NL8702876A - Maaimachine. - Google Patents

Maaimachine. Download PDF

Info

Publication number
NL8702876A
NL8702876A NL8702876A NL8702876A NL8702876A NL 8702876 A NL8702876 A NL 8702876A NL 8702876 A NL8702876 A NL 8702876A NL 8702876 A NL8702876 A NL 8702876A NL 8702876 A NL8702876 A NL 8702876A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
mowing
gear
mower
shaft
members
Prior art date
Application number
NL8702876A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from NL7703424A external-priority patent/NL7703424A/nl
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL8702876A priority Critical patent/NL8702876A/nl
Publication of NL8702876A publication Critical patent/NL8702876A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D34/00Mowers; Mowing apparatus of harvesters
    • A01D34/01Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus
    • A01D34/412Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters
    • A01D34/63Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis
    • A01D34/64Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis mounted on a vehicle, e.g. a tractor, or drawn by an animal or a vehicle
    • A01D34/66Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis mounted on a vehicle, e.g. a tractor, or drawn by an animal or a vehicle with two or more cutters
    • A01D34/661Mounting means
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D34/00Mowers; Mowing apparatus of harvesters
    • A01D34/01Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus
    • A01D34/412Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters
    • A01D34/63Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis
    • A01D34/64Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis mounted on a vehicle, e.g. a tractor, or drawn by an animal or a vehicle
    • A01D34/66Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis mounted on a vehicle, e.g. a tractor, or drawn by an animal or a vehicle with two or more cutters
    • A01D34/664Disc cutter bars

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Harvester Elements (AREA)

