NL8801445A - Gecoextrudeerde synthetische harsstructuren en werkwijze voor de vervaardiging ervan. - Google Patents

Description

Gecoëxtrudeerde synthetische harsstructuren en werkwijze voor de vervaardiging ervan.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op specifieke synthetische harsstructuren. Volgens de onderhavige uitvinding wordt een verwijderbare beschermlaag gecoëxtrudeerd met een basislaag voor bescherming van het oppervlak van de basislaag gedurende produktie, transport en installatie. Tegelijkertijd verhindert de basislaag het verlies van additieven die uit de basislaag kunnen uitzweten. Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm beschermt een gecoëxtrudeerde, verwijderbare polyolefinefilm het oppervlak van een polycarbonaatplaat bestaande uit twee wanden (holle kamer bevattend), onder behoud van de noodzakelijke hoge concentratie aan relatief vluchtige UV-stabilisator in het polycarbonaat. Dergelijke additieven kunnen anders naar het oppervlak migreren en ongewenste bekleding of verstopping van de verwerkingsapparatuur veroorzaken.

In de Europese octrooiaanvragen 110.221 en 110.238 worden gecoëxtrudeerde synthetische harsstructuren bestaande uit meer dan één laag beschreven. Volgens Europese octrooiaanvrage 110.221 wordt een holle polycarbo-naatkern gecoëxtrudeerd met tenminste één polycarbonaat oppervlaktelaag die een hoge concentratie van een ultraviolette straling (UV) absorberend additief bevat. Op deze wijze wordt de schadelijke straling geabsorbeerd voorafgaand aan verdere doordringing in deze structuur. Volgens Europese octrooiaanvrage 110.238 wordt een holle polycarbo-naatkern gecoëxtrudeerd met een intermediaire UV-absorptie-laag die een relatief hoge concentratie bevat van het relatief vluchtige UV-absorptiemiddel. Tegelijkertijd wordt een bekledingslaag gecoëxtrudeerd over de UV-absorptielaag welke bekledingslaag relatief lage concentraties aan UV-absorptiemiddel bevat. In dit systeem is de bekledingslaag bij voorkeur een synthetische hars zoals polymethylmethacrylaat, welke niet veel UV-bescherming vereist, en in elk geval beschermd is door het vluchtige UV-absorptiemiddel dat uit zal zweten uit of migreren naar de kernlaag uit de UV-absorptielaag.

Zoals men kan zien vermindert het systeem volgens Europese octrooiaanvrage 110.238 het verlies aan vluchtig UV-absorptiemiddel, welke men aantreft bij de uitvoering van de Europese octrooiaanvrage 110.221. Zoals genoemd is in de Europese octrooiaanvrage 110.238 past men bij de werkwijze voor het vervaardigen van deze holle laag structuren vacuum vormende kanalen toe, welke de vorm van de holle kamers handhaven door het tegengaan van het samenklappen van de thermoplastische hars voordat deze afkoelt en vastwordt. Het vacuum wordt gecreëerd door een aantal kleine gaatjes die verstopt kunnen worden door het UV-absorptiemiddel, welke uitzweet uit de laag tenzij de bekledingslaagstructuur volgens Europese octrooiaanvrage 110.238 toegepast wordt. Echter de structuren volgens Europese octrooiaanvrage 110.238 hebben verschillende nadelen als men een bekledingslaag toepast van het voorgeschreven UV-bestendige polymeer, zoals polymethylmethacrylaat. De structuur ontwikkelt onder meer scheurtjes in de bekledingslaag als de structuur onder spanning gezet wordt, bijvoorbeeld door buigen.

Dit is te wijten aan de verschillen in buigsterkte van de thermoplastische harslaag. Als echter de bekledingslaag bereid is uit een vergelijkbaar of identieke polycarbonaat-hars met verminderde niveaus van het UV-absorptiemiddel, is de structuur niet geschikt voor gebruik tenzij er voldoende migratie optreedt van het UV-absorptiemiddel uit de ondergelegen hoge concentratielaag in een door de bekledingslaag. Bovendien is gebleken bij de uitvoering van de technologie van de Europese octrooiaanvrage 110.238, met een bekledingslaag van polycarbonaat dat het moeilijk of zelfs onmogelijk is om de dikte van de bekledingslaag zeer nauwkeurig te regelen. Als gevolg daarvan is er onvoldoende migratie naar en door de dikke secties, vergezeld van excessieve migratie en vlekvorming door de dunne secties. Volgens Europese octrooiaanvrage 110.221 wordt de hoge concentratie aan UV-absorptiemiddel optimaal geplaatst in de bekledingslaag, zoals hierboven beschreven wordt gemakkelijk neergeslagen op de verwerkingsapparatuur en in het bijzonder de vacuumopeningen van de vormgevings-kanalen.

