NL8901138A

NL8901138A - Insteekverbinding voor hoogspanningskunststofkabels.

Info

Publication number: NL8901138A
Application number: NL8901138A
Authority: NL
Original assignee: Nkf Kabel Bv
Priority date: 1989-05-03
Filing date: 1989-05-03
Publication date: 1990-12-03
Also published as: EP0471032B1; IE901606L; PT93948A; CS218090A2; AU5670790A; ATE92678T1; BR9007344A; PL164146B1; CA2063582A1; NO914305D0; DE69002625T2; HUT60071A; AU645495B2; WO1990013933A1; ZA903333B; DK0471032T3; IE66723B1; DE69002625D1; HU905262D0; KR920700486A

Description

Insteekverbinding voor hoogspanningskunststofkabels.

De uitvinding heeft betrekking op een insteekverbinding voor een hoogspanningskunststofkabel met een andere hoogspanningskunststofkabel of een hoogspanningseindsluiting, een hoogspanningsschakelaar of hoog-spanningstransformator, bestaande uit een elektrische isolator met een elektrisch geleidend veldsturend lichaam voor het afschermen van hierin opgenomen kabelgeleiderverbindingsorganen, een het veldsturende lichaam omgevend isolerend lichaam en een, het isolerende lichaam geheel of gedeeltelijk omgevende elektrisch geleidende omhulling, welke isolator is voorzien van axiale doorgangen naar de ruimte in het veldsturende lichaam voor de kabelgeleiderverbindingsorganen.

Bij verbindingen van hoogspanningskunststofkabels, in het bijzonder bij hoogspanningsmoffen is het van belang, dat zij in het veld snel en zo mogelijk door niet getrained personeel kunnen worden gemonteerd. Een goede kontrole van de elektrische eigenschappen van een verbinding in het veld is tot nu toe beperkt mogelijk. Een mof verbinding met bij voorkeur een minimum aantal onderdelen, die alle vooraf elektrisch volledig gekontroleerd zijn en die snel met een beperkt aantal manonafhankelijke verrichtingen in elkaar gezet kan worden, biedt de maximale bedrijfszekerheid en veiligheid. Bij verbindingen van kunst-stofkabels voor zeer hoge spanningen is het zeer belangrijk, dat na het monteren van de verbinding, de onderlinge posities van de onderdelen precies zijn, zodat aan de noodzakelijke elektrische isolatiewaarde wordt voldaan. Verder moet de kostprijs laag worden gehouden.

Bij bestaande verbindingen is de montage in het veld tijdrovend en manafhankelijk en is kontrole van de elektrische eigenschappen niet goed mogelijk en is de bedrijfszekerheid van deze verbindingen minder goed gewaarborgd.

De uitvinding verschaft thans een insteekverbinding van de in de aanhef genoemde soort voor hoogspanningskunststofkabels, die met PE, XLPE of EPR zijn geïsoleerd voor netspanningen van 50.000 volt tot en met 400.000 volt en mogelijk hoger, die voldoet aan bovenomschreven eisen. De insteekverbinding volgens de uitvinding heeft daartoe het kenmerk, dat de kabelgeleiderverbindingsorganen bestaan uit althans een stekerdeel en althans een kontrastekerdeel en uit middelen om het ste-kerdeel en het kontrastekerdeel onderling te vergrendelen.

Bij het verbinden van twee hoogspanningskunststofkabels wordt volgens de uitvinding gebruik gemaakt van een vooraf vervaardigde en elektrisch gekontroleerde mofisolator die o.a. bekend is uit de Nederlandse octrooiaanvrage 149.955 en het Europese octrooi 149.032 en vooraf bewerkte kabeleinden, welke ook elektrisch zijn gekontroleerd.

Bij voorkeur bestaan de vergrendelmiddelen uit palkonstruktiemid-delen. Echter zijn ook andere vergrendelmiddelen mogelijk die bijvoorbeeld werken met een veerclipring, een groefring of een seegerring.

De uitvinding betreft in het bijzonder een mof voor het met elkaar verbinden van twee kabeleinden met het kenmerk, dat een kabeleinde is verbonden met een stekerdeel dat past in de koppelbus, welk stekerdeel is voorzien van een axiaal uitstekende pen, terwijl het andere kabeleinde is verbonden met een kontrastekerdeel dat past in de koppelbus en is voorzien van een axiale boring voor het opnemen van de genoemde pen, waarbij het stekerdeel en het kontrastekerdeel zijn voorzien van althans een gedeeltelijk buiten deze delen stekende pal, en de koppelbus is voorzien van uitsparingen voor het opnemen van de genoemde pal, een en ander zodanig, dat het stekerdeel en het kontrastekerdeel met de daarmee verbonden kabeleinden na het tot stand brengen van de steekverbinding met de koppelbus zijn verbonden en onderling zijn vergrendeld.

