichte van elkaar, waarbij de rijen voorzien zijn van een veelheid aan spanelementen, bij voorkeur substantieel cilindrisch en telescopisch uitschuifbaar, voor het opspannen en/of ondersteunen van de schermelementen, verder omvattende minstens twee neerhoudelementen aangepast voor het verankeren, en waarbij de spanelementen aan een eerste uiteinde een eerste verbindingselement omvat voor het vastmaken van het spanelement aan één van de verankeringsorganen, en aan een tweede uiteinde een tweede verbindingselement omvat voor het vastmaken van het spanelement aan de neerhoudelementen.
In het licht hiervan dient verder opgemerkt te worden dat (al of niet losmaakbare) koppelelementen of koppelstukken vastgehecht kan worden of zijn aan de verankeringselementen. Op deze elementen of koppelstukken kunnen de spanelementen vastgehecht worden via het eerste uiteinde van de spanelementen. Dit kan eenvoudigweg een geschikt koppelstuk zijn waaraan het verbindingselement van het eerste uiteinde van het spanelementen kan vastgemaakt worden met schroeven of andere bevestigingselementen. Deze koppelstukken kunnen integraal deel uitmaken van de verankeringselementen of daar losmaakbaar aan vastgehecht worden.
De aanvrager merkte dat door de neerhoudelementen te verbinden met de aanpalende schermelementen van naburige rijen, deze onder een hoek naar keuze kunnen neergehouden worden, er weinig tot geen laterale beweging mogelijk is van de schermen aangezien de schermen strak aangespannen blijven. Bovendien is het mogelijk om de verankeringsmiddelen verder te verbinden met een verankeringspunt op de bodem om deze ook op (of rond) een bepaalde hoogte te houden (opnieuw tegen windstoten).
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvatten minstens twee van de staanders, bij voorkeur de eerste en laatste van de rij, een verankeringselement dat drie verankeringsorganen omvat op onderling verschillend hoogte ten opzichte van het bovenste uiteinde van de staander, welke verankeringsorganen geschikt zijn voor het vastzetten van de spanmiddelen.
Zoals eerder aangegeven wordt het hierdoor mogelijk om een bijkomend schermelement op te spannen tussen de staanders, en bij uitbreiding tussen verschillende rijen staanders, als bijkomende barrière. Dit schermelement kan van een ander type zijn dan de overige, bijvoorbeeld een gemaasd net om vogels, of ander ongedierte dat de gewassen kan beschadigen, weg te houden. Voor een gemaasd net
BE2017/5437 is het bijvoorbeeld niet nodig om een ventilatieopening te voorzien en kunnen deze dus opgespannen worden als een enkele structuur. Typisch zal dit bijkomende schermelement echter een hagelnet zijn om de sterke impact van hagelstenen tegen te houden.
In een verder voorkeurdragende uitvoeringsvorm staan opeenvolgende verankeringsorganen overzijds van elkaar ten opzichte van een longitudinale as van de staander, waarbij het ten opzichte van de staander meest proximale verankeringsorgaan en het ten opzichte van de staander meest distale verankeringsorgaan verbonden zijn via een bijkomend verstevigingselement.
De aanvrager merkte dat het raadzaam is om bijkomende verstevigingen te voorzien tussen de verankeringsorganen op het verankeringselement. Aangezien de verankeringselement bijna constant onderworpen worden aan sterk variërende krachten en druk (door wind en dergelijke), dienen de verankeringselementen voldoende versterkt te zijn hiertegen zodanig dat ze substantieel onvervormd blijven om zo materiaalmoeheid tegen te gaan. Om die reden stelt de aanvrager voor om een bijkomende versteviging aan te brengen om vervorming (buigen) substantieel langsheen de longitudinale as van de staander op te vangen. Dit is vooral interessant bij een getrapte structuur waarbij een holte kan bestaan bij een drietrapsstructuur tussen de eerste en derde trap (verankeringsorgaan). Door langs de longitudinale as toch een link te voorzien, wordt de afstand tussen de verankeringsorganen constant gehouden tegen inwerkende druk en kracht. Merk op dat dit verstevigingselement voorzien kan worden zodanig dat dit losmaakbaar koppelbaar is op het verankeringselement. De aanvrager merkte op dat het grootste gevaar op vervorming zich vooral situeert aan de verankeringselementen van de eerste en laatste staanders in een rij, daarom kan het bijvoorbeeld voordelig zijn enkel deze uiterste staanders hun verankeringselementen te versterken. Alternatief kunnen deze geschrankt (om de 2, 3, 4, 5 of meer staanders) voorzien worden of op elke staander.
In een verder voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de inrichting één of meerdere bijkomende schermelementen, waarbij de bijkomende schermelementen zich uitstrekken van een bijkomend spanmiddel dat zich uitstrekt langsheen de meeste distale verankeringsorganen van de staanders.
Zoals eerder opgemerkt kunnen de bijkomende schermelementen van een ander type zijn dan de eerstgenoemde schermelementen, zoals gemaasde netten tegen vogels
BE2017/5437 en/of ongedierte, maar kan dit eveneens een eerste net betreffen om neerslag tegen te houden.