Na produktie vereisen deze holle structuren in het bijzonder een navolgende laminaatbehandeling teneinde het krasgevoelige oppervlak van de laag gedurende behandeling, transport en installatie te beschermen.

Dit wordt momenteel gedaan door een postlamineringstrap met een film van polyetheen of ander olefine polymeer onder toepassing van een hechtingsmiddel voor het verkrijgen van voldoende hechting op de harslaag.

In de Europese octrooiaanvrage 138.194 wordtn gecoëxtrudeerde polycarbonaatlaminaatstructuren beschreven met een verwijderbare beschermingslaag. Van de polycarbonaat-laminaten die daarin beschreven worden, is echter niet vermeld dat deze uitzweetbare niveaus aan additieven bevat, opgenomen in een basislaag. Meervoudige lagen van andere harsen dan polycarbonaat worden bovendien toegepast voor het handhaven van de sterkte van de laag en verminderen de noodzaak voor stabiliserende additieven.

Het is een doel van de onderhavige uitvinding een synthetische harsstructuur te verschaffen waarin een noodzakelijkerwijs hoge concentratie van een uitzweet-baar additief niet verloren gaat gedurende produktie en navolgende behandeling, maar nog altijd optimaal aanwezig is aan het oppervlak van de structuur op het moment dat de structuur toegepast wordt. Het is een ander doel de verwerkingsapparatuur die toegepast wordt voor de bereiding van dergelijke structuren te beschermen tegen neerslagen van.de additieven.

Deze en andere doelstellingen worden bereikt volgens de onderhavige uitvinding, welke omvat een synthetisch harslaagstructuur met een basislaag (a) omvattende een laag (a.l) welke tenminste één uitzweetbaar additief bevat en tenminste één aanvullende laag (a.2), welke geen uitzweetbare niveaus of typen van additieven bevat.

De harslaagstructuur wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van een gecoëxtrudeerde verwijderbare, beschermende synthetische harsfilmlaag (b). Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de basislaag (a) holle kamers en tenminste één laag (a.l) welke een uitzweetbaar UV-absorptieraiddel bevat. Volgens een ander aspect van de onderhavige uitvinding omvat de harslaagstructuur een basislaag (a) omvattende tenminste één polycarbonaatharslaag die tenminste één uitzweetbaar UV-absorptie-additief bevat (a.l) en (b) een polyolefine beschermende laag. De aanvullende laag of lagen (a.2) van de basislaag omvatten bij voorkeur een polycarbonaatkernlaag met holle kamers. In een dergelijke structuur zijn er bij voorkeur tenminste twee UV-absorptiemiddel bevattende lagen (a.l) aan beide zijden van de kernlaag (a.2), waarin uitzweetbaar UV-absorberend additief aangebracht is voor maximaal effect.

Een dergelijke structuur omvat dan verwijderbare beschermende lagen (b) op beide buitenoppervlakken van de uiteindelijke structuur.

Volgens een andere uitvoeringsvorm omvat de onderhavige uitvinding een werkwijze voor het bereiden van een synthetische harslaagstructuur met een basislaag (a) omvattende een laag (a.l) welke tenminste één uitzweetbaar additief bevat en tenminste één additionele laag (a.2), omvattende de trappen van (1) het coëxtruderen van tenminste één laag die tenminste één uitzweetbaar additief bevat met tenminste één aanvullende laag, welke gekenmerkt is doordat tenminste één verwijderbare beschermende synthetische harsfilmlaag gecoëxtrudeerd wordt met de basislaag aangrenzend aan de laag (a.l) die het uitzweetbare additief bevat, zodanig dat, in combinatie met de aanvullende laag (a.2), de concentratie aan additieven in deze laag (a.l) gehandhaafd wordt en de produktie-apparatuur beschermd wordt tegen uitzweetbare additieven. Volgens een ander aspect omvat de werkwijze de aanvullende trappen van (2) het voorzien van de geëxtrudeerde harsbasis-laag (a) van één of meer longitudinale holle kamers en (3) het handhaven van de grootte en vorm van de holle kamers gedurende de tijd benodigd voor afkoelen en uitharden van de hars, door de toepassing van een vacuümkamer met smalle vacuumopeningen waarin de vacuumopeningen beschermd worden door de verwijderbare laag tegen het verstopt raken met de additieven.