Description

ΐ.
+
C. van der Lely N.V., Maasland MAAIMACHINE
De uitvinding heeft betrekking op een maaimachine, voorzien van een maaibalk die een aantal naast elkaar opgestelde, om opwaartse assen roteerbaar aangedreven maaiorganen bezit en die voorzien is van een onder de maaiorganen gelegen 5 aandrijf kast die een aandrijving van de harkorganen omvat en die met de aftakas van een de maaimachine voortbewegende trekker kan worden gekoppeld, welke maaimachine een gestel-deel bezit waaraan de maaibalk is verbonden en met behulp waarvan deze met de koppelpunten van de driepuntshefinrich-10 ting van de trekker kan worden gekoppeld, waarbij de maaimachine zich naast de trekker uitstrekt.
Het is bekend dat de maaibalk van maaimachines door middel van één of meer scharnieren met een gesteldeel dat met de hefinrichting van een trekker kan worden gekop-15 peld, is verbonden.
Het doel van de uitvinding is de verplaatsbaarheid van de maaibalk ten opzichte van dit gesteldeel te verbeteren en een solide, betrouwbare constructie te verschaffen.
Volgens de uitvinding is de maaibalk door middel 20 van een vierpuntsstangenstelsel met het gesteldeel verbonden.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de volgende figuren: fig. 1 toont een bovenaanzicht van de maaimachine, bevestigd aan de hefinrichting van een trekker; 25 fig. 2 toont een op vergrote schaal weergegeven achteraanzicht van een deel van de maaimachine volgens de lijnen II-II in fig. 1; fig. 3 toont een op vergrote schaal weergegeven bovenaanzicht van een deel van de machine;
30 fig. 4 toont een doorsnede volgens de lijnen IV-IV
in fig. 3; fig. 5 toont een aanzicht volgens de lijnen V-V in fig. 3; fig. 6 toont een aanzicht van een deel van een . 87 02 8 76 ' 2 zwadvormende inrichting bij de maaimachine volgens de pijl VI in fig. 1; fig. 7 toont het deel van de maaimachine als in fig. 2, weergegeven in een andere stand;
5 fig. 8 toont een doorsnede volgens de lijnen IV-IV
in fig. 3 van een alternatief uitvoeringsvoorbeeld van de maaimachine; fig. 9 toont een alternatief uitvoeringsvoorbeeld van de maaimachine gezien in achteraanzicht, uitgerust met 10 een afscherminrichting;
fig. 10 toont een doorsnede volgens de lijnen X-X
in fig. 9.
De in fig. 1 weergegeven maaimachine omvat een maaibalk 1 die door middel van een tussengestel 2 en een 15 driepuntsbok 3 verbonden is met een driepuntshefinrichting 4 aan de ten opzichte van de voortbewegingsrichting A achterzijde van een trekker 5. De driepuntsbok 3 omvat twee vanaf een horizontale aanbouwbalk 6 in opwaartse richting onderling convergerende strippen 7 die nabij de bovenzijde zijn voor-20 zien van evenwijdige oren 8, welke oren zijn voorzien van aankoppelmoge lijkheden voor de tops tang 9 van de driepuntshef inrichting 4. Verder is de aanbouwbalk 6 aan beide einden voorzien van pennen 10 voor het aankoppelen van de beide hefarmen 11 van de driepuntshefinrichting 4. De driepuntsbok 25 3 is aan de achterzijde star verbonden met een zich evenwijdig aan de aanbouwbalk 6 uitstrekkende, met de achterzijde van de strippen 7 verbonden kokerbalk 12, die ongeveer op halve hoogte tussen de aanbouwbalk 6 en de oren 8 is gelegen. Tegen de onderzijde van de aanbouwbalk is in de nabijheid van 30 het naar een pen 10 gerichte einde van de balk 6 een steun 13 aangebracht die een horizontale, zich in de rijrichting A uitstrekkende zwenkas 14 draagt, welke as wordt gevormd door een in hoofdzaak hol pijpvormig deel. Om de zwenkas..14 is een draagbalk 15 verzwenkbaar, welke draagbalk, gezien in boven-35 aanzicht, is samengesteld uit twee zich dwars op de voortbewegingsrichting A uitstrekkende, op afstand gelegen balken 15A en 15B, die nabij de uiteinden zijn verbonden door tussendelen 15C en 15D, terwijl in de nabijheid van de zwenk- ,8702870 3 as 14, gezien in aanzicht volgens fig. 2, ongeveer ter hoogte van het einde van de draagbalk 6 een verder verstevigend tussendeel 15E is aangebracht. De draagbalk 15 vormt het hoofdbestanddeel van het tussengestel 2 en is daarom relatief 5 zwaar uitgevoerd. De kokerbalk 12 draagt, gezien in het aanzicht volgens fig. 2, nabij het vrije einde van de draagbalk 15 een in lengterichting verstelbaar bufferorgaan 16 met een een aanslag vormend deel 17 dat door middel van een aantal boorgaten 18 in afstand ten opzichte van de kokerbalk 10 12 instelbaar en vastzetbaar is. Door middel van de buffer 16 wordt de verzwenking van de draagbalk 15 begrensd. De draagbalk 15 is aan zijn van de driepuntsbok 3 afgekeerde einde door middel van een horizontale, in de rijrichting gelegen zwenkas 19 verzwenkbaar verbonden met een in bovenaanzicht ü-15 vormig samengesteld steundeel 20, waarvan de lijfplaat en de benen zich over enige afstand in hoogterichting uitstrekken. Gezien in aanzicht volgens fig. 2, bezit de lijfplaat een ongeveer verticale stand. Nabij de bovenzijde is door de benen van het steundeel 20 een zwenkas 21 gestoken, welke 20 zwenkas ten opzichte van de voortbewegingsirchting A nabij de voorzijde is verbonden met een arm 22. De arm 22, die bestaat uit delen 23, respectievelijk 24, is aan zijn van de zwenkas 21 afgekeerde einde verzwenkbaar om een zwenkas 25 verbonden met de kokerbalk 12. De ligging van de zwenkassen 14, 19, 21 25 en 25 is zodanig dat de zwenkassen op de hoekpunten van een parallellogram zijn gelegen. De delen 23 en 24 zijn onderling verzwenkbaar om een zwenkas 26, waarbij de verzwenking tussen de beide delen door aanslag vormende nokken 27 en 28 respectievelijk aangebracht op het deel 23, respectievelijk 30 24 in één richting wordt begrensd. Hierdoor is een beweging van de zwenkas 26 ten opzichte van de draagbalk 15 over slechts een beperkte afstand mogelijk. Als weergegeven in fig. 2, sluiten de delen 23 en 24 in de bedrijfstand. een hoek in die kleiner is dan 10°. De draagbalk 15 is voorzien van 35 een boorgat 29 dat kan samenwerken met een grendelpen 30 die in het steundeel 20 is gestoken.. Op deze wijze is het steundeel 20 in verzwenkte stand ten opzichte van de draagbalk 15 vastzetbaar.