In een tweede aspect betreft de uitvinding een verankeringselement geschikt als onderdeel van een inrichting voor het beschermen van gewassen tegen weersinvloeden, waarbij het verankeringselement een getrapte structuur heeft, minstens twee verankeringsorganen, dewelke verbonden zijn via een schuin oplopende verbinding, en waarbij het verankeringselement geschikt is om vastgemaakt te worden op een longitudinale staander, waarbij de verankeringsorganen elk een substantieel vlakke steun omvatten en een slotelement geschikt om losmaakbaar bevestigd te worden op de vlakke steun via twee of meerdere bevestigingselementen, waarbij de verankeringsorganen geschikt zijn voor het vastzetten van spanmiddelen lopend tussen naburige verankeringselementen, de spanmiddelen geschikt voor het bevestigen van schermelementen aan de spanmiddelen.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm betreft het tweede aspect een verankeringselement zoals beschreven in één van de uitvoeringsvormen van de inrichtingen, of zoals verder beschreven in dit document.
De verankeringselementen zoals hierboven beschreven, genieten één of meerdere van de in dit document besproken voordelen die gelden voor de inrichting. Zoals eerder aangegeven, kunnen de verankeringselementen op staanders bevestigd worden en zijn deze niet noodzakelijk een vastzittend onder
In een derde aspect betreft de uitvinding een staander geschikt als onderdeel van een inrichting voor het beschermen van gewassen tegen weersinvloeden, waarbij de staander langwerpig is, en aan een bovenste uiteinde voorzien is van een verankeringselement, waarbij het verankeringselement minstens twee verankeringsorganen omvat op onderling verschillende hoogte ten opzichte van het bovenste uiteinde van de staander, en waarbij de verankeringsorganen geschikt zijn voor het vastzetten van spanmiddelen tussen naburige staanders, de spanmiddelen geschikt voor het bevestigen van schermelementen aan de spanmiddelen.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat het verankeringselement drie verankeringsorganen op onderling verschillend hoogte ten opzichte van het bovenste uiteinde van de staander, welke verankeringsorganen geschikt zijn voor het vastzetten van de spanmiddelen.
BE2017/5437
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm staan de opeenvolgende verankeringsorganen overzijds van elkaar ten opzichte van een longitudinale as van de staander, waarbij het ten opzichte van de staander meest proximale verankeringsorgaan en het ten opzichte van de staander meest distale verankeringsorgaan verbonden zijn via een bijkomend verstevigingselement.
Bij voorkeur is de staander een staander zoals beschreven in één van de uitvoeringsvormen van de inrichting, of zoals verder beschreven in dit document.
Opnieuw wordt voor de voordelen van de uitvoeringsvormen van de staander zoals hierboven beschreven, verwezen naar de rest van het document, waar de uitvoeringsvormen in hun toepassing uitgelegd worden. Het dient dan ook verstaan te worden dat de staanders (en verankeringselementen) op zich, de kern bevatten van de innovatieve verbeteringen die teweeg gebracht worden bij de inrichting in zijn geheel.
In een vierde aspect betreft de uitvinding een kit een inrichting voor het beschermen van gewassen tegen weersinvloeden, omvattende twee of meerdere staanders volgens de uitvinding en/of twee of meerdere verankeringselementen volgens de uitvinding, en optioneel twee of meerdere spanmiddelen en twee of meerdere schermelementen.
Opnieuw wordt verwezen naar de voordelen van de inrichting, die gelden voor de kit voor het opstellen van de inrichting.
In een vijfde aspect betreft de uitvinding een werkwijze voor het plaatsen van een inrichting voor het beschermen van gewassen tegen weersinvloeden, omvattende volgende stappen:
a. het plaatsen van twee of meerdere langwerpige staanders in een ondergrond, waarbij de staanders een verankeringselement omvatten of waarbij een verankeringselement aangebracht wordt aan een bovenste uiteinde van de staanders, en waarbij het verankeringselement minstens twee verankeringsorganen omvat op onderling verschillende hoogte ten opzichte van het bovenste uiteinde van de staander;
b. het aanspannen van de staanders middels minstens twee spanmiddelen, waarbij de spanmiddelen vastgezet worden aan de verankeringsorganen;
c. het aanbrengen van een schermelement aan en langsheen de spanmiddelen, waarbij elk schermelementen schuin afloopt vanaf het spanmiddel waaraan het is aangebracht en weg van het andere spanmiddel;
BE2017/5437 waarbij de schermelementen een ventilatieopening hebben tussen de twee spanmiddelen in, langsheen de lengte van de spanmiddelen, bij voorkeur waarbij het schermelement dat zich uitstrekt van het spanmiddel aan de laagste verankeringsorganen, zich lateraal minder ver uitstrekt van de staanders dan het andere schermelement.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm betreft de inrichting gebruikt bij de werkwijze een inrichting volgens de uitvinding van dit document. Hierbij kan de inrichting ook bestaan uit staanders en/of verankeringselementen volgens de uitvinding van dit document.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt de inrichting geplaatst zodat de ventilatieopening gericht is naar een richting, deze richting een lokale gemiddelde windrichting zijnde. De voordelen hiervan zijn reeds eerder besproken, en spreken verder voor zich. Merk op dat hierbij bedoeld wordt dat de ventilatieopening zodanig gericht is dat de ‘gemiddelde windrichting’ hier niet zou binnenwaaien (hetzelfde geldt voor de later gedefinieerde ‘gemiddelde neerslagrichting’). Hierbij dient vooraf overwogen te worden wat de geschikte oriëntatie is, zo kan men in eerste instantie kijken naar een ‘gemiddelde windrichting’, maar ken men indien nodig een ‘gemiddelde neerslagrichting’ in beschouwing nemen (gezien winden uit een bepaalde windrichting vaker of minder vaak neerslag meebrengen, loopt dit niet noodzakelijk gelijk met de ‘gemiddelde windrichting’). Aan de hand hiervan dient de inrichting dan geplaatst te worden zodanig dat de rijen dwars staan op de deze ‘gemiddelde winden/of neerslagrichting’, en bij voorkeur zodanig dat de ventilatieopening gericht is met deze richting mee. Bij verdere voorkeur is zijn de schermelementen die zich uitstrekken tegen de gemiddelde wind- en/of neerslagrichting in, langer (en/of strekken deze zich horizontaal verder uit ten opzichte van de staanders dan de schermelementen aan de overzijde). Het doel hiervan is een betere dekking te voorzien tegen neerslag en/of wind aan de zijden van de rij die het meest te maken krijgt hiervan door de meestal schuine neerslaginval. Zo kan dit in België neerkomen op een opstelling van de inrichting, en dus de rijen te beschermen gewassen, waarbij de rijen substantieel langs een noord-zuid richting georiënteerd zijn, en waarbij het langere schermelement zich verder uitstrekt aan de oostelijke zijde gezien dit de overheersende windrichting is in België, en er een grondigere bescherming nodig is tegen de neerslag vanuit deze richting.
