NL8801829A - Inrichting voor het met elkaar verbinden van twee materiaalbanen. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Inrichting voor het met elkaar verbinden van twee materiaalbanen.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verbinden van het achterste einde van een materiaalbaan, die stroomafwaarts een behandeling of bewerking ondergaat met het voorste einde van een volgende materiaalbaan, omvattende een gestel met geleidingswalsen die een doorvoertraject voor de materiaalbaan bepalen, twee aan weerszijden van het doorvoertraject aangebrachte aandrukorganen, die nagenoeg loodrecht op dit doorvoertraject tegen elkaar aan en van elkaar af verplaatsbaar zijn, alsmede ) snijorganen voor het doorsnijden van de ene en/of de andere materiaalbaan.

Een dergelijke inrichting is in het algemeen bekend en wordt bijvoorbeeld gebruikt bij drukmachines waarbij het aflopende einde van een verbruikte rol papier moet worden i gehecht aan het begin van een nieuwe papierrol. Bij deze bekende inrichtingen worden als aandrukorganen twee met elkaar samenwerkende walsen gebruikt. Het nadeel hiervan is dat de aandrukkracht van deze walsen moet worden overgedragen via de lagers van deze walsen, zodat de aan te brengen aandrukkrachten zijn begrensd. Bovendien kunnen deze bekende inrichtingen tengevolge van de doorbuiging van de walsen slechts worden vervaardigd met een beperkte breedte en het verwerken van brede materiaalbanen is hiermee dus niet mogelijk.

De uitvinding beoogt een inrichting te verschaffen, die voldoende breed kan worden uitgevoerd voor het met elkaar verbinden van brede banen materiaal, welke inrichting bovendien een compacte bouw heeft en gemakkelijk is te bedienen.

Deze oogmerken worden volgens de uitvinding bereikt, doordat de aandrukorganen elk bestaan uit een balk die is bevestigd tussen twee beweegbaar in het gestel opgehangen platen, waarbij elke balk over nagenoeg zijn gehele lengte een zich in de richting van het doorvoertraject uitstrekkend aandrukvlak heeft, de balken zijn voorzien van een spleet- vormige inham die zich nagenoeg loodrecht op het aandrukvlak in de lengterichting van de balk uitstrekt, welke inhammen in de tegen elkaar aanliggende stand van de balken op elkaar aansluiten en tussen de beide balken ter hoogte van deze spleten een draadvormig snijorgaan is aangebracht, dat vanuit een centrale middenstand kan worden verplaatst in de ene of de andere inham voor het doorsnijden van een materiaalbaan.

Het gebruik van balken in plaats van walsen heeft het voordeel dat de constructie stijver kan worden uitgevoerd, zodat de inrichting overeenkomstig breder kan worden gemaakt. Bovendien kunnen de aandrukkrachten gemakkelijk op de balken worden aangebracht. Bijzonder voordelig hierbij is het gebruik van een draadvormig snijorgaan, dat bij het tot stand komen van de verbinding steeds tussen de twee materiaalbanen in blijft, en vervolgens de oude aflopende materiaalbaan nabij de verbindingsplaats kan doorsnijden, aan welke kant deze baan zich ook van het snijorgaan bevindt. Deze uitvoering van het snijorgaan maakt zodoende een zeer compacte en weinig gecompliceerde constructie van de inrichting mogelijk.

In een bij voorkeur toegepaste uitvoeringsvorm van de uitvinding, zijn de beide zijplaten waarmee elke balk in het gestel is opgehangen enerzijds scharnierend verbonden met een draaibaar aan het gestel bevestigde arm en zijn anderzijds verplaatsbaar geleid in een geleiding van het gestel, zodanig dat de balken onder het draaien over ongeveer 90° naar de buitenzijde van het gestel verplaatsbaar zijn. Op deze wijze zijn de aandrukvlakken van de aandrukorganen gemakkelijk toegankelijk voor het bedienend personeel, teneinde de twee materiaalbanen op het aandrukvlak voor te bereiden.

Andere voordelige kenmerken en eigenschappen van de inrichting volgens de uitvinding blijken uit de onderconclusies 3-8.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin:

Fig. 1 een schematische afbeelding is van een installatie waarin een inrichting volgens de uitvinding is opgenomen;

Fig. 2 schematisch een gedeeltelijke afbeelding toont van de inrichting volgens de uitvinding;

Fig. 3 op vergrote schaal een meer gedetailleerde doorsnede toont van een aandrukbalk.