De uitvinding kan echter ook worden toegepast bij een kabeleind-sluiting voor het verbinden van althans een kabeleinde met althans een doorverbindingsstang in de kabeleindsluiting. Hierbij is dan een kabeleinde verbonden met een stekerdeel met een axiaal uitstekende pen of kontrastekerdeel met een boring voor het opnemen van genoemde pen in de elektrisch geleidende koppelbus, welk stekerdeel en kontrastekerdeel zijn voorzien van althans een radiaal gedeeltelijk naar buiten stekende pal, terwijl met de doorverbindingsstang een soortgelijk kontrastekerdeel respektievelijk stekerdeel is verbonden, dat kan samenwerken met het stekerdeel respektievelijk kontrastekerdeel van het kabeleinde, welk deel past in de elektrisch geleidende koppelbus en is voorzien van althans een radiaal naar buiten stekende pal, terwijl de elektrisch geleidende koppelbus is voorzien van uitsparingen voor het opnemen van de pallen, een en ander zodanig dat het stekerdeel of het kontrastekerdeel met het daarmee verbonden kabeleinde respektievelijk de doorverbindingsstang na het tot stand brengen van de steekverbinding in de kabeleindsluiting in de elektrisch geleidende koppelbus zijn vergrendeld en met elkaar zijn verbonden.

Verder betreft de uitvinding een werkwijze voor het vervaardigen van een mof, die het kenmerk heeft, dat aan de geleiders van de met elkaar te verbinden kabeleinden een stekerdeel en/of een kontrastekerdeel met palkonstruktiemiddelen wordt gelast en het aardscherm van de genoemde kabels over een bepaalde lengte van het kabeleinde wordt verwijderd, dat vervolgens de kabeleinden met een stekerdeel of een kontra-stekerdeel in een bijbehorend open einde van de mofisolator worden gestoken tot binnen de elektrisch geleidende koppelbus of tot binnen het veldsturende lichaam tot de palvergrendelingen tot stand komen en dat bij het inschuiven van althans een kabeleinde met een stekerdeel of kontrastekerdeel de lucht in de ruimte binnen de mofisolator wordt verwijderd en dat tenslotte het elektrisch geleidende aardscherm van beide kabels met de elektrisch geleidende omhulling wordt verbonden.

Ook betreft de uitvinding een werkwijze voor het vervaardigen van een kabeleindsluiting, die het kenmerk heeft dat aan de geleider van het met de doorverbindingsstang te verbinden kabeleinde en aan dit kabeleinde een stekerdeel en/of een kontrastekerdeel met palkonstruktiemidde-len wordt gelast en het aardscherm over een bepaalde lengte van het kabeleinde wordt verwijderd, dat vervolgens het kabeleinde en de doorverbindingsstang met een stekerdeel of een kontrastekerdeel in een bijbehorend open einde van de mofisolator worden gestoken tot binnen de elektrisch geleidende koppelbus of tot binnen het veldsturende lichaam, tot de palvergrendelingen tot stand komen en dat bij het inschuiven van althans het kabeleinde of de doorverbindingsstang met een stekerdeel of kontrastekerdeel de lucht in de ruimte binnen de isolator wordt verwijderd .

Door bij het insteken van het tweede voorbewerkte kabeleinde tussen de oppervlakken van het voorbewerkte kabeleinde en het oppervlak van de doorgang voor de mofisolator een buisje of draad aan te brengen, kan de lucht uit de doorgang daarlangs ontsnappen. Insteken is dan goed mogelijk. Nadat het kabeleinde volledig is ingestoken wordt het buisje of de draad verwijderd.

Bij de verbinding van een hoogspanningskunststofkabel met een apparaat zoals een hoogspanningseindsluiting, hoogspanningsschakelaar of een hoogspanningstransformator volgens de uitvinding, wordt gebruik gemaakt van een vooraf vervaardigde en elektrisch gekontroleerde elastische apparaatisolator en een vooraf bewerkt en elektrisch gekontro-leerd kabeleinde.

De uitvinding zal nader toegelicht worden aan de hand van de tekeningen .

Figuur 1 toont een dwarsdoorsnede van een voorkeursuitvoering van de insteekverbinding van twee hoogspanningskunststofkabels volgens de onderhavige uitvinding.

Figuren 2 en 3 zijn dwarsdoorsneden van andere voorkeursuitvoerin- gen van de verbinding van twee hoogspanningskunststofkabels volgens de onderhavige uitvinding met een in het midden gesloten koppelbus.

Figuur 4 toont een dwarsdoorsnede van een andere uitvoering van de verbinding van twee hoogspanningskunststofkabels volgens de onderhavige uitvinding zonder toepassing van een koppelbus.

Figuur 5 toont een dwarsdoorsnede van een haakse uitvoering van de verbinding van twee hoogspanningskunststofkabels volgens de onderhavige uitvinding.

Figuur 6 toont een dwarsdoorsnede van een haakse uitvoering van de verbinding van drie hoogspanningskunststofkabels volgens de onderhavige uitvinding.

Figuur 7 toont een dwarsdoorsnede van een voorkeursuitvoering van een verbinding van een hoogspanningskunststofkabel met een hoogspan-ningseindsluiting volgens de onderhavige uitvinding.

Figuur 8 toont een dwarsdoorsnede van een uitvoering van de verbinding van een hoogspanningskunststofkabel met een hoogspanningsschake-laar of hoogspanningstransformator volgens de uitvinding, waarbij twee ingestoken kabels onder een willekeurig gekozen hoek met de hartlijn van het apparaat zijn gemonteerd.

In deze figuren worden voor overeenkomstige onderdelen dezelfde verwi j zingsci j fers toegepast.