. 87 02 876 * * 4 •a
Het steundeel 20 is aan de van het tussengestel 2 afgekeerde zijde verbonden met een tandwielbak 31 die aan de bovenzijde wordt afgedekt door een plaatvormige gestelbalk 32. Als weergegeven in fig. 4, dient de plaatvormige gestel-5 balk 32 naast het afdichten als deksel van de bak 31 ook als drager voor een groot aantal, in het uitvoeringsvoorbeeld zestien, maaiorganen 33. De tandwielbak 31 is samengesteld uit een aantal losneembare tandwieIhuizen 34, die zodanig zijn samengesteld dat elk tandwielhuis 34 is bestemd voor het 10 opnemen van een viertal maaiorganen 33. Bij voorkeur heeft elk tandwielhuis een lengte van ongeveer 40 cm. Gezien in bovenaanzicht volgens fig. 3, heeft het tandwielhuis 34 aan de voorzijde een gegolfd verloop en aan de achterzijde een recht verloop. Hierbij komt het werkzaam deel van het maai-15 orgaan aan de voorzijde tot buiten het tandwielhuis, terwijl aan de achterzijde het maaiorgaan binnen het tandwielhuis blijft. Als weergegeven in fig. 5, zijn aangrenzende tand-wielhuizen 34 voorzien van flensvormige aangrenzende delen 35 die door middel van boutverbindingen 36 tegen elkaar zijn 20 bevestigd. Bij voorkeur wordt tussen de delen 35 een pakking van bijvoorbeeld teflon aangebracht. Het met het steundeel 20 verbonden deel van de tandwielbak 31 wordt gevormd door een tandwielhuis 34A dat in de nabijheid van het steundeel 20 in achterwaartse richting verbreed is uitgevoerd (zie fig. 1). 25 Tegen de lijfplaat van het steundeel 20 is een tandwielhuis 37 aangebracht, welk tandwielhuis een haakse tandwieloverbrenging bevat door een relatief groot conisch tandwiel 38 en kleiner conisch tandwiel 38 (fig. 2). Het tandwiel 38 is aangebracht op een as 40. De as 40 strekt-zich door de lijf- 30 plaat van het steundeel 20 uit en is aan het van het tandwiel 38 afgekeerde einde voorzien van spiebanen. Op deze wijze is de as 40 koppelbaar met een universele tussenas 41, welke as door universele koppelingen in staat is om de verzwenking van de maaibalk 1 te kunnen volgen. De tussenas 41 is met het van 35 de as 40 afgekeerde einde gekoppeld met een uitgaande as 42 van een tandwielhuis 43. Het tandwielhuis 43 omvat in hoofdzaak een tweetal met elkaar in aangrijping zijnde tandwielen 44 en 45 met een relatief kleine, respectievelijk grote .8702876 * 5 diameter. Voor het verkrijgen van het gewenste toerental van de maaiorganen 33 kunnen de tandwielen 44 en 45 desgewenst worden aangepast. De as 42 is door middel van een conisch tandwiel 46 met de tandwielen 44 en 45 gekoppeld. Het tand-5 wielhuis 43 is door middel van een boutverbinding op de bovenzijde van de draagbalk 15 bevestigd, gezien in aanzicht volgens fig. 2, tussen het deel 15C en de zwenkas 14. Het tandwiel 45 is aangebracht op een horizontale, zich in de voortbewegingsrichting A uitstrekkende as 47, welke as zowel 10 aan de voorzijde als aan de achterzijde van het tandwielhuis 43 tot buiten het huis uitsteekt. Aan de voorzijde van het huis 43 is de as 47 op niet weergegeven wijze door middel van een universele tussenas gekoppeld met de aftakas van de trekker 5. Aan de achterzijde is de as 4 7 bestemd voor het 15 aandrijven van een additioneel werktuig.
Het tandwielhuis 37 is op een geringe afstand boven het deksel 32 aangebracht, zodat een ruimte aanwezig is tussen de bovenzijde van het deksel 32 en de onderzijde van het tandwielhuis 37, in welke ruimte het aan het steundeel 20 20 grenzende maaiorgaan 33 kan roteren. Het tandwiel 39 is op een as 48 aangebracht, welke as door middel van een bus 49 in de ruimte tussen het huis 37 en het deksel 32 afgeschermd wordt. De as 48 loopt door tot in het tandwielhuis 34A, alwaar op de as 48 een tandwiel 50 is aangebracht. Dit tand-25 wiel 50 staat in aandrijvende verbinding met een tandwiel 51.
Het tandwiel 51 is het eerste uit een grote serie in een rij opgestelde, bij voorkeur rechte tandwielen 51, die alle in de tandwielbak 31 zijn gelegerd. De kopcirkelmiddellijn van de tandwielen is ongeveer 10,5 cm. De tandwielen 51 zijn cilin-30 drisch uitgevoerd en nabij het hart hol. Elk tandwiel 51 is met behulp van een aantal verzonken of imbusbouten 52 met de onderzijde verbonden tegen de bovenzijde van een, in bovenaanzicht, cirkelvormige grondplaat 53 die bijvoorbeeld door gieten of lassen star verbonden is met een rotoras of asstomp 35 54 (fig. 4). Door middel van legers 56 en 57 aan respectieve lijk boven- en respectievelijk onderzijde is de asstomp 54 roteerbaar om een rotatieas 55 in een legerhuis 58. Het legerhuis 58 is door middel van een boutverbinding 59 verbon- . 