In een zesde aspect betreft de uitvinding een gebruik van een inrichting volgens de uitvinding voor het beschermen van gewassen tegen weersinvloeden. Gewassen
BE2017/5437 kunnen hierbij struikgewassen, boomgewassen, bodemgewassen, en specifiek groenten, fruit of andere betreffen.
In wat volgt, wordt de uitvinding beschreven a.d.h.v. niet-limiterende voorbeelden die de uitvinding illustreren, en die niet bedoeld zijn of geïnterpreteerd mogen worden om de omvang van de uitvinding te limiteren.
VOORBEELDEN
VOORBEELD 1 :
Fig. 1A en 1B tonen een modulair onderdeel van een verankeringselement (3), en betreft eigenlijk één (of twee) verankeringsorganen, of onderdelen daarvan. Merk op dat hier de term verankeringsorgaan en verankeringselement ietwat door elkaar lopen, gezien het verankeringsorgaan van Fig. 1A en 1B ook kan fungeren als een volledig verankeringselement (met twee niveaus), en dient vastgehecht te worden op een staander (2) (deze verbinding is afwezig op de Fig. 1A en 1B, wel zichtbaar op Fig. 2A-B-C). Zoals te zien omvat het verankeringselement (3) van Fig. 1A eigenlijk twee verankeringsorganen (6) (twee trappen of niveaus), namelijk vlakke steunen (15) met een aantal openingen in om een verder slotelement (5) op te bevestigen (met bevestigingselementen (7)). De spanmiddelen (4) worden vastgezet door deze doorheen de opening te laten lopen tussen het slotelement (5) en het verankeringsorgaan (6), waarbij de spanmiddelen (4) lateraal tegengehouden worden door de bevestigingselementen (7). Merk op dat, zoals gezegd, er ook andere manieren kunnen gebruikt worden om de spanmiddelen (4) vast te zetten. De bevestigingsmiddelen zijn in dit geval bouten en moeren, maar zijn hier zeker niet tot beperkt.
Uit Fig. 1A-B en verdere, is duidelijk dat een getrapte structuur de voorkeur draagt (om eerder genoemde redenen). De hoek waaronder deze trap staat kan afhankelijk zijn van situatie tot situatie (in bepaalde streken zorgt grotere gemiddelde windsterkte en dergelijke, voor een schuinere neerslaginvalshoek en kan het dus nodig zijn om de getrapte structuur ook vlakker te maken. Typisch wordt echter een hoek tussen 20° en 80° gebruikt, bij voorkeur een hoek tussen 30° en 70°, bij verdere voorkeur minstens 40°, of nog verder minstens 50°, bij hoogste voorkeur tussen 60° en 70°, bijvoorbeeld 62°, 64°, 65°, 66°, 68°.
De dimensies kunnen wederom aangepast worden naargelang de situatie (voor extra stevigheid in streken waar sterke winden heersen). Zo kan de vlakke steun (15) van de verankeringsorganen (6) ongeveer 3 tot 20 cm uitsteken, hoewel dit in de praktijk
BE2017/5437 beperkt zal worden, bijvoorbeeld ongeveer 5 tot 10 cm. Deze steun heeft bij voorkeur een breedte omvat tussen 5 en 30 cm, maar opnieuw zal deze typisch een breedte hebben tussen ongeveer 7 tot 15 cm. De dikte van de steun (en de rest van het verankeringsorgaan (6)) is eveneens afhankelijk van de eisen qua sterkte en het type materiaal dat gebruikt wordt.
In Fig. 2A-B-C-D is het dan duidelijk dat de verankeringsorganen (6) modulair kunnen gebruikt worden en bevestigd aan elkaar om een gewenst aantal niveaus te voorzien om de spanmiddelen (4) op te bevestigen. Merk op dat het ‘gedeelde’ niveau waar de twee afzonderlijke modulaire elementen bevestigd worden op elkaar, eveneens een verankeringsorgaan (6) betreft, namelijk een vlakke steun (15). De spanmiddelen (4) kunnen dan vastgezet worden tussen de bovenste vlakke steun (15) van het eerste verankeringsorgaan (6), en de onderste vlakke steun (15) van het tweede verankeringsorgaan (6) dat hierbij als slotelement (5) dienst doet.
