NL8803176A - Werkwijze en verfhuls voor het gelijkmatig verdichten van garen. - Google Patents

Description

r VO 1369

Werkwijze en verfhuls voor het gelijkmatig verdichten van garen.

De uitvinding betreft een werkwijze voor het gelijkmatig verdichten van garen, dat in de vorm van wikkels op axiaal in elkaar schuifbare en axiaal verkortbare hulsvormige garendragers gebracht wordt. Uit een aantal van garenwikkels voorziene garendragers wordt 5 een kolom gevormd en tenslotte daarop een hun hoogte over een bepaalde waarde reducerende axiale druk uitgeoefend.

De uitvinding betreft voorts voor het toepassen van de werkwijze een verfhuls met twee ringvormige eindgedeeltes en een axiaal verkort-baar middengedeelte. Daarbij heeft een van een radiaal naar binnen 10 uitstekende borst voorzien eindgedeelte een cirkelvormige binnencontour.

Deze is aan de buitencontour van een ander eindgedeelte aangepast.

Daardoor kan de vefhuls over ten minste een deel van de axiale afmeting van een eindgedeelte in, resp. op een evenzo uitgevoerde verfhuls gelijkgericht in-, resp. opschuiven.

15 Het verkortbare middengedeelte heeft een aantal op axiale af standen van elkaar aanegbrachte onderverdelingsringen.

Voor een gelijkmatig axiaal verdichten van de garenwikkels is het in het algemeen bekend, deze op axiaal in elkaar schuifbare of in zich verkortbare verfhulzen te brengen, deze kolomvormig boven elkaar aan 20 te brengen en de aldus gevormde kolommen door een axiale druk te verkorten. Bedoeld wordt hiermee, een homogene garenkolom te verkrijgen, welke over zijn volle hoogte een de garenwikkel radiaal doorstromend behandelings-medium eenzelfde weerstand te bieden, hetgeen voorwaarde voor een gelijkmatige garenbehandeling is. Bij het verdichten vindt een verschuiving van |5 de afzonderlijke garenwikkels plaats over de hoogte van de verfhulzen.

Wordt de kolom na de behandeling in afzonderlijke garenwikkel/-hulzen/-eenheden verdeeld, bestaat het gevaar, dat de garenwikkels ten dele over een einde van hun verfhuls heen geschoven en alsdan niet meer ondersteund zijn. Bij het verder hanteren verliezen de wikkellagen daardoor 30 hun regelmatige plaatsing, raken verward en bemoeilijken het afspoel-proces, voorzover een verder verwerken van een dergelijke garenwikkel ten minste nog mogelijk is.

Om de hierboven beschreven methode een verschuiving van de garenwikkel over een verfhuls heen te vermijden, is het algemeen bekend, 35 op de verfhulzen een garenwikkel te brengen, waarvan de axiale lengte 8803176: -2- wezenlijk kleiner is dan de axiale lengte van de betreffende verfhuls.

Ook deze maatregel echter, welke bovendien op de koop toe neemt, dat een aanzienlijk deel van de ter beschikking staande wikkelhoogte van een verfhuls onbenut blijft, is bij aanvaardbare lengteverschillen é 5 tussen garenwikkel en verfhuls alleen dan succesvol, wanneer gewaarborgd wordt, dat de schuiving van een garenwikkel tot op dit lengteverschil beperkt blijft.

Uit het Duitse Offenlegungsschrift 35 46 085 is ook reeds een werkwijze bekend, waarbij het garen op axiaal samendrukbare en/of teza-10 men schuifbare verfhulzen gespoeld wordt, waarbij de aldus gevormde garenwikkels eveneens een axiale lengte hebben, welke kleiner is dan de axiale lengte van de verfhuls.

De bespoelde verfhulzen worden in de vorm van zuilen op elkaar gezet en aansluitend wordt op de verfhulzen en de garenwikkels een axiaal 15 werkende compressiedruk uitgeoefend. Om in het bijzonder een gelijkmatig verdichten van de wikkel zonder storing van het garenverloop ook in de binnenste wikkellagen te bewerkstelligen, wordt voorgesteld, de verfhulzen en de garenwikkels door de compressiedruk gelijktijdig in hoofdzaak in dezelfde tijdsduur axiaal samen te drukken.