87 02 8 76 9 6 den met de onderzijde van de plaatvormige gestelbalk 32. Op deze wijze is elk tandwiel 51 opgehangen aan de plaatvormige gestelbalk 32. De plaatvormige gestelbalk 32 strekt zich over alle vier tandwielhuizen 34, respectievelijk 34A uit, waarbij 5 aan de achterzijde het deksel 32 met de tandwielbak 31 door middel van bouten 59 is verbonden (fig. 4), waarbij de kop van de bout verzonken in het deksel 32 is aangebracht, terwijl aan de voorzijde bouten 60 de verbinding tussen het deksel 32 en de bak 31 tot stand brengen. Als weergegeven in 10 fig. 3 en 5, zijn tussen twee aangrenzende tandwielhuizen 34 de bouten 59 en 60 eveneens in eikaars directe nabijheid aangebracht. Ter afdichting is tussen het deksel 32 en de bak 31 een pakking uit bijvoorbeeld teflon aangebracht. Door de wijze van montage van de maaiorganen 33 is de afstand tussen 15 aangrenzende rotatie-assen 55 ongeveer 10 cm. Bij voorkeur is de ruimte die wordt omsloten in het onder elk maaiorgaan 33 gelegen tandwielhuis zodanig dat een relatief nauwe omsluiting van het tandwiel 51 wordt verkregen. Door deze opstelling roteren aangrenzende maaiorganen in onderling tegen-20 gestelde richting als weergegeven door de pijlen B, respectievelijk C in fig. 3. Elk maaiorgaan 33 is met behulp van een spanstift 61 bevestigd op de asstomp 54. Het maaiorgaan 33 omvat hiertoe een rotor 62 die wordt gevormd door een, gezien volgens fig. 4, wigvormig verlopende plaat. De 25 onderzijde van de rotor 62 verloopt evenwijdig aan de bovenzijde van de gestelbalk 32, terwijl de bovenzijde een scherpe hoek van bij voorkeur kleiner dan 10° en bij voorkeur ongeveer 8° insluit met het bovenvlak van het deksel 32. De rotor 62 draagt nabij een einde een pen 63, welke pen loodrecht op 30 het bovenvlak van de rotor 62 geplaatst is en derhalve de rotoras 55 onder een kleine, scherpe hoek snijdt. De pen 63 is aan de naar de rotatieas 55 toegekeerde zijde voorzien van een nok 64. De pen 63 dient ter verzwenkbare bevestiging van een snijorgaan, gevormd door een langwerpig mes 65. Gezien in 35 bovenaanzicht volgens fig. 3 en in doorsnede volgens fig. 4, is het van het snijorgaan 65 afgekeerde deel van de rotor 62 verdikt en verbreed uitgevoerd als contragewicht 66. Het mes 65 omvat ter bevestiging op de pen 63 een met de nok 64 .8702876 * 7 corresponderende sleuf 67, waardoor het mes door verzwenking over 180° op de pen 63 aangebracht, respectievelijk van de pen verwijderd kan worden. Het mes 65 strekt zich tot over een zodanige afstand buiten de voorste rand van het deksel 32 5 uit dat naburige messen 65 elkaar in de nabijheid van het, gerekend in de voortbewegingsrichting, smalste deel van de bak 31 kunnen overlappen. Door de onderling over 90° versprongen opstelling van de messen 65 (fig. 3) wordt bovendien een groot overlap gebied verkregen. Het mes 65 wordt bij 10 voorkeur enigszins trapeziumvormig uitgevoerd, zodanig dat het mes 65, gerekend in tangentiale richting, nabij het van de pen 63 afgekeerde einde een grotere breedte bezit dan nabij het naar de rotatieas 55 gekeerde einde. Bij voorkeur strekt het mes 65 zich evenwijdig aan het bovendeel van de 15 rotor 62 uit. Deze stand en de lengte ten opzichte van de pen 63 van het mes 65 zijn echter zodanig dat bij voorkeur het mes 65 het verlengde van het bovenvlak van het deksel 32 niet snijdt. De rotor 62 bezit een grootste afmeting die bij voorkeur kleiner is dan de middellijn van de kopcirkel van 20 het tandwiel 51. Deze afmeting bedraagt, gerekend evenwijdig aan de bovenzijde van het deksel 32, ongeveer 9 cm. De lengte van het mes 65 is bij voorkeur zodanig gekozen dat het mes tot op een afstand van ca. 2 cm vóór de voorzijde van de tandwielbak 31 uitsteekt.
25 Aan het van het tussengestel 2 afgekeerde einde van de maaibalk 1. is een zwadvormende inrichting 68 aangebracht, die een viertal, aan de onderzijde op ongeveer gelijke afstand boven de grond gelegen harkwielen 69, 70, 71 en 72 omvat, welke harkwielen, gezien volgens fig. 1, in een rij 30 zijn opgesteld en elkaar, althans ten dele, overlappen. De diameter van het voorste harkwiel 72 is kleiner dan de diameter van het harkwiel 71. Op deze wijze zijn de harkwielen 69 - 72 elk in diameter verschillend, waarbij een ten opzichte van de voortbewegingsrichting voorliggend harkwiel ca.
35 25% kleiner is dan een daarachter gelegen harkwiel. Elk harkwiel vormt een zwadbord waarvan de buitenrand in de richting van de maaibalk is af gebogen en op regelmatige wijze van een karteling is voorzien (fig. 6). De karteling bezit . 87 02 876 * 8 een zaagtandverloop, waarbij aan de omtrek tanden worden gevormd die zich ten opzichte van de tijdens bedrijf optredende rotatierichting D van het harkwiel in achterwaartse richting uitstrekken. De harkwielen zijn elk op een as 73, 5 respectievelijk 74, respectievelijk 75, respectievelijk 76 bevestigd, welke assen onderling evenwijdig lopen en een scherpe hoek van bij voorkeur ongeveer 50 tot 60° met de voortbewegingsrichting A insluiten. Gerekend in een richting evenwijdig aan de assen 73 - 76, overlappen de harkwielen 10 elkaar over ongeveer 25% van de diameter van het achterliggende harkwiel. De assen 73 - 76 zijn aan een vanaf de maaibalk 1 schuin oplopende drager 77 bevestigd, welke drager ten opzichte van de maaibalk 1 begrensd verzwenkbaar is om een horizontale zwenkas 78. De zwenkas 78 strekt zich bij 15 voorkeur evenwijdig aan de assen 73 - 76 uit. De zwenkas 78 is op zijn beurt verbonden met een lip 79 die verzwenkbaar om een ongeveer verticale zwenkas 80 met de achterzijde van het buitenste deel van de maaibalk 1 is verbonden. De verzwenking om de as 80 wordt in ten opzichte van het tussengestel 2 20 buitenwaartse richting begrensd door een een aanslag vormend deel 81 van het deksel 32. De werking van de in het voorgaande beschreven maaimachine is als volgt.
