NL8702409A - Werkwijze voor het besturen van de doekdoorvoer in een rotatiezeefdrukinstallatie. - Google Patents

Description

875113/Rey/ho

Korte aanduiding: Werkwijze voor het besturen van de doekdoor- voer in een rotatie-zeefdrukinstallatie.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het besturen van de doekdoorvoer in een rotatie-zeefdrukinstallatie, waarbij het te bedrukken substraat vanaf een voorraadrol via een afwikkelwals wordt afgewikkeld en wordt 5 toegevoerd aan de drukmachine van de installatie, en het substraat vervolgens door een drooginrichting wordt gevoerd en wordt opgewikkeld.

Een dergelijke rotatie-zeefdrukinstallatie is algemeen bekend.

10 De onderhavige uitvinding beoogt de besturing van de invoer zodanig te verbeteren dat de stilstandstijden en/of lagere produktiesnelheden worden verminderd.

Een volgend oogmerk van de onderhavige uitvinding is het automatisch registreren van het totale aantal meters verbruikt 15 doek, en het automatisch registreren van het aantal meters doek dat is bedrukt met le keus kwaliteit.

Tenslotte is het een oogmerk van de uitvinding een aantal controles tijdens het drukken automatisch uit te voeren en de totale produktiesnelheid te vergroten en de hoeveelheid 20 afval in de vorm van niet met le keus kwaliteit bedrukt doek te verminderen.

Deze oogmerken van de onderhavige uitvinding worden volgens de uitvinding bereikt, doordat: - voor het instellen van de drukmachine een vooraf bepaalde 25 lengte van een doek van lage kwaliteit, de zogenaamde tussenloper, in de installatie wordt ingevoerd, waarbij een gedeelte is opgeslagen in een buffer, - aan de tussenloper het te bedrukken substraat wordt genaaid, - de lengte van de drukorder in het geheugen van een elektro-30 nische verwerkingseenheid wordt opgeslagen, - de drukmachine wordt ingeregeld onder het legen van de buffer, - de invoer van substraat wordt gestart met lage snelheid, waarbij een signaal aan de verwerkingseenheid wordt afgege- 35 ven als de naad tussen de tussenloper en het substraat de 8702409 -2- afwikkelwals passeert, voor het meten van de lengte van het ingevoerde substraat, - als de naad de drukmachine is gepasseerd en de drukmachine is ingeregeld op le kwaliteit, een signaal aan de verwerkings-5 eenheid wordt afgegeven voor het meten van de lengte van het bedrukte substraat van le kwaliteit, - de gemeten lengte substraat van le kwaliteit wordt vergeleken met de in het geheugen opgeslagen lengte van de drukorder.

Het gebruik van tussenloper, zijnde doek van lage kwali-10 teit heeft het voordeel dat de drukmachine kan worden ingeregeld (ingerapporteerd) op goedkoop doek, zodat de hoeveelheid afval van het veelal dure te bedrukken substraat minimaal kan worden gehouden. De hoeveelheid benodigde tussenloper of "leader" die nodig is voor het inrapporteren van de drukmachine 15 is uit ervaring bekend en afhankelijk van het aantal in bedrijf zijnde drukposities of benodigde kleuren. Het te bedrukken substraat wordt gemeten vanaf het moment dat de naad tussen de tussenloper en het substraat de afwikkelwals passeert, zodat de totale toegevoerde hoeveelheid substraat wordt gemeten. Vanaf 20 het moment dat de drukmachine zodanig is ingeregeld dat wordt gedrukt met le kwaliteit wordt opnieuw een signaal aan de verwerkingseenheid afgegeven, zodat tevens de lengte van met le kwaliteit bedrukt substraat wordt gemeten. In de verwerkingseenheid wordt zodoende de totale hoeveelheid substraat en de 25 hoeveelheid substraat van le kwaliteit gemeten, welke laatste hoeveelheid wordt vergeleken met de eerder in de verwerkingseenheid ingegeven lengte van de drukorder. Op deze wijze wordt niet alleen de hoeveelheid verbruikt doek automatisch bijgehouden, maar kan de machine tevens worden ingesteld met een 30 minimaal afvalpercentage van het te bedrukken substraat, terwijl door de aanwezigheid van de buffer de stilstandstijden kunnen worden verminderd of kunnen worden voorkomen.