In Fig. 2A wordt een voorbeeld getoond van een vollediger verankeringselement (3) met een koppeling die het bevestigen van het verankeringselement (3) op een staander (2) (bijvoorbeeld houten of metalen paal) eenvoudiger kan maker, aangezien de koppeling op een aantal punten kan bevestigd worden over een afstand van elkaar, aan de staander (2). Zoals te zien op Fig. 2B en 2C, kunnen de slotelementen (5) zowel aan de bovenzijde als aan de onderzijde van het verankeringsorgaan (6) vastgemaakt worden. Fig. 2D toont bovendien een verankeringselement (3) met daarop slechts twee verankeringsorganen (6) en een aantal bijkomende koppelstukken (19) waarin spanelementen (9) kunnen vastgehecht worden. Deze koppelstukken (19) kunnen losmaakbaar bevestigd zijn, of kunnen deel uitmaken van het verankeringselement (3) op zich.
VOORBEELD 2:
Fig. 3A-B-C tonen een verstevigd verankeringselement (3) met daarop drie verankeringsorganen (opgebouwd uit de twee stukken (6)). Hierbij dient opgemerkt te worden dat deze niet allemaal gebruikt moeten worden. Zoals te zien is een verstevigingselement (16) aanwezig tussen verschillende verankeringsorganen (de vlakke steunen (15) hiervan) dat deze verbind langs de longitudinale as van de staander (2), en zodanig een deel van de krachten kan opvangen op de verankeringsorganen (6). Hierbij is aan het onderste verankeringsorgaan (6) ook een opening (17) in het verstevigingselement (16) zichtbaar waarlangs de spanmiddelen (4) kunnen lopen (doorheen het verstevigingselement (16)) wanneer bevestigd op (de vlakke steun (15) van) het onderste verankeringsorgaan (6). Dergelijke verstevigde verankeringselementen (3) zullen typisch vaak aan de uiteinden van rijen geplaatst
BE2017/5437 worden, omdat de krachten op de verankeringsorganen (6) daar meestal groter zijn op het vlak van de verankeringsorganen (6) of vlakke steunen (15) (omdat de spanmiddelen (4) van de uiteinden van de rij af verbonden worden naar de grond).
Om die reden kunnen hierop ook gemakkelijk merktekens of informatie aangebracht worden in verband met de specifiek rij, die dan onmiddellijk zichtbaar is.
VOORBEELD 3:
Fig. 4B en Fig. 5 tonen een rij (of rijen) van de staanders (2) met verankeringselementen (3) volgens de inrichting, waarlangs spanmiddelen (4) zijn opgespannen. Fig. 4A toont een uitvergroot beeld van een verankeringselement (3) met bijkomend niveau voor een bijkomend spanmiddel (bijvoorbeeld voor een hagelnet). De spanmiddelen (4) worden mechanisch vastgezet door middel van slotelementen (5) en bevestigingselementen (7) (moer en bout in dit geval) die de slotelementen (5) losmaakbaar koppelen aan de verankeringsorganen (6). Er lopen in dit geval twee spanmiddelen (4) (op eerste en tweede niveau van het verankeringselement (3)) langsheen elke rij. Hierbij dient opnieuw opgemerkt te worden dat het derde niveau van verankeringselement (3) niet noodzakelijk aanwezig zal zijn (zoals in Fig. 2D), en indien aanwezig voor een bijkomend schermelement zoals een hagelnet zal gebruikt worden. Aan deze spanmiddelen (4) kunnen dan de twee schermelementen (8) vastgehecht worden. Op Fig. 4B is bovendien de ventilatieopening (14) zichtbaar tussen de twee spanmiddelen (4) via dewelke een luchtstroom kan circuleren tussen de schermelementen (8) door.
Fig. 5 toont een weergave van twee aanpalende rijen volgens de inrichting, met daarbij spanelementen (9) zichtbaar. Deze zijn bij voorkeur telescopisch uitschuifbare buizen met een Verbindingselement [JT(ij(10) aan een eerste uiteinde waarmee de spanelementen (9) kunnen bevestigd worden aan de verankeringselementen (3), en dienst doen om de schermelementen (8) op te spannen om een functioneel scherm te vormen. Merk op dat aan weerszijden van het verankeringselement (3) twee spanelementen (9) vertrekken, waarbij deze op verschillende hoogte bevestigd worden (maar wel ongeveer evenwijdig lopen) waarbij de schermelementen zich tussen de twee evenwijdige spanelementen (9) uitstrekken langsheen de rij, en op deze manier de schermelementen (8) op hun plaats houden. De spanelementen (9) hebben een tweede verbindingselement (10) aan het andere uiteinde om daarmee aan een neerhoudelement (11) vast geh echt te worden. Het neerhoudelement (11) is in het geval van Fig. 5 een soort schakel die spanelementen (9) van twee aanpalende rijen verbindt. De verschillende neerhoudelementen (11) worden vervolgens onderling verbonden (via spanmiddelen bij voorkeur) en vormen zo een neerhoudorgaan (12)
BE2017/5437 (of kunnen eventueel via een extra spanmiddel verbonden worden) dat dan aan de uiteinden gegrond wordt, zodanig dat de neerhoudelementen (11) op een substantieel vaste positie gehouden worden, en op die manier de spanelementen (9) vasthouden en de schermelementen (8) als gevolg daarvan. Dit neerhoudelement (11) kan via een anker met de bodem verbonden worden bijvoorbeeld. Merk op dat het eerste en tweede verbindingselement (10) bij voorkeur via een schroef of gelijkaardige bevestigingselementen verbonden worden hetzij aan een verankeringsorgaan, hetzij aan een neerhoudelement (11). Daarnaast omvat het neerhoudorgaan (11) ook koppelingen (20), geschikt om de spanelementen (9) aan te verankeren aan het tweede uiteinde daarvan via een verbindingselement (10). De verankeringselementen (3) kunnen verder ook extra koppelstukken (19) omvatten (al of niet losmaakbaar) geschikt om de spanelementen (9) aan te verankeren met het eerste uiteinde, opnieuw met een verbindingselement (10). Dit wordt voorgesteld onder meer in Fig. 6 (zijnde een uitvergroting van sectie A uit Fig. 5, en aangevuld naar een verdere langslopende rij staanders) en in Fig. 2D. Bemerk ook de oprolorganen in Fig. 5 die (automatisch of manueel) schermelementen kunnen op- of ontrollen. Dit ontrollen kan gebeuren door langsheen de distale zijde van de schermelementen een langwerpig buiselement (bij voorkeur afgeplat) te voorzien waaraan het schermelement bevestigd is met de distale zijde. Door dit buiselement te roteren (via het oprolorgaan van de Fig. 5 bijvoorbeeld), zal het buiselement het schermelement rond zich oprollen en zo naar de nok van het verankeringselement bewegen.