20 Voor deze bekende methode doet zich als een voordeel gelden, dat daardoor relatieve bewegingen tussen de de mantelvlakken van de verfhulzen vormende elementen enerzijds en de binnenste lagen van de garenwikkels anderzijds uitgesloten zullen worden, omdat een samendrukken of tezamen schuiven van de verfhulzen steeds tegelijk met een 25 samendrukken van de garenwikkels plaatsvindt. Daarbij moeten de optredende vervormingen bij de verfhulzen en bij de garenwikkels gelijk zijn.

Relatieve bewegingen van de binnenste garenlagen of garenwikkels op de elementen van de mantelvlakken van de verfhulzen 30 zullen vervallen. Storingen, inklemmen en beschadigingen van de binnenste garenlagen zullen aldus eveneens vervallen.

Om echter op kolomvormig op elkaar gezette verfhulzen en garenwikkels, ongeacht hun axiale lengteverschil, gelijktijdig een compressiedruk te kunnen uitoefenen, is het beslist noodzakelijk tussen 35 op elkaar volgende garenwikkels afstandsstukken aan te brengen, welke het lengteonderscheid compenseren. Door deze extra noodzakelijke afstandsstukken ontstaat echter een met het volume overeenstemmend 8803 176 , -3- capaciteitsverlies in het garenmateriaal voor elke kolom, omdat deze naargelang het voor het garenmateriaal noodzakelijke verdichtings-bedrag van 25% en meer van hun hoogte met afstandsstukken gevormd moet worden. In een met dergelijke kolommen beladen verfvat wordt 5 daarbij echter ook de opnamecapaciteit voor het garenmateriaal over een overeenstemmend groot deel beperkt. Voor een verfbehandeling is echter bijvoorbeeld een overeenstemmend grote verhouding tussen verfbadhoe-veelheid : garenhoeveelheid noodzakelijk. Daaruit resulteert niet alleen een overeenkomstig grotere energiehoeveelheid voor het verhitten 10 en doen circuleren van het verfbad, doch ook een vergroting van de tenslotte af te voeren en te verzorgen hoeveelheid van gebruikt behandelings-medium, betrokken op de betreffende, behandelde garenhoeveelheid.

Aan de uitvinding ligt het probleem ten grondslag, een werkwijze van het hierboven beschreven type voor te stellen, waarbij de garen-15 wikkels geen wezenlijk kleinere axiale lengte behoeven te hebben dan de verfhulzen en waarbij in het bijzonder van afstandsstukken tussen de garenwikkels afgezien kan worden, om toch een verschuiving van de garenwikkel tot buiten het betreffende einde van een bijbehorende verfhuls met zekerheid uit te sluiten.

20 Voor het oplossen van dit probleem wordt uitgegaan van een werkwijze voor het gelijkmatig verdichten van garen, dat in de vorm van wikkels op axiaal in elkaar schuifbare en axiaal verkortbare hulsvormige garendragers volgens de kruisspoelmethode opgebracht wordt, waarna uit een aantal van garenwikkels voorziene garendragers een kolom gevormd en 25 tenslotte daarop een zijn hoogte over een bepaald bedrag reducerende axiale druk uitgeoefend wordt en waarvan het kenmerk is, dat door de op de garendragers en de garenwikkels uitgeoefende druk eerst de garendragers in elkaar geschoven worden en daarbij ten minste steeds een rand-bereik van elke garenwikkel verschoven wordt en dat aansluitend de garen-30 dragers verkort worden en daarbij ten minste steeds een middenbereik van elke garenwikkel eveneens verkort wordt. Worden door de op de verfhulzen en de garenwikkels uitgeoefende axiaaldruk volgens de uitvinding eerst de verfhulzen in elkaar geschoven, dan verschuiven de kopzijden van de garenwikkels van de einden van de verfhulzen in de richting van hun 35 midden, waardoor het verdichtingsproces voor de garenwikkels ingeleid wordt, zonder dat deze daarbij een verschuiving over het einde van de verfhuls heen ondergaan. Zijn de verfhulzen over een bepaald gedeelte 880317fi.