Fig. 4 schematisch een doorsnede van de aandrukbalk toont met intrekbare snijplaat.

De in fig. 1 weergegeven installatie bestaat uit een huis 1, waarin een eerste rol 2 draaibaar is ondersteund, vanaf welke rol een materiaalbaan 3 loopt naar een inrichting 5. Een tweede rol 6 is eveneens draaibaar in het huis ondersteund, en de materiaalbaan 7 hiervan loopt via een geleidingswals 8 eveneens naar de inrichting 5. Vanaf de inrichting 5 loopt de materiaalbaan via een geleidingswals 9 naar een schematisch weergegeven accumulator 10, en van hier bijvoorbeeld naar een drukinrich-ting.

De inrichting 5 dient om, als bijvoorbeeld de materiaalrol 2 bijna op is, de van de (nieuwe) rol 6 afkomstige materiaalbaan 7 met de materiaalbaan 3 te verbinden, en na het tot stand komen van deze verbinding de oude materiaalbaan 3 door te snijden zodat hierna alleen materiaal van rol 6 naar de (niet weergegeven) drukinrichting wordt gevoerd. Tijdens het met elkaar verbinden van de materiaalbanen wordt de rol 2 gestopt, waarbij de drukinrichting kan doorwerken met het in de accumulator 10 opgeslagen materiaal. De in de tekening weergegeven opstelling van de installatie 1 heeft het voordeel dat een tamelijk grote vrije ruimte A aanwezig is tussen de beide rollen, welke ruimte kan worden benut voor het bedienend personeel, dat zodoende gemakkelijk toegang heeft tot de inrichting 5 voor het uitvoeren van bedieningswerkzaamheden.

De uitvinding is in feite gelegen in de constructie van de inrichting 5, die in fig. 2 voor een gedeelte schematisch is weergegeven. Deze fig. toont een gestel 11, waarin een tweetal tegenover elkaar liggende aandrukorganen 12 en 13 zijn opgehangen. Elk aandrukorgaan bestaat in feite uit twee evenwijdig op een afstand van elkaar gelegen zijplaten die elk verplaatsbaar in het gestel zijn opgehangen, tussen welke platen een aandrukbalk 14 is aangebracht, die later aan de hand van de fig. 3 en 4 nader zal worden beschreven. In fig. 2 is van elk aandrukorgaan slechts één van de zijplaten 15 respectievelijk 16 weergegeven. De plaat 15 is bij 17 scharnierend verbonden met een arm 18, die op zijn beurt bij 19 scharnierend is ) verbonden met het gestel 11. Evenzo is de plaat 16 bij 20 scharnierend verbonden met een arm 21, die op zijn beurt bij 22 scharnierend is verbonden met het gestel 11. De arm 18 draagt een wals 23, terwijl de arm 21 een wals 24 draagt.

De plaat 15 heeft aan de van het scharnierpunt 17 afgelegen zijde een geleidingswiel 25 dat is geleid in een in het gestel 11 aangebrachte nagenoeg horizontaal lopende geleidingsgoot 26. Op dezelfde wijze is de plaat 16 voorzien van een geleidingswiel 27, dat is geleid in een geleidingsgoot 28 van het gestel 11. De beide aandrukorganen 12 en 13 zijn met hun ophangingen en geleidingen symmetrisch ten opzichte van een denkbeeldig horizontaal middenvlak tussen de beide aandrukorganen.

De ophanging van de respectievelijke platen 15 en 16 verschaft de mogelijkheid dat de plaat 15 zodoende van de in de tekening met getrokken lijnen weergegeven stand naar rechts kan worden verplaatst, waarbij de arm 18 scharniert om het punt 19 tegen de wijzers van de klok in, en de plaat 15 draait over ongeveer 90° tot deze plaat en de arm 18 alsmede de wals 23 de met streeplijnen weergegeven standen innemen. Het zal duidelijk zijn dat de plaat 16 en de arm 21 op soortgelijke wijze kunnen worden verplaatst, waarbij de arm 21 dan met de wijzers van de klok mee roteert.

De in hoofdzaak horizontaal lopende geleidingen 26, 28 zijn aan het in de tekening linker uiteinde voorzien van een vertikaal lopend gedeelte respectievelijk 26a en 28a. Deze gedeelten maken het mogelijk dat de aandrukorganen 12 en 13 in de met getrokken lijnen weergegeven ingeklapte toestand naar elkaar toe en weer van elkaar af kunnen worden bewogen, zoals hierna nog zal worden toegelicht. Een verend orgaan 29 drukt het bovenste aandrukorgaan 12, tegen de zwaartekracht in, in zijn omhoog staande ruststand.