Ten slotte dient in acht genomen te worden dat in Fig. 5 het verschil in lengte tussen de schermelementen gericht naar een eerste zijde en die gericht naar de tegenoverliggende zijde, niet zichtbaar is. Echter, zoals gezegd, is de uitvinding bij voorkeur zodanig aangepast dat schermelementen volgens een bepaalde oriëntatie (bijvoorbeeld gericht naar het oosten), langer zijn dan de overige schermelementen om beter af te schermen tegen de prevalente neerslag in een gebied. Om die reden zullen ook de spanelementen aan deze eerste zijde typisch langer zijn dan die aan de tweede zijde.
Het is verondersteld dat de huidige uitvinding niet beperkt is tot de uitvoeringsvormen die hierboven beschreven zijn en dat enkele aanpassingen of veranderingen aan de beschreven voorbeelden kunnen toegevoegd worden zonder de toegevoegde conclusies te herwaarderen. Bijvoorbeeld, de huidige uitvinding werd beschreven met verwijzing naar fruitteelt, maar het mag duidelijk zijn dat de uitvinding kan toegepast worden op groenten of andere gewassen.
Claims (15)
- CONCLUSI ES1. Inrichting voor het beschermen van gewassen tegen weersinvloeden, omvattende minstens één rij van twee of meerdere op een afstand van elkaar gepositioneerde, langwerpige staanders die middels meerdere spanmiddelen met elkaar verbonden zijn, waarbij minstens twee van de spanmiddelen de opeenvolgende staanders verbinden langsheen de rij, en waarbij de spanmiddelen die de staanders verbinden langsheen de rij tussen de staanders zich substantieel horizontaal uitstrekken, met het kenmerk dat elk van de staanders aan een bovenste uiteinde voorzien is van een verankeringselement, waarbij het verankeringselement minstens twee verankeringsorganen omvat op onderling verschillende hoogte ten opzichte van het bovenste uiteinde van de staander, en waarbij de verankeringsorganen geschikt zijn voor het vastzetten van de spanmiddelen.
- 2. Inrichting volgens de voorgaande conclusie 1, waarbij het verankeringselement een getrapte structuur heeft, waarbij de verankeringsorganen zich op verschillende hoogte van de getrapte structuur bevinden langsheen een longitudinale as van de staander, en waarbij opeenvolgende verankeringsorganen overzijds staan van elkaar ten opzichte van de longitudinale as.
- 3. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies 1 of 2, waarbij de verankeringsorganen onderling minstens 8 cm gedistantieerd zijn, bij voorkeur minstens 10 cm, bij verdere voorkeur minstens 14 cm; en waarbij de verankeringsorganen bij voorkeur onderling hoogstens 40 cm gedistantieerd zijn.
- 4. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies 1 tot en met 3, waarbij de verankeringsorganen een substantieel vlakke steun omvatten dat substantieel rigide bevestigd is aan het verankeringselement, en zich substantieel loodrecht uitstrekken ten opzichte van een longitudinale as van de staander, en waarbij de verankeringsorganen verder een slotelement omvat, bij voorkeur een substantieel vlak plaatelement, geschikt om losmaakbaar bevestigd te worden op de vlakke steun en daarbij de spanmiddelen vast te zetten, bij voorkeur waarbij het slotelement via minstens twee, bij verdere voorkeur vier of meer, bevestigingselementen bevestigd kan worden op de vlakke steun, bij nogBE2017/5437 verdere voorkeur waarbij de bevestigingselementen bouten en moeren omvatten.
- 5. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies 1 tot en met 4, verder omvattende minstens twee schermelementen, dewelke zich minstens gedeeltelijk uitstrekken langsheen de rij, waarbij een eerste van de spanmiddelen zich uitstrekt langsheen de rij en daarbij vastgezet wordt op de ten opzichte van de staanders meest proximale verankeringsorganen, en waarbij een tweede van de spanmiddelen zich uitstrekt langsheen de rij en daarbij vastgezet wordt op de verankeringsorganen die volgen op de meest proximale verankeringsorganen van de staanders;waarbij een eerste van de schermelementen langsheen een lengte van het eerste schermelement bevestigd is aan het eerste spanmiddel, en een tweede van de schermelementen langsheen een lengte van het tweede schermelement bevestigd is aan het tweede spanmiddel, en waarbij de schermelementen zich lateraal ten opzichte van de rij neerwaarts aflopend uitstrekken.