-4- van hun hoogte in elkaar geschoven, dan is de afstand tussen de kop-zijden van de garenwikkels en de einden van de verfhulzen tot een maximum opgelopen. Bij voortgezette axiale druk vindt alsdan een verder verkorten van de kolommen uitsluitend door verkorting van de 5 verfhulzen in zichzelf plaats, waardoor het verdichtingsproces van de garenwikkels voortgezet wordt, zonder dat wezenlijke relatieve bewegingen tussen de garenwikkel en de verfhuls plaatsvinden, omdat beide gelijktijdig zolang axiaal verkort worden, tot een over de hoogte van de kolom gelijkmatige verdichting verkregen is.

10 Wordt na een behandelingsproces de axiale druk opgeheven en de kolommen in afzonderlijke garenwikkels/-verfhulzen/-eenheden verdeeld, dan expanderen deze axiaal over een bedrag, waarover de axiale verkorting van de verfhulzen ongedaan gemaakt wordt, zodat de kopzijden van de garenwikkels op voldoende afstand van de einden van 15 de verfhulzen blijven en aldus hun stabiele plaatsing kunnen behouden.

Begunstigd wordt het produktieproces volgens de uitvinding, doordat elke volgens de kruisspoelmethode vervaardigde garenwikkel over zijn hoogte een aanvankelijk onderscheidenlijke wikkeldichtheid heeft, welke in de kopzijdige eindbereiken van de garenwikkel vanwege 20 de draadomkeerplaatsen automatisch groter is dan in het middelste garenwikkelbereik. Worden dus de verfhulzen in elkaar geschoven en de garenwikkels dienovereenkomstig verschoven, dan wordt reeds een verdichten van het middelste garenwikkelbereik ingeleid, omdat dit aan de compressie de minste weerstand biedt. In het middelste garenwikkel-25 bereik is echter ook het voor een gelijkmatig verdichten noodzakelijke axiale verkortingsbedrag het grootst. Hiermede wordt rekening gehouden, omdat in dit bereik de verkorting van de verfhulzen in zichzelf volledig tot zijn recht komt en aldus tenslotte elke garenwikkel en de daaruit gevormde kolom een over de hoogte geheel gelijkmatige ver-30 dichting heeft.

Volgens een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding worden de van garenwikkels voorziene verfhulzen op een staafvormig, aan de kolomhoogte aangepast geleidingselement geschoven en zo ver in elkaar gestoken, dat naar elkaar toegekeerde kopzijden 35 van naburige wikkels direct tegen elkaar aanliggen en bij het in elkaar schuiven van de verfhulzen, boven het aanvankelijk in elkaar ge- 8S03 17 6 .

-5- stoken bedrag uit, de garenwikkel op de verfhuls verschoven en door het verkorten van de verfhulzen de gelijkmatige verdichting voltooid wordt.

Voor het vormen van een stabiele garenwikkelkolom is het 5 voordelig, op bekende wijze een geleidingselement, bijvoorbeeld in de vorm van een geperforeerde buis, te gebruiken, welke als toevoerlei-ding voor een behandelingsmedium dient.Daarop kan na elkaar een aantal verfhulzen met garenwikkels geschoven worden en deze kunnen daarbij zodanig onderling verdraaid aangebracht worden, dat de verfhulzen on-10 gehinderd in elkaar geschoven kunnen worden. Vergemakkelijkt wordt deze opstelling, wanneer de axiale lengte van de garenwikkel iets kleiner is dan de axiale lengte van de verfhuls. Dit lengte-onderscheid kan echter tot een minimum-maat beperkt worden, hetgeen noodzakelijk is, om de verfhulzen eventueel over een hoek verzet in elkaar te steken. 15 Voor de mate van verdichting zelf is dit lengteverschil echter zonder betekenis, omdat dit steeds kleiner is dan de mate waarover een verfhuls in een andere verfhuls geschoven wordt.

Door het toepassen van de werkwijze volgens de uitvinding kan een verfhuls van het bovenomschreven type dienen. Een dergelijke 20 is bijvoorbeeld uit het DE 36 29 409 Al bekend. Het axiaal verkort-bare middenbereik van deze verfhuls begunstigt, door daarin aanwezige sleufvormige doorbrekingen, echter een vastklemmen van de direct in dit bereik opgebrachte draadlagen, zodat deze beschadigd kunnen worden, ten minste echter plaatsgewijs niet op dezelfde wijze door het verfbad 25 beïnvloed worden als het overige draadmateriaal en in het bijzonder het afspoelproces hinderen, omdat de betreffende draadwikkelingen ook dan nog aan het middengedeelte van de verfhuls hechten, wanneer de verfhuls van axiale compressiedruk ontlast is.