Tussen de beide aandrukorganen 12 en 13 is een draadvormig snijorgaan 30 aangebracht, dat is bevestigd aan het uiteinde van een bij 31 scharnierend aan het gestel gelagerde haakse hefboom 32. Het andere vrije uiteinde van de haakse hefboom 32 is verbonden met een I zuiger-cilindersamenstel 33, dat anderzijds scharnierend is verbonden met het gestel. In de neutrale stand ligt het snijorgaan 30 in het middenvlak tussen de beide aandrukorganen 12 en 13 in welk vlak ook het scharnierpunt 31 van de hefboom 32 is gelegen. Door het bekrachtigen van de cilinder 33 kan de haakse hefboom 32 draaien om het scharnierpunt 31, waarbij het draadvormige snijorgaan 30 naar wens naar boven kan bewegen in een spieetvormige opening 34 van de plaat 15, of naar beneden in een spieetvormige opening 35 van de plaat 16. Zoals later zal blijken, voert het snijorgaan tijdens deze verplaatsing een snijwerking uit op de boven respectievelijk onder dit snijorgaan gelegen materiaalbaan.

In fig. 3 is schematisch een doorsnede weergegeven van het onderste aandrukorgaan 13, waarbij bedacht moet worden dat het bovenste aandrukorgaan 12 identiek is uitgevoerd zij het symmetrisch ten opzichte van het horizontale middenvlak tussen de beide aandrukorganen. Deze fig. toont de plaat 16, met in doorsnede de aandrukbalk 14. Zoals blijkt uit deze fig. bestaat de aandrukbalk 14 in feite uit een tweetal evenwijdige en op een afstand van elkaar gelegen balken 14a en 14b, die aan weerszijden van de spieetvormige opening 35 zijn gelegen en een spieetvormige ruimte tussen zich in vrijlaten. Aan de naar het tegenoverliggende aandrukorgaan 12 toegekeerde zijde is elke balk 14a, 14b voorzien van een aandrukvlak 36, 37 dat is vervaardigd van een flexibel rubber of kunststof materiaal. In feite dient slechts het in de bewegingsrichting van de materiaalbaan gezien achterste vlak 36 als aandrukvlak voor het tot stand brengen van de verbinding, terwijl het vlak 37 dient voor het op hierna nog te beschrijven wijze vasthouden van de materiaal-baan.

Zoals hiervoor reeds vermeld, strekken de balken 14a en 14b zich in feite uit tussen twee op een afstand van elkaar gelegen platen 16, en in het middengebied tussen deze beide platen 16 is een afdekplaat 38 op de beide balken 14a en 14b aangebracht, waarop een aansluitstuk 39 is bevestigd. Een zuiger-cilindersamenstel 40 is enerzijds verbonden met dit aansluitstuk en anderzijds met het gestel 11. Dit zuiger-cilindersamenstel 40 dient om het aandrukorgaan 13 vanuit de in fig. 2 met getrokken lijnen weergegeven stand naar rechts te bewegen, tijdens welke beweging het aandrukorgaan 13 een draaiende beweging uitvoert over ongeveer 90°, zodat de aandrukvlakken 36 en 37 ongeveer vertikaal aan de buitenkant van de inrichting komen te staan (dat wil zeggen grenzend aan de ruimte A in fig. 1) en toegankelijk zijn voor het bedienend personeel.

Op het aansluitstuk 39 is tevens een vacuum leiding 41 aangesloten, waarbij via het aansluitstuk 39 een verbinding tot stand wordt gebracht tussen een inwendig compartiment van de respectievelijke balken 14a en 14b en deze vacuum leiding.

Zoals schematisch is weergegeven in fig. 4, heeft elke balk 14a en 14b een inwendig compartiment 42, 43, dat grenst aan de betreffende wand die de aandrukvlakken 36 en 37 bevat.

In deze wanden zijn een aantal kleine openingen 44 aangebracht, die de betreffende compartimenten 42 en 43 in verbinding met de buitenlucht stellen.