Tijdens bedrijf is de maaimachine opgehangen aan de driepuntshefinrichting 4 van de trekker 5, waarbij in de 25 bedrijfsstand het tussengestel 2 de in fig. 2 weergegeven stand inneemt. De aftakas van de trekker drijft via het tandwielhuis 43, de tussenas 41 en het tandwielhuis 37, de tandwielen 51 aan, waarbij door de wijze van opstelling van de maaiorganen 33 de naburige maaiorganen in tegengestelde 30 richting B, respectievelijk C aangedreven worden. De constructie van het maaiorgaan als weergegeven in fig. 4 heeft tot gevolg dat elk in de tandwielbak 31 aanwezig tandwiel rechtstreeks is gekoppeld met een bovenliggend maaiorgaan 33. Hierdoor is een eenvoudige en uiterst effectieve opstelling 35 verkregen, waarbij de ruimte tussen het maaiorgaan en het tandwiel wordt benut voor afdichting van de tandwielbak 31 door middel van het deksel 32. Het deksel 32 heeft de functie als hoofddrager van de maaibalk 1 en is daarom verzwaard ,87026/6 9 uitgevoerd. Door de wijze van bevestiging van de legering van de asstomp 54 is het maaiorgaan bevestigd tegen de plaatvormige gestelbalk 32. Elk tandwiel 51 is door zijn verbinding met de asstomp 54 eveneens verbonden met de plaatvormige 5 gestelbalk 32. Op deze wijze is de tandwielbak 31 slechts bestemd voor het behuizen van de tandwielen 51 en daardoor betrekkelijk eenvoudig en licht uitgevoerd. De tandwielbak 31 is uit segmenten samengesteld, gevormd door tandwielhuizen 34, respectievelijk 34A, welke elk vier maaiorganen op de 10 bodem afsteunen. Door deze opstelling is het mogelijk een tandwielbak te verkrijgen die gemakkelijk in delen vervangbaar is, hetgeen van belang kan zijn indien bijvoorbeeld de onderzijde van het huis is afges leten of een beschadiging aan de tandwielbak en/of de tandwielen is opgetreden. Doordat elk 15 huis een zekere lengte heeft in combinatie met de samenstelling met het deksel 32 is desondanks een goede afdichting tussen de huizen onderling en het deksel 32 mogelijk. Het snijorgaan 65, waarvan per maaiorgaan 33 slechts één aanwezig is, heeft tot gevolg dat bij een goede onderlinge overlap een 20 minimale dubbele snijwerking optreedt. De schuine stand van het mes 65 ten opzichte van de bovenkant van het deksel 32 bevordert niet alleen de mogelijkheid ook lager bij de grond te kunnen snijden, maar bevordert tevens te zamen met de daarop aangrenzende schuin oplopende rotor 33, de afvoer van 25 het gesneden gewas. Door de onderling zeer kleine afstand tussen de draaiingsassen 55, welke afstand bij voorkeur ongeveer 10 cm is, is het mogelijk tandwielen te gebruiken die slechts een geringe diameter bezitten, en is het tevens mogelijk de voorzijde van de maaibalk 1 een ondiep golvend 30 verloop te verschaffen, waardoor over de breedte van de maaibalk 1 een regelmatige maaiwerking verkregen kan worden. Het optredende lagere gewicht van de kleine maaielementen heeft hierbij tot gevolg dat de maaimachine met een relatief hoge snelheid voortbewogen kan worden bij behoud van een goed 35 grondcontact. Indien gewenst kan de snijhoogte van het snijorgaan 65 worden ingesteld door middel van de instelling van de topstang 9 van de hefinrichting 4. De beschreven constructie maakt het toepassen van tussentandwielen overbodig, .8702876 r 10 waardoor de constructie compact kan blijven. De opbouw van de maaimachine uit ongeveer gelijke modulen voldoet aan de eisen van hedendaagse efficiency. Door het relatief lager gewicht van de maaiorganen te zamen met de tandwielen is het 5 mogelijk een relatief zeer hoog toerental voor de maaiorganen toe te passen, welk toerental door de tandwielhuizen 43, respectievelijk 37 vanaf 540 t/min bij de aftakas kan worden opgevoerd, bij voorkeur tot ongeveer 10.000 t/min. De zwad-vormende inrichting 68 geeft de machine de mogelijkheid niet 10 alleen een strook grond vrij te maken, zodat bij een volgende maalgang een scheiding tussen het gemaaide, afgelegde gewas en het nog staande gewas wordt verkregen, maar tevens de mogelijkheid een luchtig maaizwad te verkrijgen. Hierbij is de opstelling van de harkwielen 69 t/m 72 van groot belang. 15 Doordat de harkwielen op enige afstand boven de grond zijn opgesteld aan de drager 77, worden de harkwielen door de gewasstroom nabij de bovenzijde getroffen, waarbij de bovenzijde van elk harkwiel roteert in de richting volgens de pijl D, hetgeen neerkomt op een beweging van de bovenzijde van de 20 harkwielen in achterwaartse richting. Hierdoor wordt het gewas in achterwaartse richting steeds hoger opgevoerd en is het mogelijk het gewas zeer.luchtig af te leggen. Bij voorkeur bezitten de harkwielen voor het verkrijgen van voldoende grip nabij de omtrek een gekartelde, in de richting van de 25 maaibalk 1 afgebogen rand, waarbij de tanden door hun opstelling in de draairichting D naar achteren het gewas gemakkelijk lossen.
De parallellogramvormige constructie van het tus-sengestel 2 maakt het voor de maaibalk 1 tijdens bedrijf 30 mogelijk soepel te reageren op bodemoneffenheden, enerzijds door een verzwenking van de draagbalk 15 om de zwenkas 14, anderzijds door een verzwenking van de delen van de arm 22 om de zwenkas 26. Hierbij is de maaibalk met behulp van de buffer 16 in meerdere standen instelbaar en vastzetbaar. Dit 35 laatste kan van belang zijn indien bijvoorbeeld op enige hoogte boven het grondoppervlak gemaaid moet worden of indien tegen een helling gemaaid moet worden. In fig. 7 is een transportstand van de maaimachine weergegeven, waarbij met .8702876 11 behulp van de grendelpen 30 de maaibalk 1 vast met het tus-sengestel is verbonden. In deze stand is de zwenkas 26 over enige afstand in hoogterichting bewogen. De draagbalk 15 is in deze stand ongeveer horizontaal ingesteld, welke stand 5 door middel van de buffer 16 is gefixeerd. Het is duidelijk dat de buffer 16 ook uitvoerbaar is als hydraulische cilinder die op afstand bedienbaar is. Door de open constructie van de gestelbalk 15 is het bij de zwenkbeweging mogelijk de tussen-as 41 tussen de beide delen 15A en 15B door tot onder de 10 gestelbalk te laten verzwenken (fig. 7).