- 6. Inrichting volgens de voorgaande conclusie 5, waarbij het tweede schermelement zich horizontaal ten opzichte van de staander verder uitstrekt dan het eerste schermelement.
- 7. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies 5 of 6, omvattende een veelheid aan langwerpige spanelementen, bij voorkeur substantieel cilindrisch, waarbij de spanelementen aan een eerste uiteinde een verbindingselement omvatten voor het vastmaken van het spanelement aan de verankeringselementen, en waarbij elk verankeringselement van twee van de spanelementen aan beide laterale zijden ten opzichte van de rij, waarbij de twee spanelementen op onderling verschillende hoogte staan, en geschikt zijn om de schermelement tussen de twee spanelementen te houden.
- 8. Inrichting volgens de voorgaande conclusie 7, met als kenmerk dat het spanelement een tweede verbindingselement omvat aan een tweede uiteinde, waarbij het tweede verbindingselement aangepast is voor het verankerd worden, al of niet rechtstreeks, aan een neerhoudelement.
- 9. Inrichting volgens de voorgaande conclusie 8, minstens twee van de rijen staanders omvattende, waarbij de rijen substantieel parallel lopen ten opzichte van elkaar, verder omvattende minstens twee neerhoudelementen aangepastBE2017/5437 voor het verankeren van een tweede verbindingselement van de spanelementen van een schermelement van twee naburige rijen staanders.
- 10. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies 5 of 6, minstens twee van de rijen staanders omvattende, waarbij de rijen substantieel parallel lopen ten opzichte van elkaar, waarbij de rijen voorzien zijn van een veelheid aan spanelementen, bij voorkeur substantieel cilindrisch en telescopisch uitschuifbaar, voor het opspannen van de schermelementen, verder omvattende minstens twee neerhoudelementen aangepast voor het verankeren, en waarbij de spanelementen aan een eerste uiteinde een eerste verbindingselement omvat voor het vastmaken van het spanelement aan één van de verankeringsorganen, en aan een tweede uiteinde een tweede verbindingselement omvat voor het vastmaken van het spanelement aan de neerhoudelementen, bij voorkeur waarbij de neerhoudelementen tussen twee naburige rijen staanders een enkelvoudig neerhoudorgaan vormen.
- 11. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies 1 tot en met 9, met als kenmerk dat minstens twee van de staanders, bij voorkeur de eerste en laatste van de rij, een verankeringselement omvatten dat drie verankeringsorganen omvat op onderling verschillend hoogte ten opzichte van het bovenste uiteinde van de staander, welke verankeringsorganen geschikt zijn voor het vastzetten van de spanmiddelen.
- 12.1nrichting volgens de voorgaande conclusie 9, met als kenmerk dat opeenvolgende verankeringsorganen overzijds staan van elkaar ten opzichte van een longitudinale as van de staander, waarbij het ten opzichte van de staander meest proximale verankeringsorgaan en het ten opzichte van de staander meest distale verankeringsorgaan verbonden zijn via een bijkomend verst evigingselem ent.
- 13. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies 10 tot en met 12, verder omvattende één of meerdere bijkomende schermelementen, waarbij de bijkomende schermelementen zich uitstrekken van een bijkomend spanmiddel dat zich uitstrekt langsheen de meeste distale verankeringsorganen van de staanders.
- 14. Verankeringselement geschikt als onderdeel van een inrichting voor het beschermen van gewassen tegen weersinvloeden, met als kenmerk dat het verankeringselement een getrapte structuur heeft, minstens twee verankeringsorganen, dewelke verbonden zijn via een schuin oplopendeBE2017/5437 verbinding, en waarbij het verankeringselement geschikt is om vastgemaakt te worden op een longitudinale staander, waarbij de verankeringsorganen elk een substantieel vlakke steun omvatten en een slotelement geschikt om losmaakbaar bevestigd te worden op de vlakke steun via twee of meerdere bevestigingselementen, waarbij de verankeringsorganen geschikt zijn voor het vastzetten van spanmiddelen lopend tussen naburige verankeringselementen, de spanmiddelen geschikt voor het bevestigen van schermelementen aan de spanmiddelen.1 5. Verankeringselement als onderdeel van een inrichting voor het beschermen van gewassen tegen weersinvloeden volgens één van de voorgaande conclusies 1 tot en met 13.16. Staander geschikt als onderdeel van een inrichting voor het beschermen van gewassen tegen weersinvloeden, waarbij de staander langwerpig is, en aan een bovenste uiteinde voorzien is van een verankeringselement, met als kenmerk dat het verankeringselement minstens twee verankeringsorganen omvat op onderling verschillende hoogte ten opzichte van het bovenste uiteinde van de staander, en waarbij de verankeringsorganen geschikt zijn voor het vastzetten van spanmiddelen tussen naburige staanders, de spanmiddelen geschikt voor het bevestigen van schermelementen aan de spanmiddelen.17. Staander volgens de voorgaande conclusie 16, waarbij het verankeringselement drie verankeringsorganen omvat op onderling verschillend hoogte ten opzichte van het bovenste uiteinde van de staander, welke verankeringsorganen geschikt zijn voor het vastzetten van de spanmiddelen.18. Staander volgens één van de voorgaande conclusies 16 of 17, met als kenmerk dat de opeenvolgende verankeringsorganen overzijds staan van elkaar ten opzichte van een longitudinale as van de staander, waarbij het ten opzichte van de staander meest proximale verankeringsorgaan en het ten opzichte van de staander meest distale verankeringsorgaan verbonden zijn via een bijkomend verstevigingselement.19. Staander geschikt als onderdeel van een inrichting voor het beschermen van gewassen tegen