Tussen de beide balken 14a en 14b is tegen één van de balken een snijplaat 45 aangebracht. Deze snijplaat werkt samen met het draadvormige snijorgaan 30, voor het doorsnijden van een materiaalbaan. In fig. 3 is deze snijplaat 45 uitgevoerd als een vlakke tegen de balk 14a bevestigde plaat, waarvan de snijkant nagenoeg reikt tot aan het aandrukvlak 36. Deze opstelling kan tijdens het bedienen van de inrichting leiden tot verwonding van het bedienend personeel, en om deze reden heeft men er de voorkeur aangegeven de snijplaat 45 zodanig uit te voeren, dat de snijplaat zich in de niet werkzame stand van het aandrukorgaan automatisch binnen de spieetvormige ruimte tussen de balken 14a en 14b terugtrekt. Het principe van dit automatisch terugtrekken is weergegeven in fig. 4. Zoals blijkt uit deze fig., is de snijplaat 45' uitgevoerd als een U-vormig profiel, dat bestaat uit een been 45a dat de feitelijke snijplaat vormt, een middendeel 45b van de U en een been 45c dat aanzienlijk korter is dan het ) tegenoverliggende been 45a. De snijplaat 45' is met het been 45c bevestigd aan de balk 14a door middel van een bout 46. De hoek tussen het been 45c en het middendeel 45b is enigzins groter dan 90° zodat de snijplaat 45' normaliter de met getrokken lijnen aangegeven stand inneemt, waarbij het middendeel 45b en het been 45a van de balk 14a zijn afgelegen, en het vrije uiteinde van het been 45a binnen de ruimte tussen de beide balken 14a en 14b is teruggetrokken. Indien door middel van een schematisch weergegeven drukelement 47 een aandrukkracht op de beide balken wordt uitgeoefend, waarbij dit drukelement 47 omlaag beweegt volgens de pijl B, zal dit drukelement het middendeel 45b van de snijplaat 45' tegen de balk 14a aandrukken, waardoor het been 45a in de richting van de pijl C beweegt en tevens tegen de balk 14a komt aan te liggen. De snijplaat neemt dan de met streep-lijnen aangegeven stand in, waarbij het uiteinde van het been 45a nagenoeg samenvalt met het aandrukvlak 36. Deze constructie heeft het voordeel dat de snijplaat in de niet-werkzame stand van het aandrukorgaan dus als de beide aandrukorganen niet tegen elkaar worden gedrukt, altijd binnen de spieetvormige ruimte is teruggetrokken, zodat gevaar van verwonding van het bedienend personeel op doelmatige wijze wordt voorkomen.

De werking van de inrichting zal worden toegelicht aan de hand van de in de fig. 1 en 2 weergegeven toestand, waarbij de van de rol 2 afkomstige materiaalbaan 3 via de wals 24 van de inrichting 5 naar de hierachter geschakelde accumulator 10 loopt en van daar naar de (niet weergegeven) drukinrichting. Als de rol 2 op zijn eind begint te raken wordt het aandrukorgaan 12 naar rechts bewogen totdat het de met streeplijnen weergegeven stand inneemt. De aandruk-vlakken 36 en 37 van dit aandrukorgaan zijn nu vrij toegankelijk voor een bedienend persoon. De van de nieuwe rol 6 afkomstige materiaalbaan 7 wordt vervolgens om de wals 48 en om de balk 49 in de inrichting 5 geleid en vervolgens via de wals 23' op het aandrukoppervlak geplaatst. Hierbij wordt de baan 7 zodanig afgescheurd dat het vrije uiteinde van de materiaalbaan niet buiten het aandrukvlak 36 uitsteekt. Door het aanbrengen van een vacuum in de inwendige compartimenten 42 en 43 van de balken 14a en 14b wordt de materiaalbaan door aanwezigheid van de openingen 44 tegen het aandrukvlak vastgezogen. Vervolgens wordt door het bedienend personeel een dubbelzijdige plakstrook op de tegen de aandrukvlakken gelegen materiaalbaan aangebracht. Hierna wordt het aandrukorgaan vanuit de met streeplijnen weergegeven stand weer naar links verplaatst, tot dit orgaan de met getrokken lijnen aangegeven stand inneemt. De balk 49 zorgt er hierbij voor dat in de beide einstanden van dit orgaan de lengte van de materiaalbaan gelijk blijft, en de materiaalbaan bij deze verplaatsing dus niet over het aandrukvlak verschuift. Indien nu de verbinding moet plaatsvinden, wordt de materiaalbaan 3 gestopt, en worden de aan-drukorganen 12 en 13 door geschikte drukelementen met kracht tegen elkaar gedrukt, zodat de beide materiaalbanen tegen elkaar komen en door middel van de plakstrook aan elkaar blijven kleven. Het zal duidelijk zijn dat in de tegen elkaar gedrukte stand het draadvormige snijorgaan 30 zich tussen de beide materiaalbanen bevindt. Als de verbinding tot stand is gebracht, wordt de oude materiaalbaan met behulp van het snijorgaan 30 doorgesneden, waartoe dit snijorgaan in het beschreven voorbeeld door middel van de hefboom 32 en de cilinder 33 omlaag wordt bewogen.