Uit het DE 36 28 571 Al is echter ook reeds een verfhuls 30 bekend, waarbij draadinklemming vermeden wordt. Voor het homogeniseren van de wikkeldichtheid, beschikt deze verfhuls over een verkortbaar middelst hulsbereik, dat uit op afstand van elkaar aangebrachte tongen gevormd is, welke wisselgewijs van een onderst en van een bovenst verfhulsbereik uitgaan en via onderbrekingen tussen de tongen van het 35 betreffende verfhulsbereik tot in de eindbereiken van de verfhuls verschuifbaar zijn.

8803176.

·*% '<· -6-

De constructie van deze verfhuls is echter naar verhouding gecompliceerd. Voorts beschikt de verfhuls zonder een naar verhouding groot materiaalverbruik niet over de radiale stabiliteit, welke noodzakelijk is, om de radiaal binnenwaarts werkende, uit de krimp van een 5 wikkel resulterende krachten te weerstaan.

Voor het toepassen van de werkwijze volgens de uitvinding wordt echter een verfhuls voorgesteld, waarbij de garenwikkel geen wezenlijk kleinere axiale lengte behoeft te hebben dan de verfhuls en waarbij in het bijzonder van afstandsstukken tussen de garenwikkels 10 afgezien kan worden om niettemin een verschuiving van de garenwikkel over het betreffende einde van de betreffende verf.huls heen met zekerheid uit te sluiten en ook te vermijden, dat in het bijzonder de binnenste wikkelingen van een garenwikkel, welke direct op het axiaal ver-kortbare middengedeelte van de verfhuls liggen, ingeklemd worden.

15 Voor het oplossen van dit probleem wordt volgens de uitvinding uitgegaan van een verfhuls met twee ringvormige eindgedeeltes en een axiaal verkortbaar middendeel, waarbij een van een radiaal naar binnen uitstekende borst voorzien eindgedeelte een cirkelvormige binnencontour heeft, welke aan de buitencontour van een ander eindgedeelte aangepast 20 is, waardoor de verfhuls over ten minste een deel van de axiale afmeting van een eindgedeelte in, resp. op de evenzo uitgevoerde verfhuls gelijkgericht in-, resp. opschuifbaar is en waarbij het verkortbare middengedeelte een aantal op axiale afstanden van elkaar aangebrachte onderverdelingsringen heeft, en welke gekenmerkt is, doordat de onder-25 verdelingsringen via boogvormige afstandselementen met elkaar verbonden zijn, welke paarsgewijs tezamen met de beide te verbinden onderverdelingsringen afstandsringen vormen, waarvan de middenas in hoofdzaak radiaal op de verfhuls gericht is.

Met de verfhuls volgens de uitvinding kan een over de hoogte 30 van een wikkel onderscheidenlijke wikkelhardheid op voortreffelijke wijze vereffend worden, waardoor een verschuiving van het wikkelbereik over het wikkelvlak tot een minimum beperkt kan worden, zodat bij de axiale verdichting van een wikkelkolom, welke uit een aantal bewikkelde verfhulzen gevormd is, draden niet ingeklemd kunnen worden en ook 35 wrijvingsweerstanden aanzienlijk gereduceerd kunnen worden, welke in het bijzonder als gevolg van direct op het wikkelvlak liggende wikkel-lagen ontstaan.

8803 176.

-7-

Door de vorming van verfhulzen volgens de uitvinding is bij een bekende en bewust op de koop toe genomen begrensde wikkel-verschuiving het bovenste verfhulsgedeelte in het onderste verfhuls-gedeelte van een evenzo uitgevoerde verfhuls over een bepaald gedeelte 5 van de hoogte axiaal inschuifbaar, daarentegen naargelang de noodzakelijke wikkelverdichting het middelste verfhulsgedeelte door de elasticiteit van de afstandselementen axiaal verkortbaar is, zonder daarbij draadwikkelingen in te klemmen.

Als gevolg hiervan kan een op een verfhuls volgens de uit-10 vinding gebrachte wikkel in zijn bovenste en onderste eindbereik, welke reeds een grotere wikkelharheid dan het middelste wikkelbereik hebben, in de noodzakelijke mate verschoven en in het middenbereik, dat een kleinere wikkelhardheid heeft, aanzienlijk axiaal samengedrukt worden, zodat elk wikkelbereik afhankelijk van zijn reeds oorspronke-15 lijk aanwezige wikkelhardheid bij een minimum aan wrijvingsweerstand een als geheel homogene verdichting kan verkrijgen.