De insteekverbinding voor twee hoogspanningskunststofkabels volgens figuur 1 bestaat uit een elastische mofisolator met veldsturend lichaam 8, een isolerend lichaam 9 en een geleidende omhulling 10. In het veldsturend lichaam 8 is een metalen koppelbus 5 opgenomen waarvan de boring in lijn ligt met de boring van het veldsturend lichaam 8 en het isolerend lichaam 9, waardoor een cilindrische ruimte ontstaat waardoor de kabeleinden 1 tot binnen de koppelbus 5 kunnen worden geschoven. Elk kabeleinde 1 is over een deel van zijn lengte van zijn aardscherm 4 ontdaan en over een korter deel ontdaan van de isolerende omhulling 12. Aan de vrijkomende geleiders 13 zijn respektievelijk een stekerdeel 14 en een kontrastekerdeel 15 gelast. Zowel stekerdeel 14 als kontrastekerdeel 15 bestaan uit een cilindrisch lichaam dat past in de cilindrische ruimte binnen de koppelbus. Het stekerdeel is voorzien van een uitstekende pen 2, terwijl het kontrastekerdeel is voorzien van een boring 16 voor het opnemen van de pen 2. Tussen de pen 2 en de boring 16 zijn elektrisch geleidende verende lamellen 19 aangebracht voor het geleiden van de stroom. In figuur 1 zijn de cilindrische lichamen van het stekerdeel 14 en het kontrastekerdeel 15 voorzien van pallen 3, die door een veer 17 naar buiten kunnen worden gedrukt. In de voltooide verbin ding tussen twee kabeleinden volgens figuur 1 snappen de pallen in ringvormige uitsparingen 7 in de koppelbus 5. Hierdoor wordt een elektrische verbinding en een sterke mechanische koppeling van de kabeleinden met de mofisolator en met elkaar verkregen.

Bij de werkwijze voor het verbinden van twee hoogspanningskunst-stofkabels wordt, nadat over een korte lengte de kabelisolatie 12 is verwijderd, aan de geleiders 1 van de twee kabeleinden een stekerpendeel 14 respektievelijk een kontrastekerdeel 15 gelast en wordt het geëxtru-deerde aardscherm 4 van de kabel over een bepaalde lengte van het kabel-einde verwijderd. Daarna wordt een van de aldus voorbereide kabeleinden in de doorgang 11 van de mof isolator gestoken, totdat de pallen 3 in de betreffende uitsparing 7 van de koppelbus gedrukt worden. Daarmee is deze kabelgeleider elektrisch en mechanisch met koppelbus 5 verbonden en is dit kabeleinde met een nauwkeurigheid van + 1 mm gepositioneerd ten opzichte van de mofisolator.

Voor een goed isolatieniveau van het cilindrische aanrakingsvlak tussen kabel en mofisolator is het noodzakelijk dat de diameter van het ingestoken kabeleinde, waarvan het aardscherm 4 verwijderd is, groter is dan de inwendige diameter van de doorgang 11 van de mofisolator, zodat bij het insteken van het kabeleinde in de mofisolator, de mofisolator iets oprekt en nauw aansluitend tegen het bewerkte kabeleinde ligt. Door deze nauwe aansluiting wordt echter bij het insteken van het tweede kabeleinde de lucht in de doorgang 11 opgesloten en zal, zonder speciale maatregelen bij verdere verplaatsing van het kabeleinde in de richting van het midden van de mofisolator de lucht een belemmerende tegendruk opbouwen.

Volgens de werkwijze van de onderhavige uitvinding wordt nu het tweede kabeleinde zo ver ingestoken tot dat 1 a 2 cm van de kabelisolatie in de doorgang van de mofisolator zit. Hierdoor wordt de kabeldoor-gang van de buitenlucht afgesloten. Door middel van een kanaal in de geleidende omhulling van de mofisolator dat van buitenaf reikt tot in de cilindrische ruimte en een vakuumvoorziening wordt de lucht in de afgesloten doorgang weggezogen en wordt het kabeleinde verder ingestoken totdat de pallen 3 van het stekerdeel in de daarvoor bestemde uitsparing gedrukt worden. Hierdoor is ook het tweede kabeleinde elektrisch en mechanisch nauwkeurig met de koppelbus doorverbonden en is een stroom-geleidende verbinding tussen beide geleiders van de kabeleinden tot stand gebracht doordat tegelijkertijd het stekerdeel in het kontrastekerdeel is gestoken.

Tussen de te verbinden hoogspanningskunststofkabels is dan een elektrisch goed geleidende en mechanisch sterke koppeling tot stand gebracht, waarbij de kabeleinden nauwkeurig zijn gepositioneerd ten opzichte van de mofisolator, waardoor de vereiste isolatiewaarde wordt gewaarborgd.

Hierna wordt de geleidende omhulling van de mofisolator 10 elektrisch geleidend doorverbonden met de aardschermen 4 van beide kabels. Nadat de metalen aardschermen van beide kabels zijn doorverbonden, worden over de mofisolator met metalen aardschermverbinding, de vochtke-rende en mechanische beschermingslagen aangebracht.

Door de voorzieningen aan de kabeleinden onder optimale werkomstandigheden in de fabriek aan te brengen en deze in kombinatie met de vooraf vervaardigde mofisolator vooraf te kontroleren op een spanningsniveau van twee a drie maal de bedrijfsspanning, wordt de kwaliteit van de bewerkte kabeleinden en de mofisolator voor montage in het veld maximaal gewaarborgd.