Bij voorkeur kan de werkwijze volgens de uitvinding nog worden uitgebreidt doordat: 35 - een signaal wordt afgegeven door de elektronische verwerkings eenheid als het verschil tussen de gemeten lengte van le kwaliteit en de lengte van de drukorder kleiner is dan een 8702409 -3- vooraf bepaalde waarde (a), - de snelheid van de drukmachine wordt teruggebracht of constant wordt gehouden op een vooraf vastgestelde waarde en de snelheid van de invoer wordt verhoogd tot een snelheid 5 die veel groter is dan die van de drukmachine, zodat de buffer wordt gevuld, - de invoer stopt als de voor het uitvoeren van de drukorder benodigde lengte van het substraat in de invoer is gevoerd, - het substraat wordt afgesneden en tussenloper aan het ach-10 terste einde van het substraat wordt vastgenaaid, - een signaal aan de verwerkingseenheid wordt afgegeven als de naad tussen het substraat en de tussenloper de afwikkel-wals passeert, waardoor de exacte hoeveelheid verbruikt substraat bekend is, 15 - de buffer wordt gevuld met zoveel tussenloper als nodig is voor het instellen van de drukmachine voor het uitvoeren van de navolgende drukorder, - de drukmachine wordt gestopt als de naad tussen het substraat en de tussenloper de drooginrichting heeft verlaten.

20 Na het beëindigen van de drukorder is de gehele installa tie zodoende gevuld met voldoende tussenloper om de drukmachine in te regelen voor de volgende drukfase. Doordat het achterste einde van het substraat weer is verbonden met tussenloper treden er bovendien geen gewijzigde omstandigheden op in de 25 drukinrichting zodat het laatste door de drooginrichting lopende einde van het substraat geen afwijkingen vertoont ten opzichten van het voorafgaande gedeelte van het substraat.

Volgens de uitvinding is tevens voorzien dat tijdens het drukken de hoeveelheid substraat op de voorraadroi wordt ge-30 meten en indien de gemeten lengte kleiner is dan de waarde (a), de invoer wordt versneld voor het vullen van de buffer totdat de gehele rol is ingevoerd, een nieuwe voorraadroi wordt geplaatst en de nieuwe baan aan het achterste einde van de voorafgaande baan wordt vastgenaaid.

35 Indien de hoeveelheid substraat op de voorraadroi aan het einde van de drukorder kleiner is dan een vooraf bepaalde waarde (b) kan volgens de uitvinding tevens het resterende 870 2.40 9 -4- gedeeite van het substraat wordt ingevoerd. Op deze wijze wordt het aantal voorraadrollen (dokken) met een minimale hoeveelheid resterend substraat in het opslagmagazijn verminderd.

5 Met behulp van de werkwijze volgens de uitvinding wordt zodoende automatisch het aantal meters verbruikt doek geregistreerd waarbij men in de elektronische verwerkingseenheid tevens kan ingeven van welke dokken het doek afkomstig is zodat de voorraadbeheersing eveneens kan worden geautomatiseerd.

10 Bij voorkeur loopt volgens de uitvinding tijdens het fei telijke bedrukken van het substraat de baan van het substraat strak door de buffer, en is de buffer dus leeg.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: 15 figuur 1 een schematisch zijaanzicht geeft van de rotatie- zeefdrukinstallatie, en figuur 2 een vergrote weergave is van het invoergedeelte van de installatie uit figuur 1.