In fig. 8 is een tweede uitvoeringsvoorbeeld van de maaibalk 1 weergegeven, waarbij is uitgegaan van dezelfde tandwielbak 31, die afgedekt wordt door het deksel 32. In dit uitvoeringsvoorbeeld worden de maaiorganen 82 eveneens vanaf 15 de onderzijde aangedreven door middel van tandwielen 83, waarbij elk aanwezig tandwiel de specifieke functie heeft de aandrijving te verzorgen van een bijbehorend maaielement 82 overeenkomstig de constructie in het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld. De tandwielbak 31 wordt in dit uitvoeringsvoor-20 beeld gevormd door tandwielhuizen 84 die nabij het midden van elk tandwielhuis een leger 85 dragen. In het leger 85 is een as 86 gelegerd, welke as 86 tevens zowel met de onder- als bovenzijde van het tandwiel 83 verbonden is en zich vanaf het leger 85 in opwaartse richting door het deksel 32 uitstrekt. 25 De as 86 is in het deksel 32 gelegerd door middel van een leger 87. Aan de bovenzijde is de as 86 door middel van een borgpen 88 vast verbonden met een schijfvormige rotor 89, waarbij de onderzijde van de rotor 89 zich ongeveer evenwijdig aan het oppervlak van het deksel 32 uitstrekt, terwijl 30 het bovenoppervlak van de rotor 89 zich uitstrekt evenwijdig aan een kegel, waarvan de halve tophoek kleiner dan 10° en bij voorkeur 8° bedraagt. De diameter van de rotor 89 is bij voorkeur kleiner dan de kopcirkeldiameter van het tandwiel 83. De rotor 89 is nabij de buitenrand voorzien van een 35 tweetal diametraal opgestelde pennen 90 die op een wijze als in het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld, zijn voorzien van een nok 91. De pen 90 dient de verzwenkbare ondersteuning van een snij orgaan of maaimes 92 dat ter bevestiging is voorzien van .8702876 % 12 een met de nok 91 corresponderende, over 180° verdraaid liggende sleuf 93. Bij voorkeur strekken de messen 92 zich evenwijdig aan het bijbehorend aangrenzend oppervlak van de rotor 89 uit. Hierbij zijn de vorm en de lengte van het mes 5 92 overeenkomstig die van het mes 65 in het eerstgenoemde uitvoeringsvoorbeeld. Naburige messen 92 staan over 90° versprongen opgesteld.
_____. Bij het in fig. 8 weergegeven alternatieve uitvoe- ringsvoorbeeld van het maaiorgaan 82 wordt^ een constructie 10 verkregen waarbij niet alleen het deksel 32 de as 86 voor legering ondersteunt, maar waarbij tevens het tandwielhuis 84 een ondersteunende functie heeft. Déze constructie kan van voordeel zijn indien men de as 86 zo goed mogelijk wil ondersteunen, hetgeen bijvoorbeeld bij het maaien van zware gewas-15 sen van belang kan zijn. Opgemerkt wordt dat hierbij echter het deksel 32 de hoofdgestel functie behoudt.
In de fig. 9 en 10 wordt een uitvoeringsvoorbeeld weergegeven, waarbij de maaiorganen door een afscherminrich-ting, gevormd door een afschermorgaan 94 aan de voorzijde, 20 respectievelijk een afschermorgaan 95 aan de achterzijde, worden afgeschermd. De afscherminrichting wordt slechts door de bovenzijde van het steundeel 20 ondersteund, waardoor een zeer vrije doorgang voor het gewas wordt verkregen. Elk afschermorgaan wordt gevormd door een frame raam 96, waarin 25 een schermplaat 97 is aangebracht. Gezien in dwarsdoorsnede volgens fig. 10, heeft de schermplaat een in hoofdzaak zigzagvormig verloop. Op afstand boven de maaiorganen en tevens op afstand vóór, respectievelijk achter de maaiorganen zijn de afschermorganen 94, respectievelijk 95 in voorwaartse, 30 respectievelijk achterwaartse richting afgebogen, waarbij de onderzijde van het afschermorgaan, gezien in de voortbewe-gingsrichting A, juist boven de maaiorganen is gelegen. Elk af schermorgaan 94, respectievelijk 95 is verzwenkbaar om een zwenkas 98, respectievelijk 99. Op ongeveer de halve lengte 35 van de afschermorganen, gerekend evenwijdig aan de maaibalk 1, zijn omgebogen hoeksteunen 100 aangebracht. De neerwaarts gerichte einden van de hoeksteunen 100 dienen voor het opnemen van twee stangen 101 waarbij om elke stang een schroef- .8702876 13 veer 102 is gelegen. De stangen 101 zijn verzwenkbaar om zwenkassen 103. Op deze wijze is elk afschermorgaan 94, respectievelijk 95 verend verzwenkbaar, waarbij desgewenst de stangen 101 door middel van aanslagvormende delen 104 bewerk-5 stelligen dat de verzwenking over slechts begrensde afstand kan plaatsvinden. Tijdens bedrijf hebben de afschermorganen 94, respectievelijk 95 niet alleen een beveiligende werking voor wat betreft het door de maaiorganen wegslingeren van harde voorwerpen, doch bezitten ze tevens, door de ver voor-10 waarts uitstrekkende randen, een functie voor het weren van dieren, daar opgeschrikte dieren door het geknikte verloop op het afschermorgaan 94 kunnen springen. Doordat de afschermorganen verend verzwenkbaar zijn, bezitten de afschermorganen een relatief stabiele stand, terwijl de zigzag verlopende 15 afschermplaat sterk genoeg is voor het opnemen van relatief grote krachten. De vormgeving van de afschermorganen is zeer geschikt om hoogstengelige gewassen op een zodanige wijze in de ruimte tussen de afschermorganen geleid te krijgen dat de diverse halmstengels op gunstige wijze, dat wil zeggen zonder 20 dubbel snijden, door de maaiorganen gesneden kunnen worden.
De uitvinding strekt zich niet slechts uit tot datgene wat in de beschrijving en/of de conclusies is weergegeven, maar heeft ook betrekking op datgene wat in de tekeningen is uitgebeeld en al dan niet is beschreven.
8 7 Γ f) Ϋ ~ f:
/ y t- C i L