Aangezien bij de insteekprocedure eventuele verontreinigingen op de kabeleinden door de rand van de mofisolatoren worden afgeschoven, behoeven aan de omstandigheden tijdens het monteren van de verbinding, om een goed resultaat te bereiken, geen specifieke eisen te worden gesteld.

Het insteken van de voorbewerkte kabeleinden duurt ongeveer 30 minuten. De insteekverbinding en de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding is enige malen uitgevoerd met een prototype van een mofisolator, waarna de gebruikelijke type keurings-beproevingen volgden, welke met succes zijn doorstaan.

Voordelen van de kabelverbinding en de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding ten opzichte van bestaande oplossingen zijn: 1. veel betere waarborg van de kwaliteit van de verbinding; 2. het maken van de verbinding in het veld is manonafhankelijker en sneller; 3. bij montage in het veld is geen montageput of gekonditioneerde ruimte nodig; 4. de installatie kan tijdens het kabelleggen worden uitgevoerd en de verbinding kan dezelfde dag nog worden ingegraven; 5. de kwaliteit van deze kabelverbinding is zodanig gewaarborgd dat technisch gezien een spanningsbeproeving na installatie overbodig is; 6. de mofisolator is mechanisch sterk gekoppeld aan de kabelgelei-ders, waardoor juiste positionering van de kabeleinden ten opzichte van de mofisolator tijdens bedrijf beter gewaarborgd is; 7. de totaalkosten van een geïnstalleerde verbinding volgens de uitvinding zijn lager dan bij tot nu toe bekende uitvoeringsvormen door besparingen op mankosten, civiel werk ten behoeven van in-stallatie-ruimten, tracé-bewakingskosten en omdat de spanningsbe-proeving na installatie niet nodig is; 8. het is eenvoudig mogelijk met een mof volgens de uitvinding twee kabels die in geleiderdoorsnede en isolatieafmetingen verschillen met elkaar te verbinden.

Dezelfde voordelen worden bereikt met verbindingen waarvan een doorsnede in figuur 2, figuur 3, figuur 4, figuur 5 en figuur 6 is gegeven en waarbij ook de hiervoor beschreven werkwijze wordt toegepast.

In de figuren 2 en 3 wordt een centraal middendeel 20 van de kop-pelbus 5 toegepast, waardoor de mofisolator in het midden is afgesloten. Elk kabeleinde wordt nu voorzien van een stekerdeel 14 in de uitvoeringsvorm volgens figuur 2 en een kontrastekerdeel 15 in de uitvoeringsvorm volgens figuur 3.

Bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 4 wordt geen elektrisch geleidende koppelbus toegepast. De vergrendeling van het stekerdeel 14 aan het kontrastekerdeel 15 geschiedt met behulp van een palkonstruktie, waarbij de pallen 3 en de veer 17 zich in het stekerdeel bevinden, terwijl het kontrastekerdeel hier van uitsparingen 7 voor het opnemen van de pallen is voorzien. Deze palkonstruktie is aangebracht in een verdikt deel van de stekerpen, zodat de stroomovergang bij de lamellen 19 niet wordt verstoord.

Vanzelfsprekend wordt de onderhavige uitvinding echter niet tot de in de figuren 1 t/m 4 weergegeven uitvoeringsvormen beperkt.

Figuur 5 toont een mofisolator volgens de onderhavige uitvinding waarmee een haakse verbinding tot stand kan worden gebracht. Ook hier is de koppelbus 5 voorzien van een gesloten middendeel 20, zoals in de uitvoeringsvormen volgens de figuren 2 en 3. Deze haakse verbinding volgens figuur 5 heeft het belangrijke voordeel, dat toepassing van hoogspanningskabels in beperkte ruimten mogelijk is. Ruimte-eisende kabelbochten kunnen hiermee worden vermeden. Ook andere hoeken dan de haakse verbinding volgens figuur 5 zijn vanzelfsprekend mogelijk.

Een aantal belangrijke voordelen kan ook worden verkregen door toepassing van de verbindingen waarvan de dwarsdoorsneden in figuur 1 t/m figuur 4 gegeven zijn, met een andere werkwijze wordt toegepast. De werkwijze is hierbij als volgt. Over een van de kabels wordt een mofisolator in opgerekte toestand geschoven. Vervolgens wordt de elektrische en mechanische koppeling tussen de kabeleinden met betreffende middelen tot stand gebracht. Daarna wordt de mofisolator, indien voorkomend met een ruimte in het veldsturend lichaam 8 voor de koppelbus 5, rond de gekoppelde einden op de juiste plaats gebracht en worden de middelen waarmee de mofisolator is opgerekt, verwijderd. Hierna sluit de mof-ί isolator nauw aan op de bewerkte kabeleinden en de koppelbus 5 en is de verbinding volgens figuur 1, figuur 2, figuur 3 of figuur 4 gerealiseerd. Ook is het mogelijk de mofisolator op het geleidend aardscherm 4 van een kabeleinde te schuiven. Hiertoe zijn externe lagen van de kabel verwijderd, over een extra lengte gelijk aan iets meer dan de isolator-1engte. Dan worden de voorbereide kabeleinden, al of niet met een in het veldsturende lichaam 8 gelegen koppelbus 5 in elkaar gestoken. Vervolgens wordt de mofisolator in de juiste positie ten opzichte van de gekoppelde kabeleinden gebracht door de mofisolator te verschuiven. Hiermee is de geïsoleerde verbinding tot stand gebracht.