Zoals duidelijk blijkt uit figuur 1 bestaat de rotatie-20 zeefdrukinstallatie uit een invoergedeelte 1, een drukmachine 2 en een uitvoergedeelte 3. Het invoergedeelte omvat een voorraad-rol 4 van een te bedrukken substraat, dat volgens de baan 5 in de richting van de pijl P door de installatie loopt. In de schematisch in figuur 1 weergegeven afbeelding loopt de baan 5 25 vanaf de voorraadrol 4 in hoofdzaak via een afwikkelwals 6 door een buffer 7, een voorbehandelingsinrichting 8 en een wals 9 via een gebogen oppervlak 10 naar de zeefdrukmachine 2.

De drukmachine is voorzien van een aantal draaibaar hierin gelagerde evenwijdige cilindrische sjablonen 12. In de weergegeven 30 uitvoeringsvorm zijn er acht sjablonen aanwezig die elk een druk-positie vertegenwoordigen. Vanuit de drukmachine komt de baan 5 vervolgens in het uitvoergedeelte 3. Dit uitvoergedeelte omvat in hoofdzaak een drooginrichting 13, via welke inrichting de baan via niet nader beschreven spanningsregeiorganen en ge-35 leidingsroilen op een voorraadrol 14 wordt gewikkeld.

De in figuur 1 weergegeven en hier kort beschreven zeefdrukinstallatie is meer in detail beschreven in de samenhan- 8702409 -5- gende octrooiaanvrage 870..... (dossier 875071) waarnaar hier wordt verwezen.

In figuur 2 is het invoergedeelte 1 van de installatie op vergrote schaal en meer gedetailleerd weergegeven.

5 In deze figuur zijn dezelfde onderdelen zoveel mogelijk met dezelfde verwijzingscijfers weergegeven als in figuur 1.

De figuur 2 toont weer de voorraadrol 4 van het te bedrukken substraat, waarbij het substraat wordt afgewikkeld via de aan het uiteinde van een zwenkbare hefarm 15 aanwezige af-10 wikkelwals 6, welke hefarm wordt bediend door een zuiger- cilindersamenstel 16. Tijdens het drukproces rust de hefarm 15 met de afwikkelwals 6 tegen de voorraadrol 4. De afwikkel-wals 6 die is voorzien van een meetorgaan voor het continu meten van de lengte van het passerende doek, wordt aangedreven 15 door slipvrije kettingoverbrengingen met behulp van een motor 17 en een reductiekast 18. De baan 5 van het te bedrukken substraat loopt vervolgens via een aandrijfwals 19 in de buffer 7, welke wals 19 eveneens door de motor 7 wordt aangedreven met een omtrekssnelheid die een weinig groter is dan die van de 20 afwikkelwals 6. In tegenstelling tot figuur 1 loopt de baan 5 in figuur 2 strak door de buffer 7. Zoals hierna nog uitvoeriger zal worden beschreven doet deze situatie zich voor tijdens de eigenlijke drukfase van het substraat. Via de buffer 7 loopt de baan vervolgens door een strekker 20 en een compensator of 25 spanningsvereffenaar 21, die afhankelijk van de doekspanning de snelheid van de motor 17 regelt. Vanuit de compensator loopt de baan 5 vervolgens naar een doekbesturingsorgaan of breed-houder 22. Via dit besturingsorgaan loopt de baan via de voorbehandelingsinrichting 8 (bijvoorbeeld voor het verwijderen 30 van stof) naar een door een motor 23 en reduktiekast 24 aangedreven aandrijfwals 25. Vanaf deze aandrijfwals 25 loopt de baan door een tweede compensator 26, die de snelheid van de motor 23 regelt afhankelijk van de doekspanning. Via deze laatste compensator wordt de baan 5 via de wals 9 geleid over het 35 gebogen oppervlak 10 waarna de baan in de drukmachine 2 wordt gevoerd.