De afstandselementen volgens de uitvinding nemen bij een axiale verkorting van de verfhuls een ellipsvormige gestalte aan, zonder dat bepaalde delen van de afstandselementen op de onder-20 verdelingsringen zodanig op elkaar geperst worden, dat daardoor klemplaatsen voor de in het middengedeelte op de verfhuls gebrachte draadlagen ontstaan .

Volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding is de wanddikte van de afstandselementen aan de hulsbuitenomtrek kleiner dan aan de 25 hulsbinnenomtrek, waardoor de zekerheid tegen een op elkaar persen van delen van de afstandselementen in het bereik van de hulsbuitenomtrek en dus in het bereik van de aldaar aanwezige eerste draadwikkelingen van een wikkel nog extra verhoogd wordt.

Volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding is het 30 inschuifbare eindgedeelte door over zijn omtrek in gelijkmatige verdeling aangebrachte, axiaal gerichte ruggen met de nabij gelegen onderverdelingsring verbonden.

Door deze uitvoeringsvorm kan een kopbereik van een garenwikkel zonder noemenswaardige weerstand over de axiaal gerichte ruggen 35 worden verschoven, alvorens door gelijkmatig verdichten van de garenwikkel als geheel een verkorting van het middengedeelte van de verfhuls noodzakelijk wordt.

8803176/ ♦

•J

-8-

Bij voorkeur liggen de radiale buitenvlakken van de af-standselementen op een diameter, welke kleiner is dan de buitendiameter van de onderverdelingsringen.

Door deze uitvoeringsvorm wordt een willekeurig verschuiven 5 van de garenwikkel over het middengedeelte van de verfhuls vermeden, omdat delen van de onderverdelingsringen radiaal buiten de afstands-elementen uitsteken.

Volgens een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding liggen de radiale buitenvlakken van de afstandselementen op een diameter, 10 welke groter is dan de diameter, waarop de radiale buitenvlakken van de ruggen aangebracht zijn.

Door deze uitvoeringsvorm kunnen de buitenvlakken van de ruggen ononderbroken via een scherpe hoek op de diameter overgaan, welke met 15 de buitendiameter van het inschuifbare eindgedeelte van de verfhuls overeenstemt.

Tenslotte wordt een uitvoeringsvorm voorgesteld, welke steeds in twee naburige rijen aangebrachte afstandsringen parallel aan elkaar gerichte middenassen hebben. Door' deze uitvoeringsvorm kan de verf-20 huls volgens de uitvinding in een vorm gemaakt worden, welke eenvoudiger kan zijn dan de vorm voor verfhulzen, waarbij alle middenassen van de afstandringen de middenassen van de verfhuls exact raken.

In de tekening is een uitvoeringsvnrbesLd van een verfhuls volgens de uitvinding in zijaanzicht weergegeven: 25 De verfhuls bestaat uit een onderst ringvormig eindgedeelte 1, een bovenst, eveneens ringvormig eindgedeelte 2 en een axiaal ver-kortbaar middengedeelte 3.

Het eindgedeelte 1 is uit een ring 4 en een eindgedeelte 2 uit een ring 5 gevormd. De binnendiameter van de ring 4 stemt over-30 een met de buitendiameter van de ring 5. Een over de omtrek van de ring 4 aanwezige groef 6 dient voor het opnemen van een z.g. draad-reserve.

De ring 4 is van een naar binnen uitstekende borst 7 voorzien, waardoor de indringdiepte van een evenzo uitgevoerde, gelijkgerichte 35 verfhuls definitief begrensd is, doordat de kopzijde van de ring 5 van de ingeschoven verfhuls tegen de borst 7 komt aan te liggen.

Het middengedeelte 3 van de verfhuls bestaat uit op gelijkmati- 3803 176 .

e -9- ge afstanden van elkaar aangebrachte onderverdelingsringen 8, welke via afstandselementen 9 met elkaar verbonden zijn. De afstandselementen 9 vormen paarsgewijs met de te verbinden onderverdelingsringen 8 afstands-ringen 10, welke bij een axiale compressie van de verfhuls in een ellip-5 tische vorm overgaan, zonder dat delen van de afstandselementen 9 op van de onderverdelingsringen 8 op elkaar geperst worden, waardoor op het middengedeelte 3 gebrachte draadwikkelingen ingeklemd zouden worden.