Claims (7)

1. Maaimachine voorzien van een maaibalk die een aantal naast elkaar opgestelde, om opwaartse assen roteerbaar aangedreven maaiorganen bezit en die is voorzien van een onder de maaiorganen gelegen aandrijfkast die een aandrijving 5 van de harkorganen omvat en die met de aftakas van een de maaimachine voortbewegende trekker kan worden gekoppeld, welke maaimachine een gesteldeel bezit waaraan de maaibalk is verbonden en met behulp waarvan deze met de koppelpunten van de driepuntshefinrichting van de trekker kan worden gekop-10 peld, waarbij de maaimachine zich naast de trekker uitstrekt, met het kenmerk, dat de maaibalk door middel van een vier-puntsstangenstelsel met het gesteldeel 3 is verbonden.
2. Maaimachine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het stangenstelsel parallellogramvormig is uitgevoerd.
3. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat één van de armen van de stangenveelhoek twee delen omvat, die ten opzichte van elkaar verzwenkbaar zijn, welke verzwenking in een richting door een aanslag wordt begrensd.
4. Maaimachine volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat tijdens normaal bedrijf de beide delen van de arm in de door de aanslag begrenzende stand zijn gelegen.
5. Maaimachine volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat tijdens normaal bedrijf de beide delen van de arm een 25 hoek insluiten die kleiner is dan 10°.
6. Maaimachine volgens een der conclusies 3-5, met het kenmerk, dat in een transportstand de zwenkas tussen de beide delen hoger gelegen is dan in de bedrijfsstand.
7. Maaimachine volgens een der voorgaande conclusies, 30 met het kenmerk, dat het bovenste scharnierpunt van het stangenstelsel door een ten opzichte van het gesteldeel in hoogterichting instelbaar verbindingsdeel wordt gedragen. .8702876
NL8702876A 1977-03-30 1987-12-01 Maaimachine. NL8702876A (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8702876A NL8702876A (nl) 1977-03-30 1987-12-01 Maaimachine.