Het invoergedeelte 1 van de rotatie-zeefdrukinstallatie 8702./,09 -6- bevat tevens een houder 27 voor een rol 28 van een doek van lage kwaliteit, de zogenaamde tussenloper of "leader". Zoals hierna nog uitvoeriger zal worden beschreven dient deze relatief goedkope tussenloper om de drukmachine 2 op in te regelen, 5 teneinde op deze wijze het afvalverlies van relatief duur substraat zo klein mogelijk te houden. Tevens is een naaimachine 29 aanwezig om bij het wisselen van voorraadrol de banen aan elkaar te naaien.

Voor de aanvang van een nieuwe drukorder is de gehele 10 installatie gevuld met tussenloper die vanaf de rol 28 via geleidingsrollen en de afwikkelwals 6 zich door de machine uitstrekt volgens de weergegeven baan 5. Indien tussenloper vanaf de rol 28 in de installatie wordt gevoerd, staat de hefarm 15 in de in figuur 2 weergegeven opgeheven stand. De 15 buffer 7 is in deze beginfase gevuld met tussenloper zodat de baan 5 met lussen in de buffer ligt zoals schematisch is weergegeven in figuur 1. De lengte van de ingevoerde tussenloper is afhankelijk van het aantal drukposities dat men nodig heeft voor het uitvoeren van de betreffende drukorder en is uit 20 ervaring bekend.

De gegevens van de nu uit te voeren drukorder, te weten de lengte met le kwaliteit, worden ingevoerd in een elektronische verwerkingseenheid. Vervolgens wordt de tussenloper van de rol 28 losgesneden en met behulp van de naaimachine 29 wordt 25 het substraat van de voorraadrol 4 vastgenaaid aan het achterste einde van de in de installatie gevoerde tussenloper. De druk-machine 2 wordt nu gestart met lage snelheid, waarbij de drukker de machine inregelt (inrapporteert) terwijl deze machine het in de buffer 7 opgeslagen doek van lage kwaliteit verbruikt. In de 30 situatie dat doek uit de buffer wordt verbruikt is de strekker 20 zodanig omgezet, dat het in de bewegingsrichting P van het doek gezien voor de strekker aanwezige doek slap hangt terwijl het doek na de strekker 20 op spanning wordt gehouden tengevolge van de door de strekker op het doek uitgeoefende wrijving.

35 De strekker 20 kan bijvoorbeeld worden gestuurd door een in de buffer aangebrachte foto-elektrische cel die registreert of de buffer al of niet is gevuld. Als de buffer leeg is loopt 8702409 -7- het doek strak door de buffer 7 en is de strekker zodanig ingesteld dat er over de strekker 20 geen spanningsverschil in de baan optreedt. In deze situatie wordt het doek op spanning gehouden door de compensator 26, die de aandrijfmotor 23 5 bestuurt.

Tegen het tijdstip dat de buffer leeg begint te raken wordt de invoer van substraat gestart via de afwikkelwals 6 die dan tegen de rol 4 aanligt en wordt aangedreven door de motor 17. Het doek loopt nu strak door de buffer 7 zoals weergegeven in 10 figuur 2. Indien de naad tussen de tussenloper en het substraat de afwikkelwals 6 passeert, wordt een signaal afgegeven aan de elektronische verwerkingseenheid, zodat vanaf dit moment de hoeveelheid toegevoerd substraat automatisch wordt gemeten.

Als de naad de drukmachine is gepasseerd 15 en de drukker intussen de machine zodanig heeft ingerapporteerd dat een druk van le kwaliteit wordt verkregen, wordt opnieuw een signaal afgegeven aan de verwerkingseenheid die vanaf dit moment de met le kwaliteit bedrukte hoeveelheid substraat registreert. Op deze wijze wordt dus zowel de totale hoeveel-20 heid substraat als de hoeveelheid substraat die bedrukt is met le kwaliteit gemeten, waarbij het verschil tussen deze twee grootheden wordt aangemerkt als afval.