In de bijgevoegde tekening tonen de figuren 1, 2 en 3 dwarsdoorsneden (welke niet noodzakelijkerwijs op schaal zijn) van voorbeelden van meerlaags synthetische harslaagstructuren volgens de onderhavige uitvinding.

In de uitvoeringsvorm van de uitvinding welke getoond is in fig. I ziet men een synthetische harslaagstructuur met een verwijderbare beschermingslaag 1 op een basislaag 2. De basislaag 2 omvat een laag 5 die uitzweetbaar additief bevat en een aanvullende laag 6. In de structuur die getoond is in fig. 2 zijn verwijderbare beschermingslagen 1 aanwezig aan beide zijden van een kernlaag. De kernlaag 4 heeft holle kamers 3 en bevat een uitzweetbaar additief.

In fig. 3 wordt een structuur getoond met als basislaag 2 een kernlaag 4 met holle kamers 3 en lagen 5 die uitzweetbaar additief bevatten welke aangebracht zijn aan beide zijden van de kernlaag. Aangrenzend aan de buitenoppervlakken van beide additief bevattende lagen 5 bevinden zich twee verwijderbare beschermende lagen 1, welke de buitenoppervlakken van de structuur vormen.

Coëxtrusiewerkwijzen en de daarvoor noodzakelijke apparatuur zijn allemaal bekend in de literatuur en behoeven niet in detail beschreven te worden. Verwezen wordt bijvoorbeeld naar de Amerikaanse octrooischriften 3.487.505, 3.315.306, 3.860.372, 3.485.912 en 3.557.265 welke hierin opgenomen zijn bij wijze van verwijzing.

Het heeft de voorkeur een voedingsblok coëxtrusie-inrichting te gebruiken waarin de diverse lagen die men wenst op te nemen, gecombineerd worden in een warmte geplastificeerde vorm in een voedingsblok. De gecombineerde lagen worden dan gevoed aan de plaatextrusiekop met de gewenste dimensies.

Voor wat betreft de structuur van het plaatmateriaal bereid volgens de uitvinding, hebben de basislagen die geschikt zijn voor toepassing bij de onderhavige uitvinding tenminste één uitzweetbare additief bevattende laag en één aanvullende laag. De functie van de aanvullende laag of lagen is ervoor te zorgen dat de uitzweetbare additieven gevangen blijven tussen een dergelijke additionele laag en de verwijderbare beschermende laag. Binnen deze grenzen zijn natuurlijk een groot aantal combinaties mogelijk, afhankelijk van de bedoelde toepassing van de plaatstructuur. In een drielaagsstructuur zoals getoond in fig. 2 kan bijvoorbeeld een tweede verwijderbare beschermende laag toegepast worden als aanvullende laag.

De plaatstructuren kunnen symmetrische groepen van lagen rondom een kern bevatten, of de lagen kunnen dusdanig gegroepeerd zijn dat de eindtoepassing van de plaatstructuur vereist dat een bepaald oppervlak in een bepaalde richting wijst, zoals bijvoorbeeld naar de buitenzijde van een gebouw. De basislaag kan met voordeel één of meer aanvullende lagen bezitten die aanvullende gewenste eigenschappen verlenen aan de plaatstructuur.

De uitvoering van een voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige aanvrage, nl. de extrusie van één of meer profielen voor het verschaffen van een basislaag met longitudinale holle ruimtes en/of een aantal holle kamers is in het algemeen bekend aan de deskundige.

Zie daartoe bijvoorbeeld de Europese octrooiaanvragen 110.238, 110.221 en 118.683 welke hierin opgenomen zijn bij wijze van referentie.

Voor wat betreft de samenstelling kan de basislaag van de thermoplastische synthetische harsplaatstruc-tuur bestaan uit tenminste twee lagen van extrudeerbare synthetische hars of harsen. In het algemeen kunnen een aantal bekende extrudeerbare thermoplastische harsen gebruikt worden voor het bereiden van de diverse lagen van de plaatstructuur volgens de onderhavige uitvinding.