Figuur 7 toont een dwarsdoorsnede van de insteekverbinding voor een hoogspanningskunststofkabel in een hoogspanningsbuiteneindsluiting. In een grondplaat van de buiteneindsluiting is een elastische isolator, mechanisch sterk en lekdicht op een metalen voetplaat 21 gemonteerd. Deze elastische isolator is aan de zijde waar de kabel wordt ingestoken gelijkvormig aan de mofisolator voor de verbinding van twee hoogspanningskunststof kabels volgens de figuren 1-5. Aan de zijde van de eind-sluiting is de vorm van het isolerend lichaam anders en is een deel van het isolerend lichaam niet voorzien van de geleidende omhulling 10. Het einde van de geleidende omhulling 10 is bij 22 afgerond. Ter plaatse is de diameter van het isolerende lichaam groter. Deze afronding 22 aan het einde van de geleidende omhulling, de dikte en de lengte en konusvorm van het isolerend lichaam aan de eindsluitingzijde zijn gedimensioneerd op het vereiste isolatieniveau van de eindsluitingkonstruktie.

Het insteken van de verbindingsstang van de eindsluitingisolator naar de top van de eindsluiting en het insteken van een voorbewerkt kabeleinde geschiedt op dezelfde wijze als bij de verbinding van twee hoogspanningskabels zoals hiervoor beschreven. Eveneens is het mogelijk de komplete eindsluiting, met porseleinen isolator 23 en vulmedium, voor aflevering met hoge spanning te beproeven. Hiermee wordt hetzelfde kwa-liteitsborgingsniveau bereikt als bij de verbinding van twee hoogspanningskunststof kabels volgens de uitvinding.

Figuur 8 toont een doorsnede van een insteekverbinding voor twee hoogspanningskunststofkabels in een schematisch weergegeven hoogspan-ningsschakelaar 25. De elastische isolator is mechanisch sterk en lekdicht gemonteerd op de voetplaat van het schematisch weergegeven schake- laarkompartiment 24. De vormgeving van de elastische isolator is in principe gelijk aan de elastische isolator welke bij de buiteneindslui-ting van figuur 7 wordt toegepast. Echter is in figuur 8 de isolator zodanig uitgevoerd, dat twee kabels 1 onder een hoek met de as van de schakelaar-ketel kunnen worden ingestoken, hetgeen in de praktijk ruimte- en kostenbesparend kan zijn. De eindstukken van de isolator zijn identiek uitgevoerd als bij de isolator voor de buiteneindsluiting.

Met de dubbele uitvoering van de kabelaansluiting op de isolator is het mogelijk een dubbel uitgevoerde kabelverbinding via een enkelvoudige schakelaar te bedienen en kan op eenvoudige wijze een aftakking op hoogspanningsniveau, voor welk doel dan ook, worden gemaakt.

Deze isolator wordt eveneens voor aflevering met hoogspanning beproefd en het insteken van kabeleinden en verbindingsstang naar de stroomvoerende delen van de schakelaar wordt met de werkwijze volgens de verbinding tot stand gebracht.

Claims

1. Insteekverbinding voor hoogspanningskunststofkabels, bestaande uit een elektrische isolator met een elektrisch geleidend veldsturend i lichaam voor het afschermen van hierin opgenomen kabelgeleider-verbindingsorganen, een het veldsturende lichaam omgevend isolerend lichaam en een het isolerende lichaam geheel of gedeeltelijk omgevende elektrisch geleidende omhulling, welke isolator is voorzien van axiale doorgangen naar de ruimte in het veldsturende lichaam voor de kabel-geleiderverbindingsorganen, met het kenmerk, dat de kabelge-leiderverbindingsorganen bestaan uit althans een stekerdeel en althans een kontrastekerdeel en uit middelen om het stekerdeel en het kontra-stekerdeel onderling te vergrendelen.

2. Insteekverbinding volgens conclusie 1,met het kenmerk, dat de vergrendelmiddelen bestaan uit palkonstruktiemiddelen.

3. Insteekverbinding volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat in het veldsturende lichaam een metalen koppelbus is opgenomen, waarvan de binnenwand is voorzien van uitsparingen, waarin delen van de pal zijn opgenomen die zich tevens gedeeltelijk in het stekerdeel en/of het kontrastekerdeel bevinden, een en ander zodanig, dat het stekerdeel en het kontrastekerdeel door deze pal aan de koppelbus zijn verbonden en onderling zijn vergrendeld. (Fig. 1)

4. Insteekverbinding volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het stekerdeel voorzien is van een axiale pen en het kontrastekerdeel van een axiale boring voor het opnemen van deze pen, en dat de binnenwand van deze boring is voorzien van uitsparingen waarin delen van de pal zijn opgenomen, die zich tevens gedeeltelijk bevinden in de pen van het stekerdeel, een en ander zodanig dat het stekerdeel en het kontrastekerdeel door deze pal onderling zijn verbonden en vergrendeld. (Fig. 4)