Na het opheffen van de via de drukelementen uitgeoefende aandrukkrachten valt het aandrukorgaan 13 tengevolge van de zwaartekracht weer omlaag en wordt het aandrukorgaan .12 door het verende orgaan 29 naar boven gedrukt. Het snijorgaan 30 kan nu weer naar zijn neutrale stand terugkeren en door het aandrijven van de nieuwe rol 6 wordt de van deze rol afkomstige materiaalbaan via de inrichting 5 naar de accumulator 10 en de drukinrichting geleid. De oude rol 2 kan worden verwijderd en worden vervangen door een nieuwe rol.

Claims (8)

1. Inrichting voor het verbinden van het achterste einde van een materiaalbaan die stroomafwaarts een behandeling of bewerking ondergaat met het voorste einde van een volgende materiaalbaan, omvattende een gestel met geleidingswalsen die een doorvoertraject voor de materiaalbaan bepalen, twee aan weerszijden van het doorvoertraject aangebrachte aandrukorganen die nagenoeg loodrecht op dit doorvoertraject tegen elkaar aan en van elkaar af verplaatsbaar zijn, alsmede snijorganen voor het doorsnijden van de ene en/of andere materiaalbaan, met het kenmerk, dat de aandrukorganen elk bestaan uit een balk die is bevestigd tussen twee beweegbaar in het gestel opgehangen platen, waarbij elke balk over nagenoeg zijn gehele lengte een zich in de richting van het doorvoertraject uitstrekkend aandrukvlak heeft, welke balken zijn voorzien van een spieetvormige ruimte die zich in de lengterichting van de balk uitstrekt welke spleten in de tegen elkaar aanliggende stand van de balken op elkaar aansluiten en tussen de beide balken ter hoogte van tere spleten een draadvormig snijorgaan 6 is aangebracht dat vanuit een centrale middenstand in de ene of de andere spleet verplaatsbaar is voor het doorsnijden van een materiaalbaan.

2. Inrrchting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de beide zijplaten waarmee elke balk in het gestel is opgehangen enerzijds scharnierend zijn verbonden met een draaibaar aan het gestel bevestigde arm en anderzijds verplaatsbaar zijn geleid in een geleiding van het gestel zodanig dat de balken onder het verdraaien over ongeveer 90° naar de buitenzijde van het gestel verplaatsbaar zijn.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat elke scharnierend met het gestel verbonden arm een geleidingswals voor de betreffene materiaalbaan draagt.

4. Inrichting volgens een of meer van de voorafgaande conclusies 1-3, met het kenmerk, dat binnen de spieetvormige inham van elke aandrukbalk een met het draavormige snijorgaan samenwerkende snijplaat is aangebracht.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de snijplaat kantelbaar in de spieetvormige inham is aangebracht en in de werkzame stand van de aandrukorganen vanuit een ingetrokken ruststand naar zijn werkzame stand wordt gebracht.

6. Inrichting volgens een of meer van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat het draadvormige snijorgaan is aangebracht tussen de uiteinden van twee draaibaar aan het gestel bevestigde hefbomen waarvan de andere uiteinden zijn verbonden met een zuiger-cilindersamenstel, en het scharnierpunt van de hefbomen is gelegen in het middenvlak tussen de beide aandrukorganen.

7. Inrichting volgens een of meer van de voorafgaande conclusies 1-6, met het kenmerk, dat elke aandrukbalk bestaat uit een tweetal evenwijdig naast elkaar gelegen balken, die tussen zich in de spieetvormige ruimte vrijlaten.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat elke balk van de aandrukbalk een inwendig compartiment heeft dat grenst aan de wand van de balk die het aandrukvlak vormt, waarbij elk compartiment is aangesloten op een vacuum leiding en de wand die het aandrukvlak vormt is voorzien van een aantal openingen die het compartiment in verbinding met de buitenlucht stellen.