De basislaagsamenstelling wordt uitgekozen voor het verschaffen van de basiscombinatie van fysische eigenschappen die vereist is voor de harsplaatstructuur, zoals transparantie, stijfheid, slagvastheid, chemische resistentie, warmteresistentie, enz. De basislaag kan één of meer lagen omvatten van een thermoplastisch polymeerhars gebaseerd op (meth)acrylaatmonomeren en/of monovinylideen aromatische monomeren, zoals styreen, a-methylstyreen en de ring-gesubstitueerde styrenen zoals een of meer van de isomeren van vinyltolueen, tertiair butylstyreen, en/of een of meer van de halogeen-gesubstitueerde styrenen. Dit omvat homopolymeren en copolymeren van deze monomeer en copolymeren met een of meer aanvullende polymeriseerbare monomeren zoals nitrilen, en/of polymeriseerbare zuren en/of derivaten.

Voorkeurs thermoplastische harsen voor toepassing als één of meer van de lagen in de basislaag zijn de polycarbonaatharsen. Bij voorkeur wordt een polycarbonaat-hars toegepast voor het bereiden van tenminste één laag.

Meer in het bijzonder wordt deze toegepast voor een binnenste of kernlaag welke holle secties bezit. Het heeft voordelen als eventuele aanvullende niet verwijderbare lagen van de basislaag bereid worden uit een vergelijkbaar polycarbonaathars en bij voorkeur dezelfde polycarbo-naathars. Bij voorkeur is er een polycarbonaathars-kernlaag met een UV-absorberende laag op de beide belangrijkste oppervlakken daarvan waarbij ieder een verwijder- bare beschermlaag bezit.

De polycarbonaatharsen die toegepast kunnen worden in de basislaag zijn bekend voor de deskundige. Dergelijke harsen worden in het algemeen afgeleid van een bisfenol, of een mengsel van dergelijke bisfenolen, en meer in het bijzonder van bisfenol A. De exacte polycar-bonaatsamenstelling is niet kritisch zo lang als een hars geselecteerd wordt welke geëxtrudeerd kan worden in panelen van hoge taaiheid en transparantie. Het is volgens de uitvinding mogelijk een basislaag te hebben welke omvat een polycarbonaatlaagsectie met een laag van één of meer van de extrudeerbare homo- of copolymeren die hierboven beschreven zijn. Opgemerkt dient te worden echter dan tenminste één polycarbonaatlaag de voorkeur heeft, en dat dergelijke aanvullende lagen welke verschillen van de polycarbonaat in termen van viscositeit, buigsterkte en trekeigenschappen niet de voorkeur hebben vanwege de problemen die op kunnen treden als de synthetische harsplaten gebogen of onder spanning gebracht moeten worden gedurende de behandeling, installatie of gebruik.

Ten aanzien van de onderhavige uitvinding wordt de term "uitzweetbaar additief of additieven" gebruikt om te verwijzen naar verbindingen die gecombineerd moeten worden met een onder warmte geplastificeerde thermoplastische hars, maar welke vanwege hun samenstelling en/of concentratie naar buiten migreren of uitzweten uit een dergelijk hars op een ongeschikt moment gedurende navolgende verwerking, vormgeving, behandeling, transport, opslag en/of gebruik van het hars of voorwerp daaruit vervaardigd. De additieven en niveaus daarvan waarbij migratie en/of uitzweting een probleem is of gecontroleerd dient te worden zijn welbekend en omvatten, bijvoorbeeld, UV-absorberende additieven, anti-statische additieven en vlamwerende additieven. Het is ook mogelijk dergelijke gecoëxtrudeerde structuren met verwijderbare beschermingslagen te gebruiken voor het beschermen van de binnenlagen welke voor gecontroleerde afgifte doeleinden bepaalde typen ingrediënten kunnen bevatten zoals insecticiden of fungiciden.

Afhankelijk van de keus van additief of additieven, hars waaraan deze zijn toegevoegd en de verwerkings-en toepassingscondities zullen problemen met uitzweten of migratie aan het oppervlak op gaan treden bij verschillende concentraties aan additief of additieven. In de beschrijving van de onderhavige uitvinding is het de bedoeling dat de gecoëxtrudeerde verwijderbare beschermingslaag of -lagen, tezamen met de verwijderbare of niet verwijderbare additionele laag aan de andere zijde gekozen worden voor het vermijden of controleren van dergelijke problemen.