Als de gemeten lengte van bedrukt substraat van le kwaliteit de totale vooraf in de verwerkingseenheid ingevoerde lengte 25 van de drukorder nadert op een afstand van bijvoorbeeld ongeveer 300 meter wordt door de verwerkingseenheid een akoestisch signaal afgegeven. De druksnelheid wordt automatisch teruggebracht tot maximaal 40 m/min. of wordt constant gehouden als de druksnelheid lager is. De invoer wordt nu versneld tot een 30 snelheid van ongeveer 100 m/min. zodat de buffer wordt gevuld totdat het totale aantal te bedrukken meters substraat voor de betreffende order is ingevoerd. Het zal duidelijk zijn dat de strekker 20 hierbij weer is omgezet zodat het doek voorbij deze strekker op spanning kan worden gehouden. Het substraat wordt 35 nu bij de invoer doorgesneden en tussenloper wordt aan het achterste einde van het in de installatie gevoerde substraat vastgenaaid, terwijl de drukmachine dus blijft doorlopen en sub- 8702409 -8- straat uit de buffer gebruikt. De tussenloper wordt nu synchroom met de snelheid van de drukmachine ingevoerd. Als de naad tussen het substraat en de tussenloper de afwikkelwals passeert wordt een signaal aan de verwerkingseenheid afgegeven, waarbij dan 5 het exacte aantal meters ingevoerd substraat bekend is. Er wordt zoveel tussenloper in de buffer gevoerd als nodig is voor het instellen van de drukmachine voor het uitvoeren van de navolgende drukorder, welke hoeveelheid uit ervaring bekend is en afhankelijk is van het aantal in gebruik te stellen druk-10 posities van de drukmachine 2.

Als de buffer is gevuld met voldoende tussenloper stopt de invoer, terwijl de drukmachine normaal doordrukt en automatisch stopt zodra de laatste meter van het te bedrukken substraat de droger heeft verlaten. De voorraadrol 4 met 15 resterend substraat kan worden weggehaald en worden teruggebracht naar het magazijn, waarna de installatie gereed is voor het uitvoeren van de volgende drukorder.

Tijdens het bedrukken wordt tevens de hoeveelheid op de voorraadrol aanwezige substraat gemeten hetgeen bijvoorbeeld 20 kan geschieden via de hoekstand van de hefarm 15 of via meting van de afstand tussen de buitenste rand van de voorraadrol en de kern van de rol. Dit gegeven wordt tevens ingevoerd in de verwerkingseenheid. Indien na afloop van de drukorder de hoeveelheid resterend substraat op de rol kleiner is dan 25 een vooraf bepaalde minimum lengte, wordt automatisch het resterende gedeelte van het substraat ook bedrukt, totdat de gehele rol is opgebruikt. De minimale resterende voorraad die nog acceptabel is kan per drukorder en/of per rol worden gewijzigd. Op deze wijze wordt vermeden dat men een groot aantal 30 rollen overhoudt met een te kleine voorraad.

Bij grote drukorders kan het mogelijk zijn dat meerdere voorraadrollen nodig zijn. Als de verwerkingseenheid via de meting van de substraatvoorraad constateert dat deze voorraad kleiner is dan 300 meter en de totale drukorder daarmee nog 35 niet is voltooid, wordt de invoer automatisch versneld voor het vullen van de buffer. De gehele voorraadrol wordt snel ingevoerd en vervolgens wordt de lege rol verwisseld voor de 870 2.40 9 -9- volgende en de nieuwe baan vastgenaaid aan het achterste einde van het in de installatie ingevoerde substraat. Nadat het substraat van de nieuwe rol is vastgenaaid wordt eventueel nog in de buffer aanwezig substraat doorgetrokken en start de invoer 5 vanaf de nieuwe voorraadrol waarbij het substraat dan weer strak door de buffer loopt. Op deze wijze kan van voorraadrol worden verwisseld zonder dat de drukmachine behoeft te worden stilgezet. Door de nummers van de voorraadrollen eveneens in de verwerkingseenheid in te voeren kan de voorraadbeheersing 10 van het magazijn eveneens automatisch geschieden.