5. Mof voorzien van de middelen volgens de conclusies 1, 2, 3 of 4.

6. Kabeleindsluiting voorzien van de middelen volgens de conclusies 1, 2, 3 of 4.

7. Mof met een insteekverbinding volgens conclusie 3 voor het met elkaar verbinden van althans twee kabeleinden, met het kenmerk, dat een kabeleinde is verbonden met een stekerdeel dat past in de koppelbus, welk stekerdeel is voorzien van een axiaal uitstekende pen, terwijl het andere kabeleinde is verbonden met een kontrastekerdeel dat past in de koppelbus en is voorzien van een axiale boring voor het opnemen van de genoemde pen, waarbij het stekerdeel en het kontrastekerdeel zijn voorzien van althans een gedeeltelijk buiten deze delen stekende pal, en de koppelbus is voorzien van uitsparingen voor het opnemen van de genoemde pal, een en ander zodanig, dat het stekerdeel en het kontrastekerdeel met de daarmee verbonden kabeleinden na het tot stand brengen van de steekverbinding met de koppelbus zijn verbonden en onderling zijn vergrendeld. (Fig. 1)

8. Mof met een insteekverbinding volgens conclusie 3 voor het met elkaar verbinden van althans twee kabeleinden, met het kenmerk, dat beide kabeleinden zijn verbonden met een stekerdeel dat past in de koppelbus en is voorzien van een axiaal uitstekende pen, en dat in de koppelbus een centraal kontrastekerdeel aanwezig is dat aan weerszijden is voorzien van axiale boringen voor het opnemen van de genoemde pennen en dat beide stekerdelen zijn voorzien van althans een gedeeltelijk buiten deze delen stekende pal, terwijl de koppelbus is voorzien van uitsparingen voor het opnemen van de pal, een en ander zodanig, dat na het tot stand brengen van de steekverbinding door het in de boringen van het centrale kontrastekerdeel steken van de beide stekerdelen deze stekerdelen en de daarmee verbonden kabeleinden in de elektrisch geleidende koppelbus zijn vergrendeld en met elkaar zijn verbonden. (Fig. 2}

9. Mof met een insteekverbinding volgens conclusie 3 voor het met elkaar verbinden van althans twee kabeleinden, met het kenmerk, dat beide kabeleinden zijn verbonden met een kontrastekerdeel dat past in de koppelbus en is voorzien van een axiale boring, en dat in de koppelbus een centraal stekerdeel aanwezig is dat aan weerszijden is voorzien van uitstekende pennen die elk zijn opgenomen in een axiale boring van een kontrastekerdeel en dat beide kontrastekerdelen zijn voorzien van althans een gedeeltelijk buiten deze delen stekende pal, terwijl de koppelbus is voorzien van uitsparingen voor het opnemen van de pal, een en ander zodanig, dat na het tot stand brengen van de steekverbinding door het op de stekerdelen steken van de kontrastekerdelen deze kontrastekerdelen in de elektrisch geleidende koppelbus zijn vergrendeld en net elkaar zijn verbonden. (Fig. 3)

10. Mof volgens de conclusies 8 of 9, m e t het kenmerk, > dat het centrale kontrastekerdeel en het centrale stekerpendeel een geheel met de koppelbus vormen.

11. Mof met insteekverbinding volgens conclusie 4 voor het met elkaar verbinden van althans twee kabeleinden, met het kenmerk, dat een kabeleinde is verbonden met een stekerdeel dat past in het veldsturende lichaam, welk stekerdeel is voorzien van een axiaal uitstekende pen, en dat het andere kabeleinde is verbonden met een kontrastekerdeel, dat past in het veldsturende lichaam en dat is voorzien van een axiale boring voor het opnemen van de genoemde pen, en dat deze pen is voorzien van althans een gedeeltelijk buiten deze pen stekende pal, terwijl de wand van de axiale boring van het kontrastekerdeel is voorzien van een uitsparing voor het opnemen van de genoemde pal, een en ander zodanig, dat na het tot stand brengen van de steekverbinding binnen het veldsturende lichaam deze steekverbinding door de palkon-struktie is vergrendeld en de aangehechte kabeleinden met elkaar zijn verbonden. (Fig, 4)

12. Kabeleindsluiting met een insteekverbinding volgens conclusie 3 voor het verbinden van althans een kabeleinde met althans een doorver-bindingsstang van de kabeleindsluiting, met het kenmerk, dat een kabeleinde is verbonden met een stekerdeel met een axiaal uitstekende pen of kontrastekerdeel met een boring voor het opnemen van genoemde pen in de elektrisch geleidende koppelbus, welk stekerdeel en kontrastekerdeel zijn voorzien van althans een radiaal gedeeltelijk naar buiten stekende pal, terwijl met de doorverbindingsstang een soortgelijk kontrastekerdeel respektievelijk stekerdeel is verbonden, dat kan samen-wérken met het stekerdeel respektievelijk kontrastekerdeel van het kabeleinde, welk deel past in de elektrisch geleidende koppelbus en is voorzien van althans een radiaal naar buiten stekende pal, terwijl de elektrisch geleidende koppelbus is voorzien van uitsparingen voor het opnemen van de pal, een en ander zodanig dat het stekerdeel of het kontrastekerdeel met het daarmee verbonden kabeleinde respektievelijk de doorverbindingsstang na het tot stand brengen van de steekverbinding in de kabeleindsluiting in de elektrisch geleidende koppelbus zijn vergrendeld en met elkaar zijn verbonden.