weersinvloeden volgens één van de voorgaande conclusies 1 tot en met 13.20. Kit voor een inrichting voor het beschermen van gewassen tegen weersinvloeden, omvattende twee of meerdere staanders volgens één van deBE2017/5437 voorgaande conclusies 16 tot en met 19 en/of twee of meerdere verankeringselementen volgens één van de voorgaande conclusies 14 tot en met 15, en optioneel twee of meerdere spanmiddelen en twee of meerdere schermelementen.21. Werkwijze voor het plaatsen van een inrichting voor het beschermen van gewassen tegen weersinvloeden, omvattende volgende stappen:a. het plaatsen van twee of meerdere langwerpige staanders in een ondergrond, waarbij de staanders een verankeringselement omvatten of waarbij een verankeringselement aangebracht wordt aan een bovenste uiteinde van de staanders, en waarbij het verankeringselement minstens twee verankeringsorganen omvat op onderling verschillende hoogte ten opzichte van het bovenste uiteinde van de staander;b. het aanspannen van de staanders middels minstens twee spanmiddelen, waarbij de spanmiddelen vastgezet worden aan de verankeringsorganen;c. het aanbrengen van een schermelement aan en langsheen de spanmiddelen, waarbij elk schermelementen schuin afloopt vanaf het spanmiddel waaraan het is aangebracht en weg van het andere spanmiddel;met als kenmerk dat de schermelementen een ventilatieopening hebben tussen de twee spanmiddelen in, langsheen de lengte van de spanmiddelen, bij voorkeur waarbij het schermelement dat zich uitstrekt van het spanmiddel aan de laagste verankeringsorganen, zich lateraal minder ver uitstrekt van de staanders dan het andere schermelement.22. Werkwijze voor het plaatsen van een inrichting voor het beschermen van gewassen tegen weersinvloeden volgens één van de voorgaande conclusies 1 tot en met 13, omvattende volgende stappen:a. het plaatsen van twee of meerdere van de staanders in een ondergrond;b. het aanspannen van de staanders middels minstens twee spanmiddelen, waarbij de spanmiddelen vastgezet worden aan de verankeringsorganen;c. het aanbrengen van minstens twee schermelementen aan en langsheen de spanmiddelen, waarbij elk schermelementen schuin afloopt vanaf het spanmiddel waaraan het is aangebracht en weg van het andere spanmiddel;met als kenmerk dat de schermelementen een ventilatieopening hebben tussen de twee spanmiddelen in, langsheen de lengte van de spanmiddelen, bijBE2017/5437 voorkeur waarbij het schermelement dat zich uitstrekt van het spanmiddel aan de laagste verankeringsorganen, zich lateraal minder ver uitstrekt van de staanders dan het andere schermelement.23. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies 21 of 22, waarbij de inrichting geplaatst wordt zodat de ventilatieopening gericht is naar een richting, deze richting een lokale gemiddelde windrichting zijnde.24. Werkwijze voor het plaatsen van een inrichting voor het beschermen van gewassen tegen weersinvloeden, omvattende volgende stappen:
a. het plaatsen van twee of meerdere staanders met verankeringselementen in een rij langsheen een rij gewassen; b. het aanspannen staanders; van spanmiddelen tussen de twee of meerdere c. het aanbrengen gewassen aan en van schermelementen voor het langsheen de spanmiddelen; beschermen van de met als kenmerk dat de rij staanders onder een hoek van 45° tot 135°, bij voorkeur tussen 60° en 120°, bij verdere voorkeur tussen 75° en 115°, ten opzichte van een lokaal gemiddelde wind- en of neerslagrichting geplaatst wordt, en waarbij de schermelementen zich verder uitstrekken van de rij staanders naar de lokaal gemiddelde wind- en/of neerslagrichting toe dan de schermelementen zich uitstrekken van de rij staanders dan weg van de lokaal gemiddeld wind- en of neerslagrichting.25. Werkwijze volgens de voorgaande conclusie 24, waarbij de spanmiddelen minstens twee spanmiddelen omvatten die substantieel evenwijdig aangespannen worden tussen de rijen staanders, waarbij een eerste één of meerdere schermelementen aangebracht worden aan een eerste van de substantieel evenwijdige spanmiddelen, en een tweede één of meerdere schermelementen aangebracht worden aan een tweede van de substantieel evenwijdige spanmiddelen, waarbij een ventilatiespleet aanwezig is langsheen de spanmiddelen tussen de eerste en de tweede schermelementen.26.1nrichting voor het beschermen van gewassen tegen weersinvloeden, omvattende minstens één rij van twee of meerdere op een afstand van elkaar gepositioneerde, langwerpige staanders die middels meerdere spanmiddelen met elkaar verbonden zijn, waarbij minstens twee van de spanmiddelen de opeenvolgende staanders verbinden langsheen de rij, en waarbij deBE2017/5437 spanmiddelen die de staanders verbinden langsheen de rij tussen de staanders zich substantieel horizontaal uitstrekken, verder omvattende minstens twee schermelementen waarbij minstens een eerste van de schermelementen zich uitstrekt langsheen een eerste zijde van de rij vanaf een eerste van de twee5 spanmiddelen die de opeenvolgende staanders verbinden, en minstens een tweede van de schermelementen zich uitstrekt langsheen een tweede zijde van de rij, overstaand ten opzichte van de eerste zijde van de rij, vanaf een tweede van de twee spanmiddelen die de opeenvolgende staanders verbinden, met als kenmerk dat de schermelementen die zich uitstrekken aan de zijde van10 de twee zijden van de rij die meer naar een lokaal gemiddelde wind- en/of neerslagrichting gericht is, zich zijdelings verder uitstrekken dan de schermelementen aan de zijde die minder naar de lokaal gemiddelde winden/of neerslagrichting gericht is. - 15 27. Gebruik van een inrichting volgens één van de voorgaande conclusies 1 tot en met 13 voor het beschermen van gewassen tegen weersinvloeden.