8702409

Claims (5)

1. Werkwijze voor het besturen van de doekdoorvoer in een rotatie-zeefdrukinstallatie, waarbij het te bedrukken substraat vanaf een voorraadrol via een afwikkelwals wordt afgewikkeld 5 en wordt toegevoerd aan de drukmachine van de installatie, en het substraat vervolgens door een drooginrichting wordt gevoerd en wordt opgewikkeld, gekenmerkt doordat: - voor het instellen van de drukmachine een vooraf bepaalde lengte van een doek van lage kwaliteit, de zogenaamde tussen- 10 loper, in de installatie wordt ingevoerd, waarbij een gedeelte is opgeslagen in een buffer, - aan de tussenloper het te bedrukken substraat wordt genaaid, - de lengte van de drukorder in het geheugen van een elektronische verwerkingseenheid wordt opgeslagen, 15. de drukmachine wordt ingeregeld onder het legen van de buffer, - de invoer van substraat wordt gestart met lage snelheid, waarbij een signaal aan de verwerkingseenheid wordt afgegeven als de naad tussen de tussenloper en het substraat de afwikkelwals passeert, voor het meten van de lengte van het ingevoerde 20 substraat, - als de naad de drukmachine is gepasseerd en de drukmachine is ingeregeld op le kwaliteit, een signaal aan de verwerkingseenheid wordt afgegeven voor het meten van de lengte van het bedrukte substraat van le kwaliteit, 25. de gemeten lengte substraat van le kwaliteit wordt vergeleken met de in het geheugen opgeslagen lengte van de drukorder.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat: - een signaal wordt afgegeven door de elektronische verwerkingseenheid als het verschil tussen de gemeten lengte van le kwa- 30 liteit en de lengte van de drukorder kleiner is dan een vooraf bepaalde waarde (a), - de snelheid van de drukmachine wordt teruggebracht of constant wordt gehouden op een vooraf vastgestelde waarde en de snelheid van de invoer wordt verhoogd tot een snelheid die veel 35 groter is dan die van de drukmachine, zodat de buffer wordt gevuld, 870 240 9 -11- - de invoer stopt als de voor het uitvoeren van de drukorder benodigde lengte van het substraat in de invoer is gevoerd, - het substraat wordt afgesneden en tussenloper aan het achterste einde van het substraat wordt vastgenaaid, 5. een signaal aan de verwerkingseenheid wordt afgegeven als de naad tussen het substraat en de tussenloper de afwikkel-wals passeert, waardoor de exacte hoeveelheid verbruikt substraat bekend is, - de buffer wordt gevuld met zoveel tussenloper als nodig is 10 voor het instellen van de drukmachine voor het uitvoeren van de navolgende drukorder, - de drukmachine wordt gestopt als de naad tussen het substraat en de tussenloper de drooginrichting heeft verlaten.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, 15 dat tijdens het drukken de hoeveelheid substraat op de voorraad-rol wordt gemeten, en indien de lengte van de voorraadrol kleiner is dan de waarde (a) de invoer wordt versneld voor het vullen van de buffer totdat de gehele rol is ingevoerd, een nieuwe voorraadrol wordt geplaatst en de nieuwe baan aan het 20 achterste einde van de voorafgaande baan wordt vastgenaaid.

4. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat tijdens het drukken de hoeveelheid substraat op de voorraadrol wordt gemeten en indien aan het einde van een drukorder de voorraad kleiner is dan een vooraf bepaalde 25 waarde (b) het resterende gedeelte van het substraat wordt ingevoerd.

5. Werkwijze volgens één of meer van de voorafgaande conclusies 1 tot 4, met het kenmerk, dat tijdens het bedrukken van substraat de baan van substraat strak door de buffer 30 loopt en de buffer dus leeg is. 8702409