13. Kabeleindsluiting met een insteekverbinding volgens conclusie 3 voor het met elkaar verbinden van ten minste een kabeleinde met ten minste een doorverbindingsstang van de kabeleindsluiting, met het kenmerk, dat het kabeleinde en de doorverbindingsstang elk zijn verbonden met een stekerdeel dat past in de elektrisch geleidende kop-pelbus en is voorzien van een axiaal uitstekende pen, en dat een centraal kontrastekerdeel aanwezig is dat aan weerszijden is voorzien van axiale boringen voor het opnemen van de pen van de genoemde stekerdelen en dat beide stekerdelen zijn voorzien van althans een radiaal naar buiten stekende pal en de elektrisch geleidende koppelbus is voorzien van uitsparingen voor het opnemen van de pal, een en ander zodanig dat na het tot stand brengen van de steekverbinding door het in de boringen van het kontrastekerdeel steken van de pennen van de stekerdelen, het daarmee verbonden kabeleinde en de daarmee verbonden doorverbindingsstang in de elektrisch geleidende koppelbus zijn vergrendeld en met elkaar zijn verbonden.

14. Kabeleindsluiting met een insteekverbinding volgens conclusie 3 voor het met elkaar verbinden van althans een kabeleinde en althans een doorverbindingsstang van de kabeleindsluiting, met het kenmerk, dat een kabeleinde en de doorverbindingsstang elk zijn verbonden met een kontrastekerdeel dat past in de elektrisch geleidende koppelbus en is voorzien van een axiale boring voor het opnemen van een pen en dat een centraal stekerdeel aanwezig is dat aan weerszijden is voorzien van pennen voor de genoemde kontrastekerdelen en dat beide kontrastekerdelen zijn voorzien van althans een radiaal naar buiten stekende pal en de elektrisch geleidende koppelbus is voorzien van uitsparingen voor het opnemen van de pal, een en ander zodanig dat na het tot stand brengen van de steekverbinding door het op de pen steken van elk van de kontrastekerdelen, deze kontrastekerdelen met het hiermee verbonden kabeleinde respektievelijk de hiermee verbonden doorverbindingsstang in de elektrisch geleidende koppelbus zijn vergrendeld en met elkaar zijn verbonden.

15. Kabeleindsluiting met een insteekverbinding volgens conclusie 4 voor het verbinden van althans een kabeleinde met althans een doorverbindingsstang van de kabeleindsluiting, met het kenmerk, dat een kabeleinde is verbonden met een stekerdeel of kontrastekerdeel, dat past in het veldsturende lichaam en dat de doorverbindingsstang is verbonden met een kontrastekerdeel of stekerdeel, dat past in het veld- sturende lichaam, en dat het stekerdeel is voorzien van een pen, terwijl het kontrastekerdeel is voorzien van een axiale boring voor het opnemen van de pen, waarbij de pen is voorzien van althans een gedeeltelijk buiten deze pen stekende pal en de binnenwand van de axiale boring van het 5 kontrastekerdeel is voorzien van een uitsparing voor het opnemen van de genoemde pal, een en ander zodanig, dat na het tot stand brengen van de steekverbinding binnen het veldsturende lichaam het kabeleinde en de doorverbindingsstang aan elkaar zijn vergrendeld en met elkaar zijn verbonden.

16. Insteekverbinding volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de kabeleinden in de mof respektievelijk het kabeleinde en de doorverbindingsstang in de kabeleindsluiting in eikaars verlengde zijn gelegen. (Fig. 1 t/m fig. 4, fig. 7)

17. Insteekverbinding volgens een van de conclusies 1 t/m 15, waarbij de kabeleinden binnen de mof respektievelijk het kabeleinde en de doorverbindingsstang binnen de kabeleindsluiting onder een willekeurige hoek ten opzichte van elkaar staan, waarbij het isolerende lichaam, het veldsturende lichaam en de elektrisch geleidende koppelbus volgens deze hoek zijn gevormd. (Fig. 5, fig. 8, fig. 7)

18. Mof volgens een van de conclusies 5 en 7 t/m 15, met het kenmerk, dat ten minste twee kabeleinden worden verbonden met althans een ander kabeleinde. (Fig. 6)

19. Kabeleindsluiting volgens een van de conclusies 6 en 12 t/m 15, met het kenmerk, dat meerdere kabeleinden met behulp van deze kabeleindsluiting worden verbonden met een doorverbindingsstang. (Fig. 8)

20. Werkwijze voor het vervaardigen van een mof volgens een van de conclusie 5 en 7 t/m 15, met het kenmerk, dat aan de geleiders van de met elkaar te verbinden kabeleinden een stekerdeel en/of een kontrastekerdeel met palkonstruktiemiddelen wordt gelast en het aard-scherm van de genoemde kabels over een bepaalde lengte van het kabeleinde wordt verwijderd, dat vervolgens de kabeleinden met een stekerdeel of een kontrastekerdeel in een bijbehorend open einde van de mofisolator worden gestoken tot binnen de elektrisch geleidende koppelbus of tot binnen het veldsturende lichaam tot de palvergrendelingen tot stand komen en dat bij het inschuiven van althans een kabeleinde met een stekerdeel of kontrastekerdeel de lucht in de ruimte binnen de mofisolator wordt verwijderd en dat tenslotte het elektrisch geleidende aardscherm van beide kabels met de elektrisch geleidende omhulling wordt verbonden.