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE2017/5437A BE1025324B1 (nl) | 2017-06-20 | 2017-06-20 | Verbeterde inrichting voor het beschermen van gewassen tegen weersinvloeden |
Applications Claiming Priority (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE2017/5437A BE1025324B1 (nl) | 2017-06-20 | 2017-06-20 | Verbeterde inrichting voor het beschermen van gewassen tegen weersinvloeden |
Publications (2)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
BE1025324A1 BE1025324A1 (nl) | 2019-01-23 |
BE1025324B1 true BE1025324B1 (nl) | 2019-01-28 |
Family
ID=59257906
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
BE2017/5437A BE1025324B1 (nl) | 2017-06-20 | 2017-06-20 | Verbeterde inrichting voor het beschermen van gewassen tegen weersinvloeden |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
BE (1) | BE1025324B1 (nl) |
Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
FR456176A (fr) * | 1913-03-29 | 1913-08-19 | Hubert Laforest | Paragelées à panneaux mobiles |
WO2006032077A1 (en) * | 2004-09-24 | 2006-03-30 | Mark Snyders | Overhead screen |
EP2783566A1 (de) * | 2013-03-28 | 2014-10-01 | Quality Enterprises Establishment | Witterungsschutzvorrichtung für Pflanzenkulturen, insbesondere für Obstbäume, sowie ein Befestigungselement für eine derartige Vorrichtung |
DE202016103168U1 (de) * | 2015-06-15 | 2016-07-11 | Bart Nicolaï | Vorrichtung zum Schutz von Pflanzen gegen Witterungseinflüsse |
-
2017
- 2017-06-20 BE BE2017/5437A patent/BE1025324B1/nl not_active IP Right Cessation
Patent Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
FR456176A (fr) * | 1913-03-29 | 1913-08-19 | Hubert Laforest | Paragelées à panneaux mobiles |
WO2006032077A1 (en) * | 2004-09-24 | 2006-03-30 | Mark Snyders | Overhead screen |
EP2783566A1 (de) * | 2013-03-28 | 2014-10-01 | Quality Enterprises Establishment | Witterungsschutzvorrichtung für Pflanzenkulturen, insbesondere für Obstbäume, sowie ein Befestigungselement für eine derartige Vorrichtung |
DE202016103168U1 (de) * | 2015-06-15 | 2016-07-11 | Bart Nicolaï | Vorrichtung zum Schutz von Pflanzen gegen Witterungseinflüsse |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
BE1025324A1 (nl) | 2019-01-23 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US4339114A (en) | Fencing system | |
US3140563A (en) | Protective cover for plants | |
US7650716B1 (en) | Plant protection apparatus | |
ES2565696T3 (es) | Sistema de protección para recubrimiento mecanizado de cultivos vegetales | |
NL2016830B1 (nl) | Inrichting voor het beschermen van gewassen tegen weersinvloeden | |
DE10153703C2 (de) | Wetterschutzvorrichtung zum Schutz von nässeempfindlichen Sonderkulturen des Pflanzenbaus | |
US5519965A (en) | Protective canopy | |
DE102005053425A1 (de) | Regen- oder Hagelschutzvorrichtung für Pflanzenkulturen | |
FR3068568A1 (fr) | Abri pour la culture des vegetaux | |
MX2014001300A (es) | Techo retractil. | |
BE1025324B1 (nl) | Verbeterde inrichting voor het beschermen van gewassen tegen weersinvloeden | |
NL1029362C2 (nl) | Scherminstallatie voorzien van verbeterde draadklemmen. | |
WO1995025424A1 (en) | Protective canopy | |
NL1036694C2 (nl) | Dakconstructie. | |
EP0481870A1 (fr) | Abri pour cultures | |
WO2023059176A1 (ru) | Система защиты при выращивании фруктов и овощей | |
FR2522247A1 (fr) | Abri aere pour cultures florales ou maraicheres | |
US20120042601A1 (en) | Patio enclosures and methods for assembling patio enclosures | |
CN217136246U (zh) | 一种果树防雹网防霜膜免拆的支架系统 | |
DE19512530A1 (de) | Schutzeinrichtung für knickgefährdete Bäumchen oder einen Stamm bildende Jungpflanzen | |
RU123043U1 (ru) | Самоочищающийся навес от снега и наледи | |
JP3862064B2 (ja) | 果樹覆い施設、およびそれに使用する被覆用シート | |
EP0214028B1 (fr) | Procédé pour la réalisation d'un brise vent et chariots pour la mise en oeuvre de ce procédé | |
EP0201432A1 (fr) | Dispositif de protection des végétaux contre la grêle et filet destiné à sa fabrication | |
JP3233778U (ja) | 防風柵 |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
FG | Patent granted |
Effective date: 20190128 |
|
MM | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20190630 |