In het licht hiervan is het mogelijk dat dergelijke verwijderbare beschermingslagen en aanvullende lagen tegelijkertijd bepaalde typen en/of niveaus van additieven kunnen bevatten welke geen migratie of uitzweetproblemen geven.

Hoewel de onderhavige uitvinding in het algemeen toepassing voor deze en andere situaties, wordt de uitvinding bij voorkeur toegepast voor de UV-absorberende additieven die gebruikt worden op de niveaus die noodzakelijk zijn voor het beschermen van polycarbonaatharsen in buitentoepassingen. Afhankelijk van de werkzaamheid van het specifieke UV-absorptiemiddel dat uitgekozen wordt, dient het gehalte van het UV-absorptiemiddel in de basislaag tenminste 0,4 g UV-absorbend materiaal per m2 (g/m2) te bedragen voor de conventionele absorptie-middelen voor kunststoffen. In het algemeen vereist dit UV-absorptiemiddel concentraties van tenminste 0,5 gew.% Het is echter gebleken dat dergelijke UV-absorptiemiddelen zullen beginnen met excessief uitzweten en/of migreren, hetgeen oppervlakteproblemen geeft, bij niveaus die ongeveer 0,3 gew.% teboven gaan.

Het is duidelijk dat het UV-absorptiemiddel het meest effectief is als het toegepast wordt in nog hogere concentraties in een laag die gelegen is tussen de belangrijkste dikte van de harsplaat en de bron van de UV-straling, Nagenoeg alle UV-straling wordt dan geabsorbeerd op een plaats bijzonder dichtbij het oppervlak van de laag en gaat niet door enige significante dikte van het polymeer. Aangezien de aanvullende lagen beschermd worden door een dergelijke bekledende UV-absorberende laag bevatten dan weinig of geen UV-absorptiemiddel welke additieven de fysische eigenschappen van de hars kunnen verminderen. Als de concentratie aan absorptiemiddel op deze wijze verhoogd wordt, is het uitzweetprobleem t.g.v. een dergelijke bekledende UV-absorptielaag overeenkomstig vergroot.

In het geval dat het UV-absorptiemiddel gedisper-geerd is door de basislaag dient de concentratie ervan in het algemeen te liggen tussen 0,5 en 5 gew.% op basis van het harsgewicht. Bij toepassing zoals hierboven beschreven in hoge concentraties voor het verschaffen van een UV-absorberende oppervlaktelaag voor de harsplaat, is de UV-absorptiemiddelconcentratie hoger dan 0,5 gew.%, bij voorkeur hoger dan 2 gew.% en meer in het bijzonder in het gebied van 2-15 gew.%.

Geschikte UV-absorptiemiddelen zijn 2-hydroxy-4-n-octoxybenzofenon, 2-hydroxy-4-methoxybenzofenon, 2-(2'-hydroxy-5'-methylfenyl)benzotriazool, en andere derivaten van 2-hydroxybenzofenon of benzotriazool, evenals 2,4-dihydroxybenzoylfuran, fenylsalicilaat, resorcinol disalicylaat, resorcinol monobenzoaat en dibenzoaat, benzylbenzoaat, stilbeen en 3-methylumbelli-feron en het benzoaat ervan. Vele andere UV-absorptiemiddelen zijn bekend en in de handel verkrijgbaar. Het UV-absorptiemiddel dient erop geselecteerd te worden dat deze homogeen mengbaar is met het geschikte kunststofmateri-aal waarin het gedispergeerd zal worden in de gewenste concentraties.

Bij de bereiding van de basislaag, dienen de geselecteerde combinaties van lagen en profielen geëxtrudeerd te worden voor het bereiken van een synthetische harsplaatdikte van maximaal 100 mm (omvattende eventuele holle kamers). Bij voorkeur zal een dergelijke basislaag een dikte hebben van 3-65 mm en bij voorkeur van 4-20 mm. Deze plaatstructuren worden in het algemeen continu geëxtrudeerd en gesneden tot de gewenste lengte.

In het algemeen zullen dergelijke lagen lengte- en of breedtedimensies hebben van de orde van 0,5-6 m afhankelijk van de beschikbare extrusie-apparatuur en de beoogde toepassing van de harsplaat.