De het eindgedeelte 2 vormende ring 5 is met de het dichtst daarbij aangebrachte onderverdelingsring 8' via ruggen 11 verbonden, 10 welke in gelijkmatige verdeling aan de eindring 5 en aan de onderverdelingsring 8’ aangesloten zijn en met een radiaal buitenvlak 12 ononderbroken in de buitenomtrek van de eindring 5 overgaan.

Θ803176.

Claims (8)

1. Werkwijze voor het gelijkmatig verdichten van garen, dat in de vorm van wikkels op axiaal in elkaar schuifbare en axiaal ver-kortbare hulsvormige garendragers volgens de kruisspoelmethode opgebracht wordt, waarna uit een aantal van garenwikkels voorziene garendra- 5 gers een kolom gevormd en tenslotte daarop een zijn hoogte over een bepaald bedrag reducerende, axiale druk uitgeoefend wordt, met het kenmerk,+ dat door de op de garendragers en de garenwikkels uitgeoefende druk eerst de garendragers in elkaar geschoven worden en daarbij ten minste steeds een randbereik van elke garenwikkel verschoven wordt en dat aan-10 sluitend de garendragers verkort worden en daarbij ten minste steeds een middenbereik van elke garenwikkel eveneens verkort wordt.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de van garenwikkels voorziene garendrager op een staafvormig aan de kolom-hoogte aangepast geleidingselement geschoven en zo ver in elkaar ge- 15 stoken worden, dat de naar elkaar toe gekeerde kopzijden van naburige wikkels direct tegen elkaar aanliggen en bij het in elkaar schuiven van de garendragers, boven het aanvankelijk in elkaar geschoven bedrag uit, garenwikkels op de garendragers geschoven en pas door het verkorten van de garendragers de gelijkmatige verdichting bewerkstelligd wordt.

3. Verfhuls met twee ringvormige eindgedeeltes en een axiaal verkortbaar middendeel waarbij één van een radiaal naar binnen uitstekende borst voorzien eindgedeelte een cirkelvormige binnencontour heeft, welke aan de buitencontour van een ander eindgedeelte aangepast is, waardoor de verfhuls over ten minste een deel van de axiale afmeting 25 van een eindgedeelte in, resp. op de evenzo uitgevoerde verfhuls gelijkgericht in-, opschuifbaar is en waarbij het verkortbare middengedeelte een aantal op axiale afstand van elkaar aangebrachte onder-verdelingsringen heeft, voor het toepassen van de werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de onderverdelingsringen (8) via 30 boogvormige afstandselementen (9) met elkaar verbonden zijn, welke paarsgewijze tezamen met de beide te verbinden onderverdelingsringen (8) afstandsringen (10) vormen, waarvan de middenas in hoofdzaak radiaal op de verfhuls gericht is. 8803176. -11- ί

4. Verfhuls volgens conclusie 3, met het kenmerk» dat de wanddikte van de afstandselementen (9) aan de hulsbuitenomtrek kleiner is dan aan de hulsbinnenomtrek.

5. Verfhuls volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat 5 het in elkaar schuifbare eindgedeelte (2) door over zijn omtrek op gelijkmatige verdeling aangebrachte, axiaal gerichte ruggen (11) met de daar het dichtstbij liggende onderverdelingsring (8f) verbonden is.

6. Verfhuls volgens ten minste één van de conclusies 3-5, met het kenmerk, dat radiale buitenvlakken van de afstandselementen (9) 10 op een diameter liggen, welke kleiner is dan de buitendiameter van de onderverdelingsringen (8).

7. Verfhuls volgens een van de conclusies 3-6, met het kenmerk, dat de radiale buitenvlakken van de afstandselementen (9) op een diameter liggen, welke groter is dan de diameter, waarop radiale buiten- 15 vlakken (12) van de ruggen (11) aangebracht zijn.

8. Verfhuls volgens één van de conclusies 1-5, met het kenmerk, dat in twee naburige axiaal zich uitstrekkende rijen aangebrachte af-standsringen (10) evenwijdig aan elkaar gerichte middenassen hebben. 8803176.