21. Werkwijze voor het vervaardigen van een mof volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat eerst een van de kabeleinden met een stekerdeel of het kontrastekerdeel in een open einde van de mof-isolator wordt gestoken tot binnen de elektrisch geleidende koppelbus tot de palvergrendeling tot stand komt, of tot binnen het veldsturende lichaam, dat daarna het andere kabeleinde met het kontrastekerdeel of het stekerdeel over een korte afstand in het andere open einde van de mofisolator wordt geschoven en nabij het ingestoken andere kabeleinde een kanaal wordt gevormd tussen de buitenzijde van de mofisolator en de ruimte binnen de mofisolator en via dit kanaal de lucht in de ruimte binnen de mofisolator wordt weggezogen en het andere kabeleinde met het aangelaste stekerdeel of kontrastekerdeel in de mofisolator naar het andere kabeleinde wordt gevoerd tot de palvergrendeling en de elektrische verbinding tot stand komt en dat tenslotte het elektrisch geleidende aardscherm van beide kabels met de elektrisch geleidende omhulling van de mofisolator wordt verbonden.

22. Werkwijze voor het vervaardigen van een mof volgens conclusie 20,met het kenmerk, dat bij of voor het insteken van althans een stekerdeel of kontrastekerdeel een draad of buis wordt gebracht in de ruimte binnen de mofisolator, welke vezel of buis zich tot buiten deze ruimte uitstrekt en dat bij het in deze ruimte drukken van het genoemde stekerdeel of kontrastekerdeel de lucht in deze ruimte langs of door deze vezel of buis wordt verwijderd.

23. Werkwijze volgens een van de conclusie 20 - 22, waarbij de elektrisch geleidende koppelbus is voorzien van een centraal lichaam met een stekerdeel en/of een kontrastekerdeel voor elk van de in te voeren kabeleinden.

24. Werkwijze voor het vervaardigen van een mof volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de mofisolator over een van de met elkaar te verbinden kabeleinden wordt geschoven, dat aan de geleiders van de met elkaar te verbinden kabeleinden een stekerdeel en/of een kontrastekerdeel met palkonstruktiemiddelen wordt gelast en het aard- scherm van genoemde kabels over een bepaalde lengte van het kabeleinde wordt verwijderd, dat de voorbereide kabeleinden in elkaar worden gestoken en dat vervolgens de over een kabeleinde geschoven mof isolator wordt teruggeschoven tot de met elkaar verbonden stekerdelen en/of kontraste-kerdelen al of niet in de koppelbus binnen het veldsturend lichaam zijn gelegen, waarbij deze delen met behulp van palkonstruktiemiddelen worden vergrendeld en dat tenslotte het elektrisch geleidende aardscherm van de beide kabels met de elektrisch geleidende omhulling van de mofiso-lator wordt verbonden.

25. Werkwijze voor het vervaardigen van een kabeleindsluiting volgens een van de conclusies 6 en 12 t/m 15, met het kenmerk, dat aan de geleider van het met de doorverbindingsstang te verbinden kabeleinde en aan dit kabeleinde een stekerdeel en/of een kontrastekerdeel met palkonstruktiemiddelen wordt gelast en het aardscherm over een bepaalde lengte van het kabeleinde wordt verwijderd, dat vervolgens het kabeleinde en de doorverbindingsstang met een stekerdeel of een kontrastekerdeel in een bijbehorend open einde van de mofisolator worden gestoken tot binnen de elektrisch geleidende koppelbus of tot binnen het veldsturende lichaam, tot de palvergrendelingen tot stand komen en dat bij het inschuiven van althans het kabeleinde of de doorverbindingsstang met een stekerdeel of kontrastekerdeel de lucht in de ruimte binnen de isolator wordt verwijderd.

26. Werkwijze volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat eerst de doorverbindingsstang met een stekerdeel of kontrastekerdeel in een open einde van de elektrische isolator wordt gestoken tot binnen de elektrisch geleidende koppelbus tot de palvergrendeling tot stand komt of binnen het veldsturende lichaam, dat daarna het kabeleinde met het kontrastekerdeel of het stekerdeel over een korte afstand in het andere open einde van de elektrische isolator wordt geschoven en nabij dit ingestoken kabeleinde een kanaal wordt gevormd tussen de buitenzijde van de elektrische isolator en de ruimte binnen de elektrische isolator en via dit kanaal de lucht in de ruimte binnen de elektrische isolator wordt weggezogen, waarbij het kabeleinde met het aangelaste stekerdeel of kontrastekerdeel in de elektrische isolator wordt gevoerd tot de palvergrendeling en de elektrische verbinding tot stand komt.

27. Werkwijze voor het vervaardigen van een kabeleindsluiting volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat bij of voor het insteken van althans een stekerdeel of kontrastekerdeel in de elektrische isolator een draad of buis wordt gebracht in de ruimte binnen de elektrische isolator, welke vezel of buis zich tot buiten deze ruimte uitstrekt en dat bij het in deze ruimte drukken van het genoemde stekerdeel of kontrastekerdeel de lucht in deze ruimte langs of door deze vezel of buis wordt verwijderd.