Zoals aangegeven in de figuren kan het uitzweet-bare UV-absorberende additief met voordeel toegepast worden in een laag, welke, na verwijdering van de verwijderbare beschermingslaag, de buitenste of oppervlaktelaag van de harsplaatstructuur vormt. In een structuur van dit type wordt weinig of geen additief in de binnenste of laagste lagen. Bij verwijdering van de beschermingslaag of -lagen wordt een effectieve additiefconcentratie verkregen op één of beide oppervlakken. Voor UV-absorptie-doeleinden dienen de laag en de concentratie aan UV-absorptiemiddel voldoende te zijn voor het absorberen van 90%, en bij voorkeur tenminste 99% van de niet gereflecteerde UV-straling (golflengten tussen 280 en 380 nanometers) , welke loodrecht op het oppervlak ingestraald is. In het algemeen zal een polycarbonaat van een dergelijk type met een relatief hoge concentratie aan UV-absorptie-middel een dikte hebben van 5-100 micrometer (yum), en bij voorkeur van 5-50 micrometer.

De verwijderbare beschermende laag, welke gecoëxtrudeerd wordt met de holle basislaag dient geselecteerd te worden zodat deze (a) de noodzakelijke bescherming van de geëxtrudeerde plaatstructuur gedurende produktie, behandeling en installatie verschaft; (b) de plaatproduktie-apparatuur beschermt tegen neerslagen van UV-absorberende materialen die uitgezweet zijn; (c) voldoende adhesie bezit ten opzichte van de harsplaat gedurende de vacuumsectie en de navolgende behandeling; en (d) voldoende onverdraagzaam is met het oppervlak van de basis laag zodat deze verwijderd (afgepeld) kan worden van de plaat op een geschikt moment. Gebleken is dat polyolefineharsen de noodzakelijke combinatie van polymeercompositie en fysische sterkte-eigenschappen verschaffen die vereist zijn voor deze toepassing. Het is van belang op te merken dat de bekende werkwijzen voor de produktie van synthetische harsplaten van het type dat hierin beschreven is, waaronder polycarbonaatharsplaten, de navolgende laminatiestap met een beschermende filmlaag onder toepassing van een hechtlaag na de passage door de vacuumsectie en het uitharden van de hars, kan omvatten. Eén van de voordelen van de onderhavige uitvinding dat een dergelijke trap niet langer noodzakelijk is, noch het aanvullende hechtmiddel.

De olefinepolymeren die geschikt zijn voor toepassing als gecoëxtrudeerde verwijderbare beschermingslaag omvatten lage dichtheid polyethyleen (LDPE), hoge dichtheid polyethyleen (HDPE), lineaire lage dichtheid poly-etheen (LLDPE), polypropyleen (PP) of polyamide (PA) met of zonder de typische vulstoffen, lossings-en/of hechtmiddelen bekend voor toepassing in deze typen polymeer-films. De hars die gebruikt kan worden voor de gecoëxtrudeerde verwijderbare laag dient zo uitgekozen te worden dat deze een smeltviscositeit heeft die dicht ligt bij die van de basislaag, teneinde de coëxtrusie van deze lagen te vereenvoudigen. Gezien deze overwegingen is gebleken dat het de voorkeur heeft HDPE of LLDPE toe te passen, en in het bijzonder typen welke smeltvloeieigen-schappen hebben (zoals smelt index en smeltpunt) die vrij goed overeenkomen met de smeltindex en het smeltpunt van de basislaag die in het bijzonder toegepast wordt, zoals polycarbonaat.

De termen LDPE, HDPE, LLDPE, PP en PA zoals hierin gebruikt zijn in het algemeen bekend voor de deskundige. Zie bijvoorbeeld Amerikaans octrooischrift 4.690.376 (hierin opgenomen bij wijze van referentie) ten aanzien van de definities van HDPE (dichtheid van tenminste 0,94 g per cm3), LDPE (dichtheid lager dan 0,94 g per cm3) en LLDPE (copolymeer van etheen met tenminste 1 additioneel α-olefine monomeer). Gebleken is dat voor de produktie en toepassing van de beschermende synthetische harsplaat de dikte van de beschermende laag in de orde van 25-250 yum dient te zijn. Bij voorkeur is de dikte van 50-150 pm.