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL7703424 1977-03-30
NL7703424A NL7703424A (nl) 1977-03-30 1977-03-30 Maaimachine.
NL8702876A NL8702876A (nl) 1977-03-30 1987-12-01 Maaimachine.
NL8702876 1987-12-01

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8702876A true NL8702876A (nl) 1988-04-05

Family

ID=26645310

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8702876A NL8702876A (nl) 1977-03-30 1987-12-01 Maaimachine.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL8702876A (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1021217C2 (nl) * 2002-08-06 2004-02-10 Lely Entpr Ag Inrichting voor het bewerken van zich op de grond bevindend gewas.

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1021217C2 (nl) * 2002-08-06 2004-02-10 Lely Entpr Ag Inrichting voor het bewerken van zich op de grond bevindend gewas.

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4497161A (en) Mower
CA1044900A (en) Harvesting machine equipped with a stalk-cutter
NL8400028A (nl) Maaimachine.
GB1563484A (en) Mowing machines
US3716973A (en) Machines for cutting crops
DE6608552U (de) Maehvorrichtung.
NL8006522A (nl) Hooibouwmachine.
US4192123A (en) Agricultural mower
NL193967C (nl) Machine voor het zijwaarts verplaatsen van op de grond liggend gewas.
US2974472A (en) Tractor mounted vegetation disintegrator
US3559389A (en) Device for working crop lying on the ground
US4237679A (en) Mowing machine
NL8702876A (nl) Maaimachine.
NL8400269A (nl) Rolconstructie voor een grondbewerkingsmachine.
HU230211B1 (hu) Mezőgazdasági munkagép, főleg rotációs aratógép
NL1009789C2 (nl) Inrichting voor het verplaatsen van op de grond liggend gewas.
NL8702877A (nl) Maaimachine met vrijsnijdende maaiorganen.
US5287682A (en) Mower
NL8602465A (nl) Maaimachine.
CN2879632Y (zh) 掰穗切杆机
NL8401042A (nl) Machine met tenminste een aandrijfbaar harkorgaan.
NL1006397C2 (nl) Werkwijze, alsmede een inrichting voor het verstellen van een landbouwmachine, zoals een hooibouwmachine.
NL8402926A (nl) Maaimachine.
JPH0331132Y2 (nl)
NL8701010A (nl) Grondbewerkingsmachine.

Legal Events

Date Code Title Description
A1A A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BV The patent application has lapsed