Voorbeeld

In het navolgende experiment is een meerlaags-polycarbonaatplaat met verwijderbare olefinepolymeer beschermingslaag bereid. Een polycarbonaarhars met een smeltindex van 6, in de handel gebracht door de Dow Chemical Company onder het registreerde handelsmerk CALIBRE 302-6 (tm) wordt toegepast voor het bereiden van een basislaag. In deze polycarbonaathars heeft men 5 gew.% UV-adsorptiemiddel van het benzotriazooltype opgenomen, berekend op het gewicht van de hars en absorptie-middel tezamen. De gecoëxtrudeerde verwijderbare beschermingslaag wordt bereid uit een etheenócteencopolymeer (LLDPE) met een smeltindex van 2,5. Een voedingsblokcoëxtru-siesysteem wordt toegepast waarin de basis en verwijderbare beschermingslagen gecombineerd worden voorafgaand aan de spuitkop en gevoed worden naar een plaatspuitkop met het gewenste profiel. De smelttemperaturen liggen tussen 290 en 300°C en de LLDPE-laag wordt gecoëxtrudeerd aan beide zijden van de basislaag in een dikte van 70 yum.

De geëxtrudeerde meerlaagplaat wordt beproefd en de beschermingslaag blijkt voldoende gehecht te zijn aan de polycarbonaatbasislaag voor het tegengaan van delaminatie.

De beschermingslaag is echter eenvoudig verwijderbaar in één stuk van de polycarbonaatplaat.

Claims (10)

1. Een synthetische harsplaatstructuur met een basislaag (a) omvattende een laag (a.l) welke tenminste één additief bevat dat kan uitzweten en tenminste één additionele laag (a.2) welke geen uitzweetbaar additief of additieven bevat, waarbij de harsplaatstructuur gekenmerkt is doordat deze een gecoëxtrudeerde verwijderbare beschermende synthetische harsfilmlaag (b) heeft.

2. De plaatstructuur volgens conclusie 1, waarin de uitzweetbare additiefconcentratie in laag (a.l) groter is dan 0,5 gew.T, en in laag (a.2) geringer is dan 0,5 gew.T,.

3. De plaatstructuur volgens conclusie 1, waarin de basislaag (a) omvat holle kamers en tenminste één uitzweetbaar UV-absorbeermiddel bevattende laag (a.l).

4. De plaatstructuur volgens conclusie 3, waarin de laag (a.2) omvat de holle kamers en lagen (a.l) en (a.2) beide bereid zijn uit polycarbonaathars.

5. De plaatstructuur volgens conclusie 4, waarin de beschermende laag (b) LLDPE of HDPE is.

6. De plaatstructuur volgens conclusie 5, waarin de dikte van de verwijderbare beschermingslaag (b) van 50-150 micrometer is.

7. Werkwijze voor het bereiden van een synthetische harsplaatstructuur met een basislaag (a) omvattende een laag (a.l) welke tenminste één uitzweetbaar additief bevat en tenminste één aanvullende laag (a.2), omvattende de trap van (1) het coëxtruderen van tenminste één laag welke uitzweetbare additief of additieven bevat met tenminste één aanvullende laag, met het kenmerk, dat tenminste één verwijderbare beschermende synthetische harsfilmlaag gecoëxtrudeerd wordt met de basislaag aangrenzend aan de laag die het uitzweetbare additief bevat (a.l),zodat, in combinatie met de aanvullende laag (a.2), de additief of additieven-concentratie in deze laag (a.l) gehandhaafd wordt en de produktie-apparatuur beschermd wordt van de uitzweetbare additieven.

8. De werkwijze volgens conclusie 7 omvattende de aanvullende trappen van (2) het voorzien van de geëxtru-deerde harsbasislaag (a) van één of meer longitudinale holle kamers en (3) het handhaven van de grootte en vorm van de holle kamers gedurende het afkoelen en uitharden van de hars door toepassing van een vacuümkamer met smalle vacuumopeningen, waarin de vacuumopeningen beschermd worden door de verwijderbare laag tegen het verstopt raken met het additief of de additieven.

9. De werkwijze volgens conclusie 8, waarin de holle kamers aangebracht zijn in een polycarbonaat kernlaag (a.2) waarbij twee lagen (a.l) welke uitzweetbare additieven bevatten, gecoëxtrudeerd worden op beide zijden van de kernlaag en waarbij verwijderbare beschermingslagen gecoëxtrudeerd worden op beide overblijvende oppervlakken van de additief bevattende lagen.

10. De werkwijze volgens conclusie 9 waarin de lagen gecoëxtrudeerd worden uit een voedingsblok en gevoed worden aan een plaatextrusiekop.